Gepubliceerd: 13 december 2018
Indiener(s): Paul van Meenen (D66)
Onderwerpen: begroting financiƫn
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-35095-VI-3.html
ID: 35095-VI-3

Nr. 3 VERSLAG HOUDENDE EEN LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN

Vastgesteld 18 december 2018

De vaste commissie voor Justitie en Veiligheid, belast met het voorbereidend onderzoek van dit voorstel van wet, heeft de eer verslag uit te brengen in de vorm van een lijst van vragen met de daarop gegeven antwoorden.

De vragen zijn op 6 december 2018 voorgelegd aan de Minister van Justitie en Veiligheid. Bij brief van 13 december 2018 zijn ze door de Minister van Justitie en Veiligheid beantwoord.

Met de vaststelling van het verslag acht de commissie de openbare behandeling van het wetsvoorstel voldoende voorbereid.

De voorzitter van de commissie, Van Meenen

De griffier van de commissie, Hessing-Puts

Vraag (1):

Hoe worden de middelen voor de detectie van criminele geldstromen en wapenhandel via het darkweb verdeeld, zoals omschreven in de Verticale Toelichting Najaarsnota 2018 bij de uitgaven van het Ministerie Justitie en Veiligheid? Wat gebeurt er met dat geld?

Antwoord:

De middelen voor de detectie van criminele geldstromen gaan naar het RIEC Rotterdam. Met deze extra middelen wordt een systeem ingericht waarin beroepsmelders en de FIU informatie met elkaar kunnen delen over nieuwe of aanstaande transacties, waarmee het mogelijk moet worden om ongebruikelijke transacties gezamenlijk realtime te volgen. Hiermee wordt beoogd een versnelling te bewerkstelligen van het doormelden en operationaliseren van verdachte transacties. Dit moet zorgen voor een impuls voor het integraal afpakken van crimineel vermogen. De middelen voor wapenhandel via het darkweb gaan naar de Landelijke Eenheid van de politie. Binnen de Dienst Landelijke Recherche wordt een «cyber enabled» team opgericht dat is toegewijd aan de aanpak van ondermijningsuitingen waarbij door verdachten gebruik wordt gemaakt van de mogelijkheden die de cyberwereld hen biedt. De extra middelen dienen voor een pilot waarbij dit team zich voor de duur van een jaar allereerst zal richten op de aanpak van wapenhandel via het darkweb.

Vraag (2):

Welke verschillen in samenstelling van het personeelsbestand spelen een rol bij de verdeling van middelen over de eenheden en hoe sluit dit aan op de benodigde eenmalige impuls voor lokale capaciteitsvraagstukken?

Antwoord:

Middelen voor de politie worden conform het Besluit verdeling sterkte en middelen politie toegekend aan de eenheden. Dit besluit is onder andere gebaseerd op de verdeling van de werklast van omgevingskenmerken van de voormalige regionale korpsen. In het verdeelsysteem is rekening gehouden met allerlei kenmerken zoals het aantal inwoners en de omvang van een gebied, de aard van een gebied en de betekenis van de aanwezigheid van landsgrenzen of toerisme voor de veiligheid. In de verdeling conform dit Besluit spelen verschillen in de samenstelling van het personeelsbestand geen rol.

De verdeling van de middelen voor de eenmalige impuls voor het vergroten van de inzetbaarheid is grotendeels op dit besluit gebaseerd. Drie eenheden ontvangen een groter deel dan waar ze conform het Besluit op zouden mogen rekenen. Den Haag en Rotterdam kennen relatief veel aspiranten, die vanwege hun opleiding nog niet volledig inzetbaar zijn. Deze eenheden ontvangen ieder extra 1 miljoen euro over drie jaar om de inzetbaarheid te vergroten. Limburg ontvangt 2 miljoen euro extra over 3 jaar, omdat deze eenheid een relatief hoge mate van vergrijzing kent. Oudere medewerkers komen in aanmerking voor rechtspositionele regelingen zoals de nachtdienstontheffing en de RPU, wat de inzetbaarheid negatief kan beïnvloeden. De extra middelen kunnen door de eenheid Limburg worden ingezet om negatieve effecten op te vangen. Ik heb uw Kamer hierover per brief d.d. 12 november 2018 geïnformeerd.1

Vraag (3):

Wat wordt bedoeld met de zin: «De bijzondere baten (E 78,2 miljoen euro) hebben betrekking op de meeropbrengsten uit verhuur en winsten van voormalige Dienst Justitiële Inrichtingen-panden (DJI-panden) (Motie-Van der Steur c.s., Kamerstuk 24 587, nr. 542).»?

