Kamerstuk 35000-J-28

Verslag van een wetgevingsoverleg, gehouden op 26 november 2018, over Water

Dossier: Vaststelling van de begrotingsstaat van het Deltafonds voor het jaar 2019

Gepubliceerd: 12 december 2018
Indiener(s): Agnes Mulder (CDA)
Onderwerpen: begroting financiƫn
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-35000-J-28.html
ID: 35000-J-28

Nr. 28 VERSLAG VAN EEN WETGEVINGSOVERLEG

Vastgesteld 12 december 2018

De vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat heeft op 26 november 2018 overleg gevoerd met mevrouw Van Nieuwenhuizen-Wijbenga, Minister van Infrastructuur en Waterstaat, over:

  • het wetsvoorstel Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat (XII) voor het jaar 2019 (Kamerstuk 35 000 XII);

  • de brief van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat d.d. 18 september 2018 inzake MIRT Overzicht 2019 (Kamerstuk 35 000 A, nr. 4);

  • het wetsvoorstel Vaststelling van de begrotingsstaat van het Deltafonds voor het jaar 2019 (Kamerstuk 35 000 J);

  • de brief van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat d.d. 19 november 2018 inzake verslag houdende een lijst van vragen en antwoorden (Kamerstuk 35 000 J, nr. 5);

  • de brief van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat d.d. 18 september 2018 inzake Deltaprogramma 2019 (Kamerstuk 35 000 J, nr. 4);

  • de brief van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat d.d. 19 november 2018 inzake beantwoording vragen commissie over het Deltaprogramma 2019 (Kamerstuk 35 000 J, nr. 6);

  • de brief van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat d.d. 5 juli 2018 inzake advies van Bureau ICT-toetsing (BIT) over het programma Landelijk Meetnet Water 2 (LMW2) (Kamerstuk 27 625, nr. 447);

  • de brief van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat d.d. 5 juli 2018 inzake afschrift brief Eerste Kamer over kosten drinkwatervoorziening en riolering Caribisch Nederland;

  • de brief van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat d.d. 5 juli 2018 inzake reactie op het verzoek van het lid Van Raan, gedaan tijdens de regeling van werkzaamheden van 14 juni 2018, over het bericht dat de zeespiegel sneller stijgt dan gedacht (Kamerstuk 34 775 J, nr. 19);

  • de brief van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat d.d. 10 september 2018 inzake internationale klimaatcommissie Global Commission on Adaptation (Kamerstuk 32 813, nr. 196);

  • de brief van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat d.d. 16 oktober 2018 inzake Global Commission on Adaptation (Kamerstuk 32 813, nr. 225);

  • de brief van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat d.d. 18 oktober 2018 inzake verspreiding van legionellabacterie door afvalwaterzuiveringen (Kamerstuk 26 442, nr. 59);

  • de brief van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat d.d. 7 september 2018 inzake voldoen van een toezegging, gedaan tijdens het algemeen overleg Water van 28 juni 2018, over metingen PFOA door Zuid-Holland (Kamerstuk 28 089, nr. 92);

  • de brief van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat d.d. 13 september 2018 inzake aanvullende maatregel tegen verzilting drinkwaterinname bij Andijk (Kamerstuk 27 625, nr. 452);

  • de brief van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat d.d. 3 september 2018 inzake update droogteperiode (Kamerstuk 27 625, nr. 451);

  • de brief van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat d.d. 19 november 2018 inzake invulling van een aantal moties en toezeggingen en de actuele stand van zaken ten aanzien van enkele andere waterdossiers (Kamerstuk 35 000 J, nr. 7);

  • de brief van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat d.d. 6 november 2018 inzake gezamenlijke aanpak plastic zwerfafval (Kamerstuk 30 872, nr. 222);

  • de brief van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat d.d. 20 november 2018 inzake ondertekening Bestuursakkoord Klimaatadaptatie (Kamerstuk 31 710, nr. 70).

Van dit overleg brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.

De voorzitter van de commissie, Agnes Mulder

De griffier van de commissie, Israel

Voorzitter: Remco Dijkstra

Griffier: Schuurkamp

Aanwezig zijn tien leden der Kamer, te weten: Van Aalst, Van Brenk, Remco Dijkstra, Dik-Faber, Geurts, De Groot, Kröger, Laçin, Stoffer en Teunissen,

en mevrouw Van Nieuwenhuizen-Wijbenga, Minister van Infrastructuur en Waterstaat.

Aanvang 11.01 uur.

De voorzitter:

Goedemorgen allemaal. Wij zijn hier bijeen voor het wetgevingsoverleg over water. Dat is een onderdeel van de begroting van het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat. Ik heet van harte welkom de Minister, mevrouw Van Nieuwenhuizen-Wijbenga, en de collega-Kamerleden, van wie er velen present zijn. Er zijn nog twee Kamerleden onderweg, van de ChristenUnie en de SGP. Zij zijn gestrand in de trein. Ik heet de aanwezigen in de zaal van harte welkom en de mensen die meekijken via de camera's.

Er staat een eindtijd van halfzeven voor dit overleg, maar als we het sneller kunnen doen, zullen we dat zeker niet nalaten. Er zijn spreektijden afgekondigd voor de eerste en tweede termijn. De leden hebben daar allemaal kennis van genomen. Het gaat om de totaaltijd, dus als u in de eerste termijn iets uitloopt, gaat dat ten koste van uw tijd in de tweede termijn, of andersom, als u moties wilt indienen. We spreken vier interrupties af in eerste termijn.

Ik ben zelf voorzitter en ook woordvoerder voor de VVD. Daarom vraag ik de heer Geurts om mij als voorzitter te helpen, zodat ik als woordvoerder het woord kan gaan voeren.

Voorzitter: Geurts

De voorzitter:

Als het maar niet van de wal in de sloot is. Maar ik heb nu het voorzitterschap en geef het woord aan de heer Dijkstra. Hij spreekt namens de VVD-fractie.

De heer Remco Dijkstra (VVD):

Dank u wel, voorzitter. Als inwoner van Rivierenland heb ik heel veel met water. Ik woon precies tussen de Rijn en de Waal en ik kan de effecten van het water zien, maar ook van de droogte, zoals wij afgelopen zomer heel goed hebben kunnen ervaren. Als het om water gaat, ervaren heel weinig mensen in Nederland een probleem, gewoon omdat we dat goed geregeld hebben met elkaar, ondanks dat twee derde van ons land onder de zeespiegel ligt. Ons land zou regelmatig overstromen als we dat niet zo goed voor elkaar zouden hebben. Er is echter geen reden om achterover te leunen, want de zeespiegel stijgt en we hebben te maken met hevige regenbuien en hagelbuien. Ook de stand van de rivieren wisselt sterk, zoals we gezien hebben. Onze boeren, die hier dagelijks mee te maken hebben, hebben last van verzilting van de bodem, van droogte en soms van ondergelopen akkers of hagelbuien. Dat heeft stevige gevolgen, die hen direct raken in de bedrijfsvoering.

In Nederland willen wel natuurlijk allemaal droge voeten houden en schoon drinkwater uit de kraag hebben. Aan de ene kant zijn er mensen die zeggen: we doen niet genoeg en we moeten meer doen. Aan de andere kant heb je mensen die geconfronteerd worden met inspanningen van de overheid om de veiligheid te waarborgen, maar die zeggen: ik wil niet zo'n grote dijk voor mijn neus. Die ontneemt me dat uitzicht; is dat nu echt nodig?

Ik heb een aantal punten die ik wil aanstippen en een aantal losse vragen. Allereerst het onderwerp klimaatadaptatie. Daar ben ik erg positief over. We zien dat de urgentie op dat punt toeneemt. Wat ik zelf wel jammer vind is dat wij er in het regeerakkoord onvoldoende middelen voor hebben vrijgemaakt. Het is heel raar dat wij 4 miljard hebben vrijgemaakt voor mitigatie, het voorkomen van de toename broeikasgassen, maar niet direct voor adaptatie. Wij zien in de klimaatenvelop wel wat stappen daarin. De Minister heeft ook gezegd dat zij de Deltawet wil gaan wijzigen.

De VVD is erg verheugd over de Global Commission on Adaptation en het programma dat we gaan krijgen. Er zijn inmiddels 28 ambassadeur uit 18 landen, uit Azië, Zuid-Amerika, Afrika en Noord-Amerika, die allemaal gaan meedoen als die grote klimaatadaptatietop in 2020 komt. Achttien landen is mooi, maar er zijn bijna 200 landen in de wereld. Bij het klimaatakkoord van Parijs in 2015 hebben we gezien dat er 190 landen hebben deelgenomen. Ik zou dat ook hier graag zien. Is die mogelijkheid er om dit breder te trekken? Juist omdat in het klimaatakkoord van Parijs is gezegd: oké, we moeten de uitstoot van broeikasgassen verminderen, maar adaptatie verdient gewoon net zo veel aandacht. Daar moeten we met elkaar aan werken.

Dan kom ik op mijn tweede punt: de veiligheid bij de Markermeerdijken. De dijken daar worden opgehoogd. Het waterschap wil dat, de provincie Noord-Holland wil dat en het Rijk wil het ook. Maar er is kritiek van de omwonenden. Sommige bewoners zeggen dat de dijken zijn overgedimensioneerd. Ik ben woordvoerder sinds een jaar, maar ik heb wel gezien dat er in het verleden al heel veel over is gesproken. Dit stukje dijk is misschien het best onderzochte stukje van heel Nederland. Ze hebben wat vragen over het proces en over de burgerparticipatie daarin. Is dit niet te groot? Voldoen die modellen nog wel? Een aantal zeggen dat je zelfs geld kunt besparen. Ik heb daar ook een aantal vragen over. Kunnen we hierop bijvoorbeeld de lessen van toepassing laten zijn die we hebben geleerd bij het grote dijktraject Varik-Heesselt? Daar hebben we uiteindelijk het besluit genomen om de dijk te verhogen, waarbij we 170 miljoen hebben bespaard. Kunnen we die lessen hier aanwenden door participatie een grotere rol te geven?

Een technische vraag is hoe het nou eigenlijk zit met de stand van het Markermeer zo meteen. Is dat wel voldoende duidelijk, ook na 2050? Wat is er dan met het IJsselmeerpeil aan de hand? Hoe gaat het trouwens met de stijging van de zeespiegel in relatie tot het Markermeer? We hebben in het verleden de motie op stuk nr. 395 gehad van de VVD, maar ingediend door de heer Geurts, mede namens D66 en de ChristenUnie over de Houtribsluis en de Houtribdijk. De motie vroeg om deskundigen te betrekken bij die dijkversterking en de waterstanden. Hoe ga je om met dat gemaal? Heeft dat in de toekomst nog wel zin? Ik vraag daar graag een reactie op. Het kan natuurlijk ook zijn dat de zeespiegel verder stijgt en daarmee ook die in het Markermeer. Wat betekent dat dan voor dit project?

Dan zegt een aantal mensen uit de regio, waaronder ook lokale partijgenoten van mijzelf: dat projectplan van de provincie is prachtig, maar het geeft geen exacte omvang aan van wat nou de kosten zijn van het traject. Aangezien wij een groot deel daaraan bijdragen, vraag ik mij af of wij daar zicht op hebben. Is dat zo? Welk risico lopen we? Als je kijkt naar de markt voor de partijen die het moeten gaan uitvoeren, zie je dat de bouwers het nu heel erg druk hebben. Kunnen we dit wel binnen het budget gaan doen? Als ik kijk naar de totale kosten en de totale opgave voor Nederland: is er nog een second opinion mogelijk of niet? Aan de andere kant komt er wel een second opinion, want bij Uitdam en Durgerdam zijn de mensen daarin meegenomen en hebben er aanpassingen plaatsgevonden. Is dat hier ook mogelijk? We kunnen dat besluit hier wel nemen vandaag, maar zou het zo erg zijn om daar nog even een halfjaartje mee te wachten en te kijken naar optimalisaties hierin?

Dan sla ik even wat dingen uit mijn spreektekst over.

Ik heb nog wat kleine dingetjes.

De voorzitter:

Ik heb een interruptie voor u van de heer De Groot en hij spreekt namens de D66-fractie.

De heer De Groot (D66):

U vraagt aan de Minister of zij ook de lessen uit Varik-Heesselt wil betrekken bij dit dossier. Er ligt een mooie evaluatie van Ruimte voor de Rivier en uit die evaluatie blijkt dat je veel meer draagvlak krijgt, waardoor je ook binnen de kosten en binnen de tijd blijft, als je de ruimtelijke kwaliteit meeneemt. Bijvoorbeeld de rivier bij Lent is hartstikke mooi geworden voor de bewoners. Lijkt het u niet ook verstandig om die lessen te betrekken bij de discussie over de Markermeerdijken? Dat project lijkt vooral ten koste van de bewoners te gaan.

De heer Remco Dijkstra (VVD):

Het simpele antwoord is ja, maar het gaat wel om belastinggeld. Dat moet primair gericht zijn op waterveiligheid. Dat is echt het hoofddoel. Ik zie ook bij dit project een meekoppelkans, zoals we dat noemen. Bij Lent hebben we een mooi voorbeeld gezien: het ging primair om de waterveiligheid, maar er kwam ook een recreatiestrand. Hier wordt bij Hoorn een strand aangelegd. Er wordt een fietspad verlegd. Hartstikke leuk voor de mensen en dat kan echt meerwaarde bieden, maar we moeten onze euro wel met name besteden aan die waterveiligheid. Wat heeft zo'n strand dan voor toegevoegde waarde, vraag ik ook aan de Minister, voor die veiligheid? Of is het eigenlijk alleen maar leuk en verhoogt het het draagvlak, maar natuurlijk ook de kosten?

De voorzitter:

Een vervolgvraag.

De heer De Groot (D66):

Het leuke van die evaluatie van Ruimte voor de Rivier was dat er helemaal geen tegenstelling bleek te zijn tussen veiligheid en ruimtelijke inpassing. Sterker nog, daardoor bleef je binnen de kosten en dat is toch ook iets wat we hiervan kunnen leren. Als er draagvlak is voor een beslissing, al is het maar een strand, dan heb je minder vertraging en dus minder kostenoverschrijdingen. Dat was het mooie bij Ruimte voor de Rivier: er was expertise over beschikbaar en in de tweede plaats bleven we gewoon binnen de kosten door dat draagvlak. Dus u schetst eigenlijk een tegenstelling die er, in ieder geval volgens die evaluatie, niet was.

De heer Remco Dijkstra (VVD):

Waterveiligheid is wat ons betreft altijd leidend voor het budget. Op het moment dat je draagvlak gaat verwerven door bijvoorbeeld heel veel natuurcompensatie te gaan doen, zijn we volgens mij verkeerd bezig. Maar het is niet zo zwart-wit als u zegt. Soms zijn ook binnen het budget zaken heel goed denkbaar die leiden tot meer acceptatie en meer draagvlak zonder dat we de kosten enorm laten oplopen. Ik wil benadrukken dat waterveiligheid altijd ons uitgangspunt moet zijn. Anders gaan we heel zwart-wit gezegd misschien te veel naar hobby's toe, zoals de voorgestelde jachthaven bij Varik-Heesselt. Heeft u weleens met een zeilboot op de Waal gevaren? Dan ben je niet goed bezig, denk ik, want dat kan niet.

De voorzitter:

Ik heb een interruptie van de heer Van Aalst van de PVV-fractie voor u.

De heer Van Aalst (PVV):

Ik wil even terugkomen op het verhaal van de Markermeerdijken. Ik ben eigenlijk een beetje in de war waar de VVD nu naartoe wil. U gaf al aan dat er een motie is aangenomen die weer meer onderzoek vroeg. U geeft nu aan dat u nog steeds vragen heeft of het toch niet anders moet. Het was wel bijzonder dat de motie werd ontraden door de Minister, maar ondanks dat toch werd aangenomen. Aan de ene kant betekent extra onderzoek weer extra kosten, maar aan de andere kant hoor ik mijn collega Dijkstra van de VVD ook roepen: goh, we willen zo veel mogelijk geld naar waterveiligheid en zo veel mogelijk voorkomen dat er geld wegvloeit, om in de termen van het water te blijven. Waar staat de VVD nu precies voor de Markermeerdijken?

De heer Remco Dijkstra (VVD):

De motie-Geurts c.s. waar u aan refereert had echt te maken met het gemaal in de Houtribdijk. Dat heeft echt te maken met veiligheid. Wat uw andere vraag betreft: ik wil dat we goed op de centjes letten. Als draagvlak belangrijk is en als sommige mensen... Het zijn niet de minsten. Het zijn ingenieurs van naam en faam, die kennis en ervaring hebben en die mensen bijstaan die zich zorgen maken. Is het bij zo'n groot project dan te veel gevraagd een aantal mensen daar nog drie of zes maanden naar te laten kijken en een second opinion te geven of kostenbesparing mogelijk is en of het wel verstandig is om 2100 als uitgangspunt te nemen in plaats van 2050 met de mogelijkheid om later aanpassingen te doen, juist omdat er zo veel onduidelijkheden zijn, juist omdat er onduidelijkheden zijn over de ondergrond en over de modellen die we hanteren? Die modellen zijn erg streng en betekenen ook allerlei zaken qua kosten. Ik vraag de Minister over het meest onderzochte stukje dijk van Nederland of we met een second opinion meer tot elkaar kunnen komen. Als we daar drie maanden voor moeten nemen, dan lijkt me dat een serieuze vraag. We praten hier over een traject van 2050 tot 2100. Dan kan de vraag over drie maanden misschien met ja of nee worden beantwoord.

De voorzitter:

De heer Van Aalst, een vervolgvraag.

De heer Van Aalst (PVV):

De VVD vindt de PVV zeker aan haar zijde als ze zegt dat je het geld op de juiste manier moet uitgeven. Het verbaast mij dan wel weer dat we de afgelopen jaren heel veel projecten in Ruimte voor de Rivier hebben gedaan die drie keer zo duur waren als alleen het verhogen van de dijk. Volgens mij staan een aantal dingen dan wel haaks op elkaar. Ik hoor mijn collega van de VVD al zeggen dat hij op wil passen dat er geen geld naar natuurhobby's gaat. Dat ben ik helemaal met hem eens. Dus ja, het is belangrijk dat we ons geld zorgvuldig en op de juiste manier uitgeven, vooral aan de dijkversterking. Dat ben ik met de VVD eens. Alleen is de Minister volgens mij heel helder en duidelijk geweest dat we nu knopen door moeten hakken en niet opnieuw onderzoeken moeten gaan doen, omdat die al gedaan zijn. Is mijn collega van de VVD het met mij eens dat dit eigenlijk volledig haaks op elkaar staat?

De heer Remco Dijkstra (VVD):

Nee, ik vraag ook niet om allerlei nieuwe onderzoeken. Ik vraag om participatie een goede plek te geven in dit proces. Dat kan op de lange termijn meer opleveren. Misschien levert het een besparing op, maar ik ben het met u eens dat het primair moet gaan om waterveiligheid. Ik zit hier niet om de boel te vertragen. Ik zit hier om participatie een goede plek te geven en daar heb ik vragen over. Als het kan, is dat mooi. Als het niet kan, dan is het ook helder. Dan heb ik nog wel wat vragen over de centjes, want ik wil niet dat wij extreme risico's lopen.

Voorzitter. Ik ga door met mijn betoog. Als het gaat over geld, dan zie ik wel dat er ruim 1 miljard in het Deltafonds zit. Maar je ziet dat de economie nu aantrekt. Is dit voldoende? We hebben amper middelen voor adaptatie. We zien zo meteen dat collega's beginnen over bodemdaling. Er komen behoorlijk wat uitdagingen op ons af. Primair moet waterveiligheid natuurlijk de essentie zijn. Ik wil niet dat we het Deltafonds leegroven voor allerlei andere dingen. Hoe gaan we daar op de lange termijn mee om?

Dan wat losse vragen. Drinkwatervoorziening in Caribisch Nederland...

De voorzitter:

Ik heb nog een interruptie van de heer Van Aalst voor u.

De heer Van Aalst (PVV):

Toch nog een keer richting de VVD over het goed besteden van gelden. Volgens mij zijn we het met elkaar eens dat we die goed moeten besteden. Betekent dit dat het aflopende Ruimte voor de Rivier voor de VVD ook een no-go is wat de toekomst betreft? Kunnen we ervan uitgaan dat we daar niet weer extra budgetten voor vrij gaan maken? We kunnen ons geld namelijk maar één keer inzetten en dat moeten we op de juiste manier doen. Juist die dijkversterking et cetera en alles wat op ons afkomt, is belangrijker dan die natuurhobby, zoals mijn collega het noemde.

De heer Remco Dijkstra (VVD):

Vaak kan dat samen. Ruimte voor de Rivier is volgens mij een project dat we bijna hebben afgerond; dan kijk ik even naar de Minister. Volgens mij hebben we dat bijna klaar. We zitten aan nieuwe programma's voor de rivier, integraal riviermanagement. Dat is superinteressant vanwege de binnenvaart. Hoe kunnen we die toch voldoende plek geven? Over het algemeen zijn wij echt voor waterveiligheid. Dingen eraan koppelen kan, als het niet te veel extra kost, maar niet allerlei natuurzaken als primair uitgangspunt nemen. Het gaat wel om droge voeten en goede dijken.

De heer Van Aalst (PVV):

Oké, dus als we nu kijken naar de projecten waarvan we gezien hebben dat alleen het versterken of verhogen van de dijken een derde had gekost van wat nu bijvoorbeeld projecten als Ruimte voor de Rivier kosten, dan is voor de toekomst in ieder geval gewaarborgd dat wij de VVD aan onze zijde vinden, om dat in ieder geval niet meer te doen?

De heer Remco Dijkstra (VVD):

Het is niet zo zwart-wit. Ik kijk altijd waar de euro het meeste rendeert. Dat is mijn opgave. Ik betaal zelf ook belasting, u ook en alle mensen hier die meekijken ook. Die willen gewoon dat die euro's goed besteed worden. Daar gaat het volgens mij om.

Dan de vraag over de riolering op Bonaire en in het Caribisch gebied, op de eilanden, ook op Sint-Eustatius. Je ziet dat de kosten daar om goed en zuiver drinkwater te hebben, enorm zijn. Maar je ziet ook dat de afvalwaterheffingen daar toenemen. Kunnen we daarin iets betekenen als Tweede Kamer of is dit gewoon een feit? Want iedereen heeft natuurlijk recht op betaalbaar en schoon water. Ik begrijp hoe ingewikkeld dat ook is.

Dan kom ik op...

De voorzitter:

De heer Van Aalst is zijn interrupties op u aan het leegschieten. Dat mag. De heer Van Aalst.

De heer Remco Dijkstra (VVD):

Altijd leuk!

De heer Van Aalst (PVV):

Sorry, voorzitter, het is niet anders! Ik hoor het verhaal over drinkwater voorbijkomen. Dat vind ik toch wel een bijzondere move. Ik heb inderdaad ook gelezen over die hoge heffingen in het Caribisch gebied. Het verbaast me dan wel dat de VVD hier inbrengt om er wat aan te doen en vervolgens zelf de btw op drinkwater in Nederland verhoogt. Vindt u dat niet heel vreemd?

De heer Remco Dijkstra (VVD):

Als de mensen in het Caribisch gebied dezelfde prijs voor hun drinkwater zouden hebben als in Nederland, dan zou het echt superefficiënt zijn. Dat is natuurlijk niet het geval. Ik heb zelf een jaar stage mogen lopen op Curaçao. De waterprijs is daar echt fors hoger, terwijl het natuurlijk een primaire levensbehoefte is. Dat komt gewoon omdat je zo'n fabriek met ontzilting moet neerzetten. De kosten zijn hoog. Maar ik vind ook dat je moet zorgen dat er voor de mensen daar gewoon voldoende water beschikbaar is, zeker omdat ze ook lagere inkomens hebben. Dat is van vitaal belang. Het moet ook betaalbaar zijn. Als we dan hier gaan praten over een paar procentjes op ons drinkwater terwijl we ongeveer het beste en meest betaalbare water van de wereld hebben, dan vind ik de vergelijking met de mensen daar een beetje mank gaan.

De voorzitter:

De heer Van Aalst, uw zesde vraag.

De heer Van Aalst (PVV):

Het gaat zeker niet mank. Ik constateer alleen dat de VVD blijkbaar wel geld wil vrijmaken om het Caribisch gebied te helpen omdat het daar zo duur wordt en onze eigen mensen hier in Nederland in de kou laat staan en daar gewoon de btw op het drinkwatertarief voor verhoogt. Dan denk ik: jongens, doe nou niet zo hypocriet. Zorg dat je hier gewoon die btw-verhoging ongedaan maakt en dan kunnen we verder praten.

De heer Remco Dijkstra (VVD):

Ook de mensen die in de Nederlandse gebiedsdelen of landen wonen – Bonaire, Curaçao, Aruba, Sint-Eustatius, Sint-Maarten, Saba – zijn vaak Nederlanders. We willen gewoon dat dat goed geregeld is.

De voorzitter:

Vervolgt u uw betoog.

De heer Remco Dijkstra (VVD):

Dan kom ik op het punt dat mevrouw Van Brenk van 50PLUS aanbracht in haar vraag over de legionella bij de biologische waterzuiveringsinstallaties in Brabant. Goed dat mevrouw Van Brenk dat punt aanbrengt. Ik schrok er nogal van toen ik in het Brabants Dagblad las dat mensen eventueel ziek kunnen worden van zo'n biologische waterzuivering. Is dat het geval? Wat voor soort risico's lopen we daar? Moeten we daar voorzorgsmaatregelen nemen? Worden die genomen? Wie heeft welke rol daarin? Volgens mij is dat het waterschap zelf, maar wat is onze rol als Rijk dan?

