Gepubliceerd: 18 september 2018
Indiener(s): Cora van Nieuwenhuizen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD)
Onderwerpen: begroting financiƫn
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-35000-XII-4.html
ID: 35000-XII-4

Nr. 4 BRIEF VAN DE MINISTER VAN INFRASTRUCTUUR EN WATERSTAAT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 18 september 2018

Hierbij bied ik u, mede namens de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, het Meerjarenplan 2019–2023 van de Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT) aan1. Het meerjarenplan van de ILT bevat ook het jaarwerkplan van de Autoriteit woningcorporaties (Aw) bedoeld in artikel 61a van de Woningwet, zoals dat door de autoriteit is vastgesteld en goedgekeurd door de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.

De ILT werkt aan veiligheid, zekerheid en vertrouwen in transport, infrastructuur, milieu en wonen. Ze laat in dit meerjarenplan zien hoe ze haar werk de komende jaren zal vormgeven. Ik bied u bij het meerjarenplan ook de ILT-brede risicoanalyse (IBRA) 2018 aan2. De IBRA geeft voor het hele takenpakket van de ILT inzicht in de omvang van de risico’s die de samenleving loopt, waardoor de verschillende taken onderling vergelijkbaar worden. De IBRA 2018 is een belangrijke pijler onder het meerjarenplan, omdat ze de basis vormt voor het kiezen van de onderwerpen waarop de inzet van de ILT wordt vergroot of verkleind.

De ILT zet de Koers ILT 2021 voort

In 2016 heeft de ILT een koersverandering ingezet: Koers ILT 2021. Deze koersverandering is gericht op het vergroten van het maatschappelijk effect van het werk van de ILT. De ILT wil haar capaciteit inzetten op de onderwerpen waar de maatschappelijke risico’s het grootst zijn. De ILT is hier goed mee op weg, zoals ook de Algemene Rekenkamer concludeert in haar rapport over risicogericht en informatiegestuurd toezicht bij de ILT bij het jaarverslag IenW over 2017. Zo is de informatiepositie van de ILT verbeterd door de oprichting van een innovatie- en datalab en heeft de ILT vorig jaar voor het eerst de IBRA opgesteld, die dit jaar verder is ontwikkeld. Tegelijkertijd moet er de komende jaren nog veel gebeuren. Zo gaat de ILT nieuwe informatiebronnen ontsluiten en de IBRA verder verfijnen en wil ze nog veel meer laten zien wat ze bereikt.

Ik ben ook verheugd dat de ILT dit jaar zeven toezichtprogramma’s is gestart. Programmatisch werken stelt de ILT in staat vraagstukken integraal en vanuit verschillende disciplines te bekijken en flexibeler in te spelen op ontwikkelingen in de buitenwereld. In 2019 breidt de ILT deze programmatische aanpak uit met vier nieuwe programma’s, op de gebieden risicovolle bedrijven, legionella, taxi’s en spoor.

Ook op het gebied van vergunningverlening en dienstverlening gebeurt er veel bij de ILT. Zo gaat in 2019 het webportaal «MijnILT» van start. Hiermee wordt het gemakkelijker vergunningen aan te vragen. Ook werkt de ILT aan vereenvoudiging van haar vergunningsprocessen en aan een herziening van haar tarievenregeling. Tot slot komt de ILT met een voorstel om het functioneren van de huidige stelsels waarbij vergunningverlenende taken gemandateerd zijn aan marktpartijen (certificerende instellingen) te verbeteren.

Het Meerjarenplan 2019–2023 van de ILT is digitaal beschikbaar via https://magazines.ilent.nl/meerjarenplan/2018/01/index.

Wat heeft de ILT nodig?

In Kamerdebatten wordt vaak gevraagd of de middelen en de taken van de ILT met elkaar in overeenstemming zijn. Uit deze vraag spreekt waardering voor het werk van de ILT, die ik volledig onderschrijf.