Antwoord:

De panden die DJI heeft afgestoten in het kader van het Masterplan 2013–2018 zijn overgedragen aan het Rijksvastgoedbedrijf (RVB), dat zorg draagt voor herbestemming of verkoop van deze panden. Conform de Motie-Van der Steur c.s.2, ontvangt DJI bij verkoop of verhuur van deze panden de opbrengsten van deze verkoop of verhuur minus de door het RVB gemaakte kosten. Genoemde baten hebben betrekking op de verkoop van de Penitentiaire Inrichting Overamstel.

Vraag (4):

Hoe verklaart u het verschil van 2 miljoen euro tussen hetgeen van de aanvullende post B5 politie is gehaald (54 miljoen euro) en het bedrag dat voor B5 politie van de aanvullende post op artikel 31 van de begroting van het Ministerie van Justitie en Veiligheid terecht is gekomen (52 miljoen euro)?

Antwoord:

Op de aanvullende post bij het Ministerie van Financiën resteerde voor 2018 nog 54 miljoen euro. Hiervan is via artikel 31 2 miljoen euro ingezet voor uitgaven die voortkomen uit het nieuwe arbeidsvoorwaardenakkoord van de politie. De overige 52 miljoen euro gaat naar de politie voor het verhogen van de inzetbaarheid van de politiecapaciteit en de verbetering van de toegangsbeveiliging van politiepanden via artikel 31 van de begroting van mijn ministerie.

Vraag (5):

Kunt u uiteenzetten (in lijn met het bestedingsplan) hoe de resterende middelen van de aanvullende post voor B5 politie die bij Najaarsnota aan de begroting van het Ministerie van Justitie en Veiligheid zijn toegevoegd doelmatig en doeltreffend zullen worden besteed, terwijl bijvoorbeeld nog onduidelijk is hoe deze middelen op lokaal niveau zullen worden besteed?

Antwoord:

De middelen op de aanvullende post worden als volgt aangewend:

  • a. 2 miljoen euro voor uitgaven die voortkomen uit het nieuwe arbeidsvoorwaardenakkoord van de politie.

  • b. 19 miljoen euro voor de verbetering van de toegangsbeveiliging van politiepanden

  • c. 33 miljoen euro voor het verhogen van de inzetbaarheid.

Ad b

De politie heeft in 2017 een strategisch kader vastgesteld voor de fysieke beveiliging van politiegebouwen, het Referentiemodel Beveiliging PolitieGebouwen (RmBPG) om aan te sluiten bij het Normenkader Beveiliging Rijkskantoren (NkBR). Dit kader beschrijft een basisniveau van beveiliging van politiegebouwen. Gelet op de aard van het werk van de politie – denk aan privacyaspecten, opsporingsbelangen en bijzondere opsporingsmethoden – is het van belang dat de politie haar werk kan verrichten binnen goed beveiligde domeinen. Daaronder valt ook de fysieke beveiliging van de politiegebouwen. Ter voorbereiding op dit traject zijn gesprekken gevoerd met Defensie, Rijkspas, FM Haaglanden en de Belastingdienst. Defensie heeft een zelfde traject doorlopen als waar de Politie nu voor staat. De voortgang van het project zal gemeten worden aan de hand van het aantal politiepanden waar de nieuwe toegangsbeveiliging is ingevoerd en functioneert. De middelen worden als bijzondere bijdrage aan de politie verstrekt. De omvang van de jaarlijkse besteding van deze bijdrage wordt opgenomen in de jaarverantwoording van de politie, die ook aan de Tweede Kamer wordt verstuurd.