Dan kom ik op mijn meest concrete punt, even voortbordurend op de klimaatadaptatie. Ik was in Zuid-Limburg, in Meerssen en in het prachtig gelegen dorpje Ulestraten. De Minister is daar ook geweest. Ik heb ook gesproken met de bestuurders en met ondernemers daar. Als het hevig regent en zo'n regenbui blijft hangen – vroeger was dat één keer in de vijftien jaar en tegenwoordig is het om het jaar – dan loopt eigenlijk het hele dorp vol met water. Op de kruispunten komt het tot een meter hoog. Van achter de huizen komt het via de tuinen binnen en loopt het er via de voordeur met een modderstroom doorheen. Daar zie je bij uitstek dat probleem van adaptatie. Als je de beelden ook ziet, dat de auto's gewoon wegdrijven en dat kliko's wegdrijven over het water, dan denk je: dat verwacht je niet in Nederland. Maar het gebeurt dus wel, en het gebeurt nu om het jaar. Het gemeentebestuur van Meerssen trekt zelf 9 miljoen euro uit voor verbetering van onder andere de riolering. Ik vind dat fors, op een gemeente van 20.000 mensen. Wat kunnen wij daaraan bijdragen? Kunnen we daar pilots starten om te zorgen dat de mensen die daar in dat dorp wonen, verschoond blijven van dit soort schade? Of kunnen we in ieder geval een manier vinden om die schade zo veel te beperken? Dat gebeurt ook. Het waterschap in Limburg is daar druk mee. Compliment daarvoor. We kunnen natuurlijk niet alle projecten die ze hebben, honoreren, maar ik hoop dat een substantieel deel van de eerste twee keer 10 miljoen richting Limburg kan gaan. Waarbij afkoppelen natuurlijk een zaak is, de stenen uit de tuin halen daar, maar ook de berging naar wat hoger gelegen gebieden. Daar zijn ze actief mee aan de slag. Ik vraag de Minister of ze zich daar ook voor wil inzetten.

Nog even over het geld. We hadden het net in een interruptie erover. Het Deltafonds is dus die 1.043 miljoen, één komma zoveel miljard. Ook als we gaan naar die twee keer 10 miljoen en zo meteen de wijziging van de Waterwet, moet wel veiligheid het primaire punt blijven. Als we inderdaad heel veel geld nodig hebben voor adaptatie – dat kan – dan moeten we misschien bepaalde middelen omkatten, maar we moeten ook kijken naar andere ministeries en andere verantwoordelijkheden. Want we willen wel met elkaar, naast dat we de zeewering goed op orde hebben en de dijken, ook voor adaptatie voldoende middelen beschikbaar hebben.

Dat is het.

De voorzitter:

Dank. Ik heb een interruptie van de 50PLUS-fractie.

Mevrouw Van Brenk (50PLUS):

Ik had een vraag over de centen en de zorgen over de veiligheid. Ik denk dat de VVD een terecht punt heeft. Volgens 50PLUS moet veiligheid het allerbelangrijkste zijn. Wij hebben ook vragen gesteld bij de begrotingsbehandeling. We zullen dat zo meteen weer doen, omdat wij ons zorgen maken over het achterstallig onderhoud en het geld dat steeds maar verder doorschuift; 744 miljoen, dat is toch best veel. Hoe ziet de VVD dit? Maakt die zich geen zorgen over dat achterblijvende onderhoud?

De heer Remco Dijkstra (VVD):

Als je plannen hebt, moeten ze goed onderbouwd zijn. Dat kost ook tijd. Dat is met alle infraprojecten. Draagvlak moet verworven worden; je moet wel door kunnen gaan. Je hebt te maken met vergunningen. Dus het kan weleens gebeuren dat je geld beschikbaar hebt of stelt, maar dat het langer duurt dan je gepland had. Dat is nu eenmaal zo. Waar mijn zorg met name zit, is of we voldoende middelen in de toekomst hebben om ons primaire doel, namelijk waterveiligheid, te garanderen. En dan zie ik dat er allerlei hele mooie ontwikkelingen zijn, met het Bestuursakkoord Water, met het bestuursakkoord over klimaat, over ruimtelijke adaptatie. We moeten aan de ene kant de kosten beheersbaar houden en aan de andere kant goede plannen hebben en voldoende geld op de plank om ze uit voeren. We moeten ook het succes van samenwerking daarin vieren. Ik heb er wel wat zorgen over. Waar staan we bijvoorbeeld over tien jaar als het gaat om het Deltafonds? Hoe hebben we dat dan verdeeld? Dat is een vraag die ik heb. Misschien heeft u die ook. Ik ben benieuwd wat de Minister daar ook van vindt.

Mevrouw Van Brenk (50PLUS):

Ik geloof ook dat er heel hard gewerkt wordt. Ik zie al die akkoorden. Ik zie dat er heel veel partijen bij aanwezig zijn. Maar ik begrijp niet dat de VVD niet schrikt van het rapport van de Algemene Rekenkamer, waarin toch echt de zorg uitgesproken wordt of we wel de juiste keuze maken en of het wel voldoende veilig is. We praten niet over klein bier, als je ziet hoeveel geld er steeds maar doorgeschoven wordt. Heeft de VVD daar geen enkele zorgen over?

De heer Remco Dijkstra (VVD):

Ik heb net wat zorgen geuit, maar ook geprobeerd te verklaren hoe het soms kan komen dat je dingen doorschuift: vanwege tijd, vanwege vergunningen, vanwege draagvlak, maar ook door normering. De nieuwe normeringen die wij met elkaar onszelf opleggen, betekenen ook lastenstijgingen. Dus die zorgen heb ik zeker. Misschien is het goed als de Minister reageert op de punten van de Rekenkamer.

De voorzitter:

Dank. Dan geef ik het voorzitterschap terug aan de heer Dijkstra.

Voorzitter: Remco Dijkstra

De voorzitter:

Dank u wel, voorzitter, en dat ben ik nu zelf dan weer. Dan geef ik het woord aan de heer Van Aalst van de PVV. U heeft in eerste termijn tien minuten indicatief.

De heer Van Aalst (PVV):

Dank u wel, voorzitter. Je zou denken dat we in Nederland altijd genoeg water hebben. We wonen immers in de zogeheten Rijn-Maas-Scheldedelta. Het water stroom in grote hoeveelheden ons land binnen, dag in, dag uit, het hele jaar door. Daarom is het verbazingwekkend om te zien dat de droogte van dit jaar voor grote problemen op onze vaarwegen heeft gezorgd. Het waterpeil is in veel rivieren gezakt tot een gevaarlijk laag punt. Binnenschippers op de Waal en de Rijn nemen steeds minder lading mee om wat hoger op het water te liggen. Sommige schippers zijn overgestapt op een kleiner schip. Het resultaat in beide gevallen is: minder vracht aan boord en dus meer vrachtwagens op de weg. Ook op de IJssel zien we veel problemen. Veerponten dreigen overal vast te lopen omdat de veerstoepen droog komen te liggen. Zware voertuigen van loonwerkers moeten al maanden omrijden omdat de veerdiensten het niet meer aandurven om ze te vervoeren.

Voorzitter. Eind dit jaar loopt het programma Ruimte voor de Rivier af. De extreem lage waterstanden in onze vaargeulen zijn ook daarvan de erfenis. Het is bizar dat we in Nederland onze zomerdijken hebben afgebroken om de uiterwaarden om te dopen tot moerassen. Het water dat ons land binnenstroomt vloeit weg. Er blijft af en toe zelfs te weinig stroming en diepte over om verantwoord te kunnen varen. Veendijken in Friesland lopen groot risico om door te breken vanwege uitdroging. U hoort het al: er is economische schade alom. Is de Minister trots op dit resultaat en, zo nee, steunt zij de oproep van de PVV om voor eens en altijd te stoppen met die natuurprojectjes onder de noemer van de rivierverbreding? In Nederland hebben wij onze vaarwegen keihard nodig.

Voorzitter. Laat de rivier niet onnodig zakken, maar zorg dat je ertegen gewapend bent. De Deltawerken zijn op precies hetzelfde principe gebouwd. Ga de strijd aan met water en geef je niet zomaar gewonnen. Kies ervoor om onze dijken te verhogen en waar nodig te verbreden. Die oplossing heeft zich de afgelopen eeuwen bewezen. Veiligheid boven alles. Waar mensen aan de dijk wonen, kun je volstaan met een stevige damwand, zodat dijkverbreding niet leidt tot gedwongen verhuizingen. Wat dat betreft is er tegenwoordig veel mogelijk om de omwonenden te ontzien. Is de Minister bereid om zich toe te leggen op het verbeteren van onze dijkinfrastructuur en om een verantwoord vaarpeil als vriend en niet als vijand te zien?

Voorzitter. De drinkwatervoorziening in Nederland heeft de droogte goed doorstaan. In tegenstelling tot bij Ruimte voor de Rivier zijn de reserves daar niet afgebouwd. Op een droge dag maken wij daar dankbaar gebruik van. Wat gaat de Minister eraan doen om onze drinkwatervoorziening ook voor de toekomst veilig te stellen? De PVV is blij dat er actie wordt ondernomen om de legionellabesmetting voor omwonenden van waterzuiveringsinstallaties in het vervolg uit te sluiten. Dat kwam net al even voorbij. Als uit onderzoek blijkt dat de biologische waterzuivering ongewenste risico's met zich meebrengt, dan moet de Minister harde eisen durven stellen, ook als die grote aanpassingen vragen. Is zij daartoe bereid?

Als we het toch hebben over de drinkwaterkwaliteit en de veiligheid: de PVV is verder benieuwd hoe Nederland zich zal blijven wapenen tegen gevaarlijke stoffen in ons drinkwater. Ik zie allemaal mensen verbaasd kijken. Ik kan Chemours noemen; dat ga ik niet direct doen. Dat kan komen door onbewuste lozingen maar ook door bewuste chemische aanvallen op onze drinkwatervoorziening. Kan de Minister ons garanderen dat zulke aanvallen niets op zullen leveren en dat we beschermd zijn tegen opzettelijke besmetting en vergiftging via drinkwater? Welke maatregelen zijn hiertegen genomen en, vooral, hoe ziet de handhaving eruit? De afgelopen periode hebben we gezien dat de handhaving door de overheid met regelmaat te wensen overlaat. Dingen alsmaar afschuiven van de een naar de ander leidt niet tot vertrouwen in de totale overheid als het gaat om onze waterveiligheid. Hoe gaat de Minister het vertrouwen herstellen in de verschillende overheden na al die missers en de onzorgvuldige handhaving?

Voorzitter. We zien verschillende initiatieven voorbijkomen die reizigers aanmoedigen om hun eigen drinkfles en drinkwater mee te nemen voor onderweg. Zo geeft de NS korting bij stationswinkels en moeten er volgend jaar 200 gratis tappunten komen op de stations. Hoewel de Staatssecretaris over de spoorportefeuille gaat, is dit ook een kwestie van drinkwaterveiligheid. Het idee klinkt heel sympathiek, maar kan de Minister aangeven in hoeverre het wenselijk is dat eigen drinkflessen telkens opnieuw worden gevuld, gelet op de berichten dat dit bacteriëngroei stimuleert? Sterker nog, het constant navullen van je flesje schijnt viezer te zijn likken aan een wc-bril. Is het daarnaast mogelijk dat stoffen uit het plastic beginnen los te laten bij veelvuldig gebruik? Het kan natuurlijk niet de bedoeling zijn dat we onbedoeld gezondheidsrisico's in de hand werken, hoe sympathiek het idee ook is.

Samenvattend, het is een oud grapje dat je socialisten niet het beheer over de Sahara moet geven omdat binnen de kortste keren het zand dan op zal zijn. Geef dit linkse kabinet het beheer over onze rivieren en binnen de kortste keren is het water op! Dit kan zo niet langer. Daarom zegt de PVV: bouw net als bij de drinkwatervoorziening een marge in zodat we in de droge jaren voldoende vaarpeil overhouden. Stop met die rivierverbreding en kies voor dijkverbetering. Zorg dat het onderhoud van onze dijken niet verder verslechtert en onze waterveiligheid gegarandeerd blijft.

Voorzitter. Ik sluit af met een citaat dat we weleens eerder ingebracht hebben: «Een goede dijk in de polder maakt de klimaatpaniek tot kolder.»

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel. Ik geef het woord aan de heer Geurts. Hij spreekt namens het CDA.

De heer Geurts (CDA):

Dank, voorzitter. Water betekent leven. Water is nog steeds van levensbelang. In gebieden waar conflicten zijn, droogte overheerst of sprake is van grote armoede is schoon drinkwater echter vaak niet beschikbaar. In Nederland hebben we gelukkig waterschappen. Waterschappen zijn een soort verzekeringsstelsel. Ik maak vandaag dan ook van de gelegenheid gebruik om uit te spreken hoe trots ik ben op al die mensen die daar werkzaam zijn. Nederland is goed in waterbeheer, maar ik constateer dat de extremen groter worden. De noodzaak om hiervan te leren wordt ook groter.

In juli heb ik met diverse andere partijen een motie mogen indienen die de regering vroeg de Waterwet zo aan te passen dat het mogelijk wordt om vanuit het Deltafonds maatregelen en voorzieningen ter bestrijding van wateroverlast te treffen. Het is niet onbelangrijk om op te merken dat dit niet ten koste van de noodzakelijke investeringen in de waterveiligheid mag gaan. De uitvoering van deze motie maakt ook het klimaatbeleid een wettelijke taak van de waterschappen. Welke stappen heeft de Minister met betrekking tot de wijziging van de Waterwet gezet?

Ik kom bij waterveiligheid. Ik sprak er net ook al over.

De voorzitter:

Er is een vraag van de heer De Groot.

De heer De Groot (D66):

Ik hoor een lofzang op de waterschappen, maar ik moet daar toch een vraag bij stellen. In veenweidegebieden is de grondwaterstand jarenlang te laag geweest, waardoor het veen zo langzamerhand verdampt en steden als Gouda en Boskoop nog sterker dalen. Er is een enorme schade te verwachten, voor zover die er nog niet is. Blijft u bij uw lofzang op de waterschappen, of kunt u die enigszins nuanceren?

De heer Geurts (CDA):

Nee, ik blijf zeker bij mijn lofzang op de waterschappen. Ik denk dat zij er alle recht toe hebben dat wij daar als Kamer en als samenleving trots op zijn. De heer De Groot haalt de problematiek van de veenweidegebieden aan. Die is iets complexer dan de heer De Groot die nu voorstelt. Er spelen meerdere zaken. Daar kan de heer De Groot de waterschappen niet allemaal de schuld van geven.

De heer De Groot (D66):

Behalve dan van dat grondwaterpeil, want daar gaan zij over en dat is nou juist structureel te laag als gevolg van de beslissing die de waterschappen hebben genomen.

De heer Geurts (CDA):

Ik denk dat de heer De Groot ook gewoon negeert wat er in ons klimaat gebeurt. Het lijkt me niet de bedoeling om vandaag alle schuld op de waterschappen te schuiven.

De voorzitter:

Gaat u verder.

De heer Geurts (CDA):

Ik was bij waterveiligheid. In Italië zijn recent huizen in zeer korte tijd onder water gelopen. Ik denk dat we niet moeten denken dat het in Nederland allemaal niet zo'n vaart loopt. We moeten met elkaar vaststellen dat wat in Nederland is gebouwd ook niet is afgestemd op klimaatgevolgen. Het komt al regelmatig voor dat er 70 mm regenwater in een uur valt. Stel dat bij zo'n bui een ziekenhuis onderloopt, dan kan er niet meer ontruimd worden. We zagen in de stad Münster in Duitsland 300 mm regenwater in een etmaal naar beneden komen. De complete stad was ontwricht en de hulpdiensten konden hun werk niet meer doen. We zitten nu in een fase van dit soort inzichten. Ik vraag me af of Nederland alles wel goed in beeld heeft. Kan de Minister daar eens op reflecteren?

Ik kom bij de Markermeerdijken. Dat punt is daarstraks ook al in de bijdrage van de VVD voorbijgekomen.

De voorzitter:

Er is nog een vraag van mevrouw Kröger van GroenLinks.

Mevrouw Kröger (GroenLinks):

De heer Geurts vraagt of we wel genoeg voorbereid zijn op de gevolgen van klimaatverandering. We zien die gewoon al hier en nu. Ik deel die zorgen van mijn CDA-collega. Mijn vraag is eigenlijk welke conclusies hij daaraan verbindt als het gaat om de vraag of je op dit moment wel of niet moet bouwen in kwetsbare gebieden, zoals in uiterwaarden.

De heer Geurts (CDA):

Je moet altijd voorzichtig zijn als je op heel specifieke vragen zoals waar je wel of niet moet bouwen, antwoord gaat geven. Ik kan me voorstellen dat je als je de goede maatregelen neemt, echt wel op dit soort specifieke punten zou kunnen bouwen, maar volgens mij hebben we in Nederland de afspraak – ik kijk ook even de Minister aan – dat we in de uiterwaarden niet meer bouwen. Of het moet op terpen zijn; dat kan dan. Voor de rest zijn er volgens mij hele strenge eisen om eventueel op zulke plekken nog te kunnen bouwen. Ik zie de collega van de SGP-fractie hard knikken en hij heeft er nog iets meer verstand van dan wij allemaal samen.

Mevrouw Kröger (GroenLinks):

Ik zie ook uit zijn inbreng op dit punt. Maar er zijn natuurlijk wel specifieke locaties waarvoor er op dit moment bouwplannen liggen waarover toch heel veel zorgen zijn, zoals in Arnhem. Mijn vraag aan het CDA is dus eigenlijk: zouden we, voordat we de gigantische bouwopgave die nu voor ons ligt ten uitvoer brengen, niet veel duidelijker moeten hebben waar het echt kwetsbaar is om nog te bouwen, met het oog op het veranderende klimaat? Dan kan het gaan om veen of om uiterwaarden, maar er zullen plekken in Nederland zijn die uitermate kwetsbaar zijn.

De heer Geurts (CDA):

Misschien moet ik dan even het volgende vertellen. Ik dacht dat het een anekdote was, maar het was serieus. Een poosje geleden kwam een Amerikaans gezelschap Nederland binnen bij Schiphol. Ze gingen naar Noord-Holland en spraken daar met mensen over investeringen, totdat ze hoorden dat Nederland zo'n beetje onder het zeeniveau ligt. De captain van die Amerikanen zei: we gaan naar huis. Ze zijn later wel teruggekomen, omdat de Nederlanders uitgelegd hebben wat wij allemaal doen in Nederland om te zorgen dat je hier kunt wonen, werken en leven. Maar het is misschien wel een indicatie dat wij goed moeten blijven nadenken – die inzichten krijg je steeds meer – waar we wel of niet gaan bouwen, maar dat het ook relatief is. Want als je iemand uit Amerika hier invliegt, dan zou die helemaal nergens willen wonen.

De voorzitter:

Gaat u door. U begon aan de Markermeerdijk.

De heer Geurts (CDA):

Dank dat u me daarbij helpt. De situatie rond de Markermeerdijk houdt mij al een poosje bezig in deze Kamer, en ook daarbuiten. Na een wat moeizame start is de inspraak volop op gang gekomen. In dat proces komen interessante vragen naar boven. Uitgaande van een zeespiegelstijging zullen bijvoorbeeld alleen pompen nog water uit het IJsselmeer kunnen halen. De pompcapaciteit in de Afsluitdijk na 2050 is dus bepalend voor de noodzakelijke hoogte van de dijk tussen Amsterdam en Hoorn. Maar we weten niet wat die pompcapaciteit is. Moeten we niet eerlijk tegen elkaar zeggen dat de versterking voor de periode 2040–2050 zou moeten plaatsvinden met een stapsgewijs ontwerp dat zeer flexibel en aanpasbaar is? Die vraag zou ik graag aan de Minister willen voorleggen. Wat vindt de Minister hiervan? En welke rol ziet de Minister nog voor haarzelf in deze specifieke casus?

Voorzitter. Er wordt gewerkt aan dijkversterkingen. Ik hoor uit het veld dat er sprake is van zeer forse kostenverhogingen om te voldoen aan de nieuwe normen. Ik noem maar eens een voorbeeld: het dijkvak Gorinchem-Waardenburg. Mij is verteld dat de begrote kosten in 2017 108 miljoen euro waren. In 2018 was dat in een keer 238 miljoen. Dat is een kostenstijging van 130 miljoen euro. Als ik dat hoor, dan vraag ik me af: moeten we niet eens kijken naar de financiële getallen van al die trajecten die zijn opgenomen in het projectenboek 2019 van het Hoogwaterbeschermingsprogramma, een onderdeel van het Deltaplan? Kloppen die nog wel? Mijn concrete vraag is: heeft de Minister hiernaar gekeken, en wat betekent dit voor het Rijk en de waterschappen? En een vervolgvraag daarop is: mag ik hier ook uit concluderen dat de nieuwe normeringen de dijken duurder maken? Moeten we daar dan niet de conclusie uit trekken dat we een discussie moeten voeren over de vraag of de normering aangepast moet worden of dat er op termijn meer geld bij moet komen?

De voorzitter:

Er is een vraag van de heer De Groot. Daarna heb ik zelf ook nog een vraag.

De heer De Groot (D66):

Als het gaat om dijkverzwaring hoor ik steeds dat er sprake is van budgetoverschrijdingen. Nogmaals, betonnen dijken, of de dijken zoals ze worden aangelegd, zijn op deze wijze ook heel erg duur. Ik noem nogmaals Ruimte voor de Rivier. Dat bleef allemaal binnen het budget, in tegenstelling tot wat andere partijen hier suggereren. Zou het nou niet verstandig zijn, vraag ik via de voorzitter aan de heer Geurts, dat we toch eens kijken hoe die ruimtelijke inpassing en de expertise die daar centraal beschikbaar was eraan hebben bijgedragen dat die projecten gewoon binnen de tijd klaar waren, met draagvlak en binnen het budget?

De heer Geurts (CDA):

Dit is een bijzonder onderwerp. Ik woon in Gelderland. Ik weet ook welke gevolgen de rivierverruiming bij Wapenveld gehad heeft voor de mensen die daar woonden. We moeten dus niet te simpel denken over rivierverruiming. We moeten niet denken dat dat allemaal de oplossing is, want we gaan mensen in een bepaald gebied daar ongelofelijk mee treffen. Dat is één. Twee: ik zie nog wel wat projecten lopen, bijvoorbeeld in Limburg, waar het in afstemming met de omgeving gaat, maar waar bijvoorbeeld ook weer grindwinning terugkomt. Er zijn dus meerdere mogelijkheden bij zo'n verruiming. Ik denk dat wij casus voor casus heel serieus moeten kijken wat wel en niet kan. Maar ik vind het ongelofelijk belangrijk om in ogenschouw te nemen, zeker ook als Kamer, welke grote gevolgen dit heeft voor de inwoners van zo'n gebied.

De heer De Groot (D66):

Dat was nou juist het aardige van Ruimte voor de Rivier: dat het zo snel en zo goed ging omdat er veel draagvlak was. Wat dat betreft zitten we dus op één lijn. En hoe minder je natuurlijk met grond sleept, hoe beter. We hebben tegenwoordig toch grote doelstellingen op het gebied van klimaat en dat wordt eigenlijk nauwelijks betrokken bij de dijkverzwaringen. Hoe meer je grond uit de omgeving haalt, hoe meer je de natuur voor je laat werken en hoe beter het is in het kader van het klimaat.

De heer Geurts (CDA):

Ik hoorde geen vraag meer, maar ik wil toch even reageren. Snel, goed en draagvlak, zei de heer De Groot. Ik vind draagvlak heel belangrijk, maar ik ken wel een paar projecten die niet snel gingen, die achteraf beter hadden gekund en die op weinig draagvlak konden rekenen.

De voorzitter:

Dan heb ik zelf nog een vraag voor u, namens de VVD-fractie. Het CDA noemde terecht geld en het programmaboek, waarin in het verleden projecten zijn ingerekend en ingebracht. U stelt de vraag of we het budget leidend moeten laten zijn of de normering, maar wat wil het CDA zelf? We zijn met elkaar akkoord gegaan met de nieuwe normering. Wat betekent dat dan? Of moeten we het budget leidend laten zijn?

De heer Geurts (CDA):

Ik denk dat het verstandig is om te constateren dat het CDA de normering leidend vindt, want die hebben we met z'n allen vastgesteld met de inzichten die we toen hadden. Overigens is dat op 1 januari 2017 ingegaan, zeg ik uit mijn hoofd, dus dat is redelijk recent. Maar als Kamerlid en als fractie vind ik ook dat we, ook nu het beter gaat met de economie, iedereen er wel op mogen wijzen dat we er nog lang niet zijn. Er werd zonet ook over het onderhoud van onze waterwerken gesproken. Nou, ik weet nog wel iets in Zeeland waarbij we wat discussie gehad hebben over onderhoud. Dat is ongelofelijk belangrijk voor onze waterveiligheid. Ik denk dus dat waterveiligheid op één, twee en drie hoort te staan. Onderhoud hoort daar ook bij en dan komen we toe aan volgende projecten, mogelijk. Ik schat ook in dat daar best wel geld voor beschikbaar is, maar laten we heel goed kijken wat we wel en wat we niet gaan doen. De normering is dus leidend.

De voorzitter:

Ik heb nog een vervolgvraag namens de VVD-fractie. Waterschappen benaderen mij ook. Ze zeggen: we hebben heel veel projecten op stapel staan en we hebben een enorme ambitie en grote plannen, maar we zien ook dat het lastig is om in deze tijd, waarin de economie best wel bloeit, voldoende partijen te vinden die dat voor ons willen uitvoeren, en als ze het willen uitvoeren wordt het allemaal een stuk duurder. Vindt u dan ook dat de waterschappen daarvoor zelf meer geld zouden moeten kunnen ophalen? Of liever niet, omdat we ook goed moeten kijken naar de kosten voor de burgers en de bedrijven? Hoe zit het CDA daarin?

De heer Geurts (CDA):

Zeker dat laatste: goed kijken naar de kosten voor burgers en bedrijven. Ik maak me met de VVD-fractie zorgen. Mij bereiken ook geluiden dat aannemers gewoon niet meer mee willen doen in construct and build, omdat het risico voor hen te groot is. We hebben daar ook recent wat voorbeelden van gezien in Nederland. Het vraagt nogal wat bezinning, ook van het kabinet, met de Minister voorop, op dit soort vraagstukken. We mogen absoluut niet lui achterover gaan leunen alsof het allemaal wel voor elkaar is in Nederland. Er liggen nog een paar hele grote uitdagingen. Zeker als het zo meteen economisch wat minder zou kunnen gaan, hebben we echt een hele grote uitdaging met z'n allen.