De vraag hoeveel middelen een inspectiedienst nodig heeft, is niet gemakkelijk te beantwoorden. Zoals mijn voorgangster steeds heeft benadrukt, is de capaciteit van een inspectiedienst per definitie schaars. Het is onmogelijk maar ook onwenselijk om alle vervoersbewegingen, activiteiten met een risico voor het milieu en sociale woningbouw te monitoren. De ILT moet altijd keuzes maken, ongeacht hoeveel middelen ze toebedeeld krijgt. De Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR) stelde in 2013 in haar rapport «Toezien op publieke belangen» terecht dat de maatschappelijke impact en de bescherming tegen risico’s centraal moeten staan bij alles wat een inspectie doet. Het inzetten van extra middelen of extra personeel hoeft niet te betekenen dat de bescherming tegen risico’s die het toezicht biedt, toeneemt. Tegelijkertijd zullen de lasten van het toezicht voor burgers en bedrijven waarschijnlijk wél toenemen en daarmee zal het draagvlak voor toezicht afnemen. De vraag is daarom niet zozeer hoeveel middelen de ILT nodig heeft, maar óf en zo ja, hoe de ILT de maatschappelijke risico’s zo effectief mogelijk kan beperken tegen zo laag mogelijke toezichtlasten voor de samenleving. Pas als deze vraag beantwoord is, kan bepaald worden of het optreden van de ILT voldoende effect heeft op de risico’s en, als dat niet zo is, of uitbreiding van de hoeveelheid middelen de oplossing biedt.

De ILT heeft er onder mijn voorgangster voor gekozen toezicht te houden waar de samenleving de grootste risico’s loopt op het gebied van duurzaamheid, veiligheid en wonen. Daartoe zijn inmiddels de eerste stappen gezet. Met de IBRA heeft de ILT een keuzemechanisme geïntroduceerd waarmee ze op basis van feitelijke informatie haar taken prioriteert. Dit is een belangrijk instrument bij het kiezen van de onderwerpen waarop de inzet van de (per definitie) schaarse capaciteit van de ILT gericht wordt vergroot of juist verkleind. Dit jaar is de ILT toezichtprogramma’s gestart voor de belangrijkste onderwerpen uit de IBRA. Er moet echter nog het nodige gebeuren voordat de ILT inzichtelijk kan maken wat er mogelijk is met de beschikbare middelen, zodat er beoordeeld kan worden of dat voldoende is. De IBRA moet verder worden aangescherpt en de ILT doet dit jaar pas de eerste ervaringen op met het werken in programma’s. Ook gaat de ILT onderzoeken hoe om te gaan met onderwerpen die laag scoren in de IBRA en met eventuele wettelijke toezichtverplichtingen op deze onderwerpen. Dat maakt ook besluitvorming mogelijk over eventuele vermindering van de inzet van de ILT op bepaalde onderwerpen. De Aw hanteert al langere tijd een risicogerichte benadering waarbij de intensiteit van het toezicht afhankelijk is van de situatie van een corporatie. Hiertoe hanteert de Aw duidelijke (financiële) normen, in samenwerking met het Waarborgfonds Sociale Woningbouw (WSW). Het toezicht door de Aw wordt overigens gefinancierd via een heffing op de corporatiesector, waarbij deze middelen uitsluitend aan het toezicht op corporaties besteed mogen worden.

Naast een keuzemechanisme zijn ook de efficiëntie en de effectiviteit waarmee een inspectie opereert van belang voor de vraag hoeveel middelen ze nodig heeft. De lopende beleidsdoorlichting van begrotingsartikel 24 Toezicht en handhaving, waarover ik u op 10 april 2018 heb geïnformeerd (Kamerstuk 32 861, nr. 32), zal meer inzicht bieden in de efficiëntie en de effectiviteit van het optreden van de ILT. Ik verwacht u de resultaten van de beleidsdoorlichting over enkele maanden aan te kunnen bieden.

Ik ondersteun de keuze voor risicogericht toezicht door de ILT van harte en het verheugt me te merken dat deze koers ook door Kamerleden breed gedragen wordt. Ik houd u op de hoogte van de vorderingen die de ILT hierin maakt.

Een gelijkluidende brief heb ik aan de Eerste Kamer gezonden.

De Minister van Infrastructuur en Waterstaat, C. van Nieuwenhuizen Wijbenga