Ad c

Om op korte termijn meer operationele sterkte te kunnen inzetten, worden maatregelen genomen de inzetbaarheid te vergroten, waar direct meer uren beschikbaar komen, zonder dat hiervoor medewerkers voor opgeleid hoeven te worden. De eenheden kunnen zelf bepalen wat de beste investering is, die aansluit bij de lokale veiligheidssituatie. Hierdoor kunnen de middelen gericht en doeltreffend ingezet worden. De middelen worden als bijzondere bijdrage aan de politie verstrekt. De omvang van de jaarlijkse besteding van deze bijdrage wordt opgenomen in de jaarverantwoording van de politie, die ook aan de Tweede Kamer wordt verstuurd. Daarnaast geeft de politie via tussentijdse managementrapportages inzicht in de besteding van middelen en de daarmee gerealiseerde inzetbaarheid. Naast het hierboven gestelde past dit binnen de aanbevelingen van de commissie Kuijken die door het kabinet zijn onderschreven: meer zeggenschap in de eenheden.

Vraag (6):

Waarop is de verhoogde raming gebaseerd? Hoe kan het dat die ten tijde van de begroting niet voorzien was?

Antwoord:

De verhoogde raming is gebaseerd op de realisatie 2017 en een verbeterd inzicht in de huidige instroom en bezetting. Ten tijde van de begroting was de realisatie 2017 nog niet bekend. Deze was ook hoger dan de raming voor 20173.

Vraag (7):

Waarom moet aandacht worden besteed aan de verbetering van de registratie van de opbrengsten bij het openbaar ministerie (OM) en de Belastingdienst? Wat schortte hieraan?

Antwoord:

Medio 2016 is door het Openbaar Ministerie, de Belastingdienst, de FIOD en de Ministeries van Financiën en Justitie en Veiligheid vastgesteld dat de voorhanden zijnde registraties zijn ingericht per domein (het strafrechtelijke, fiscale en het bestuursrechtelijke domein) en niet zijn toegespitst op samenwerkingsverbanden en de effecten daarvan op de registraties, en niet kan worden berekend welke meeropbrengsten investeringen in het integraal afpakken op kunnen leveren. Ook zijn de registraties ingericht op het inzichtelijk maken van de baten en niet op de gemaakte kosten. Voorts is het beeld ontstaan dat integraal afpakken nog niet optimaal wordt toegepast waardoor kansen onbenut blijven. Op basis van deze conclusies hebben de ministers van Financiën en Justitie en Veiligheid de Kamer een vervolgonderzoek toegezegd naar de wijze waarop de kosten en baten van integraal afpakken van crimineel vermogen het beste kunnen worden geregistreerd en gemonitord, alsmede voor het inventariseren van de mogelijkheden om de samenwerking van uitvoeringspartijen verder te versterken. Voor dit onderzoek is het Wetenschappelijk Onderzoeks- en Documentatiecentrum (WODC) van het Ministerie van Justitie en Veiligheid als opdrachtgever opgetreden. Het onderzoek is begeleid door een begeleidingscommissie en zal in januari openbaar worden gemaakt.

Vraag (8):

Hoe verklaart u de langere verblijfsduur in forensische instellingen van de Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI)?

Antwoord:

In de tweede suppletoire begroting 2018 staat op blz. 5 toegelicht dat de stijging van de materiële programmakosten samenhangt met o.a. een hogere instroom en bezetting bij de Forensische zorg. Dit betekent dat door een hogere instroom van patiënten in de forensische zorg er een hogere bezetting is, omdat de uitstroom op hetzelfde niveau blijft. Daardoor is er niet direct sprake van een langere verblijfsduur.

Vraag (9):

Hoe verklaart u het lagere aantal toevoegingen bij de rechtsbijstand dan begroot? Is sprake van een dalende trend?

Antwoord:

De realisatie van het totaal aantal afgegeven toevoegingen in 2018 is bij Najaarsnota lager dan begroot. Op dit moment kan nog niet worden geduid waarom dit het geval is.

Vraag (10):

In hoeverre heeft u in de departementale begroting voor 2019 rekening gehouden met het afnemende aantal toevoegingen bij de rechtsbijstand?

Antwoord:

De begroting (waaronder ook die voor 2019) is gebaseerd op het PMJ-model (Prognosemodel Justitiële Ketens). De ramingen waarop het PMJ-model is gebaseerd worden elk jaar opnieuw vastgesteld. Uit het model volgt de verwachte en geraamde meerjarige ontwikkeling van het aantal toevoegingen. Deze geraamde ontwikkeling vertoont geen eenduidig beeld van afname of toename van aantallen toevoegingen. Ik verwijs uw Kamer in dit verband naar tabel 3.2.2 «Productiegegevens Raad voor Rechtsbijstand» in de begroting 2019 waarin de prognose van het aantal af te geven toevoegingen is opgenomen.