De voorzitter:

U vervolgt uw betoog.

De heer Geurts (CDA):

Dank, voorzitter. Ik kom bij de droogte. We draaien de kraan open en er komt schoon zoet water uit. We beseffen de waarde van het water pas als de bron is opgedroogd. Zover is het gelukkig dit jaar nog niet gekomen, maar de droogteperiode is nog steeds gaande. Na een droge zomer en een droge winter hebben we in Nederland een heel groot probleem. Zijn we voldoende in staat om deze problemen het hoofd te bieden? Kan de Minister aangeven hoe het staat met de stresstesten die de gemeentes moeten uitvoeren? Kan de Minister ook eens schetsen hoe de verantwoordelijkheidsverdeling in Nederland nu precies is? Want bij droogte zijn de waterschappen toch aan zet en bij opschaling de veiligheidsregio's? In de droogtecrisis is het mij namelijk opgevallen dat de provincie de crisisleiding nam, maar ook dat diverse provincies wat moeite hadden om hun rollen te scheiden; die van toezichthouder maar ook die van natuureigenaar. Heeft de veiligheidsregio zijn rol wel kunnen vervullen? Heeft de Minister inzicht in wanneer de waterschappen hun evaluaties hebben afgerond?

En hoe kijkt de Minister met de kennis van nu naar de verdringingsreeks? Mij is opgevallen dat op veel plekken het besproeien van voedsel dat boeren verbouwen verboden was, en veel water naar de natuur werd gestuurd en particulieren gewoon hun tuin mochten blijven besproeien. De oproep van de waterleidingbedrijven heeft geen effect gehad in mijn ogen. Ik denk dat ik zo'n beetje de enige was die zijn auto niet meer waste. Dat gaf nog discussie in huize Geurts. Mij is ook ter ore gekomen dat er meer water door waterleidingbedrijven is gewonnen dan vergund. Hoe gaat de Minister daarmee om? Welke visie heeft de Minister op waterberging?

Voorzitter, dan kom ik bij de veenbodemdaling. Heel Holland zakt! In grote delen van ons land is er sprake van bodemdaling. Aan de andere kant moeten we rekening houden met een zeespiegelstijging. Feit is dat de bodemdaling tot ernstige schade leidt aan infrastructuur, gebouwen, rijksmonumenten en landbouw. Dat gaat veel geld kosten. Ik heb onderzoeken gezien waarin dat opliep tot 22 miljard in 2050. En dat is nog niet het enige probleem. Door veenoxidatie komt er ook CO2 vrij en dat willen we eigenlijk ook niet. Nu moet ik eerlijk zeggen dat er langzaamaan wat meer aandacht komt voor deze problematiek. Maar er zijn nog vier problemen, hoofdzaken.

Het thema is op rijksniveau erg versnipperd en verspreid over meerdere departementen. Het tweede punt: een goede inbedding in een informatie- en onderzoeksprogramma met middelen, ook structureel, is nog niet geregeld. Het derde punt: een visie op ruimtelijke ontwikkeling met een keuze voor de langere termijn is er nog niet. Wellicht gaan we dat lezen in de NOVI. Het vierde punt: er is wel aandacht voor veenweiden vanwege CO2, maar dit keer zeg ik dat we de stad niet moeten vergeten. Het CDA vindt het noodzakelijk dat de Minister vervolgonderzoek doet naar de ecologische, sociale en economische gevolgen van de veenbodemdaling en daarbij gemeenten, waterschappen en provincies gaat betrekken. Ook vragen we om in kaart te brengen welke maatregelen een positief effect hebben op het terugdringen van veenbodemdaling en mogelijk ook op CO2-reductie. Daarvoor is in onze ogen één coördinerende Minister nodig die de veenbodemdalingproblematiek in zijn of haar portefeuille krijgt. Ten slotte vindt het CDA dat de tegengegaan van veenbodemdaling verder onderzocht moet worden door middel van pilots die via een investeringsfonds gefinancierd zouden kunnen worden. Graag een reactie van de Minister hierop.

Ik kom bij de waterkwaliteit. De waterkwaliteit van de Nederlandse wateren wordt steeds beter. Op dit moment wordt hard gewerkt aan de onderbouwing van de doelen en normen voor waterkwaliteit. Daarbij wil ik de waterschappen en onderzoekers wel oproepen om zorgvuldig te zijn. Vervolgens is het belangrijk dat er in samenwerking wordt gekeken welke bronnen er zijn en hoe we daarvoor maatregelen kunnen nemen. Dat doen we nu ook al met het Deltaplan Agrarisch Waterbeheer. Ik vraag de Minister wanneer en of dat programma wordt voortgezet.

Rioolwater zuiveren is kostbaar. In gesprekken met het veld is mij gevraagd om te pleiten voor kennisuitwisseling en samenwerking door verschillende waterzuiveringen. Mogelijk liggen hier kansen, want er wordt nu vaak dubbel gezuiverd: eerst door de waterschappen en later door waterleidingbedrijven. Dat zou toch efficiënter moeten kunnen, zo vroeg ik me af. Daarnaast constateer ik dat er nog veel werk gedaan moet worden om alle riooloverstorten klimaatbestendig te maken. Het kan toch niet zo zijn dat we boeren en tuinders blijven beschuldigen van oppervlaktewaterverontreiniging, terwijl riooloverstorten de veroorzaker zijn? Graag een reactie van de Minister.

Dan de rioolproblematiek in Caribisch Nederland. De VVD-fractie heeft daar ook aandacht voor gevraagd. Ik sluit me daarbij aan met nog een opmerking erbij. De Minister schreef dat de vervuiling op Bonaire sterk is afgenomen als gevolg van de rioolwaterzuivering. Ik vroeg me af hoe de Minister tot deze conclusie is gekomen.

Dan kom ik bij het waterschap als energiebedrijf. Waterschappen kunnen een grote bijdrage leveren aan de energietransitie. Ik zeg «kunnen», want dat mag volgens ons niet van de wet. Al de hele tijd leeft de vraag of de waterschappen bevoegd zijn om meer energie op te wekken dan zij voor hun bedrijfsvoering nodig hebben. Met name bij de innovatieve toepassing van duurzame energiebronnen, zoals biogas op de rioolwaterzuivering of aquathermie, is dat van groot belang. In de aanloop naar het klimaatakkoord is afgesproken dat hiervoor een wetswijziging moet worden voorbereid, maar de tijd begint te dringen. Wil de Minister snel met een wetswijziging komen, zo vroeg ik me af. Die vraag stel ik ook aan de Minister.

Dan kom ik op het punt van drugsafval. Drugsafval in de natuur is een groot probleem. We begrijpen dat er onder leiding van het IPO een voorstel zou komen om de kosten van het opruimen te regelen. Dat is prima, maar dat is wel het paard achter de wagen. De drugscriminaliteit verdient, wat het CDA betreft, vanwege vele redenen een stevige aanpak. De schade aan natuur en water is daar één van. Wordt die schade altijd verhaald? Ik zie in waterzuiveringen ook dingen voorbijkomen, waarvan ik denk: hoe gaan we daarmee om? De andere vraag, maar die is volgens mij niet voor deze Minister, is of er voldoende opsporingscapaciteit is om deze dumpingen tegen te gaan. Gaat de Minister zich daar hard voor maken in het kabinet?

Mijn laatste punt, voorzitter, gaat over grondwater. Veel mensen in Nederland hebben water onder vloer en daardoor last van optrekkend vocht, schimmel, paalrot en extra stookkosten vanwege de kou. Zo haal je nooit een goed energielabel voor je huis! Gemeenten hebben op grond van de Waterwet, om precies te zijn volgens artikel 3.6, een grondwaterzorgplicht. Gemeenten zijn er dus voor verantwoordelijk om nadelige grondwaterstandgevolgen te voorkomen. Ik vroeg me af of er weleens een evaluatie naar die zorgplicht is gedaan. Doen die gemeenten het goed? Is de belangenafweging juist? En hebben de waterschappen hier geen enkele rol in, zo vroeg ik me af. Deze vragen worden steeds belangrijker als we ons realiseren dat we door de verandering van het klimaat steeds vaker periodes van droogte of juist van hoosbuien krijgen.

En ik heb nog een vraag aan de Minister: wie is er verantwoordelijk voor het dieper gelegen grondwater? Ook die vraag wordt steeds relevanter, nu we steeds meer de loop van het diepe grondwater beïnvloeden, bijvoorbeeld door bouwactiviteiten, bodemenergiesystemen, het storten van verontreinigde bagger, oude zandwinputten en bronbemaling. Misschien dat de Minister daar ook eens op kan reflecteren.

Tot zover de eerste termijn van mijn fractie.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan geef ik het woord aan de heer De Groot. Hij spreekt namens D66.

De heer De Groot (D66):

Dank u wel, voorzitter. Begin juli vroeg mijn voorganger, Matthijs Sienot, een debat aan over de droogte, onder het mom: «Voedsel verdort, de schepen lopen vast en de natuur staat in brand.» En hoewel velen vonden dat hij overdreef, was zijn uitspraak helaas toch dicht bij de waarheid: het viel niet mee. Extreem weer is het nieuwe normaal geworden. Laat me dan ook beginnen met een compliment voor deze Minister voor het bestuursakkoord over klimaatadaptatie. En de Minister doet ook goed werk met haar Global Commission on Adaptation.

Maar internationale initiatieven en bestuursakkoorden houden geen water vast, in tegenstelling tot groen-blauwe daken. D66 wil een aantal concrete, effectieve maatregelen uitrollen over de platte daken van Nederland. Een groen-blauw dak houdt water vast, isoleert en draagt bij aan schone lucht. Is dit voor de Minister een optie om mee te nemen in de verdere besprekingen, ook gezien het enthousiasme van de Deltacommissaris hierover? De gemeenten voeren nu stresstesten uit, maar als je bankstel door de kamer drijft, heb je ook behoorlijk wat stress. Bestuursakkoorden zijn goed, maar D66 wil concrete actie, ook als het gaat om kwetsbare apparatuur in kelders van ziekenhuizen bijvoorbeeld. Wat gaat de Minister ondernemen om kwetsbare infrastructuur klimaatproof te maken? Als het regent in Diemen, moeten niet de treinen in Utrecht uitvallen, zoals onlangs gebeurde. Dan hebben ze nog een extra reden, naast de blaadjes.

Dan de droogte, voorzitter. Van wie is het grondwater? De collega van het CDA, Geurts, vroeg er al naar. Deze zomer pompten waterbedrijven soms wel tot 40% meer water op dan normaal. Bij het oppervlaktewater is er een duidelijke volgorde waarvoor je het water mag gebruiken, en waarvoor niet. Daarbij wordt de natuur tot het laatst gespaard. Bij het diepe grondwater is dit niet geregeld, waardoor mensen hun tuin kunnen blijven sproeien, terwijl de natuur verdort. Gaat de Minister verdringingsregels opstellen, analoog aan die voor oppervlaktewater?

Hetzelfde geldt voor de internationale afstemming. België spaart de scheepvaart tot het laatst, waardoor er in Nederland drinkwaterprobleem ontstaan. Hoe gaat de Minister het droogtebeleid internationaal afstemmen?

Dan de waterveiligheid. 30 jaar geleden liep ik stage bij het Centrum voor Milieukunde in Leiden. We hielden ons bezig met het Plan Ooievaar. Dat leidde later tot Ruimte voor de Rivier. We gingen het water bergen mét de natuur in plaats van ertegenin. En het Hoogwaterbeschermingsprogramma kent slechts één doelstelling: waterveiligheid. D66 is van mening dat daarnaast ook ruimtelijke kwaliteit als doelstelling dient te worden opgenomen, net als bij Ruimte voor de Rivier.

Ik ben in de evaluatie van Ruimte voor de Rivier gedoken, op zoek naar de succesformule. Wat was het geheim? Waarom bleven alle projecten binnen de tijd en binnen het budget? Antwoord één is expertise. Er was een sterke, onafhankelijke programmadirectie met specifieke kennis over bouwen met natuur. Antwoord twee is juist die dubbele doelstelling: naast veiligheid ook ruimtelijke kwaliteit. Onlangs kregen de makers van Ruimte voor de Rivier de befaamde Maaskantprijs. Terecht staat Nederland hiermee internationaal op de kaart. Toch zou het vreemd zijn als we internationaal worden geprezen voor een praktijk die we zelf niet meer toepassen. Daarom pleit D66 ervoor om, naast veiligheid, bij het Hoogwaterbeschermingsprogramma ook ruimtelijke kwaliteit op te nemen, en expertise hiervoor te organiseren.

Dan waterkwaliteit. Deze zomer werd de zwemmer Maarten van der Weijden ziek tijdens het zwemmen van de Elfstedentocht. Experts wijten dit aan poep en urine in het water. Elk jaar krijgen tienduizenden zwemmers darmproblemen van het zwemmen. D66 wil zwemmers beter beschermen tegen poepende pleziervaarders. In Nederland is het verboden om toiletten te lozen op het oppervlaktewater. Inmiddels zijn er meer dan 300 uitpompstations, waar pleziervaarders hun vuilwatertank kunnen legen. Toch gebeurt dit maar mondjesmaat, al is dat misschien niet de goede uitdrukking in dit verband. Met de warmere zomers neemt de overlast door blauwalg toe, wat ten koste van recreatieondernemers gaat. Bovendien wil je je kinderen toch gewoon kunnen laten zwemmen? Daarom pleit D66 ervoor dat schepen met een vuilwatertank deze simpelweg verzegelen. Makkelijk te doen, makkelijk te controleren en schoner zwemwater.

Voorzitter. Per dag gooien mensen ruim 400 kilo aan medicijnen weg of spoelen deze door het riool. Dat is slecht voor het onderwaterleven en de vissen en dat is vooral kostbaar. We gaan nu, met hulp van deze Minister, miljoenen uitgeven om medicijnresten uit het rioolwater te zuiveren, maar dat is toch, met alle respect, een beetje water naar de zee dragen? Tijdens een vorig waterdebat concludeerde de heer Dijkstra van de VVD dat het gewoon een kwestie van voorlichting is en hij heeft gelijk. Daarom stelt D66 een breng-mij-terugsticker op medicijnverpakkingen voor, zodat mensen echt kunnen weten waar ze met hun restanten heen kunnen.

Voorzitter. Fosfaat is een eindige grondstof en is essentieel voor onze voedselvoorziening. Waterschappen kunnen technisch gezien fosfaat terugwinnen, maar de regels verhinderen dat. Ook voor het gebruik van zuiveringsslib en energieopwekking zitten afval- en belastingwetgeving in de weg. Het kan allemaal al en het speelde zeven jaar geleden al. Weer een nieuwe praatclub? D66 zegt: Minister, regel het gewoon, want het fosfaat raakt op, ook voor onze voedselproductie. Graag een reactie op dit punt.

Dan de Kaderrichtlijn Water. We gaan die doelstellingen niet halen. Het PBL liet in de recente Balans van de Leefomgeving zien dat met de huidige opzet in 2027 naar verwachting slechts 15% van de regionale wateren in Nederland een goede biologische kwaliteit zal hebben en dat dit voor de rijkswateren 55% zal zijn. Welke extra stappen gaat de Minister zetten om de doelen van de Kaderrichtlijn Water te realiseren? Wat is de inzet van de Minister bij de fitness check?

Plastic. De VVD verrast vriend en vijand met haar proefballonnen. Als de ideeën niet in strijd waren met de Grondwet, waren ze wel onhaalbaar of een verspilling van belastinggeld, maar goed. Problematisch wordt het als plastic proefballonnen het land en het water vervuilen. Boeren slaan alarm omdat ze steeds meer plastic in hun grond aantreffen. Plastic ballonnen staan in de top vijf van plastic afval dat op de stranden wordt gevonden. D66 gunt kinderen hun ballon, maar zoals Dijkhoff het zo mooi zegt: je ruimt je eigen rotzooi op. Het massaal buiten oplaten van ballonnen is niet meer van deze tijd. Ik hoor graag van de Minister dat zij het hiermee eens is. Dat zou in ieder geval wel in lijn zijn met de brief die zij samen met de Staatssecretaris schreef over de aanpak van zwerfafval. Een derde van het plastic afval op onze stranden en dus ook in zee is visserijpluis, van netten. Wat gaat de Minister hieraan doen?

Voorzitter. De Minister werkt aan haar visie op de Noordzee. Daarbij gaat zij in op de balans tussen windenergie, visserij, natuur en voedselproductie. D66 is van mening dat deze visie zo snel mogelijk het licht moet zien, zodat de balans in de praktijk kan worden gebracht. Nu lees ik dat de Minister het juist gaat uitstellen met het oog op de initiatieven voor klimaat en de NOVI die vanuit de vakdepartementen komen. Niet wachten op deeltrajecten, maar doorpakken, Minister; juist als u uw coördinerende ambitie wilt waarmaken, gaat uw visie voor die van de vakdepartementen.

Over uitstel en vertraging gesproken, voorzitter: de Waddenzee. Voor het AO Waddenzee schreef de Minister nog dat de onafhankelijke verkenning van de ene beheerautoriteit ertoe moest leiden dat deze begin 2019 – ik herhaal: begin 2019 – van start zou gaan. Dat is over twee maanden. Tijdens het AO Waddenzee legde de Kamer er de nadruk op dat er een goede scheiding tussen beleid en uitvoering moest komen. Nu voert de Minister juist dit argument aan als reden dat de verkenning langer duurt. Dat is onbestaanbaar. Graag een reactie.

In 1987 besloot VVD-Minister Kroes dat de Haringvlietsluizen op een kier zouden gaan. Onlangs was het zover, een feestelijk moment. Alles is opgelost, behalve dat er nog lekker doorgevist mag worden rond de kier. Alle betrokkenen, ngo's, vissers en de Ministers van LNV en IenW, zo zeg ik er uitdrukkelijk bij, waren het erover eens dat het stilleggen van de visserij rond de kier de meest voor de hand liggende en verstandige maatregel was. De kosten, 1,5 miljoen, zijn te overzien in relatie tot de 700 miljoen die Nederland en de buurlanden hebben uitgegeven aan het mogelijk maken van vismigratie. De Minister weigert samen met haar collega van LNV om een visserijvrije zone in te stellen rondom de kier. Zoals gezegd, een belediging voor elke trekvis en een bizarre besteding van belastinggeld. Is de Minister bereid om met haar collega van LNV in gesprek te gaan om toch die verstandige maatregel waartoe zij zelf al van mening was, namelijk een visserijvrije zone, zeker tijdelijk, in te stellen?

Voorzitter, tot slot bodemdaling. Er is al veel over gezegd. D66 houdt de waterschappen verantwoordelijk voor de veenbodemdaling. Het moet ook eens gezegd worden dat jarenlang onverantwoordelijk beleid zijn tol heeft geëist. Wat was hier aan de hand? Steden als Boskoop en Gouda zakken weg in het moeras en de waterschappen pompen vrolijk door. Er dreigt 20 miljard schade, als het niet veel meer is, als de Minister dit niet gaat oplossen.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan geef ik het woord aan mevrouw Van Brenk, die spreekt namens 50PLUS.

Mevrouw Van Brenk (50PLUS):

Voorzitter, ik ben wat verrast omdat ik dacht dat u de grootte van de fracties zou aanhouden. Maar hartelijk dank.

De voorzitter:

Dat mag ook, als u dat liever is.

Mevrouw Van Brenk (50PLUS):

Nee, ik.... Nou, eigenlijk wel.

De voorzitter:

Dan bent u zo aan de beurt. Dan geef ik eerst het woord aan mevrouw Kröger van GroenLinks.

Mevrouw Kröger (GroenLinks):

En mevrouw Kröger van GroenLinks is er helemaal klaar voor. Feest!

De voorzitter:

Dan hanteren we de volgorde van de fracties.

Mevrouw Kröger (GroenLinks):

Oké, bij dezen.

Voorzitter, ruig weer, te nat, te droog, te veel of te weinig water. Dat is klimaatverandering en dat is niet ver weg maar dat is hier en nu, en de grote vraag is of we er klaar voor zijn. Nederland daalt steeds harder door inklinkende bodem, gasboringen, veenoxidatie en andere redenen. En tegelijk stijgt de zeespiegel en hebben we met steeds onvoorspelbaardere regen te maken. Dan is het wat mij betreft zorgelijk dat onderhoud van het hoofdwatersysteem is uitgesteld en dat de Europese Rekenkamer hier ook over waarschuwt. Hoe gaan we die tekorten inlopen en wanneer is al dat achterstallig onderhoud op orde, vraag ik de Minister.

We moeten slimmer omgaan met de grilligheid van het water, water bergen als we te veel hebben en vasthouden voor tijden dat het droog wordt. Daarom zijn we blij dat er een Bestuursakkoord Klimaatadaptatie ligt. We zouden graag in de verdere uitwerking veel aandacht zien voor klimaatadaptief bouwen. Wat zijn de concrete plannen om te zorgen dat alle nieuwe wijken klimaatadaptief worden gebouwd? Wij hebben blauw-groene wijken nodig met veel ruimte voor de natuur om water op te vangen. Eerder vroeg ik vorig jaar een vorige bewindspersoon aandacht voor groene daken, zowel voor verkoeling in de stad als voor waterberging. Kan de Minister vandaag toezeggen dat groene daken meegenomen wordt in de klimaatadaptieve bouwplannen?

Worden potentiële bouwlocaties voldoende meegenomen in de klimaatstresstesten die nu plaatsvinden? Als we nu al weten dat we voor grote uitdagingen komen te staan met onze rivieren, moeten we toch geen woonwijken meer aanleggen in bijvoorbeeld de uiterwaarden, zoals nu het plan is in Arnhem. Dat is echt onbegrijpelijk. Zou het niet op zijn minst verstandig zijn dat dit besluit wordt uitgesteld totdat de plannen voor dijkversterkingen en de MIRT-verkenningen geheel zijn afgerond? Graag hoor ik van de Minister of zij bereid is om met de gemeenten en de provincie het gesprek hierover aan te gaan. Welke concrete stappen gaat de Minister zetten om dit soort gevallen, zoals nu specifiek in Arnhem speelt, in de toekomst te voorkomen? Wil zij samen met de VNG, provincies en haar collega van Binnenlandse Zaken hier concrete afspraken over maken? Wat doen we als het misgaat, want het gaat nu al vaak mis? Hoe zijn mensen dan verzekerd? We lijken nu een gat te hebben tussen een echte ramp met groot water, bijvoorbeeld wanneer een dijk doorbreekt, en de opstalverzekering die je hebt voor bijvoorbeeld het lekken van je dak na flinke hoosbuien. Er is veel grijs gebied, kleinere waterwegen die overstromen, verzakkingen door droogte, toenemende kans op storm en hagel en veel mensen weten ten eerste eigenlijk helemaal niet dat ze een risico lopen op de locatie waar ze wonen en ten tweede of ze wel of niet gedekt zijn, en hoe dan precies. Klopt het dat de Wet tegemoetkoming schade bij rampen maar de helft van de schade dekt en eigenlijk niet de schade door bedrijfsuitval en dat het soms tien jaar duurt voordat er iets wordt uitgekeerd?

Wat GroenLinks betreft moet het voor iedereen veel duidelijker zijn wat het risico op schade is bij extreem weer en welke zekerheid daartegenover staat. Wanneer geldt de WTS en wanneer geldt de normale opstalverzekering? Wat en waar zijn de risico's die de komende jaren steeds vaker zullen voorkomen en welke mogelijkheden zijn er om je daartegen te verzekeren? Het laatste Deltaprogramma zou het restrisico tussen de WTS en de verzekeraars onderzoeken. Is dat ook gebeurd? Kan de Minister ons vertellen hoe het hiermee verdergaat? Ik wil graag een plan van de Minister en een grondig onderzoek, bijvoorbeeld door de WRR, naar de verzekerbaarheid van klimaatschade in de toekomst. Is de Minister bereid om dit toe te zeggen?

Slimmere waterveiligheid moet ook in samenspraak met mensen en met behoud van landschap, natuur en cultuur. De zorgen die eerder zijn aangeduid door mijn collega van de VVD, tevens onze voorzitter, rond de Markermeerdijk zijn daar een duidelijk voorbeeld van. Er zijn twijfels of deze ingreep wel kosteneffectief is. De Minister schrijft ons dat alles goed is onderzocht en dat ze door wil. Ik wil de Minister toch echt met klem vragen of zij bereid is tot een second opinion, waarbij de alternatieven die door de bewoners zijn gepresenteerd ook serieus worden meegewogen.

Dan een ander punt van zorg over water en natuur: de geplande zandafgraving in het IJsselmeer. Daar is veel onrust over in Friesland, waar in een belangrijk natuurgebied op grote schaal zand gewonnen gaat worden. Kan de Minister hierover in gesprek met de betrokken gemeenten en de provincie? Kan zij toezeggen dat er geen stappen gezet worden totdat de alternatieven verkend zijn en het gesprek hierover is aangegaan, waarbij minder schade en risico voor de natuur centraal staat?

Dan drinkwater. Ik wil me vandaag graag richten op één bedrijf dat toch wel symbool is komen te staan voor de zorgen en problemen rond chemische stoffen en het drinkwater. Het zal niemand verbazen dat dat Chemours is. In de zomermaanden was er landelijk veel onrust over het feit dat er nog steeds PFOA in het afvalwater van Chemours zat, ondanks dat dit bedrijf al jaren geleden deze mogelijk kankerverwekkende stof had vervangen door GenX en PFOA dus niet vergund was. Mijn vraag aan de Minister: was het op het ministerie bekend dat PFOA als bijproduct van GenX kan ontstaan in het productieproces? Met andere woorden, als je als bevoegd gezag GenX vergunt, krijg je PFOA gewoon op de koop toe. Hoe kan dit? Was het ministerie hiervan op de hoogte? Zo ja, waarom is de Kamer er dan niet over geïnformeerd? Zo nee, wat gaat hier dan mis? Waarom is de transparantie over alle potentiële ZZS die vrijkomen in het productieproces niet onderdeel van de vergunning? Kunnen we zorgen dat bedrijven naast de vergunning moeten rapporteren over wat ze daadwerkelijk lozen en wat daarbij vrijkomt?

Dan over PFOA en de brede productgroep PFAS in de bodem. Op dit moment is er geen landelijke norm voor en kan met PFAS vervuilde grond dus ook worden ingezet voor het ontdiepen van plassen, het ophogen van dijken, bouwgrond et cetera. Dit is een risico voor zowel het oppervlaktewater als het grondwater. Heeft de Minister in beeld hoeveel locaties er landelijk met PFAS-stoffen vervuild zijn? Uit onderzoek van het Expertisecentrum PFAS blijkt dat in 86% van de monsters, genomen op 29 risicolocaties, PFOA is aangetroffen in het water. Dat is zeer zorgelijk. Wanneer worden die normen gesteld? Wordt PFAS-vervuiling meegenomen in de analyses die worden gedaan voordat bodem en bagger weer ingezet kunnen worden?

Dan ten slotte heel kort over plastics in het water. Er is steeds meer bekend over hoever microplastics al zijn doorgedrongen in ons leefmilieu en water. Komt er een norm binnen de Kaderrichtlijn Water over microplastics in de natuur?

Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan geef ik het woord aan de Socialistische Partij, aan de heer Laçin.

De heer Laçin (SP):

Dank, voorzitter. Ik wil het vandaag hebben over twee belangrijke thema's. Een daarvan is waterveiligheid: hoe veilig zitten we achter de dijken als het klimaat de komende decennia echt gaat veranderen? Het andere is waterkwaliteit. Hoe zorgen we ervoor dat de lozing van allerlei stoffen wordt tegengegaan?

Voorzitter. De zeespiegel stijgt sneller dan we dachten. Nu hebben we het in Nederland goed geregeld. Al generatie na generatie wonen we veilig achter de dijken, meters onder de zeespiegel en achter de rivieren. Maar wonen we nog net zo veilig als het water drie meter hoger komt te staan en we met een veel grotere toevoer van de rivieren vanuit het achterland te maken hebben? Dat gaat niet de komende decennia al gebeuren, maar wanneer is het moment om te beginnen met de benodigde maatregelen? Als het water in 2100 meters hoog staat en blijft stijgen, kan er niet pas in 2090 begonnen worden. 2100, 2090: het klinkt allemaal heel ver weg, maar het zal gaan om ingrijpende, tijdrovende en zeer kostbare maatregelen.

Het is goed dat het KNMI nu al aan scenario's werkt en dat deze meegenomen gaan worden in de komende actualisering van programma's. Maar wordt er ook een scenario ontwikkeld waarin we klimaatafspraken niet gaan halen? Het gaat dan niet om de vraag of we in Nederland wel of niet aan de gestelde doelen zullen voldoen, maar echt wereldwijd. De naleving en uitvoering van het klimaatakkoord van Parijs is helaas geen gegeven. Wat andere landen, zoals de VS, China en Brazilië, gaan doen hebben wij niet in de hand, maar het heeft op lange termijn wel effect op onze veiligheid. In hoeverre wordt op deze mogelijkheid geanticipeerd? Hoe gaan er op tijd voldoende middelen zijn als we echt van het ergste moeten uitgaan?

Ik wil op dit punt ook de Markermeerdijk even aanstippen. Er zijn door de VVD, GroenLinks en andere partijen dingen over gezegd. Wij zijn met de commissie naar Varik-Heesselt geweest. Ik ben daar ook alleen naartoe geweest en de Minister is er volgens mij ook is geweest. Gelet op het traject daar vind ik het vooral belangrijk dat wij de burgerparticipatie, de inspraak en ook de ideeën die vanuit de bewoners komen serieus nemen en een plek geven, zodat we kunnen voorkomen dat, net als in Varik-Heesselt, actiegroepen jarenlang moeten strijden om toch hun ideeën aan de man te krijgen. Dat is daar goed gelukt, dus laten we vooral daarvan leren en het hier beter inrichten.

Voorzitter. Ook ik ga het over één specifiek bedrijf hebben. Dat zal niemand aan deze tafel verbazen. Het gaat om het hier en nu en de kwaliteit van ons drinkwater. Die staat onder druk door een veelvoud aan redenen. Ik noem dumping van drugsafval en medicijnresten en natuurlijk lozingen van allerlei giftige stoffen door de chemische industrie in het water en in de lucht. Recent zijn op een aantal plekken, waaronder Helmond en de Alblasserwaard, hoge concentraties PFOA aangetroffen. PFOA, dat al vijf jaar niet gebruikt zou zijn door Chemours in Dordrecht. De provincie Zuid-Holland heeft een dwangsom opgelegd van 1 miljoen euro, omdat Chemours volgens metingen is blijven lozen in de zomer van dit jaar, 2018. Wij hebben het hier dus over PFOA, een kankerverwekkende stof. Ik vind het echt ongekend dat dit gewoon gebeurt en er niet of nauwelijks wordt opgetreden. De provincie doet alles wat in haar macht ligt, maar dat is blijkbaar ontoereikend. Ik wil van de Minister horen of de aanwezigheid van PFOA in onze wateren een bedreiging vormt voor ons drinkwater. Zit het er wellicht al in? Wordt PFOA ook structureel gezuiverd uit het oppervlaktewater en wordt het ook gemonitord? Zo niet, wat gaat de Minister doen om dit inzichtelijk te maken?

De voorzitter:

De heer Van Aalst heeft daar een vraag over.

De heer Van Aalst (PVV):

Ik probeer toch even van mijn collega van de SP wat helderheid te krijgen. Er ligt een vergunning van Chemours waarin heel duidelijk staat er inderdaad PFOA vrijkomt bij de verwerking. Daar is ook vergunning voor verleend. Het gekke is nu eigenlijk het volgende. In de vorige periode zat er een SP-gedeputeerde die de vergunning heeft afgegeven. We hebben nu een nieuwe periode en nu is het een SP-gedeputeerde die handhaaft en hier moeite mee heeft. Vindt u dat ook een vreemde situatie?

De heer Laçin (SP):

Nee, ik vind dat geen vreemde situatie. De afspraak was dat Chemours PFOA sinds 2013 niet meer zou gebruiken en dat dit niet meer zou vrijkomen. Dat is wat er staat, ook in de afspraken met Chemours. Ik weet dat de heer Van Aalst daar anders over denkt en dat ook blijft volhouden, maar dat is wel de afspraak die is gemaakt. Op basis daarvan heeft onze gedeputeerde, die dus inmiddels een andere portefeuille heeft en nu op handhaving zit, alles uit de kast getrokken om Chemours bij de les te houden. Ik noem dwangsommen. Inmiddels is de vergunning voor GenX enorm verlaagd in de periode dat de SP daar bestuurt. Dat doen ze met dwangsommen, maar dat neemt niet weg dat Chemours door blijft gaan. Daarom vraag ik net zoals de PVV aan deze Minister wat wij hier vandaan kunnen gaan doen om dit te stoppen.

De heer Van Aalst (PVV):

We zijn het inderdaad eens dat we meer duidelijkheid moeten krijgen over de handhaving, maar iets anders is wel pertinent onjuist. In de vergunning staat heel duidelijk dat PFOA vergund wordt als bijproduct dat vrijkomt in het proces bij Chemours. Dat staat er gewoon klip-en-klaar in. Geen discussie. Dat heeft de SP-gedeputeerde op dat moment vergund. Dus ik vind het heel merkwaardig dat-ie dan nu ineens moeilijk gaat doen in de handhaving, los van of je het er wel of niet in wilt hebben. Op dit moment constateer ik gewoon dat er een vergunning ligt en dat de SP-gedeputeerde die die afgegeven heeft, nu ineens wil gaan handhaven. Hij heeft er zelf een potje van gemaakt. Dat is inderdaad het punt dat wij aangaven, van: goh, Minister zorg er nu eens voor dat die handhaving op orde komt. Ik vind het in dit geval toch een beetje hypocriet en ik zou uw collega van de SP daar echt op aan willen spreken dat hij dit vergund heeft toen hij dat mocht doen, en nu ineens hoog van de daken schreeuwt dat het eruit moet. Dan had-ie toen even wakker moeten blijven.

De heer Laçin (SP):

Het antwoord blijft eigenlijk hetzelfde. PFOA zou niet gebruikt mogen worden, zou niet vrijkomen. Dat is de afspraak met betrekking tot de invoering van GenX: PFOA zou gestopt worden. Deze discussie heb ik vaker gehad met de heer Van Aalst. We kunnen haar hier over gaan doen. Maar de SP probeert er zowel provinciaal als landelijk alles aan te doen dat die rotzooi niet in ons milieu terechtkomt, want daar hoort dit gewoon niet.

Mevrouw Kröger (GroenLinks):

Ik deel de analyse van de heer Laçin dat het Rijk nu toch ook aan zet is om iets te doen aan het feit dat er nog steeds PFOA in Nederland gevonden wordt. Ik heb een vraag over het feit dat PFOA eigenlijk ontstaat in het productieproces van GenX, een feit dat volgens mij niet als zodanig gemeld is aan ons hier in de Kamer. Terwijl het wel te vinden is in de vergunningverlening uit 2013 en in de verslagen van de bezwaarschriften die net publiek zijn gemaakt. Hoe kijkt de heer Laçin daar nu naar? Had er niet al veel eerder, ook vanuit de provincie, naar het Rijk gecommuniceerd moeten worden: PFOA blijft vrijkomen, dus dit blijft een probleem?

De heer Laçin (SP):

Eens. Ik denk dat we wat dat betreft ook naar onszelf moeten kijken, als Kamer. Wat mij betreft is afgesproken dat PFOA niet meer gebruikt wordt in het productieproces, dat het niet meer vrij zou moeten komen. Het staat wellicht anders in de vergunning, maar GenX is bedoeld als opvolger van PFOA. Als in dat productieproces nog steeds PFOA vrijkomt, wat nu eigenlijk blijkt uit metingen van afgelopen zomer, dan moet de Minister heel snel stappen gaan nemen, want dat is volgens mij niet de bedoeling. We weten dat dit zou moeten stoppen omdat het kankerverwekkend is. GenX zou een kleine verbetering moeten zijn, maar toch blijft het komen. Ik vind dat gewoon niet kunnen.

Mevrouw Kröger (GroenLinks):

Volgens mij blijkt het niet zozeer uit de metingen van afgelopen zomer. Uit de metingen blijkt inderdaad dat PFOA nog steeds in het afvalwater zit. Over de oorzaak daarvan zijn wij als Kamer niet geïnformeerd. De oorzaak is dat het gewoon een bijproduct is van het GenX-productieproces. Dat is informatie die volgens mij bij de provincie wel bekend was. Dan is mijn vraag toch aan mijn collega: wat gaat hier nou mis dat dit op provinciaal niveau bekend is en wat zouden we daaraan kunnen doen?

De heer Laçin (SP):

Ik denk dat het dan goed is om ook richting de provincie te communiceren hoe dit niet bij ons terecht is gekomen, waarom wij daar nu, vijf jaar later, pas een discussie over hebben. We hebben die discussie natuurlijk wel vaker, maar nu op dit specifieke punt. Want de afspraak is wat mij betreft dat we PFOA zouden moeten uitsluiten. Als het in het productieproces nog steeds vrijkomt en in ons milieu en ons water komt, waar het vervolgens een dreiging is voor ons milieu en wellicht onze gezondheid, dan gaat er iets mis en moeten we daar, denk ik, heel snel stappen op gaan nemen.

De voorzitter:

U vervolgt uw betoog.

De heer Laçin (SP):

Ja. Dan maak ik de koppeling naar REACH. Ik weet dat dit voornamelijk hoort bij het dossier van de Staatssecretaris, maar het heeft uiteindelijk wel effect op ons drinkwater, op ons milieu, dus wil ik er toch een aantal dingen over zeggen. We hebben het continu over één stof, dan is het PFOA, dan is het GenX, en dat komt doordat, op het moment dat de ene stof verboden is, de andere stof alweer klaarstaat om geïntroduceerd te worden. REACH zou ons daarvoor moeten beschermen. In totaal zijn 21.000 stoffen geregistreerd in REACH. Ongeveer twee weken geleden konden we lezen dat uit onderzoek is gebleken dat in 70% van de dossiers aangeleverd door bedrijven die met chemische stoffen werken cruciale informatie ontbreekt. Informatie bijvoorbeeld over hoe kankerverwekkend een stof kan zijn, toch niet het minst onbelangrijke zou ik zeggen.

Om kosten te vermijden breken fabrikanten de wet. Dat is de conclusie. Geld boven mens en milieu is ook hier weer onze conclusie. Dit kan ook grote gevolgen hebben voor ons drinkwater en voor onze gezondheid. Wat gaat de Minister samen met de Staatssecretaris doen om in Europees verband snel tot maatregelen te komen? Wat gaat zij doen om ervoor te zorgen dat stoffen die in Nederland op de markt komen wel goed gecheckt en gecontroleerd worden? De ILT doet nu pas onderzoek als het Europese agentschap een seintje geeft. Ze hebben de afgelopen jaren maar 7% van alle dossiers kunnen onderzoeken. Bedrijven overtreden Europese en Nederlandse wetten en niemand die ze aanpakt. De Minister is het toch met mij eens dat dit systeem zo niet werkt en dat we aanvullend op REACH zelf veel meer moeten doen aan controles en handhaving hier? Is de ILT voldoende uitgerust om deze dossiers veel vaker te controleren? Is er ook voldoende kennis aanwezig om dit uit te voeren?

Dan kom ik bij het punt dat ik al vaker heb aangedragen, ook samen met 50PLUS. Is de Minister, ook met deze nieuwe informatie in de hand, het niet met ons eens dat er een drinkwatercriterium in REACH opgenomen moet worden? Wij hebben hier een technische briefing over REACH, de Kaderrichtlijn Water en de Drinkwaterrichtlijn gehad. Daar werden we wel iets wijzer van, maar het riep ook ontzettend veel vragen op. We zullen daarover doorpraten, maar wat vindt de Minister daar nu van?

Voorzitter. We hebben de afgelopen periode lange periodes van droogte gekend met lagere waterstanden tot gevolg. De lozingen van chemische stoffen gaan dan wel gewoon door, waardoor er in die periode verhoudingsgewijs een groter percentage chemische stoffen in het water zit. Nu de verwachting is dat langere periodes van droogte vaker zullen voorkomen, is het belangrijk dat we hiermee aan de slag gaan. Is de Minister bereid te onderzoeken of er in periodes van droogte ook minder geloosd kan worden door de industrie? Ik overweeg een motie op dit punt, want ik maak me daar grote zorgen over.

Nog een groot zorgpunt op dit punt is de Omgevingswet. Het uitgangspunt voor lozingen verandert in de Omgevingswet van «nee, tenzij» naar «ja, mits». Dit betekent dat elke lozing mag, tenzij anders wordt besloten. Wat ons betreft is dat echt de omgekeerde wereld. We hebben het nu niet op orde, maar in plaats van de teugels aan te trekken gaan we ze verder loslaten. Ik hoor graag van de Minister of zij bereid is om op dit punt in actie te komen.

Dan kort nog een paar andere punten. Het varend ontgassen gebeurt op grote schaal en in het hele land en een landelijk verbod komt op z'n vroegst in 2020. De Minister heeft vorige week tijdens het debat over de Transportraad aangegeven dat ze op dit punt nog met een brief komt voor het algemeen overleg Maritiem op 6 december. Ik wil er nu toch aandacht aan geven, omdat we blootgesteld worden aan kankerverwekkende stoffen. Dat moet stoppen, het liefst vandaag. In Duitsland, zei de Minister vorige week al, geldt een landelijk verbod op een aantal stoffen. Welke zijn dit en kunnen we dat ook meteen hier in Nederland regelen? Hoeveel ontgassingsinstallaties hebben we in Nederland staan en hoeveel hebben we er straks nodig?

Voorzitter, ik wil even vragen hoever ik ben met mijn spreektijd.

De voorzitter:

U bent er overheen, maar u heeft een totaaltijd van elf minuten en u zit nu op zeven en een half.

De heer Laçin (SP):

Dan nog twee hele korte punten, ten eerste legionella. In 2012 vielen er zestien doden en in 2017 inmiddels 31 met een recordaantal meldingen. Dit probleem wordt alsmaar groter. Het is goed dat in kaart wordt gebracht hoe eisen ten aanzien van afvalwaterzuivering legionellaverspreiding kunnen tegengaan. Wanneer kan de Kamer dit verwachten en welke stappen gaat de Minister zetten om hier beter op in te spelen, zodat we het tij kunnen keren?

Voor bodemdaling is al veel aandacht gevraagd. Ik sluit mij daarbij aan. Er zijn grote problemen; Gouda en Boskoop zijn al genoemd. Wat gaan we doen om het tij te keren? Welke stappen kunnen wij op korte termijn van deze Minister verwachten.

De voorzitter:

Dank u wel. Een vraag van de heer Geurts.

De heer Geurts (CDA):

Ik dacht een moment dat ik in een AO Leefomgeving zat, maar laten we even teruggaan naar het WGO Water. Ik heb in mijn bijdrage aangegeven dat de kosten van dijkvakken fors omhooggaan door normeringen die we Kamerbreed hebben afgesproken. Heeft de SP-fractie er een visie op hoe we met die kosten om moeten gaan?

De heer Laçin (SP):

Ja, zeker. De kosten zijn voor ons belangrijk, maar waterveiligheid ook. De normeringen die wij met elkaar hebben afgesproken, zijn wat ons betreft leidend. Mevrouw Van Brenk heeft er in haar interruptie ook al aandacht voor gevraagd. We houden veel geld over door onderbesteding en overprogrammering. Wat ons betreft moeten we naar het hier en nu kijken. Dit vraagt ook om een langetermijnvisie. We moeten kijken waar we het geld dat we overhouden ook kunnen inzetten op het gebied van waterveiligheid. Als dat voor deze commissie een prioriteit is, dan moeten we daar ook middelen voor beschikbaar maken en moeten we samen vaststellen waar die middelen vandaan komen. De SP houdt niet per se vast, op andere vlakken ook niet, aan: dit is bestemd, dit is geoormerkt en dus moeten we daaraan vasthouden. Als we wat overhebben, moeten we samen met deze commissie kijken waar we het goed kunnen inzetten. Als dat waterveiligheid is, moeten we dat vooral doen.

De heer Geurts (CDA):

Mag ik hieruit concluderen dat de SP vindt dat, als er onderuitputting van bepaalde geldmiddelen die voor onderhoud beschikbaar zijn en daar ook heel hard voor nodig zijn maar even niet in de tijd weggezet kunnen worden, die middelen dan overgezet kunnen worden naar andere potten, bijvoorbeeld om leuke dingen van te doen in een jachthaven?

De heer Laçin (SP):

Nee, zeker niet om «leuke dingen» van te doen. Volgens mij is de aandacht die wij hebben voor waterveiligheid niet per se leuk. Het is noodzakelijk. We doen het goed. Maar als daar aanvullende middelen voor nodig zijn en we onderuitputting hebben, dan moeten we als commissie besluiten of we dat wel of niet doen. Daarover hebben we heel veel debatten. Ik heb in de begrotingsdebatten ook aangegeven dat we met de onderuitputting van ons Infrastructuurfonds op kortere termijn ook andere dingen kunnen doen. We blijven uitstellen, we blijven het geld naar voren schuiven. Natuurlijk zijn die gelden ook geoormerkt, maar als we structureel een onderuitputting blijven hebben, kunnen we ook kijken hoe we dat nu kunnen oplossen.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan geef ik het woord aan de volgende spreker. Dat is de ChristenUnie, waarvoor mevrouw Dik-Faber haar bijdrage levert. Gaat uw gang.

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):

Dank u wel, voorzitter. Nederland moet zich aanpassen aan klimaatverandering. Vorige week is het Bestuursakkoord Klimaatadaptatie getekend; een mooi moment. Tot 2022 is er extra geld beschikbaar. Kan dit geld op tijd worden ingezet voor onder meer de stresstesten? En komen zo veel mogelijk maatregelen die uit de stresstesten volgen, ook in aanmerking voor cofinanciering? De ChristenUnie vindt het belangrijk dat de landbouw betrokken is bij deze stresstesten en eventuele maatregelen. De landbouw heeft immers veel baat bij snelle afvoer van water en waterberging in tijden van droogte. Hoe wordt ervoor gezorgd dat de Waterwet zo snel mogelijk wordt aangepast zodat regionale maatregelen om wateroverlast tegen te gaan uit het Deltafonds gesubsidieerd kunnen worden? Ik verwijs ook naar de vragen van het CDA.

Voorzitter. Vorige week werd ook bekend dat door de droogte huizen en gebouwen verzakken en dat er scheuren in de muren staan, vooral in het westen van Nederland. Veenbodems in onder meer het groene hart drogen extra uit en zorgen voor ondiepe bodemdaling. Het veen oxideert, waardoor ook nog meer CO2 vrijkomt. Is het probleem van het verzakken van woningen onderdeel van het bestuursakkoord, vraag ik de Minister. Niet alleen op veen maar ook in het rivierengebied zien we problemen door de lage grondwaterstand. Het gaat zowel om paalrot als om huizen die zonder heipalen zijn gebouwd. Wordt er onderzoek gedaan naar oorzaken en oplossingen?

De voorzitter:

Ik zie een vraag. De heer De Groot.

De heer De Groot (D66):

De ChristenUnie beschrijft de problemen. Hoe ziet zij de rol van de waterschappen in de hele ontwatering?

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):

De heer De Groot helpt mij aan extra spreektijd; dat vind ik heel fijn, en het is een goede vraag. Ik weet dat de fractie van D66 niet zo'n fan is van de waterschappen. De fractie van D66 wilde heel graag dat de waterschappen zouden worden opgeheven en bij het provinciebestuur zouden worden ondergebracht. De ChristenUnie is daar geen voorstander van. De ChristenUnie vindt de waterschappen als oudste democratische orgaan in Nederland bijzonder waardevol. Ik denk dat we samen met de waterschappen en met andere partijen – denk aan de boeren en de gemeenten – in het veenweidegebied moeten kijken naar oplossingen om te voorkomen dat de bodemdaling verder gaat en het veen oxideert. De waterschappen zijn daar nadrukkelijk ook een partij bij, naast alle anderen.

De heer De Groot (D66):

De waterschappen veroorzaken die veenoxidatie natuurlijk ook, doordat ze structureel te laag pompen. D66 is niet voor niets kritisch op de waterschappen. Dat heeft eerder te maken met het beleid dat ze voeren, dat namelijk stelselmatig ten koste gaat van de natuur, en nu ook van het klimaat en de bewoners van de steden. Dus ik ben toch wel benieuwd naar de visie van de ChristenUnie. Los van wat we van waterschappen vinden, zijn wij kritischer op wat zij doen, vooral op het te diep bemalen van het veenweidegebied, met alle gevolgen voor de bewoners van dien.

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):

Iedereen die het niet eens is met het beleid van de waterschappen, kan volgend jaar naar de stembus. Dan zijn er waterschapsverkiezingen en dan kunnen we allemaal onze stem uitbrengen op partijen die voor ogen hebben wat wij belangrijk vinden. Voor de ChristenUnie is belangrijk dat we een halt toeroepen aan de bodemdaling en dat we zorgen dat het veen niet oxideert. Dat betekent dat we tot een plan moeten komen voor de toekomst, een plan waardoor we niet aan die lage grondwaterstanden vasthouden, want dat is niet houdbaar. Dus als meneer De Groot die uitspraak van de ChristenUnie wil horen, dan bij dezen. Alleen dat plan kan niet alleen door de waterschappen worden vastgesteld. Bij dat plan zullen alle andere gebruikers betrokken moeten zijn, zoals de gemeenten, en de boeren, voor wie dit ook heel belangrijk is. Ik zeg daar ook gelijk maar even bij – dat heb ik vorige jaren ook gedaan bij het WGO Water – dat ik dit probleem eigenlijk te groot vind voor de regio, voor de lokale overheid. Hier moet de rijksoverheid echt de regie pakken en partijen met elkaar om de tafel brengen, zodat er echt een oplossing wordt gezocht voor de toekomst, die ook uitvoerbaar is. Dit probleem is echt te groot om over te laten aan decentrale overheden, aan de waterschappen en aan alle andere partijen die ik genoemd heb.

De voorzitter:

U vervolgt.

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):

Dat zal ik doen, voorzitter.

De droogte en de lage waterstanden kunnen ervoor zorgen dat de normen voor bijvoorbeeld toxische stoffen uit de industrie, overschreden worden. Hoe gaat de Minister daarmee om?

Verder nog een vraag over REACH en de stoffen die zijn aangemeld. We hebben vorige week het nieuws gezien. Van de 21.000 meest gebruikte chemische stoffen is onbekend of ze een gevaar zijn voor de volksgezondheid. Het RIVM heeft het over een verontrustende situatie. Ik hoorde de SP er heel veel vragen over stellen. Ik kan daar eigenlijk wel bij aansluiten.

Dan is er een green deal voor de zorg, met daarin ook aandacht voor medicijnresten uit water. Gaat de Minister samen met VWS goed monitoren en concrete uitvoering geven aan de green deal? Wat wordt gedaan aan het direct verminderen van emissies van ziekenhuizen? Hoe wordt het geld uit het regeerakkoord precies ingezet voor de community of practice rond rioolwaterzuiveringsinstallaties en de besluitvorming bij waterschappen?