Vraag (11):

Wat is de oorzaak van het tekort van ruim 10 miljoen euro dat verwacht wordt op het ICT-budget van het openbaar ministerie (OM)?

Antwoord:

Het tekort van ruim € 10 mln. kent een aantal verschillende oorzaken. De kosten van een aantal ICT-projecten vielen hoger uit dan vooraf was geraamd. Daarnaast bleek het budget voor de beheeruitgaven te krap voor de werkelijke beheeruitgaven.

Vraag (12):

Welke gevolgen heeft het tekort van ruim 10 miljoen euro dat verwacht wordt op het ICT-budget van het OM voor de opsporing en vervolging?

Antwoord:

Het tekort op het ICT-budget heeft geen gevolgen voor opsporing en vervolging op de korte termijn. Voor de langere termijn zal een meerjarig informatieplan met heldere einddoelen en een helder financieel kader worden opgesteld. Het College zal een opdracht verstrekken om de ICT-uitgaven van het OM in brede zin te valideren. De uitkomsten van dit onderzoek en de digitaliseringstrategie in het meerjarig informatieplan worden gebruikt als input voor de meerjarenbegroting met betrekking tot de digitalisering, exploitatie en beheer.

Vraag (13):

Wat zijn de gevolgen voor het werk van het OM als het gaat om het tekort van ruim 10 miljoen euro? Hoe wordt dit probleem opgelost?

Antwoord:

Het OM heeft maatregelen genomen om de interne control op de ICT-uitgaven te verbeteren en een verplichtingenstop en soberheidsregime ingesteld om de overschrijding van het totale OM-budget te verkleinen. Hierbij is gewaakt dat dit niet ten koste gaat van het werk van het OM als het gaat om opsporing en vervolging. Daarnaast is afgesproken dat het OM maandelijks rapporteert over de uitputting van het ICT-budget, afwijkingen worden toegelicht en voor elk project de meerwaarde aangegeven. Voor de langere termijn verwijzen we naar het antwoord op vraag 12.

Vraag (14):

In hoeverre verwacht u dat het OM in staat is het tekort op haar ICT-budget voor 2018 te beheersen? Wat doet u om daar zekerheid over te krijgen?

Antwoord:

Het OM heeft maatregelen genomen om de interne control op de ICT-uitgaven te verbeteren en een verplichtingenstop en soberheidsregime ingesteld om de overschrijding van het budget te verkleinen. Hierbij is het departement nadrukkelijk betrokken. Er wordt maandelijks gerapporteerd over de stand van zaken. Gezien de genomen maatregelen en de huidige voortgang, heb ik er vertrouwen in dat het OM de problematiek kan beheersen en dat het tekort dit jaar beperkt blijft tot ongeveer € 10 mln.

Vraag (15):

Welke gevolgen heeft het tekort op het ICT-budget van het OM voor de departementale begroting voor 2019?

Antwoord:

Afgesproken is dat het OM maandelijks rapporteert over de uitputting van het ICT-budget, afwijkingen worden toegelicht, voor elk project de meerwaarde wordt aangegeven en er wordt gewerkt aan een meerjarig informatieplan met heldere einddoelen en een helder financieel kader. De gevolgen voor het jaar 2019 en verdere jaren zijn op dit moment nog niet bekend.

Gezien de genomen maatregelen vertrouw ik er op dat het OM de problematiek binnen de kaders kan oplossen. Mocht uit het nog op te leveren meerjarig informatieplan en de validatie onverhoopt blijken dat dit niet het geval is, dan zal ik hierover met OM in overleg treden langs de lijnen van de reguliere begrotings- en planning & controlcyclus.

Vraag (16):

Welke gevolgen heeft de kasschuif op afpakken voor de realisatie van de verwachte doelen voor afpakken en de afpakopbrengsten in de periode 2018–2022?