Voorzitter. Op 1 november 2017 zijn gewasbeschermingsmiddelen ook op onverharde terreinen verboden. Bepaalde terreinen zijn echter nog steeds uitgezonderd, zoals sportvelden en recreatieterreinen. Ook voor particulieren is er geen verbod. Er zijn green deals gesloten, maar wat zijn de resultaten? Wordt het geen tijd om het verbod verder uit te breiden? Nieuwe, meer milieuvriendelijke gewasbeschermingsmiddelen voor de landbouw in grondwaterbeschermingsgebieden worden onvoldoende door de markt opgepakt, omdat er meerkosten aan verbonden zijn en het ook maar een beperkt gebied betreft. Daardoor zijn boeren in grondwaterbeschermingsgebieden aangewezen op verouderde middelen. Wat kan de Minister hierin betekenen?

Dan het IJsselmeer. Daar zijn vergaande plannen voor zandwinning. Er liggen talloze rapporten aan ten grondslag. Als je die allemaal leest, is het een wonder dat de provincie een verklaring van geen beperkingen heeft afgegeven. Wat vindt de Minister hiervan? Is ze bereid tot een pas op de plaats en tot overleg met de regio om te kijken of er alternatieven zijn?

Voorzitter. Waterschappen hebben veel mogelijkheden om bij te dragen aan de energietransitie, bijvoorbeeld door wind- en zonne-energie op hun terreinen en door aquathermie uit afval- en oppervlaktewater. Ze lopen echter aan tegen onduidelijkheid over de vraag of ze meer mogen opwekken dan ze voor hun eigen bedrijfsvoering nodig hebben. Dit remt de ontwikkeling van schone energie onnodig. Is de Minister bereid om de Waterwet hiervoor aan te passen?

Mijn laatste punt. Ik denk dat een kleine maar eenvoudige oplossing voor het probleem dat we vandaag bespreken – klimaat, klimaatverandering, koele steden et cetera – is om over te stappen op groende daken, groene gevels, groene tuinen en groene schoolpleinen. Eigenlijk zou hier toch een totaalaanpak voor moeten komen. Vindt de Minister dat ook een goed idee?

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel. Ik heb zelf namens de VVD-fractie een vraag over dat laatste: groene daken. Ik hoorde het net ook al. Wat is de rol van de overheid daarin en in hoeverre moet je dat verplichten, vraag ik aan de ChristenUnie.

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):

Ik weet niet in hoeverre je nu direct al met wetgeving moet lopen wapperen. Tegelijkertijd zie ik dat we heel veel kansen laten liggen. We hebben een Bouwbesluit dat achterloopt op projecten die in de praktijk al gerealiseerd worden. Als er dan toch in de praktijk al meer mogelijk is dan we nu in ons Bouwbesluit hebben opgenomen, dan ben ik wel bereid om te kijken of we hier of daar nog een stap kunnen zetten, omdat we gewoon echt kansen laten liggen.

De voorzitter:

Oké, dus kansen benutten maar geen dwang. Mag ik het zo samenvatten?

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):

Ik weet niet of de VVD-fractie bouwbesluiten dwang noemt. Dat zou vanuit het perspectief van de VVD zomaar zo kunnen zijn, maar ik vind dat hier heel veel kansen liggen die we nu niet benutten. Ik noemde even het voorbeeld van de tuinen. Dat is best ingewikkeld, want dat is gewoon particulier eigendom. Je gaat mensen niet verplichten: u moet zoveel procent gras en groen in de tuin hebben. Tegelijkertijd droomt iedereen van een huis met een eigen tuintje en wat doen mensen dan? Ze gaan het helemaal betegelen en leggen er kunstgras in. Dan denk ik: dat is toch ook niet helemaal de bedoeling; is het dan niet beter dat je in een appartement gaat wonen? Ergens wringt het. Laten we dan in ieder geval kijken wat we in het bouwbesluit kunnen doen, bijvoorbeeld voor bedrijventerreinen. Misschien moeten we kijken wat we voor particulieren kunnen doen in de voorlichtende en stimulerende sfeer. Het gaat om maatwerkoplossingen. Het moet echt beter dan waar we tot nu met elkaar toe in staat zijn.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan geef ik het woord aan mevrouw Teunissen. Zij spreekt namens de Partij voor de Dieren.

Mevrouw Teunissen (PvdD):

Dank u wel, voorzitter. In alle gewesten wordt de stem van het water met zijn eeuwige rampen gevreesd en gehoord. Zo besluit het gedicht van Hendrik Marsman uit 1936 over de strijd van Nederland tegen het water. Tot nu toe zijn we meestal in staat geweest ons land te beschermen tegen die eeuwige rampen, maar door klimaatverandering met zeespiegelstijging, extreme droogte en extreme wateroverlast tot gevolg, heeft die strijd een nieuwe wending genomen. Er zijn ongekende maatregelen nodig om het water te beheersen en klimaatverandering op tijd tegen te gaan. Met de huidige maatregelen stevent de aarde af op 3°C opwarming, waardoor de klimaatverandering onbeheersbaar wordt. We moeten naar een scenario van 1,5°C, maar het kabinet schuift cruciale maatregelen daartoe voor zich uit. «Regeren is vooruitschuiven. Na ons de zondvloed.» Letterlijk. De Minister trekt nu 600 miljoen uit om de extreme droogte en wateroverlast te lijf te gaan. Tegelijkertijd blijft zij de groei van de luchtvaart en daarmee verdere opwarming van de aarde faciliteren. Als dat geen dweilen met de kraan open is.

Ook op andere dossiers knelt het. Het grondwaterpeil moet worden verhoogd om verdere bodemdaling te voorkomen en om droogte en verzilting tegen te gaan. Hiervoor zal de Minister de strijd aan moeten met de Minister van LNV en de lobby van de vleesindustrie. Als zij groen in de stad wil om wateroverlast en hittestress tegen te gaan, dan zal het kabinet de plannen om groen vol te bouwen moeten stoppen. Met andere woorden, 600 miljoen is mooi, maar hoe voorkomt de Minister dat tegenwerkende maatregelen die 600 miljoen tenietdoen?

Voorzitter. Waterberging is een van de aspecten van klimaatadaptatie. In steden is soms wel tot 70% van het oppervlak bebouwd en bestraat. Dit kan in de binnenstad en op bedrijventerreinen oplopen tot wel 90%. Door alle verharding krijgt het water nauwelijks meer de kans om de bodem in te zakken. De Nationale Klimaatadaptatiestrategie van 2016 vermeldt al dat de vergroening in de stad belemmerd wordt door andere doelen, zoals woningbouw en de aanleg van wegen. Ook de aanleg van groene daken laat al heel lang op zich wachten. Groen komt altijd op de laatste plaats, terwijl vergroening naast klimaatadaptatie nog veel voordelen heeft, zoals het verbeteren van de luchtkwaliteit, de gezondheid en de sociale cohesie. Is de Minister bereid om vergroening mee te nemen in de criteria voor adaptatiemaatregelen die steun gaan ontvangen, om te voorkomen dat vergroening het onderspit delft? Kan de Minister dit toezeggen?

Voorzitter. Ik ga over naar de Noordzee. Nog steeds lozen chemietankers uit de Rotterdamse haven ongestoord restanten van hun schadelijke ladingen pal voor de kust. Daarbij komen stoffen in het zeewater die schadelijk zijn voor het zeeleven en voor mensen. Eerder zei de Minister dat het iets is wat we met z'n allen niet willen, en toch komt ze niet met een verbod op het zeezwaaien. De regels van de International Maritime Organization en het recht op vrije doorvaart zouden dat verhinderen. Kan de Minister aangeven hoe Duitsland dit, als lidstaat van de IMO, wel geregeld heeft en waarom Nederland dit voorbeeld niet kan volgen? Waarom zou een verbod bijten met het recht op vrije doorvaart? Het niet mogen spoelen van de tanks heeft toch geen effect op die doorvaart? Graag een reactie.

Voorzitter. Een enorme vervuilingsbron van de zeeën zijn microplastics. De Staatssecretaris gaat nu een monitoringssysteem binnenwater optakelen. Dat is een goed begin. Tegelijkertijd schiet het kabinet ernstig tekort in de bronaanpak van microplastics, zelfs in het laaghangend fruit. Denk bijvoorbeeld aan de proefballonnetjes van de fractievoorzitter van de VVD: even 500 ballonnen oplaten; even plastic in de lucht gooien. Ook al is dat plastic van natuurlijke oorsprong, wat wordt beweerd, het breekt nooit snel genoeg af om te voorkomen dat dieren ervan eten en er daardoor schade in hun maag- en darmsysteem ontstaat. Proefballonnen dragen bij aan de plasticsoep. Onze aangenomen motie om het oplaten van ballonnen te ontmoedigen wordt kennelijk nog onvoldoende uitgevoerd. Of de VVD is gewoon hardleers, dat kan ook. Ik hoor graag van de Minister met welke concrete maatregelen zij het oplaten van ballonnen meer gaat aanmoedigen.

De voorzitter:

Ontmoedigen. Ik denk dat u «ontmoedigen» bedoelt. U zei «aanmoedigen», maar gaat u door.

Mevrouw Teunissen (PvdD):

Excuus, voorzitter. Natuurlijk bedoelde ik «ontmoedigen». Dank u wel voor de correctie.

De voorzitter:

Ik zei het maar voor het geval dat. Want anders hebben we nieuws. Gaat u door. U bent door uw tijd heen. Het gaat nu ten koste van uw tweede termijn, maar gaat u door.

Mevrouw Teunissen (PvdD):

Voorzitter. Er is meer laaghangend fruit om plasticsoep tegen te gaan. Denk aan het verbieden van rubberkorrels voor kunstgrasmatten. Waarom stelt het kabinet deze maatregel uit, terwijl het terugdringen van microplastics bij de bron moet plaatsvinden? Ik overweeg een motie op dit punt.

Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:

Dank u wel. Er is een vraag van de heer Geurts.

De heer Geurts (CDA):

Ik was even nieuwsgierig hoe de Partij voor de Dieren aankijkt tegen de situatie rondom de Markermeerdijken.

Mevrouw Teunissen (PvdD):

Misschien kan de heer Geurts daar iets specifieker in zijn. Ik kan daar heel veel over vertellen, maar misschien kan hij een concrete vraag stellen?

De heer Geurts (CDA):

Dit is een hele concrete vraag en ook een hele open vraag. Ik dacht: laat ik hem niet gesloten maken, want dan koerst die ergens naartoe. Ik heb het er in mijn bijdrage al over gehad dat er heel veel discussie over de dijk tussen Amsterdam en Hoorn is. Wij als CDA vinden dat er stapsgewijs een ontwerp moet komen dat flexibel en aanpasbaar is et cetera. Er is veel inspraak. Er spelen veel zaken. Ik ben gewoon even nieuwsgierig hoe de Partij voor de Dieren daartegen aankijkt.

Mevrouw Teunissen (PvdD):

Ik heb verder niet zo veel toe te voegen aan het verhaal van de heer Geurts. Dat leek me gewoon helder.

De voorzitter:

Nou, oké. Dan zijn jullie het eens, denk ik. Dan komen we bij mevrouw Van Brenk van 50PLUS, maar er is eerst nog een vraag van de heer De Groot. O nee, meneer De Groot, u bent al door uw vragen heen. Ja, ik ben streng vandaag. Ik ruik de lunch al. Maar ik geef nu eerst het woord aan mevrouw Van Brenk.

Mevrouw Van Brenk (50PLUS):

Voorzitter. Ik kan in ieder geval zeggen dat ik mij wat betreft REACH aansluit bij de SP. Dat scheelt weer. Als eerste wil ik graag de afzwaaiend Deltacommissaris, de heer Wim Kuijken, bedanken. Hij heeft waterveiligheid en watermanagement hoog op de agenda gezet de afgelopen jaren. Natuurlijk wenst 50PLUS de nieuwe Deltacommissaris, de heer Glas, veel succes.

Voorzitter. Op het Deltacongres, waarbij ook de Minister aanwezig was, realiseerde ik me weer eens te meer hoe hoog de urgentie eigenlijk is. We kunnen niet wegkijken. De waterveiligheid van ons land moet hoge prioriteit krijgen en houden. Al tijdens de begrotingsbehandeling stelde ik de vraag aan de orde hoe de Minister die veiligheid ziet in relatie tot het feit dat er voor 744 miljoen aan uitgesteld onderhoud ligt. De Algemene Rekenkamer heeft ook al zijn zorgen over dit punt uitgesproken. 50PLUS is niet gerustgesteld door het antwoord van de Minister. Het verschil tussen «uitgesteld» en «achterstallig» snap ik, maar er komt een punt waarop het een in het ander overloopt. Dat punt moeten we ruim, heel ruim voorblijven. Onderhoud op de lange termijn wordt immers niet voor niets gepland. Waarom is het dan toch weer uitgesteld? Geen enkel risico is wat ons betreft toegestaan. Wie bepaalt wat het moment is om dat onderhoud wel uit te gaan voeren? Ik krijg daar graag een gedegen toelichting op.

50PLUS hoort ook graag van de Minister hoe het de Taskforce Herijking Afvalstoffen vergaat. Is het rapport van Berenschot waarin in opdracht van de Unie van Waterschappen de knelpunten voor de waterschappen in kaart worden gebracht, als uitgangspunt genomen? In de aanvullende afspraken op het Bestuursakkoord Water worden de belemmeringen wel aangestipt, maar heel summier. 50PLUS heeft dit rapport al meerdere malen onder de aandacht gebracht, maar er is nog niets mee gebeurd, terwijl dat toch prioriteit zou moeten hebben. Als het te lang duurt, overwegen wij dit zelf ter hand te nemen.

In de schriftelijke vragenronde hebben wij enkele vragen gesteld over innovaties bij acute wateroverlast. De antwoorden vond ik niet allemaal even duidelijk. Zo is 50PLUS benieuwd welke innovaties gebruikt zijn bij hoogwateroefeningen. Ziet de Minister de voordelen van innovaties ten opzichte van de huidige methode, de zandzakken, wat betreft arbeidsintensiviteit? Graag een reactie, ook op mijn amendement. Wij denken dat dit voor Meerssen echt op korte termijn een oplossing kan bieden. Het onderzoek van Deltares naar mogelijk snellere zeespiegelstijging in de toekomst geeft stof tot nadenken. Dit kan consequenties hebben voor de zoetwatervoorziening, de waterveiligheid en het kustfundament, en is belangrijk genoeg om nu al over na te denken. Dat bevelen zij ook aan. Zou de Minister willen reflecteren op het rapport en de aanbevelingen? Wij maken ons zorgen over het onderhoud, het watermanagement en het beheer en onderhoud van het systeem, want vanaf 2022 wordt er jaarlijks een tekort van 20 miljoen verwacht. Hoe gaat de Minister dit oplossen?

Daarnaast leven bij ons nog een aantal losse vragen. Hoe staat het met de Blue Deal? Die start volgend jaar officieel. Wat gaan wij daarvan merken? En ligt alles op schema? We hebben kennisgenomen van aanvullende afspraken over het Bestuursakkoord Water. Die nieuwe ambitie is mooi, maar mijn overgenomen motie van februari van dit jaar vroeg om concrete afspraken, en niet alles is even concreet. Denk bijvoorbeeld aan de paragraaf over knelpunten bij afvalwaterzuivering, die ik al noemde. Wat is de visie van de Minister? Gaan we deze ambitie nu wel realiseren? En wat is de investering?

De collega's hebben gelukkig al heel veel gezegd, ook over de bedrijfsafvalwaterzuiveringsinstallatie. Ik heb nog twee punten. Waar blijft het afwegingskader voor de Lange Termijn Ambitie Rivieren? Wat betekent dit voor alle huidige verkenningen? En wat vindt de Minister van het voorstel van Vewin om lozingsvergunningen debietafhankelijk te laten zijn, om hiermee de waterkwaliteitsproblemen bij winningen voor waterproductie in een periode van droogte en lage rivierafvoeren te voorkomen?

Dank, voorzitter.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan geef ik ten slotte het woord aan de heer Stoffer. Hij spreekt namens de Staatkundig Gereformeerde Partij.

De heer Stoffer (SGP):

Dat klinkt als een hele mondvol, voorzitter. Dank. Mocht u denken «hij gaat over zijn tijd in eerste termijn heen»: ik gebruik al mijn tijd voor de eerste en de tweede termijn gewoon in één keer. Dan bent u wat dat betreft wellicht gerustgesteld.

Voorzitter. 100 jaar geleden werd niet alleen de SGP opgericht, maar werd ook de Zuiderzeewet vastgesteld. Ik weet niet of er een verband is, maar in ieder geval zijn waterveiligheid en zoetwatervoorziening voor de SGP belangrijke thema's. De afgelopen jaren heb ik onze dochters ook tot vervelens toe meegenomen naar museum Nieuw Land. Wat dat betreft is ook de hele familie dus doordrongen van het gedachtegoed van de Zuiderzeewet.

Voorzitter. Ik begin met twee complimenten. Het eerste is voor het Nationaal Kennisprogramma Bodemdaling, waarin Rijk, provincies, waterschappen en gemeenten met elkaar werken aan dit belangrijke vraagstuk. Het tweede compliment, dat ook al is gemaakt door D66, is voor een stevig Bestuursakkoord Klimaatadaptatie. Het is heel mooi dat de Minister ook bereid blijkt om hier extra geld voor uit te trekken. Maar aan dit compliment zit ook wel een vraag vast. Die luidt als volgt. Wat betekent de Deltafondsbijdrage voor de programmering op het gebied van de waterveiligheid, en is hierbij ook gekeken naar de benutting van de regiomiddelen?

Voorzitter. De Deltafondsbegroting laat zien dat er sprake is van een oplopend tekort voor watermanagement en het beheer en onderhoud van het watersysteem. Op dit moment is dat tekort al 200 miljoen, en vanaf 2022 komt daar ieder jaar nog 20 miljoen bij. De Minister geeft uiteraard aan dat ze kijkt naar bezuinigingen op de investeringsruimte en een stukje versobering, maar onze vraag is wel: is dat realistisch en is dat ook naar de toekomst toe houdbaar? Want we zien dat het volume uitgesteld en achterstallig onderhoud is toegenomen. Dat is natuurlijk niet echt onderdeel van dit WGO, maar ik zou toch wel graag zien hoe de Minister daartegen aankijkt. Blijven we dat voor ons uit schuiven, of komt er wat dat betreft ook een oplossing ergens vandaan?

Voorzitter. Dan de droogte. Die is al geregeld genoemd. Voor veel mensen in Nederland is de droogte iets geweest van afgelopen zomer, maar in werkelijkheid is het nog steeds droog. Denk bijvoorbeeld aan de lage rivierstanden. Dat is echt een waarschuwing voor de toekomst. Wat dat betreft zijn we heel blij dat de Minister een Beleidstafel Droogte heeft ingesteld. Onze vraag is dan ook: kijkt die in overleg met betrokken sectoren als de landbouw ook naar de wijze waarop de verdringingsreeks nu functioneert, zoals ook het CDA daarstraks al aangaf? En kijken we daarbij ook naar problemen als gevolg van het feit dat industriële lozingsvergunningen niet afgestemd zijn op die lage rivierafvoeren?

Voorzitter. De extreme droogte bracht ingecalculeerde maar ook onverwachte effecten met zich mee, zoals verzilting van het IJsselmeer en daling van de grondwaterstanden. We moeten wat dat betreft dus heel voorzichtig zijn. Komt er dan ook een heroverweging van bestaande verziltingsplannen, bijvoorbeeld voor het Volkerak-Zoommeer?

Dan de KRW. Wanneer gaat het «one out, all out»-principe van de KRW op de schop? Nederland toetst op veel meer parameters dan andere lidstaten en gaat wat dat betreft dus ook veel eerder nat. Onze vraag is wat de stand van zaken daarin is. Bij het onderzoek naar de implementatie van de KRW in andere lidstaten is alleen gekeken naar de wijze waarop de nutriëntenproblematiek aangepakt wordt. Het is een gemiste kans dat niet is gekeken naar de wijze waarop doelstellingen vastgesteld en getoetst worden. Onze vraag is of de Minister dat alsnog wil oppakken.

Voor een effectieve aanpak van de waterkwaliteit moet het mestbeleid een omslag maken van generiek beleid naar een gebiedsgerichte aanpak. De lokale en regionale variatie is groot en er zijn ook andere nutriëntenbronnen. Het is cruciaal om te weten waar de echte knelpunten zitten en waar de nutriënten vandaan komen. Daarover heb ik twee vragen. Zijn alle waterbeheerders klaar met hun regionale analyses van de herkomst van nutriënten? En gaat de Minister er samen met haar collega van LNV voor zorgen dat een gebiedsgericht mestbeleid op basis van metingen mogelijk gaat worden?

Dan de waterschappen. Zowel het CDA als de ChristenUnie hebben die nadrukkelijk benoemd. Er is discussie bij de waterschappen over de mogelijkheid om meer energie op te wekken dan ze voor hun eigen bedrijfsvoering nodig hebben. Ook wij zouden graag zien dat juridische onduidelijkheden uit de weg geruimd worden.

Dan nog de internationale waterambitie. We hebben veel werk aan onze nationale waterproblematiek. Gelukkig hebben we de boel hier behoorlijk op orde, mede dankzij de inzet van de waterschappen. Maar in het buitenland gaat het nog vaak mis, zeker in ontwikkelingslanden. Ik vraag daarom graag aandacht voor de internationale waterambitie. Wordt op dit punt ook vaart gemaakt? Ik heb de indruk dat het accent ligt op de korte termijn, met schoon drinkwater en bescherming tegen overstromingen. Zorgt de Minister ervoor dat ook de langetermijnaanpak, onder de noemer integrated water resources management, wordt meegenomen, niet alleen op papier maar ook in de praktijk?

Tot slot, voorzitter. Mijn geregistreerd partner op het gebied van water heeft de nieuwe Deltacommissaris al genoemd. Ook wij willen nadrukkelijk een compliment maken voor de inzet van de huidige Deltacommissaris, de heer Kuijken, maar we wensen uiteraard ook de nieuwe Deltacommissaris, net als de Minister zelf, veel wijsheid en zegen toe bij het besturen van dit prachtige waterland.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel. Er is een vraag van mevrouw Van Brenk.

Mevrouw Van Brenk (50PLUS):

Als partner wil ik de heer Stoffer natuurlijk heel graag een vraag stellen. In tegenstelling tot D66 zijn wij wel enthousiast over de waterschappen. Het zou ook goed zijn als we ook dat verschijnsel zouden exporteren naar het buitenland, namelijk dat er veel partijen aan tafel zitten en dat er een goede democratie is, ook internationaal. Hoe kijkt de SGP daartegen aan?

De heer Stoffer (SGP):

Zoals u wellicht weet, zijn wij trots op onze waterschappen en op alles wat er de afgelopen jaren bereikt is. Ik kan uit ervaring zeggen dat er in het buitenland vaak met een bepaalde jaloersheid gekeken wordt naar hoe wij ons hele bestuur op het gebied van water hebben ingericht. Het ene land heeft er natuurlijk meer behoefte aan dan het andere land, maar ik zou het heel goed vinden om dit als exportartikel naar het buitenland te brengen. Ik heb de afgelopen jaren bijvoorbeeld gezien dat Groot-Brittannië, waar heel veel sprake was van wateroverlast, echt met jaloersheid naar ons keek: hadden wij de afgelopen honderden jaren maar op dezelfde manier ingestoken als in Nederland. En natuurlijk kun je vragen stellen bij hoe je dat precies inricht; dat is iets anders. Het exacte model mag iedereen zelf kiezen, maar de manier waarop wij onze kennis en ons geld hebben ingezet om ons land veiliger te maken en minder wateroverlast te hebben, is een geweldig exportartikel. We doen dat gelukkig ook al volop, maar wat mij betreft mag daar best een tandje bij, mits we daar ook een stukje verdienmodel bij zetten. We moeten niet alleen maar dingen gratis overbrengen en aanbieden. Ik zie wel graag onze ingenieursbureaus en onze aannemersbedrijven daarachteraan gaan, zodat Nederland ook geld kan verdienen op dat gebied. Dus om op uw vraag terug te komen: ik zie het graag als exportartikel, maar dan wel in de breedte die ik zojuist schetste.

Mevrouw Van Brenk (50PLUS):

Ik stel dat zeer op prijs. Ik denk dat we allebei hetzelfde voor ogen hebben, dus misschien is het goed als we kijken of de Minister dat exportartikel mee wil nemen.

De voorzitter:

Ik zie de heer Stoffer knikken na zijn uitvoerige antwoord van net.

De heer Stoffer (SGP):

Ja, over water word ik altijd enthousiast, voorzitter. Ik schat in dat de Minister dat al volop doet, maar als ze nog kansen ziet, heeft ze ons aan haar kant.

De voorzitter:

Mooi. Dan komen hiermee tot een eind van de eerste termijn. Ik stel voor dat we lekker gaan lunchen en dat we om 14.00 uur weer hier in de zaal zijn en een paar minuten daarna starten.

De vergadering wordt van 12.51 uur tot 14.00 uur geschorst.

De voorzitter:

Goedemiddag allemaal. Welkom! Iedereen is weer terug. Ik hoop dat u er weer klaar voor bent. We gaan verder met de eerste termijn en wel met de beantwoording van de Minister. Zij zal in een aantal blokken antwoorden. Zij zal zo zelf toelichten welke dat zijn. Ik stel in eerste instantie drie interrupties voor. Ik zie u al kijken. Ik wil korte interrupties en dan kunnen we meer doen. Het is dus aan uzelf. De spreektijden in tweede termijn zal ik voorlezen op het moment dat we beginnen aan die tweede termijn. Ik denk dat ik nu het woord aan de Minister geef.

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:

Dank u wel, voorzitter. Om te beginnen wil ik dank zeggen aan onze scheidend Deltacommissaris Wim Kuijken. Een aantal van u hebben dat ook al gememoreerd. Ook wens ik nog keer – ik heb dit al in levenden lijve tegen hen gezegd – de straks startende nieuwe Deltacommissaris Peter Glas heel veel succes. Ik denk dat er nog een heleboel goed werk te doen is. Ik wilde hier graag mee beginnen.

Mijn eerste jaar als Minister op het gebied van water heeft eigenlijk alle extremen al voorbij laten komen. Dat is toch best wel bijzonder. In het begin, in januari, hebben we al te maken gehad met hoogwater. Daarbij hebben we inderdaad de mooie projecten van Ruimte voor de Rivier kunnen zien bij Nijmegen, bij Lent. We hebben gezien hoe goed en mooi dat functioneerde. We hebben dit jaar ook voor het eerst meegemaakt dat alle grote keringen tegelijk dicht waren. Dat was ook een unieke gebeurtenis. We hebben natuurlijk heftige stormen en ook enorme, extreme hoosbuien gehad. Die waren eigenlijk voor 2050 voorspeld, maar we hebben er nu gewoon al een aantal gehad. Verschillende Kamerleden hebben bijvoorbeeld gememoreerd aan Meerssen, waar de mensen in één week twee keer de modder door de woonkamer hadden. We hebben dus extreme buien gehad.

Toen was het nog niet klaar, want in de zomer begon ook nog de extreme droogte en hitte. Laten we de hittestress niet vergeten die daarmee gepaard ging, want op 38°C zijn we in Nederland toch niet ingesteld, zullen we maar zeggen. Ik ben het vooral helemaal eens met wat velen van u over de droogte gezegd hebben. Het is niet bij de zomer gebleven, want we zitten nu bijna in december en we zijn nog steeds met grote droogteproblemen aan het worstelen. Dat uit zich niet in de laatste plaats op onze rivieren. De lage waterstanden daar stellen de binnenvaart voor hele grote uitdagingen en dat heeft weer consequenties voor een heleboel zaken in ons land. We komen iets verder in de tijd, in december, bij het AO Maritiem nog met elkaar te spreken over een aantal onderwerpen en zeker over de binnenvaart. Dan zal dit punt ook weer bekeken worden vanuit dat perspectief. Het brengt nog iets met zich mee. Voor het andere deel van mijn portefeuille, de modal shift die we zo graag willen, zijn die bevaarbare rivieren ook nodig. Want als wij meer transport van de weg naar het water willen hebben, en natuurlijk ook naar het spoor, dan moet dat wel kúnnen.

Dat sluit ook mooi aan bij het nieuwe Programma Integraal Rivier Management, waarbij we, naast alle andere partijen die al aan tafel zaten bij al die rivierprojecten, nu ook degenen aan tafel hebben die hun boterham verdienen met het bevaren van die rivieren. Dus er zijn daar nog allerlei problemen die we goed met elkaar moeten bespreken, bijvoorbeeld bodemerosie enzovoort.

Ik zeg er dan maar meteen bij dat het niet alleen geldt in Nederland, maar dat het een grensoverschrijdend probleem is. Onlangs hebben we nog een top gehad met Noordrijn-Westfalen. Nou, dan zit je in een kantoor dat op de Rijn uitkijkt. Daar heb ik het dus ook met de collega over gehad: om het eigenlijk in het hele stroomgebied aan te gaan pakken. Dus een aantal van u heeft gevraagd om verder te kijken dan de eigen landsgrenzen, en dat wil ik graag oppakken.

Want het betreft niet alleen de binnenvaart zelf: kijk ook maar naar de grote bouwopgave. Daar heeft een aantal van u ook de verbinding mee gelegd. 80% van de bulk, bijvoorbeeld zand en grind, vervoeren wij over water. En als dat niet meer goed kan vanwege droogte, dan hebben we daar dus weer een ontzettend groot probleem te pakken, want je moet er niet aan denken dat al die bulk weer over de weg getransporteerd zou moeten worden. Dus er zitten aan alle kanten goeie motivaties achter om ervoor te zorgen dat we ook hier klimaatadaptief gaan werken. Nogmaals, dat zand is weer keihard nodig voor de bouw. Maar het geldt bijvoorbeeld ook voor veevoer dat aangevoerd moet worden. En de Duitse collega wist al even op te merken dat het voor de tankstations in Duitsland ook een groot probleem is als dat allemaal over de weg zou moeten worden aangevoerd. Dus ik denk dat we allemaal voldoende helder in beeld hebben dat de bevaarbaarheid van de rivieren voor ons allen een heel belangrijke factor is.

Voorzitter. Dat was een beetje vooraf in vogelvlucht wat je zo in één jaar als Minister op het beleidsterrein water voorbij ziet komen. Maar dan ben ik nog niet volledig geweest, want we hebben natuurlijk ook nog de waterkwaliteitsaspecten: te veel of te weinig water, maar ook te smerig water. Daar lopen we tegenaan. In het afgelopen jaar hebben we daar natuurlijk al de nodige debatten over gevoerd, zoals rondom GenX en medicijnresten. Dat heeft de actualiteit ook wel laten zien.

Kortom, we bespreken vandaag heel belangrijke onderwerpen. Ik zal ze een beetje per onderwerp behandelen. Ik wil eerst wat verder ingaan op waterveiligheid. Vervolgens behandel ik een aantal vragen die te maken hebben met de droogte. Dan kom ik op klimaatadaptatie. Dan de grote wateren, waar we dan de Noordzee als extreem groot water ook maar bij nemen, en de Wadden. Dan ga ik in op de waterkwaliteit. En daarna behandel ik nog een aantal dingen die heel specifiek zijn, in het onderwerp overig. Daarbij komen er nog wat losse onderwerpen voorbij.

Dan wil ik graag beginnen met waterveiligheid, voorzitter.

De voorzitter:

Ja. Ik stel voor dat we de blokken zo veel mogelijk proberen af te ronden. Als u als leden vragen heeft, kunt u die dan daarna stellen.

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:

Ik ga m'n best doen om de vragen zo veel mogelijk te beantwoorden, voorzitter.

Heel veel Kamerleden hebben het al gezegd: de veiligheid staat voorop. Daarvoor zijn eigenlijk het Deltaprogramma en de Deltawerken ingesteld. Daar gaat dus de allereerste aandacht naar uit. Dat moet geborgd zijn. En het is een thema met een lange traditie, en ook met groot draagvlak vanuit de Kamer.

Er zijn de afgelopen jaren ook grote stappen gezet. We hebben meer dan 30 projecten in het kader van Ruimte voor de Rivier opgeleverd. Velen van u hebben daar ook heel positief over gesproken. Daarvan kan ik ook zeggen dat het internationaal zeer tot de verbeelding spreekt, want bij verschillende projecten komen er bussen vol met buitenlanders op af om daar kennis van te nemen en om daarvan te kunnen leren.

Dan de zeespiegelstijging. We blijven alle internationale rapporten nauwgezet volgen, bijvoorbeeld als het IPCC weer met nieuwe rapporten komt. Niemand weet natuurlijk nog hoeveel de zeespiegel zal stijgen, maar we weten in ieder geval wel zeker dát die stijging doorgaat, dus we moeten daarbij voortdurend met de allernieuwste inzichten rekening houden. We kijken ook niet alleen naar de mitigatie vanuit het Parijse, want ook als we alle doelen van Parijs halen, stijgt de zeespiegel nog steeds. Daar moeten we dus wel rekening mee houden. We hebben in Nederland – een aantal van u heeft daar al opmerkingen over gemaakt – alle keringen langs een meetlat gelegd, rekening houdend met de nieuwe normeringen. Daaruit volgt de volgorde, op basis van prioriteit, waarin de aanpak in het kader van het Hoogwaterbeschermingsprogramma zal plaatsvinden.

Over integraal riviermanagement heb ik al wat gezegd. Daarin gaan we waterveiligheid, scheepvaart, waterkwaliteit, beschikbaarheid van zoet water en de droogte in samenhang aanpakken. Dat doen we natuurlijk niet alleen; dat doen we samen met de waterschappen, de provincies, de gemeenten en – dat is nieuw – de binnenvaartsector. Ik zeg maar vast in de richting van de heer De Groot dat we de ervaringen met Ruimte voor de Rivier zeker meenemen in het vervolgtraject. We zijn bezig om een nieuw afwegingskader daarvoor te formuleren. Daarover wil ik de komende tijd graag met de betrokken partners afspraken maken, die ik dan wil vastleggen. Vervolgens kan ik er met uw Kamer over spreken.

De voorzitter:

Ik zie dat de heer De Groot wil interrumperen, maar het heeft mijn voorkeur om dat aan het eind van het blokje te doen. Kunt u zich daarin vinden? Ik zie dat dat het geval is. We doen het per blok. De Minister maakt gewoon het blok waterveiligheid af en daarna inventariseren we alle vragen.

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:

Ja, dat is misschien handiger, want ik ga hier nog op door.

In 2019 wil ik dus met overheden en andere betrokken partijen het beeld van de opgave en de ambities maken. Dat wil ik vastleggen in een structuurvisie 2020–2021. De huidige verkenningen van het Hoogwaterbeschermingsprogramma lopen door. Waar er samenhang is met integraal riviermanagement, dus waar specifiek scheepvaartbelangen aan de orde zijn, zullen we proberen om die op voorhand zo veel mogelijk mee te nemen, maar zolang er nog geen uitgekristalliseerd afwegingskader is voor integraal riviermanagement willen we voorkomen dat de lopende projecten daardoor vertraging oplopen. We gaan dus eigenlijk op dezelfde voet voort en proberen zo snel als mogelijk de scheepvaartbelangen – nogmaals, die zijn niet bij ieder project relevant – mee te nemen.

De heer Van Aalst vraagt of ik trots ben op Ruimte voor de Rivier. Daar spreekt uit – u kijkt er ook wel heel boos bij – dat u daar niet trots op bent. Ik ben er inderdaad wel trots op, want er was een grote hoogteopgave voor de dijken, die door de mogelijkheid om ruimte aan water te geven is beheerst. Daardoor hebben we uiteindelijk hele goede plannen kunnen maken, hebben we werk met werk kunnen maken en hebben we ook andere doelen ten aanzien van de natuur enzovoort kunnen meenemen.

De heer De Groot vraagt specifiek naar het toevoegen van de doelstelling van ruimtelijke kwaliteit aan het Hoogwaterbeschermingsprogramma. De wettelijk verplichte ruimtelijke inpassing – die is wettelijk verplicht – wordt bekostigd uit het budget voor het Hoogwaterbeschermingsprogramma. U weet dat het voor 50% wordt betaald door de waterschappen en voor 50% door het Rijk. Ruimte voor de Rivier werd helemaal betaald door het Rijk. Al die hoogwaterbeschermingsprojecten staan open voor het meekoppelen van de ruimtelijke doelstellingen. Die extra ruimtelijke doelstellingen zijn sinds de decentralisatie van de ruimtelijke ordening een verantwoordelijkheid van de decentrale overheden, maar die zitten ook aan tafel, dus ik denk dat we de lessen van Ruimte voor de Rivier hier heel goed bij kunnen betrekken.

De heer Dijkstra heeft gevraagd of er voor de lange termijn voldoende geld is binnen het Deltafonds voor waterveiligheid. Anderen hebben daar ook vragen over gesteld. Wij gaan niet voor niets de Waterwet aanpassen voor klimaatadaptie. Dus hoe gaan wij dat oplossen? De jaarlijkse middelen in het Deltafonds zijn op dit moment voor de lange termijn voldoende voor waterveiligheid, zoetwatervoorziening en kwaliteit. Er is nog investeringsruimte beschikbaar in de periode tot en met 2032. Na 2032 wordt het jaarlijks verlengd, waardoor er ieder jaar weer nieuwe middelen beschikbaar komen die ingezet kunnen worden. De verdeling van die gelden is binnen de scope van het Deltafonds een kwestie van waar wij met elkaar prioriteit aan geven. Ook hierbij is het weer belangrijk dat de Deltacommissaris die elke keer het voorwerk doet voor het Deltaprogramma, goed met alle betrokken partijen tot een afweging komt. Vanuit die koker is ook het verzoek gekomen om ook met ruimtelijke adaptatie rekening te houden. Al voordat dit kabinet aantrad, is daartoe een verzoek gedaan. Dit kabinet heeft dat overgenomen in het interbestuurlijk programma. Ik ben er nu gelukkig in geslaagd om daarover een akkoord af te sluiten met de partners. Maar u hebt gelijk, er is niet opeens meer geld. Het zal dus des te meer aankomen op een goede prioritering.

De heer Geurts heeft ook nog gesproken over een enorme kostenstijging. Wat betekent die kostenstijging voor de programmering en wat wordt veroorzaakt door de nieuwe normen? Alle primaire keringen in Nederland worden beoordeeld tussen 2017, toen we ermee zijn gestart, en 2023. In 2024 ontvangt de Kamer het landelijke beeld van de normering, zoals in de Waterwet is afgesproken. Dus dan weten we pas wat het totaalplaatje precies gaat kosten en hebben we dus ook het goede beeld van de waterveiligheidsopgave. Dat wordt dan ook bekeken in het kader van de evaluatie van de Waterwet.

In het Hoogwaterbeschermingsprogramma worden de keringen aangepakt en natuurlijk prioriteren we dat op urgentie. De waterschappen hebben zelf natuurlijk wel een beeld waar die het hoogst is. Die keringen zijn natuurlijk ook de eersten die ze zijn gaan toetsen of ze aan de normering voldoen. Dus de projecten die het verst afstaan van de norm, daar begin je het eerst mee. Dat zijn daarom ook vaak de duurste projecten. Omdat je met de ingewikkeldste en meest ingrijpende projecten begint waar de urgentie het hoogst is, zou het kunnen zijn – maar wij hebben daar natuurlijk ook geen garantie op – dat projecten die later komen en waar het niet zo ingrijpend is, niet zo duur meer zijn. De eerste ramingen waren gebaseerd op algemene kengetallen, nu wordt er echt gerekend. Samen met de waterschappen gaan we dat natuurlijk heel goed volgen.

De heer Geurts heeft wel een punt dat als er schaarste is en aannemers kunnen kiezen uit allerlei projecten die ze willen aanpakken, de periode van aanbestedingsvoordelen wel achter ons ligt. Dat is een realiteit waar we helaas mee te maken hebben. Dat zorgt ervoor dat we misschien nog scherper erop zullen moeten letten of dingen ook soberder kunnen.

Dan in financiële zin. Verschillende Kamerleden hebben gevraagd naar de zorg van de Algemene Rekenkamer over die 744 miljoen aan uitgesteld onderhoud. Ik wil het nog een keer onderstrepen: geen achterstallig maar uitgesteld. Mevrouw Van Brenk gaf het ook aan, u beseft dat allemaal ook wel. Uitgesteld is nou eenmaal ook een onderdeel van de werkwijze. Op het moment dat iets te combineren is met andere werkzaamheden, is het vaak gunstiger om het dan te doen. Als iets op papier aan vervanging toe is maar in de praktijk nog steeds helemaal goed is, is het ook onzin om het dan te doen en kun je het uitstellen. Maar uitgangspunt is en blijft dat de infrastructuur blijft voldoen aan de geldende veiligheidsnormen en prestatieafspraken. Daarvoor hebben we tot 2021 voldoende budget beschikbaar. Voor de periode erna heb ik inderdaad een spanning gesignaleerd. We hebben daar al een risicoreservering van 50% voor gedaan, omdat de omvang onzeker is en er wellicht in de toekomst mogelijkheden zijn voor verdere versoberingen en efficiency. Als dat nodig is, zullen we uiteraard tijdig extra middelen reserveren.

Dan misschien toch nog even over de 744 miljoen. Dat klinkt als een onheilspellend getal, maar ik wil nog even memoreren dat dat getal slaat op de drie netwerken samen: het hoofdwegennet, het hoofdvaarwegennet en het hoofdwatersysteem. Vandaag hebben we het over het hoofdwatersysteem. Dan hebben we het over 80 miljoen aan uitgesteld onderhoud, waarvan 6,8 miljoen achterstallig onderhoud bleek te zijn. Daar zijn inmiddels ook maatregelen op genomen zodat dat zo snel mogelijk wordt uitgevoerd.

Mevrouw Van Brenk heeft gevraagd of de versobering wel realistisch is. Wij denken dus dat we met de 50% risicoreservering nog voldoende ruimte hebben. Tot 2021 kunnen we het allemaal prima bijhouden. De komende jaren zal er meer duidelijkheid over moeten komen.

Er is gevraagd welke innovaties zijn gebruikt bij hoogwateroefeningen. Er zijn verschillende innovaties beschikbaar die hiervoor geschikt zijn. Dat gebeurt bijvoorbeeld via de Stuurgroep Management Overstromingen, die kijkt waar welke noodmiddelen beschikbaar zijn. Er wordt ook gekeken naar verschillende aanbieders van innovaties, naar allerlei voor- en nadelen van methodes, naar aanschafkosten en naar opslag en vervoer. Van alles wordt daarbij bekeken. Rijkswaterstaat beheert met name de grote dammen en de stormvloedkeringen. Voor deze categorie waterkeringen ligt de inzet van de BoxBarriers waarover u het had, niet direct voor de hand, maar voor de waterschappen kan dit natuurlijk wel heel erg interessant zijn.

Daarmee denk ik ook een reactie te geven op het ingediende amendement. Het amendement stelt voor om extra uitgaven van 2,6 miljoen te financieren uit onderuitputting, maar die onderuitputting is door het kabinet al structureel afgeroomd als bijdrage aan de rijksbrede opgave om het gasdossier, de brexit en de hervorming van LNV te dekken. Daarmee kan ik niet instemmen met de dekking van dit amendement en wil ik het derhalve ontraden.

Dit hoort allemaal nog bij het onderwerp waterveiligheid, voorzitter. Soms is het niet helemaal met een schaartje te knippen.

Wat de zeespiegelstijging betreft vroeg de heer Laçin of we ons ook voorbereiden op het ergste. Ik heb u net al aangegeven dat we op basis van de onderzoeken van IPPC steeds bijhouden welke stijging er verwacht wordt. Eind 2019 krijgen we de volgende ronde. Het KNMI gaat de gegevens dan weer duiden. Ik heb toegezegd om de Kamer dan te informeren. In de verkenning van Deltares is ook een extreme projectie gebruikt om te verkennen wat het zou kunnen gaan betekenen voor Nederland. In het voorziene onderzoeksprogramma wordt ook een verdieping van de verkenning van Deltares voorgesteld. Daar blijven we dus voortdurend samen optrekken met het KNMI, met Deltares en alle onderzoeksinstanties.

Er is gevraagd naar een reflectie op het rapport. Als ik beter dan al die instanties zou weten hoe het precies met de zeespiegelstijging gaat, zou ik dat uiteraard met uw Kamer delen, maar ik weet dat niet beter. Ik ben toch ook afhankelijk van wat alle deskundigen ons daarover rapporteren. Zij geven dat ook met een behoorlijke bandbreedte aan, omdat zij het ook niet precies weten. Wij gaan er nu van uit dat tot 2050 het Deltaprogramma voldoende is om onze delta leefbaar en bewoonbaar te houden. Wij hebben dus gelukkig nog wel tijd om het een en ander uit te zoeken. Ik intensiveer ook het onderzoek naar de zeespiegelstijging. Wij doen dat onder andere met een kennisprogramma water en klimaat. Komend voorjaar wil ik de Kamer graag weer een keer informeren over de voortgang van dat kennisprogramma. Dan kunnen we weer een verdiepingsslag leveren.

Door de heer Laçin is ook gezegd dat wij geen invloed hebben op wat ze in de rest van de wereld doen. Op lange termijn kan dat wel effect hebben op Nederland. Hoe zijn we hierop toegerust? Los van dat wij ons in Nederland natuurlijk inspannen voor CO2-reductie, zijn wij ook Europees en wereldwijd daarover in gesprek. In de Global Commission on Adaptation spreek ik met mensen uit allerlei delen van de wereld om het ook daar indringend voor het voetlicht brengen. Als ik een gesprek heb met de politieke leiding van de Marshall Islands, dan zie ik dat daar de zorgen natuurlijk enorm groot zijn. Dat kunt u zich voorstellen. Zij zijn heel erg bang dat er met de zeespiegelstijging helemaal geen Marshall Islands meer overblijven. Het is dus niet zo dat alleen bij een klein groepje landen de noodzaak in beeld is. Gelukkig zie je dat wel over de hele wereld gebeuren. Vandaar dat wij vol blijven inzetten op ons Deltaprogramma en op adaptatie, waar nodig.

Dan heb ik nog het blokje Markermeerdijken, dat ook nog onder waterveiligheid valt. Dat is het laatste onderwerp op dat punt. HHNK, het hoogheemraadschap, is natuurlijk verantwoordelijk voor de uitvoering. Er is al heel veel onderzoek uitgevoerd. Verschillende leden hebben al gemeld dat het misschien wel het meest onderzochte stuk dijk is. Daarbij zijn vele gerenommeerde deskundigen uit binnen- en buitenland betrokken geweest. Er is al een aantal keren extra tijd genomen. Er is inmiddels besluitvorming geweest door het waterschap en de provincie. Dat gaf mij eigenlijk geen aanleiding tot ingrijpen. Het gaat niet alleen om de veiligheid van bewoners direct aan de dijk. Wij moeten niet vergeten dat het ook gaat 1 miljoen inwoners van Noord-Holland. Nog even in het kader van de onderzoeken: er is van 2011 tot 2014 onderzoek gedaan naar dijken op veen. Er is het bekende Pompe-onderzoek naar de Houtribdijk uit 2015; dat is ook net gememoreerd. Verder noem ik het onderzoek naar de bewezen sterkte uit 2016 tot 2018. Dus er is al heel veel extra uitstel geweest. Tijdens het hele traject is er veel ruimte geweest voor participatie. Bijna iedereen heeft de kans gehad om ideeën in te brengen en mee te praten. In een aantal gevallen heeft dat ook geleid tot aanpassing van de plannen. U hebt zelf Uitdam en Durgerdam als voorbeelden genoemd. Het heeft geen zin om alle details van de participatietrajecten te vermelden, maar er zijn ontzettend veel gesprekken gevoerd met heel veel mensen.

Het waterschap stelt een plan van aanpak participatie op, ook voor de uitwerking van het ontwerp Markermeerdijken in het vervolgtraject. Dat gebeurt naar aanleiding van een motie die is aangenomen door provinciale staten van Noord-Holland. U kunt er dus gerust op zijn dat bewoners ook daarbij betrokken zullen worden. Dan gaat het natuurlijk over details als de soort dijkbekleding, steigers en alles wat er nog aan de orde kan zijn.

Er is ook gevraagd of het niet goedkoper kan, net als bij Varik-Heesselt. Die twee projecten zijn eigenlijk niet vergelijkbaar, want Varik-Heesselt zat nog in de verkenningsfase en Markermeerdijken heeft inmiddels een afgeronde besluitvorming. De hoge kosten van de Markermeerdijken komen ook door de complexiteit van het project. Dat heeft bijvoorbeeld te maken met bouwen op een slappe ondergrond, maar ook juist met de extra onderzoeken en de vertraging. Rijkswaterstaat heeft het projectplan als «sober, robuust en doelmatig» beoordeeld. Dat zijn de criteria waar het aan moet voldoen. Daarmee zijn ook de kosten van dit project gerechtvaardigd.

Dan heeft de heer Geurts ook nog gevraagd wat er met een adaptieve aanpak kan. Kan daarmee de optie van het gemaal in de Houtribdijk worden meegenomen? Die dijk voldoet nu niet. Een adaptieve versterking voorkomt niet dat de dijk ook nu al aan de normen moet voldoen. Dijkversterking heeft naast de waterhoogte natuurlijk ook te maken met stabiliteit, en de opgave wordt maar voor een deel bepaald door de hoogte van het waterpeil in het Markermeer. De mogelijkheid om een gemaal te bouwen in de Houtribdijk is uitgebreid onderzocht, maar de conclusie was dat dit niet leidt tot vermindering van de opgave voor de dijkversterking.

Welke rol ziet de Minister voor zichzelf in de casus over de pompcapaciteit? De conclusie van het onderzoek in 2015 was dat pompen nu voor de versterking van de Markermeerdijken niet effectief zijn, en na 2015 en later kunnen pompen op de Houtribdijk een optie zijn bij een stijging van de zeespiegel. Ik ben ook bereid om onderzoek uit te voeren naar die pompen, gericht op waterveiligheid, in de toekomst, maar daar hebben we voor nu niets aan. Ik wil daar dan ook graag het hele watersysteem IJsselmeer-Markermeer bij betrekken.

Wordt de dijkversterking Markermeerdijken duurder dan aanvankelijk verwacht? De kosten vallen inderdaad hoger uit dan eerder was ingeschat, maar voldoen nog steeds aan de criteria «sober, robuust en doelmatig». De meerkosten zijn veroorzaakt door tegenvallers tijdens de planuitwerking, zoals tegenvallende resultaten van de dijken op veen, stagnatiekosten rondom de besluitvorming Uitdam en Durgerdam, hogere bouwkosten voor de variant bij Uitdam en overige extrakosten samenhangend met nieuwe normering, actualisatie van de bouwkosten en hogere risicoreservering. Binnen het budget is een risicoreservering opgenomen en we doen er alles aan om ook dit project binnen het budget uit te voeren. Rijkswaterstaat heeft nauwkeurig zicht op de kosten gehad tijdens het proces en het hoogheemraadschap zal er ook alles aan doen om dit binnen budget uit te voeren.

Dan nog de vraag van de heer Dijkstra wat een strand in Hoorn voor toegevoegde waarde heeft bij een dijk. Het stadsstrand Hoorn is gezien als een meekoppelkans en de kosten worden betaald door de gemeente Hoorn. Dat leidt dus niet tot een opdrijving van de kosten en er gaat ook geen waterveiligheidsgeld naar dat stadsstrand.

Voorzitter. Dat waren de vragen over waterveiligheid.

De voorzitter:

Dank u wel. Ik zag als eerste mevrouw Van Brenk.

Mevrouw Van Brenk (50PLUS):

Ik had twee puntjes. Als er een andere dekking zou zijn voor ons amendement, voor die eenmalige 2,6 miljoen, zou de Minister dan anders oordelen? En misschien heb ik het onvoldoende begrepen, maar vanaf 2022 komen we jaarlijks 20 miljoen tekort voor het onderhoud van het watersysteem. Geeft de Minister nu aan dat er daarvoor al een risicoreservering van 50% is?