Antwoord:

De kasschuif heeft geen gevolgen voor de realisatie van de verwachte doelen voor afpakken en de afpakopbrengsten in de periode 2018–2022. Ik wijs uw Kamer ook op het antwoord op de schriftelijke vraag nummer 466 in verband met de begroting 20194 van 14 november 2018 waarin is toegelicht dat de kasschuif niet gaat om afgepakt crimineel vermogen, maar om middelen die beschikbaar zijn gesteld om het afpakken van crimineel vermogen verder te verbeteren. Het betreft een uitgavenpost en geen ontvangstenpost. De kasschuif is nodig omdat deze middelen niet alleen in het jaar 2018 worden besteed. Het betreft meerdere en meerjarige projecten ter verbetering van het afpakken van crimineel vermogen.

Vraag (17):

In hoeverre bestaat de 30 miljoen euro die vanuit de aanvullende post van de Rijksbegroting wordt bijgeschreven op de begroting van het Ministerie van Justitie en Veiligheid voor de aanpak van het afpakken van crimineel vermogen uit Regeerakkoordmiddelen voor veiligheid, dan wel uit andere middelen?

Antwoord:

Het eenmalige bedrag van 30 miljoen euro voor de aanpak van het afpakken van crimineel vermogen is bij Miljoenennota 2018 toegekend door het vorige kabinet.

Vraag (18):

Waaraan wordt de 30 miljoen euro die vanuit de aanvullende post van de Rijksbegroting wordt bijgeschreven op de begroting van het Ministerie van Justitie en Veiligheid voor de aanpak van het afpakken van crimineel vermogen in 2018 precies besteed en door wie?

Antwoord:

De 30 miljoen euro voor de aanpak van het afpakken van crimineel vermogen wordt besteed aan regionale versterking van de aanpak van het afpakken van crimineel vermogen met bijzondere aandacht voor het integraal afpakken en de versterking van het beslagproces. Ook zijn middelen verstrekt voor de doorontwikkeling van het Verwijzingsportaal Bankgegevens met als doel het digitaliseren van het proces van vorderen van saldo- en transactiegegevens bij banken en voor onderzoek en innovatie naar het detecteren van crimineel vermogen.

Verschillende partijen zijn hierbij betrokken, waaronder samenwerkingsverbanden van de tien regio’s met een veelal trekkende rol voor de Regionale Informatie- en Expertise Centra (RIECs), het Openbaar Ministerie, de politie, de Belastingdienst en ook haar opsporingstak de Financiële Inlichtingen- en Opsporingsdienst (FIOD) en andere partners in de strafrechtketen evenals onderzoeksinstellingen.

Vraag (19):

Klopt het dat er sinds de Miljoenennota van 2017 sprake is van tegenvallers bij «afpakken, boeten en transacties Justitie en Veiligheid», de schikking met ING buiten beschouwing gelaten?

Antwoord:

In 2017 was er per saldo bij B&T en Afpakken sprake van een tegenvaller ten opzichte van de stand Miljoenennota 2017 van circa € 134 mln. Over het jaar 2018 kunnen nog geen definitieve cijfers worden verstrekt.

Vraag (20):

Kunt u toelichten waarom de ramingen van «afpakken, boeten en transacties Justitie en Veiligheid» sinds 2017 structureel lijken tegen te vallen?

Antwoord:

Ik wijs u op de beantwoording van schriftelijke Kamervraag 139 in verband met de begroting 20195 van 14 november 2018. Daarin werd aangegeven dat tot 2020 de verwachte opbrengsten aan afpakken, boetes en transacties stijgen tot € 360,4 mln. In het regeerakkoord is ervoor gekozen de raming structureel met € 30 mln. te verlagen naar structureel € 277,4 mln. De omvang van de opbrengsten is afhankelijk van vele factoren, zoals het moment waarop schikkingen worden getroffen en de bereidheid van de verdachte partij om tot een schikking over te gaan zoals ook toegelicht in de brief aan uw Kamer van 28 november 2017.6

Vraag (21):

Hoe verklaart u de tegenvallende «kleine afpakopbrengsten»? Heeft dit gevolgen voor de verwachte afpakopbrengsten in de komende jaren?

Antwoord:

Binnen afpakken wordt ontvangsten kleiner dan € 10 mln. als klein beschouwd en groter dan

€ 10 mln. als groot. De laatste jaren blijven de opbrengsten van de kleine opbrengsten achter bij de opgestelde ramingen. Daarentegen hebben zich in de afgelopen jaren bij het onderdeel grote opbrengsten juist meevallers voorgedaan. Als ook de boete component van grote schikkingen bij het totaal wordt betrokken dan zijn er per saldo meevallers. Deze mix van opbrengsten zal ook in de komende jaren de afpakopbrengsten bepalen.