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:

Om met het laatste te beginnen: dat klopt. Als u het amendement van een andere dekking zou willen voorzien, dan zou ik dat amendement nog steeds onnodig vinden, omdat we al volop mogelijkheden zien voor innovatie en daar ook in aanbestedingen enzovoort rekening mee houden. Ik denk dat deze efficiënte innovaties zoals de BoxBarrier toch wel kansen kunnen krijgen. Ook binnen de topsector water zien we mogelijkheden om innovatieve projecten te ondersteunen.

De voorzitter:

Dank u wel. Mevrouw Van Brenk, is dat afdoende beantwoord? Ja? Dan de heer De Groot.

De heer De Groot (D66):

De Minister is trots op Ruimte voor de Rivier en zegt terecht dat het internationaal tot de verbeelding spreekt. Vervolgens maakt ze een vertaling naar het integraal riviermanagement. Er komt een afwegingskader. Het lijkt mij heel goed om daar de lessen van Ruimte voor de Rivier bij te betrekken. Dank daarvoor.

Ik hoor de Minister in dat verband wel heel vaak «scheepvaart» zeggen. Natuurlijk is D66 ook voor scheepvaart, want daarmee kun je veel vrachtauto's van de weg halen. Maar integraal is wel integraal. Zorg dat de natuur daar ook een rol in speelt.

Over het Hoogwaterbeschermingsprogramma is de Minister minder uitgesproken. Er zijn meer lessen uit Ruimte voor de Rivier. De eerste is: zorg dat de expertise echt ter beschikking komt van dit soort projecten. Neem Varik-Heesselt. Er wordt een beetje gedaan alsof dat bij Ruimte voor de Rivier hoort, maar ik zeg tegen de VVD en de PVV dat dat uitdrukkelijk niet het geval was. Er wordt naar mijn idee ook een beetje te simpel over gedaan...

De voorzitter:

Wat is uw vraag?

De heer De Groot (D66):

Ik zou graag van de Minister willen horen dat zij die twee lessen uit Ruimte voor de Rivier die ik noemde expliciet wil meenemen in het Hoogwaterbeschermingsprogramma. Eigenlijk kan dit met ja of nee worden beantwoord.

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:

Ja. Ik begrijp heel goed wat u zegt. Het onderscheid dat ik heb willen aanbrengen, is dat wij bij Ruimte voor de Rivier 100% financier zijn. Dan bepaal je dat helemaal alleen. Bij het Hoogwaterbeschermingsprogramma wordt 50% betaald door de waterschappen. Dat neemt niet weg dat, ook al is de ruimtelijkeordeningscomponent gedecentraliseerd, we de lessen daarvan wel degelijk heel graag zullen bespreken. Het feit dat we nu voor de helft betalen wil niet zeggen dat we het niet meer meenemen.

Over het integraal riviermanagement. Waarom noem ik de scheepvaart uitdrukkelijk? Dat is een beetje omdat ze het op dit moment nog heel erg zwaar hebben. Het zit dus voor in je gedachten. Het heeft er ook vooral mee te maken dat dat het nieuwe element is. Dat wil niet zeggen dat we alle andere belangen die we afwegen minder belangrijk gaan vinden, maar dat was eigenlijk de enige partij die niet echt goed aan tafel zat. Dat is het nieuwe element in het integraal riviermanagement, maar dat neemt niet weg dat we belangen van de natuur, de agrarische sector en de recreatiesector naast de waterveiligheid en -kwaliteit ook zullen blijven meenemen.

De voorzitter:

Dank u wel. Dat lijkt me een mooi antwoord. Ik kijk even naar de heer De Groot, maar die vindt dat ook. Dan de heer Geurts.

De heer Geurts (CDA):

In de vorige periode heb ik met de voorgangster van deze Minister een discussie gehad over de sluizen in de Nieuwe Waterweg. Toen werd geconcludeerd: laat het maar even op de plank liggen, want we hebben het voorlopig nog niet nodig. Ik denk dat de praktijk wel uitwijst dat we het sneller nodig zullen hebben dan toen is gezegd. Dat merk ik ook bij de Markermeerdijken. Het is mogelijk dat we er in de toekomst wel naar gaan kijken, als ik de woorden van de Minister vrij vertaal, maar op dit moment even niet. De besluitvorming is goed verlopen en de Minister zag geen aanleiding om in te grijpen. Ik heb gevraagd om bij het stapsgewijze ontwerp flexibel en aanpasbaar te blijven handelen. Is de Minister bereid om niet te terughoudend te zijn om dit project flexibel en aanpasbaar uit te voeren?

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:

Voor zover dat kan binnen de huidige wet- en regelgeving en de afspraken zoals ze er nu liggen, zullen we dat uiteraard proberen, al was het alleen maar omdat je het participatieproces met bewoners dat is aangekondigd voor de uitvoering ook serieus wilt nemen.

De voorzitter:

Oké. Dan de heer Van Aalst.

De heer Van Aalst (PVV):

Volgens mij zijn we het daar vandaag over eens: waterveiligheid op één. Dat hoor ik de Minister ook zeggen. Wat mij dan verbaast, is dat we de hoogwaterproblematiek niet bij de dijken aan gaan pakken, wat tenslotte goedkoper is dan dat we een heel project van Ruimte voor de Rivier draaien. Ik hoor de Minister zeggen: de prioritering is heel belangrijk want de middelen zijn ook hier beperkt. Waarom kiest de Minister er dan toch voor om recreatieparken aan te leggen voor natuurclubjes in plaats van gewoon onze dijken te versterken en te verhogen? Want dat zorgt tenslotte gewoon primair voor een verbetering van de waterveiligheid.

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:

Ik herken dit niet, want ik heb nergens recreatieparken voor natuurclubs aangelegd.

De heer Van Aalst (PVV):

Er zijn meerdere voorbeelden waar we gewoon hele... Heeft u het woord, meneer De Groot?

De voorzitter:

Meneer Van Aalst, u gaat gewoon verder met uw vraag. Als de heer De Groot iets wil vragen, dan komt hij via mij.

De heer Van Aalst (PVV):

Dan doet hij dat vast zo meteen. Wij hebben met elkaar al meerdere malen geconstateerd: dijken aanpakken is veel voordeliger dan hele plannen met Ruimte voor de Rivier aanleggen. Dus als we constateren dat we te weinig budget hebben, we met hetzelfde geld meer kunnen doen door op die manier te werk te gaan en dat een positieve impact op de waterveiligheid heeft, dan zou de Minister daar toch ook prioriteit aan moeten geven? U geeft zelf aan dat de middelen beperkt zijn. Dan moeten we toch met hetzelfde geld meer willen doen als dat de waterveiligheid verbetert? Ik begrijp echt niet dat de Minister daar anders in staat.

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:

Ik ben het zeer eens met de heer Van Aalst dat je met hetzelfde geld meer moet willen doen. Dat is nou net precies wat we ook gedaan hebben: als je daar toch aan de gang moet, kun je met datzelfde geld ook een waterstandsdaling bereiken met bijvoorbeeld een nevengeul. Dat heeft als mooi effect dat het voor de natuur ook nog wat oplevert. Die dijk alleen ophogen had dat niet opgeleverd. Bovendien is het ook niet in alle gevallen duurder geweest. Dan kom ik ook nog bij een ander punt. Het draagvlak is niet altijd even makkelijk overal te realiseren. Maar kijk naar het project bij Lent, waar aanvankelijk ook wel wat scepsis was maar waar mensen uiteindelijk toch heel erg tevreden zijn met hoe het is afgelopen.

De heer Van Aalst (PVV):

Toch nog een keer. De Minister schetst nu dat het wat meer oplevert voor de natuur. Dat zal allemaal wel, maar het gaat mij om de waterveiligheid. Waterveiligheid hebben we met elkaar op één staan en ik constateer dat we dus dingen weggeven aan de natuur ten koste van de waterveiligheid omdat het dan meer oplevert. Nee, ik denk dat we met hetzelfde geld meer dijken hadden kunnen versterken in plaats van op deze manier te werk te gaan met Ruimte voor de Rivier. Vindt de Minister het niet gewoon prioriteit nummer één dat die dijken versterkt worden? We hebben gewoon achterstallig onderhoud. We moeten nog kilometers lang vernieuwen, verbeteren, beter onderhouden. Dan gaan we toch niet kiezen voor dit soort rare projecten? Dan kiezen we toch gewoon voor de waterveiligheid op nummer één? Ik begrijp het niet. Het enige wat we gedaan hebben, is onze oude uiterwaarden onder water zetten, moerassen creëren met nieuwe dieren maar vervolgens helpen we de andere natuur om zeep. Ik begrijp er helemaal niks van.

De voorzitter:

Dat is de vraag?

De heer Van Aalst (PVV):

De waterveiligheid zou op één moeten staan. Ik begrijp het niet: met hetzelfde geld hadden we gewoon veel meer dijken kunnen aanpakken.

De voorzitter:

De heer Van Aalst begrijpt u niet.

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:

Ik begrijp de heer Van Aalst niet, dus dan kunnen we elkaar de hand schudden. Nee, we hebben geen rare, nieuwe dingen gecreëerd. Ik heb er eigenlijk weinig aan toe te voegen, behalve dan dat u zei «kilometers achterstallig onderhoud». Daar wil ik toch nog weer even het onderscheid aangeven: het betreft uitgesteld onderhoud. We hebben slechts voor 6,8 miljoen, die inmiddels is aangepakt, achterstallig onderhoud gesignaleerd. Ik denk dat dat toch echt wel een heel wezenlijk onderscheid is.

De voorzitter:

Ik kijk even rond. Ik had de heer Stoffer nog gezien.

De heer Stoffer (SGP):

Ik twijfel een beetje. Ik hoorde de Minister net zeggen dat we het hier over het hoogwatersysteem hebben, maar ik hoor af en toe scheepvaart en sluizen langskomen. Is het hoofdvaarwegennet hier nu ook onderdeel van of niet? Nee? Dan komt mijn vraag later.

De voorzitter:

Prima. Ik kijk nog even verder rond. We hebben het over veiligheid gehad en voor een deel over de financiën. We gaan zo naar droogte. We hebben nog: adaptatie, grote wateren, kwaliteit en overig. Ik zie de heer Van Aalst. Over de zeespiegelstijging? Hij heeft een vraag over in ieder geval het blokje veiligheid.

De heer Van Aalst (PVV):

Ja, voorzitter. De Minister heeft wat gezegd over de spiegelstijging. Zij weet het eigenlijk ook niet exact, maar laat zich leiden door de voorspellingen. Alleen de voorspellingen variëren van tientallen centimeters tot 200 centimeter. Hoe gaan we in godsnaam beleid maken als we het verschil tussen die twee voorspellingen niet in beeld hebben?

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:

Daar laten we ons dus over adviseren door de deskundigen. Dat moet je voortdurend blijven volgen. Gelukkig staat de wetenschap ook niet stil. Ik probeer dat steeds beter inzichtelijk te krijgen. Daar hebben we met elkaar in de Kamer de systematiek voor afgesproken dat het iedere zes jaar wordt herijkt. Dus dan kijk je waar je op dat moment staat en dan probeer je daar weer je normering aan aan te passen.

De heer Van Aalst (PVV):

Het mooiste voorbeeld, dat aansluit bij het volgende blokje, is de droogte. Het KNMI doet allerlei voorspellingen, maar de droogte van de afgelopen zomer had het KNMI totaal niet voorspeld. Daarvan zeggen ze: dit past eigenlijk niet in onze voorspellingen. Wat moeten we moeten we nou met de voorspellingen van tientallen centimeters tot 200 centimeter? Hoe betrouwbaar zijn die dan nog? Hoe kunnen we daar in hemelsnaam beleid op maken?

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:

Het is een beetje flauw om te zeggen dat het KNMI de voorspellingen niet goed heeft. Laten we zeggen dat je wel ziet dat ze het door de jaren heen steeds nauwkeuriger worden. Daar hou ik me ook aan vast. Een feit is dat we zien dat de zeespiegel wel stijgt. Dus je moet hoe dan ook maatregelen nemen. Dan moet je toch met een bepaalde bandbreedte kijken wat er noodzakelijk is voor Nederland. Voorspellingen worden serieuzer. De nieuwe cijfers zien er niet fraai uit. Het zou best kunnen dat dat voor ons ook nog consequenties kan hebben op de lange termijn. Maar we hebben in Nederland een hele stevige veiligheidsmarge. Met ons huidige Hoogwaterbeschermingsprogramma kunnen wij de komende decennia vooruit en wij houden goed in de gaten of dat toch aanscherping behoeft.

De voorzitter:

Dank u wel. Iemand anders nog? Oké, nou prima, dan gaan we door naar het blok over droogte.

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:

Dank u wel, voorzitter. Ondanks het feit dat velen van u hebben gesignaleerd dat de droogte bepaald nog niet voorbij is, zijn we toch wel begonnen met te kijken welke lessen we hieruit kunnen leren. De eerste is natuurlijk: hoe heeft de crisisaanpak van de afgelopen zomer gewerkt en hoe vertalen we dat in het beleid? Een aantal van u heeft ook al gezegd dat ik daarvoor de Beleidstafel Droogte heb ingesteld. Ik wil op beide sporen, zowel ten aanzien van het functioneren van de crisisaanpak als hoe we die droogtecrisis vertalen naar beleid, met aanbevelingen komen voor de meest urgente issues, en u daarover in het voorjaar van 2019 al over informeren. Ik wil er alles aan doen om voorbereid te zijn op het komend voorjaar, waarin het zomaar weer zo zou kunnen zijn dat er nieuw droog seizoen aankomt. We moeten daarop voorbereid zijn met alle lessons learned.

Een aantal opgaven die we daarin moeten bespreken, zijn door u ook al genoemd. De onttrekkingen van het grondwater is er daar één van. Hoe zijn die verantwoordelijkheden nu precies verdeeld? Wat zijn de effecten? Wat kan er wel? Wat kan er niet? We hebben te maken gehad met de verzilting van het IJsselmeer. Ik had me eerlijk gezegd bij ons vorige overleg over water niet kunnen voorstellen dat ik deze zomer tankschepen achter de hand moest houden om drinkwater voor Noord-Holland te zekeren. Ik denk velen van u ook niet. En toch zijn we wel in die situatie terechtgekomen. Ik had me ook niet kunnen voorstellen dat we rond het Kierbesluit dat we onlangs hebben mogen nemen, dat feestelijke moment niet door zouden kunnen laten gaan. Toch hebben we in september, waarin het aanvankelijk gepland stond, gezegd: we zitten nog volop in de droogte- en de verziltingsproblematiek; laten we het nu niet doen. Toen stelden we de opening uit tot november, omdat niemand zich toen kon voorstellen dat het in november nog steeds niet zou kunnen. We zitten helaas nog steeds in die situatie. Dus ik denk dat het heel dringend is om door te pakken en te kijken welke lessen we hieruit kunnen leren. De scheepvaart heeft eronder te lijden, landbouw, natuur. Er zijn problemen met drinkwater en voor de industrie.

Een aantal van u vroeg ook hoe het nu zit met de industriële lozingen. We hebben natuurlijk nog niet zo lang geleden dioxaan gehad vanuit Duitsland. Dat leek in de richting te gaan van een norm niet halen. Gelukkig is dat allemaal nog net goed gegaan, maar het zegt wel dat we in het hele stroomgebied van rivieren daarover met elkaar zullen moeten gaan spreken. Hoe is nou precies de verantwoordelijkheidsverdeling? Die is vastgelegd in het Landelijk draaiboek waterverdeling en droogte van de stuurgroep van de Stuurgroep Management Watercrises en Overstromingen. Daar is ook de rol van de veiligheidsregio's in beschreven. Daar vroeg de heer Geurts met name naar. Bij watertekorten en droogte is de rol van de veiligheidsregio's beperkt. De regierol van de provincie op regionaal niveau is een logisch voortvloeisel uit de Waterwet en het Waterbesluit, waarin de verantwoordelijkheid voor de regionale uitwerking van de verdringingsreeks is belegd bij de provincies. Daar komt dat vandaan.

De evaluatie van de droogte, van de crisisaanpak, zullen we uitvoeren langs twee sporen. Bij de Beleidstafel Droogte gaan we een en ander vertalen naar concrete lessen. Aan die tafel komt ook het volgende aan de orde: het functioneren van de verdringingsreeks zoals we die nu kennen – heeft die gewerkt? – de drinkwaterbehoefte, het gebruik van grondwater tijdens de droogte, de problematiek van de scheepvaart en de waterkwaliteit bij lage afvoeren. Dus het geheel komt daar aan bod met alle deskundigen. Een echte evaluatie kan nog niet, want dan moet het eerst voorbij zijn, maar over de eerste resultaten en de vraag wat wij nu al aan lessen kunnen trekken en kunnen meenemen voor het nieuwe seizoen, wil ik uw Kamer in het voorjaar van 2019 graag informeren. Hoe kijkt de Minister met de kennis van nu naar die verdringingsreeks? Dat wil ik nu ook even graag door de experts aan die Beleidstafel Droogte laten bestuderen. Daar wil ik in het voorjaar bij u op terugkomen.

Gaat de Minister plannen die meer verzilting veroorzaken heroverwegen? De heer Stoffer heeft gevraagd naar het Volkerak-Zoommeer. Daarover heb ik onlangs met collega Schouten een brief over gestuurd, waarin we zeggen dat het plan niet van de baan is, maar dat we ook realistisch moeten zijn. Aangezien de provincie bij mij aan de bel trok en zei «wij hebben er zoveel geld voor gereserveerd op onze begroting, maar het Rijk komt maar niet over de brug», vonden collega Schouten en ik het niet meer dan fair om te zeggen dat wij er voorlopig ook geen geld voor hebben. Wij hebben hiervoor weliswaar een groot bedrag in het regeerakkoord staan, maar u weet ook dat er hele grote opgaven in de Grevelingen en Eems-Dollard liggen. Als je kijkt wat er voor de jaren erna op de prioriteitenlijst komt, dan komen we eerder bij het Markermeer en het IJsselmeer terecht. Het Volkerak-Zoommeer komt niet hoog op de prioriteitenlijst. Dat wil niet zeggen dat we de beleidsvoornemens niet meer hebben, alleen moeten we realistisch zijn: daar hebben we voorlopig gewoon niet het geld voor.

De heer Van Aalst vroeg: is de Minister trots op de opgelopen schade? Nee, natuurlijk niet. Ik had liever gehad dat er nergens schade was veroorzaakt. Dat is een van de redenen waarom ik hier prioriteit aan geef. Ik wil hier zo veel mogelijk lessen uit kunnen trekken. Nogmaals, niemand had dit zo voorzien. Het zijn unieke situaties geweest. We zullen ook nog moeten afwachten wat de schade voor de natuur gaat zijn. Ik zie dat alle rododendrons bij mij in mijn tuintje zo ongeveer dood zijn, maar dat is natuurlijk maar een zeer beperkt beeld, want ik heb mij door experts laten vertellen dat het bij bomen soms ook nog na twee jaar tot sterfte kan leiden. Dus we zullen echt moeten zien wat het doet. Daarom vind ik het ook heel belangrijk dat we zo snel mogelijk van de experts horen wat we anders of beter kunnen gaan doen in de toekomst.

Naar de lozingsvergunningen is door de heer Laçin, mevrouw Dik-Faber en de heer Stoffer gevraagd. Op dit moment wordt in de beoordeling van een aanvraag al getoetst aan maatgevend laagwater. Er wordt ook getoetst op de maximale vracht die geloosd mag worden, dus er vindt een worstcasebeoordeling plaats. Debietsafhankelijke lozing is nu dus niet nodig omdat de veiligheid van ecologie en drinkwater al vooropstaan. Maar dat neemt natuurlijk niet weg dat we volop waakzaam blijven – ik noemde u het voorbeeld van dioxaan vanuit Duitsland – en goed in de gaten houden of dat in de toekomst misschien anders zou kunnen worden. We zien bijvoorbeeld dat de Rijn steeds meer een regenrivier wordt en het water niet meer van de gletsjer aangevoerd krijgt.

Dan de toenemende drinkwatervraag tijdens de droogte. De heer Geurts heeft zijn auto niet meer gewassen. Heel goed. Ik zal voor het thuisfront van de heer Geurts nog eens zeggen dat het heel goed was dat hij dat niet heeft gedaan, want we moesten ook echt zuinig zijn met water. In het begin zag je dat Nederland er even rekening mee hield en wat minder water verbruikte. Naarmate het langer duurde, dreigden we toch wat te verslappen. Je zag eerlijk gezegd ook wel een verschil tussen het westen en het oosten. Hoe verder je naar het oosten ging, hoe meer de verdorring alom zichtbaar was. In het westen, waar er meer sprake was van verziltingsproblematiek, merkte je dat het gevoel van urgentie dan ook iets minder was dan daar waar je bijvoorbeeld zag dat de slotgracht om een kasteeltje helemaal zonder water stond. Dat zijn dingen die veel meer indruk maken. Maar ik denk dat we met z'n allen ook nog wel wat kunnen doen om die verziltingsproblematiek wat meer duidelijk te maken. Ik heb het voortdurend ondersteund en ook gezegd: was niet alleen je auto, maar ook de ramen van je huis even wat minder, en sta iets korter onder de douche; wees gewoon zuinig met water. Ik denk dat we daar vol op moeten blijven inzetten.

In de internationale Rijn- en Maascommissies zijn we ook in gesprek over de droogte. Op ons initiatief zijn in beide riviercommissies ook werkgroepen over de droogte gestart. Want vergis je niet: u kunt allemaal in filmpjes op internet zien dat je in Duitsland de rivier gewoon te voet kunt oversteken. Dat zijn ongekende beelden.

Specifiek op het grondwater ga ik iets meer in detail in. De regie over het grondwaterbeheer ligt bij provincies. De taken en bevoegdheden zijn op zich duidelijk, maar wel verdeeld over de verschillende overheden. Perceeleigenaren zijn zelf verantwoordelijk voor hun eigendommen en hebben daarin zorgplicht. Gemeenten hebben een zorgplicht om schade zo veel mogelijk te voorkomen met grondwaterbeheer, maar ze zijn niet aansprakelijk voor die schade. Gemeenten kunnen met een gericht grondwaterpeilbeheer natuurlijk wel een ondersteunende rol spelen. Ik ben daarover in gesprek met gemeenten en waterschappen. Ik faciliteer ook onderzoek naar de mogelijkheden voor stedelijk grondwaterpeilbeheer, onder andere in Rotterdam en Capelle aan de IJssel. Ook dit zal onderwerp van bespreking zijn aan de Beleidstafel Droogte.

De heer Geurts heeft nog gevraagd naar een reflectie op het diepe grondwater, dat wordt beïnvloed door zaken als bouwactiviteiten, energiesystemen, bronbemaling en zandwinputten. U hebt gelijk dat er in toenemende mate een beroep wordt gedaan op het gebruik van grondwater, voor bier, fris en zuivel, maar ook voor allerlei andere activiteiten. Met omgevingsvisies geven provincies en gemeenten aan hoe ze met dat grondwater willen omgaan. Bij het Uitvoeringsprogramma Bodem en Ondergrond wordt daarover met decentrale overheden en bedrijfsleven overleg gevoerd. We werken ook samen aan kennisontwikkeling hierover. Ik denk dat dit onderwerp zomaar interessant kan zijn om op de kaart te hebben, niet alleen bij de verkiezingen voor de waterschappen, maar ook voor de komende Statenverkiezingen.

U heeft ook specifiek aandacht gevraagd voor de verdringingsreeks bij grondwater. Dat wil ik ook heel graag bij die Beleidstafel Droogte adresseren.

Mevrouw Dik-Faber vroeg of het voorkomen van schade aan woningen door grondwater onderdeel is van het Bestuursakkoord Ruimtelijke Adaptatie en of daar onderzoek naar gedaan wordt. Er is afgesproken om stresstesten uit te voeren en vervolgens risicodialogen te gaan voeren. Daarbij zullen ook zeker aan de orde komen de schade aan woningen door wegzakkend grondwater en bodemdaling en natuurlijk vooral de mogelijkheden om dat te voorkomen. Bij problemen met funderingen, zoals paalrot, kan het kenniscentrum voor funderingsschade huiseigenaren op weg helpen. Het Rijk, in dit geval het Ministerie van Binnenlandse Zaken, heeft een financieringsfonds ingesteld waarbij huiseigenaren goedkoop geld kunnen lenen voor funderingsherstel, maar huiseigenaren blijven wel zelf aan de lat staan voor de kosten. In het kader van het Deltaprogramma Ruimtelijke Adaptatie is door datzelfde kenniscentrum een Handleiding funderingsproblematiek voor gemeenten opgesteld. Grondwaterpeilbeheer is natuurlijk een belangrijk instrument voor gemeenten. Ik ondersteun dit ook met onderzoek. Zoals ik eerder heb aangegeven wil ik uw Kamer graag komend voorjaar nader informeren over de kennisbasis die we daarvoor gezamenlijk ontwikkelen. In die brief zal dan ook het bodem- en grondwater aan de orde komen.

De voorzitter:

Ik kijk even rond.

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:

Ik heb nog meer in het kader hiervan.

De voorzitter:

Oké.

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:

Ja, want we gaan nu naar de bodemdaling. Die heb ik toch maar geschaard onder het blok droogte, want de problematiek rond bodemdaling speelt natuurlijk al langer, maar ik denk dat u die vandaag vooral bij mij hebt aangekaart vanwege de verergering van de bodemdaling door de droogteproblematiek. Op zich is de bodem natuurlijk geen onderwerp voor dit overleg. U hebt vooral gedoeld op de veenweidegebieden, waar bij droogte bodemdaling ontstaat door oxidatie. Dit onderwerp raakt een groot aantal dossiers van maar liefst vijf departementen, namelijk EZK, LNV, BZK, OCW en ons als IenW natuurlijk. Het heeft namelijk betrekking op woningbouw, landbouw en de aanleg van infrastructuur. Ook raakt het natuurlijk provincies, waterschappen, gemeenten en private partijen.