Vraag (22):

Kunt u een overzicht geven van de verwachte en gerealiseerde afpakopbrengsten over de jaren 2014 tot en met 2019? Hoe verklaart u dat de realisatie steeds achter blijft bij de verwachting?

Antwoord:

Ik wijs u op de beantwoording van schriftelijke Kamervraag 235 in verband met de begroting 20197 van 14 november 2018. In tabel 10 uit de bijlage staat een overzicht van de raming en de gerealiseerde afpakopbrengsten inclusief schikkingen voor de periode 2008 tot en met 2014. Voor de jaartallen 2015 tot en met 2017 zijn de bedragen als volgt:

Jaar

Raming

Gerealiseerd

2015

90.560

143.577

2016

260.460

416.478

2017

312.560

225.213

Hierbij is geen rekening gehouden met de boete-component die vaak onderdeel uit maakt van een schikking. Voor de jaren 2018 en 2019 kunnen de gevraagde gegevens nog niet worden verstrekt.

Vraag (23):

Wat is het effect van de voorgenomen verlaging van lage griffierechten op de te verwachten zaakstroom bij de gerechten?

Antwoord:

De voorgenomen verlaging van de lage griffierechten heeft twee effecten: de ontvangsten bij deze griffierechtcategorieën zullen dalen door de lagere tarieven en er zal sprake zijn van een stijging van het aantal zaken bij deze griffierechtcategorieën. Deze effecten zijn berekend op circa € 5,5 mln. (daling van de ontvangsten) respectievelijk € 4,5 mln. (stijging aantal zaken). Bij elkaar bedraagt dit effect dus ongeveer € 10 mln. Om de maatregel budgettair neutraal te houden, dienen de griffierechttarieven in de hogere categorieën in eerste aanleg te worden verhoogd. De effecten van de verhoging zijn berekend op € 9 mln. (stijging van de ontvangsten), respectievelijk € 1,0 mln. (daling van het aantal zaken). Bij elkaar bedraagt dit effect ongeveer € 10 mln. waarmee de voorgenomen maatregel budgettair neutraal is.

Vraag (24):

Kunt u een uitleg geven bij de cijferreeks achter CCV: 695; 705; 0; -705; 0?

Antwoord:

De cijfer-reeks bij het CCV die start met 695 en eindigt op 0 heeft betrekking op de subsidie van JenV in het kader van «nalevingsexpertise». Het bedrag van € -705.000 is technisch overgeheveld naar een ander artikelonderdeel dat onder andere de subsidie aan het CVV bevat (van 33.3. naar 33.2). Het bedrag van € 705.000 is op dezelfde pagina terug te vinden onder het kopje 33.2. Subsidies, Centrum voor Criminaliteitspreventie en Veiligheid, een reeks die start met 3.887 en eindigt op 4.651.

Vraag (25):

Hoeveel eigen vermogen heeft de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) nu nog? Geldt dat als reserve?

Antwoord:

Het eigen vermogen van de IND was 40,7 miljoen euro per 31-12-17. In 2018 heeft het departement daar 19,6 miljoen euro van afgeroomd conform de regeling agentschappen. Het eigen vermogen staat nu op 21,2 miljoen euro. In de batenlastensystematiek dient het eigen vermogen om zowel risico’s van de volumeschommeling als van de bedrijfsvoering op te vangen.

Vraag (26):

Hoeveel eigen vermogen heeft het Centraal Orgaan opvang en Asielzoekers (COA) nu nog? Geldt dat als reserve?

Antwoord:

Het eigen vermogen, egalisatiereserve, van het COA bedraagt 39,6 miljoen euro. In de batenlastensystematiek dient het eigen vermogen om zowel risico’s van de volumeschommeling als van de bedrijfsvoering op te vangen.

Vraag (27):

Hoe hoog zijn de kosten voor het opnieuw zoeken naar extra locaties voor het COA?

Antwoord:

Het COA is een organisatie die in haar reguliere bedrijfsvoering rekening houdt met groei en krimp. Om die reden zijn er bij de huidige groeiverwachting geen additionele kosten voorzien voor het zoeken naar extra locaties.