Het is belangrijk om te vermelden dat bodemdaling door slappe bodems ook wordt verankerd in de NOVI, de Nationale Omgevingsvisie, die collega Ollongren aan het opstellen is. Ik heb zonet al het Nationaal Kennisprogramma Bodemdaling gememoreerd, waar wij ook aan meewerken. Ook heb ik het al over de brief gehad.

Volgens mij heb ik de rest van de beantwoording eigenlijk al en marge van andere stukken gedaan.

De voorzitter:

We gaan het even bekijken. De heer De Groot zag ik als eerste.

De heer De Groot (D66):

Dank aan de Minister. Ik kijk eventjes naar het grondwater. De gemeenten zijn verplicht om goed te zorgen voor het grondwater, maar ze zijn niet aansprakelijk. Nou vroeg ik mij af of de waterschappen, die gaan over het grondwater in het landelijk gebied, daar eigenlijk wel aansprakelijk zijn voor de gevolgschade bijvoorbeeld aan huizen, funderingen of wegen.

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:

Nee, dat zijn ze niet, net zomin als gemeenten.

De heer De Groot (D66):

Dus die bestuurslaag is daar niet aansprakelijk? Dat is wel heel bijzonder, want ze veroorzaken wel schade.

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:

Ik denk dat hierop dezelfde situatie van toepassing is als bij gemeenten, namelijk dat particulieren uiteindelijk zelf de schade moeten dragen maar gemeenten wel de dure plicht hebben om schade zo veel mogelijk te voorkomen. Dat is bij de waterschappen hetzelfde.

De heer De Groot (D66):

Ja. Ik kan me bijna niet voorstellen dat dat zo is. Misschien kan de Minister daar in tweede termijn nog een keer op ingaan, want ik kan me niet voorstellen dat als een bestuurslaag om hem moverende redenen te hard pompt aan het grondwater waardoor het veen verdampt, de huizen verzakken en de fundering verrot, de rekening daarvan bij burgers wordt neergelegd. Ik kan me niet goed voorstellen dat de waterschappen daarvoor niet aansprakelijk zijn. Als u daar in tweede termijn op in zou willen gaan; heel graag!

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:

Ik wil daar best in tweede termijn nog wat meer gedetailleerd op ingaan, maar de hoofdboodschap van het antwoord zal niet veranderen.

Mevrouw Van Brenk (50PLUS):

Ik heb één vraag nog niet beantwoord gekregen. Ik had gevraagd wat de Minister vond van het voorstel van Vewin om lozingsvergunningen debietsafhankelijk te laten zijn om hiermee de waterkwaliteitsproblemen bij winningen in perioden van droogte te voorkomen. Ik had nog een aanvullende vraag omdat de Minister inderdaad aangeeft met de buurlanden in gesprek te zijn. Want als het hier droog is, is het daar ook droog. Hoe gaat dat nou in prioriteit? Als het erg droog is, nemen Duitsland en België ook maatregelen. Wij zitten toch echt stroomafwaarts. In hoeverre heeft u dan contact, Minister, zodat zij niet allerlei maatregelen nemen waar wij nóg meer last van krijgen?

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:

Tot nog toe hebben we gewoon een goede samenwerking. U hebt natuurlijk gelijk. In het verleden hebben we gezien dat het water door bodemverharding in Duitsland juist alleen maar sneller bij ons aankwam. Het kan twee kanten op werken. Wij zitten inderdaad als sluitstuk, als laatste, en hebben daar niet zo veel invloed meer op, maar we hebben goede contacten. Zowel bij de Duitse als bij de Belgische collega's heb ik de behoefte gevoeld om wat meer met elkaar om tafel te zitten in het kader van een heel stroomgebied, omdat iedereen met problemen worstelt. Ik noemde aan het begin het voorbeeld van Duitsland, namelijk de bevoorrading van tankstations. Zij worstelen met dezelfde uitdagingen en staan er ook zeer voor open om gezamenlijk te kijken wat we daar het beste aan kunnen doen.

Dan kom ik op uw eerste vraag over Vewin en het debietsafhankelijk vergunnen van lozingen. Ik heb aangegeven dat daar nu volop aandacht voor is, maar dat we aan de beleidstafel droogte bijvoorbeeld ook kijken naar dioxaan vanuit Duitsland. Dat heb ik als voorbeeld genoemd. Als daar een nieuwe situatie ontstaat en dat mogelijk aanpassing zou behoeven, zullen we dat niet uit de weg gaan. Want je wilt uiteindelijk niet in de situatie terechtkomen dat er door laag water een te hoge concentratie van welke nare stof dan ook zou kunnen ontstaan.

De voorzitter:

Dan heeft de heer Laçin nog een vraag.

De heer Laçin (SP):

Ik wil daar toch even op doorgaan. Op dit moment wordt in de vergunningverlening rekening gehouden met een vrij lage rivierafvoer om toch een beetje veilig te zitten. We zien nu, vooral dit jaar met een heel lange periode van droogte, dat er problemen kunnen ontstaan op het moment dat de rivierafvoer nog lager ligt dan waar gemiddeld rekening mee is gehouden in de vergunning. We hebben volgens mij samen geconstateerd dat lange periodes van droogte in de toekomst niet per se een uitzondering zullen zijn, maar misschien eerder de regel. Daarom vraag ik de Minister toch om daar nu al naar te kijken, toekomstgericht, zodat we straks, over een of twee jaar, niet achter de feiten aan gaan lopen als er al situaties zijn ontstaan. Hoe kijkt de Minister daartegen aan?

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:

Daar kijkt de Minister hetzelfde tegenaan als de heer Laçin, namelijk dat we dat moeten proberen te voorkomen. Ik vind dat een onderwerp voor de beleidstafel droogte. Er wordt nu rekening gehouden met een worstcasescenario. U schetst eigenlijk dat het worstcasescenario altijd nog meer worse kan, zeg maar. Daar moeten we op voorbereid zijn. U zegt: als we nu nog lagere rivierstanden krijgen of als dit vaker gaat voorkomen dan waar we nu in onze worstcasescenario's rekening mee hebben gehouden, zullen we die worstcasescenario's moeten aanpassen. Ik wil dit graag aan de experts overlaten. Zien zij daar aanleiding voor of niet?

De heer Laçin (SP):

Ik vraag me dus af of we nu rekening houden met het worstcasescenario, omdat de praktijk van nu ons leert dat dat altijd kan veranderen. We hebben dit jaar te maken met historisch lage waterstanden op heel veel plekken. Daar is volgens mij geen rekening mee gehouden in de vergunningen die een paar jaar terug zijn verleend. Ik hoor: Beleidstafel Droogte. Dat vind ik goed. Ik hoop geïnformeerd te worden over wat we daarin zouden kunnen veranderen en hoe we daar beter op kunnen inspringen.

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:

Ja, ik zal dit aspect graag meenemen in de brief die ik in het voorjaar zal sturen om de eerste tussenstand te geven van de beleidstafel droogte. Ik begrijp namelijk uw zorg: als het alsmaar erger wordt, moeten onze worstcasescenario's misschien worden aangescherpt. Dus ik zal er dan graag op terugkomen.

De voorzitter:

Ik kijk nog even rond of er nog vragen zijn. Volgens mij hebben we het onderwerp droogte afgerond.

Dan gaan we naar adaptatie: we gaan ons aanpassen!

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:

Ja, we gaan ons aanpassen, maar de droogte is nog niet afgerond. Wel hier als bespreekpunt, maar verder nog niet.

Dank voor de complimenten die zijn uitgesproken voor het ondertekenen van het Bestuursakkoord Klimaatadaptatie. Ik vond het eerlijk gezegd zelf ook wel een uitdaging: als je wel een opdracht krijgt in het regeerakkoord, maar nul euro daarbij, dan is het toch lastig. Ik ben heel blij dat we toch gezamenlijk de schouders eronder zetten met de Unie van Waterschappen, de provincies, de gemeenten en eigenlijk alle partners. En van onze kant loopt het op tot 300 miljoen, mits er goeie plannen worden aangeleverd, zeg ik daar uitdrukkelijk bij. En vanuit de andere partners komt hetzelfde bedrag. Daarmee kunnen we toch echt belangrijke projecten gaan uitvoeren. Ik vind het ook echt een belangrijke stap. De heer Geurts kwam al even terug op zijn eigen motie, die ervoor nodig is geweest om de wetswijziging in het kader van de Waterwet in gang te zetten. Ik kom zo nog terug op het tijdpad.

Een goede voorbereiding op die stijgende zeespiegel en op extreme regenval is lang niet overal vanzelfsprekend. Soms zijn effecten bij ons heel groot, maar elders op de wereld is dat ook het geval. Ik zeg alvast even in de richting van de heer Stoffer: Nederland heeft heel veel kennis te bieden, ook op dit vlak. Ik ben er ook trots op, en ik denk u allemaal, dat we het Global Centre of Excellence on Climat Adaptation in Rotterdam en Groningen hebben. Dat is echt global, dus we betrekken hier kennis en kunde vanuit de hele wereld bij. Maar als je het in je eigen achtertuin hebt, dan heb je natuurlijk bij uitstek een mooie gelegenheid om als land zelf te laten zien wat je te bieden hebt. Dat zal heel veel experts vanuit de hele wereld naar Nederland toe trekken. Dus ik denk dat we dat echt moeten omarmen, en daarmee ons voordeel moeten doen.

Dan vroeg de heer Geurts: hoe staat het nou met die wetswijziging? Nou, we zijn gestart met een internetconsultatie van vier weken en met een interbestuurlijke consultatie van twee maanden. Daar moet dan de u bekende HUF-uitvoeringstoets op worden toegepast. En als iedereen hetzelfde gevoel van urgentie uitstraalt als uw Kamer heeft gedaan, dan zou ik het in april 2019 bij de ministerraad kunnen hebben liggen. Dan moeten we het advies van de Raad van State krijgen. Dan kom ik ergens in de zomer uit. Dus ik hoop het, helemaal alles doorlopend, in oktober bij de Tweede Kamer te kunnen hebben liggen. Ik zie al aan uw lichaamstaal dat u dat best ambitieus vindt. Nou, dat vind ik ook, maar ik heb goede hoop dat iedereen hetzelfde gevoel van urgentie heeft als wij hier met elkaar. Dan kunnen we dit dus snel met elkaar regelen en dan zouden we inderdaad op tijd klaar zijn voor de begroting van 2021. Dan moeten we ook de opgave in beeld hebben.

U weet namelijk allemaal dat de gemeenten de stresstesten in 2019 af moeten hebben. Ik kwam ook mensen tegen – ik zal geen namen noemen, want ik vind het geen goed voorbeeld – die zeiden: maar die stresstest is toch niet verplicht? Nee, die is niet verplicht. Maar ik zou wel tegen iedere gemeente willen zeggen: als je geen goed onderbouwd verhaal hebt en je hebt geen stresstest gedaan, dan krijg je ook geen financiële middelen van onze kant. Dus wat dat betreft denk ik toch echt dat je van iedere zichzelf respecterende gemeente mag vragen dat ze gewoon in 2019 fatsoenlijk in beeld hebben gebracht waar precies de knelpunten zitten. Dan hebben we begin 2020, als alle gemeenten het toch af moeten hebben, dat landelijk dekkende beeld van wat er overal nodig is.

Er is nog gevraagd naar de relatie met de regiodeals en de klimaatenvelop. De klimaatenvelop is vooral gericht op CO2-reductie, maar ik heb zelf de veenweidegebieden erbij genoemd – dat heb ik erg uitgedragen – omdat het mes daar aan twee kanten snijdt: de kant van de waterstandsproblematiek en de kant van de CO2-reductie, dus zowel adaptatie als mitigatie. Mevrouw Van Brenk sprak over innovatieve projecten. De onderwaterdrainage en andere technieken die daar kunnen worden toegepast, zijn ook wel de moeite waard, vind ik, om serieus werk van te maken. Dan zou je de landbouw enerzijds en adaptatie en mitigatie anderzijds mooi bij elkaar kunnen brengen.

Kan de 20 miljoen op tijd worden ingezet? Dat vraagt mevrouw Dik-Faber. Ja. Ons is er alles aan gelegen om gemeenten te helpen. Voor kleinere gemeenten is het misschien niet altijd even makkelijk om zo'n stresstest goed te doen. Vandaar dat we daarbij hulp hebben toegezegd. Het tweede dat ik echt graag al in 2019 en 2020 zou willen doen, is het starten van een aantal aansprekende projecten, want los van het voorbeeld dat ik u net gaf, waarbij misschien geen sprake is van heel veel enthousiasme, zijn er ook gemeenten en waterschappen die al ontzettend voorlopen, die echt hun nek hebben uitgestoken en die al kant-en-klare projecten hebben. Daar zou ik er graag een paar van willen honoreren, zodat we daadwerkelijk kunnen laten zien wat je kunt doen en zodat we andere gemeenten en waterschappen kunnen stimuleren. Over het wetsvoorstel heb ik al gesproken. Er zijn nu dus al koplopers aan de slag. We hebben goede berichten dat zo'n 75% van de gemeenten er echt goed mee aan de slag is. Komt u er ergens nog een tegen waar dat niet zo is, stimuleert u die dan om het ook te gaan doen.

Er wordt inderdaad ook goed bekeken waar dat samengaat met de bouwopgaven. Verschillende Kamerleden hebben daarover gesproken. We komen later deze week, bij het notaoverleg MIRT, nog te spreken over de combinatie van bereikbaarheid en wonen. In al die overleggen met de regionale bestuurders heb ik steeds het onderwerp klimaatadaptatie aangekaart, want als we het hebben over een integraal Mobiliteitsfonds, moeten we natuurlijk niet gaan bouwen op plekken die onder water lopen. Dat geldt voor zowel woningbouw als infrastructuur. We moeten geen tunnels aanleggen op plekken die onder water lopen, om maar even iets heel simpels te noemen. Ik vind het dus uitdrukkelijk van belang dat er voor iedere bouwlocatie goed wordt nagedacht, niet alleen over het belang van de woningbouw, maar ook over dat van de bereikbaarheid. We willen geen oude Vinex-wijken meer waarvan men achteraf constateert: hé, jammer, hier is geen ov en de ontsluiting via de weg is ook niet optimaal. Het derde punt waarover voor iedere bouwlocatie goed nagedacht moet worden, is de waterhuishouding: we moeten zorgen dat we daar niet meteen problemen mee krijgen.

Dan neem ik meteen ook maar het pleidooi voor meer groen mee, dat meerderen van u hebben gehouden. Een verdichtings- of verstedelijkingsopgave hoeft niet per definitie zo ingevuld te worden, dat het leidt tot meer problemen met hittestress en waterafvoer. Het kan ook heel goed met meer groen in de woonomgeving. Ik heb het bij de ondertekening van het akkoord voor klimaatadaptatie ook vermeld: we hebben in Nederland nog 345 miljoen m2 plat dak. Dat zijn toch serieuze aantallen, waar je verschillende invullingen aan kunt geven, bijvoorbeeld voor blauwe of groene energie. Afhankelijk van de omgeving waarin je zit, kies je in het ene gebied misschien eerder voor zonnepanelen en in het andere gebied misschien juist voor groene daken; allebei kan ook nog. Maar het is een beetje gebiedsafhankelijk. Dat vind ik ook belangrijk bij die stresstesten, maar ik vind ook zeker dat dit goed moet worden meegenomen bij al die woningbouwplannen. Ik zou ook graag willen dat u het erover hebt met uw collega's die over de woningbouw gaan, zodat wij ervoor zorgen dat het in een keer goed ingevuld wordt. Ik ga niet over aanpassing van bouwregelgeving en bouwbesluiten, dan moet u bij een collega zijn. Maar ik ondersteun van harte dat wij natuurlijk moeten zorgen dat wij geen nieuwe problemen creëren als het niet nodig is en de kansen pakken die er zijn.

Over groene daken heb ik voldoende gezegd: lokaal, maatwerk. Maar ik zal ze zeker altijd aanraden om te kijken of er voldoende gebruik van wordt gemaakt. Hetzelfde geldt voor het anders inrichten van straten, pleinen, parken, enzovoorts.

Met decentrale overheden spreken we over criteria voor de regeling. De gemeentelijke rioleringsplannen zijn daarbij natuurlijk ook een belangrijk aandachtspunt. U kent allemaal wel: de gescheiden systemen voor hemelwater en rioolwater, de regenton in de tuin, alles wat er aan opties is. Dat moeten wij voortdurend met elkaar uitdragen.

Dan ligt er een heel specifieke vraag van mevrouw Kröger over woningen in Arnhem in de uiterwaarden. De plannen voor de uiterwaarden moeten voldoen aan de Beleidsregels grote rivieren. Bij niet-riviergebonden functies, zoals woonwijken, moet er zelfs meer ruimte aan de rivier worden teruggegeven. Dat geldt ook voor dit plan bij Arnhem. Daar zal dit plan ook echt aan moeten voldoen, anders zal er door Rijkswaterstaat geen vergunning voor kunnen worden afgegeven. De Beleidsregels grote rivieren zijn net geëvalueerd. Ook IPO, VNG en de Unie van Waterschappen zijn van mening dat waterveiligheid vooropstaat. Ze zullen dus aan die regels moeten voldoen, anders krijgen zij er geen vergunning voor.

Mevrouw Kröger vroeg ook hoe de bouwsector betrokken wordt bij stresstesten. In onze gesprekken met de bouwsector, voor zover die voorkomen, zal ik dit zeker ook aan de orde stellen, maar dit ligt vooral op het terrein van de collega van BZK. In onze eigen opgave daarbij voor de infrastructuur, bij zowel Rijkswaterwater als ProRail, zitten de Staatssecretaris en ik daar bovenop. Wij voeren ook onze eigen stresstesten uit en wij kijken ook nu al in projecten waar wij extra maatregelen kunnen invoeren. Ook in omgevingsvisies worden afwegingen gemaakt.

In de richting van de heer Geurts zeg ik nog dat er intensief overleg plaatsvindt, ook met collega Schouten, waar het gaat over de landbouw en agrarisch water.

Dan ligt er nog een specifieke vraag over de verzekerbaarheid van klimaatschade. Het is belangrijk om onderscheid te maken tussen het verzekeren van wateroverlast door extreme neerslag en overstromingen van het primaire systeem. Het Verbond van Verzekeraars adviseert zijn leden om de dekking van wateroverlast uit te breiden met alle schade door neerslag en water dat van buiten het gebouw binnenstroomt. Dat biedt meer duidelijkheid voor verzekerden. Ik vind dat positief. Ik hoop dat de leden van het verbond dat ook gaan doen.

Voor de landbouw is er de brede weersverzekering. Het kabinet, collega Schouten, is aan het uitzoeken hoe het zit met de vrijstelling van assurantiebelasting daarvoor. En ik hoor dat het al geregeld is. Het gaat snel. Bij overstromingen door de primaire keringen ligt de nadruk op preventie door dijken. De Wet tegemoetkoming schade kan bij overstromingen van toepassing worden verklaard. Als mensen zich daarnaast nog vrijwillig willen verzekeren tegen overstromingen, is dat ook mogelijk. Dat zou eigenlijk niet verplicht moeten zijn, want we hebben een heel goed preventief waterveiligheidssysteem. Nader onderzoek daarnaar is dan ook niet nodig.

De heer Dijkstra sprak over de Global Commission en zei dat het mooi was dat daar 18 landen bij betrokken zijn, maar dat dat er bij Parijs 190 waren. Zijn vraag was hoe we dat kunnen verbreden. Daar zijn we heel hard mee aan het werk, zowel vanuit als Nederland als vanuit de Commissie. Ik kan u melden dat ik bij de volgende conferentie in Katowice in Polen iedereen weer ga aansporen. Ik zou bijna zeggen dat ik daar al ronselend door de zalen zal gaan om nog meer commitment van andere landen te krijgen. We hebben al afgesproken dat we tijdens de klimaattop van september 2019 in New York een flagship report gaan aanbieden aan de secretaris-generaal van de VN, Guterres. Ik wil natuurlijk wel dat wij met een heel goed verhaal voor de dag komen in 2020 als we een action summit gaan houden.

Voorzitter. Daarmee ben ik door het onderwerp klimaatadaptatie heen.

De voorzitter:

Dan kijk ik even rond. Ik had mevrouw Kröger als eerste gezien.

Mevrouw Kröger (GroenLinks):

Met betrekking tot de schade gaat het volgens mij om twee dingen. Een. Hebben mensen in Nederland door welk risico op klimaatschade ze lopen? Het gaat dan zowel om overstromingen als om droogte en de gevolgen daarvan, zoals het verzakken van je huis en allerlei problemen met overstromingen. Twee. Kan je je verzekeren? Wanneer wordt het gedekt door de WTS? Wanneer kan je je privaat bijverzekeren? In dat hele verhaal zit gewoon veel onduidelijkheid en er zitten ook veel zorgen. Het Verbond van Verzekeraars is hiermee aan de gang. Moeten we niet breder kijken hoe we voor de komende decennia toegerust zijn op de confrontatie met klimaatverandering en klimaatschade en hoe we zorgen dat mensen weten waar ze aan toe zijn?

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:

Ik weet dat het Verbond van Verzekeraars er zelf dus ook mee bezig is. Misschien kan ik u het beste toezeggen dat ik nog een keer specifiek met hen in gesprek ga hierover en aan hen vraag hoe zij dit voor zich zien, ook in het kader van voorlichting aan het publiek. Ik denk dat ik dat het beste kan doen: eerst even een keer met hen om de tafel en u daar dan over informeren.

Mevrouw Kröger (GroenLinks):

Ik vind het heel fijn dat de Minister in gesprek gaat. Dat lijkt me een belangrijke eerste stap. De opvolging is ook van belang. Er worden nu klimaatstresstesten gedaan. Hoe worden die gekoppeld aan dat mensen weten welke risico's ze lopen? Ik denk dat bewustwording ongelofelijk belangrijk is. Het tweede punt betreft het bouwen op kwetsbare plekken, want dat heeft er natuurlijk mee te maken. Als wij nu nog toestaan dat er wordt gebouwd in uiterwaarden of op plekken waarvan je eigenlijk al kan voorspellen dat het ongelofelijk kwetsbaar gaat worden, dan kopen mensen eigenlijk gewoon een onverzekerbaar huis. Ik stel dan toch een vraag over de situatie in Arnhem. De Minister geeft aan dat Rijkswaterstaat daar nog een vergunning voor moet geven en dat dat niet zou gebeuren als dit een kwetsbare plek is. Kan de Minister hierover in gesprek gaan met de provincie en de gemeente, zodat gewoon helder wordt dat hier een plan voorligt voor een heel kwetsbare plek?

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:

Nou, ik weet niet of ik daar zelf over in gesprek moet. Ik wil graag met mensen in gesprek, maar of ik dat nou ook in dit verband moet doen? Volgens onze informatie moet Rijkswaterstaat inderdaad nog een vergunning afgeven daarvoor. Er zal dus aan alle wet- en regelgeving moeten worden voldaan. Maar ik wil u nog wel een keer schriftelijk informeren over hoe het precies in elkaar zit in Arnhem. Ik ga ervan uit dat dat dan voldoende zou moeten zijn. U zegt in het eerste deel van uw vraag dat het voor de verzekerbaarheid voor mensen wel heel erg belangrijk is om te weten hoe het er in hun gemeente qua stresstest voor staat. Ik denk dat daarom primair de verantwoordelijkheid bij de gemeenten ligt om die stresstest heel goed uit te voeren. Dan weten mensen pas of zij op een kwetsbaar stuk zitten en, zo ja, wat er dan in hun geval het beste aan gedaan kan worden. Dus dat is een reden temeer voor gemeenten om de stresstest heel voortvarend op te pakken, want dan kunnen zij hun eigen inwoners het beste adviseren, in samenspraak met de waterschappen. Dan krijgen wij het totaalbeeld van heel Nederland en kunnen wij daarop ons beleid aanpassen.

De voorzitter:

Gaat u nog maar even door, mevrouw Kröger, ik noteer het gewoon. Een korte vraag, alstublieft.

Mevrouw Kröger (GroenLinks):

Ik wil toch nog even doorgaan op die situatie in Arnhem. Ik ben blij dat er een brief is toegezegd, maar ik hoor de Minister zeggen dat Rijkswaterstaat nog met een vergunning moet komen. Maar dan wordt er getoetst op de huidige wet- en regelgeving, terwijl de vraag natuurlijk is: als we weten welke klimaatverandering op ons afkomt en als we op allerlei manieren met klimaatadaptatie bezig zijn, is het dan het zinvol om te bouwen op een plek die zo kwetsbaar is? Hoe bedenken we dat? Wordt het genoeg geborgd op het moment dat er smal wordt getoetst, alleen op de huidige wet- en regelgeving?

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:

Daar kan ik alleen maar op zeggen: zo smal is die huidige wet- en regelgeving ook weer niet. Er wordt natuurlijk al rekening gehouden met overstromingsrisico enzovoort. Dat is niet helemaal nieuw. Maar laten we de casus Arnhem nog even precies voor u op een rijtje zetten.

De heer De Groot (D66):

Misschien heb ik het net gemist, maar ik had een vraag over het klimaatproof maken van de kwetsbare infrastructuur. De Minister hield een warm pleidooi over de groen-blauwe daken. Het is zo'n no-brainer. Ook de Deltacommissaris was er positief over. Kunt u toch meer doen dan het inbrengen in de gesprekken over de stresstesten? Het is echt een quick win. Als u in 2020 resultaten wilt kunnen laten zien, is het goed om daar alvast mee te beginnen.

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:

Bij no-brainers denk ik dan altijd maar dat iedereen dat ook wel zal zien. Ik kan alleen maar herhalen dat het in de stresstesten natuurlijk vooral gaat om de huidige situatie, maar ook om plannen voor nieuwe woningbouw. Er is een geweldige, gigantsche woningbouwopgave. Ik kan niet genoeg onderstrepen dat we daar met z'n allen heel goed naar moeten kijken. De groene en de blauwe daken zouden daarin natuurlijk gewoon een afweging moeten zijn. Wat mij betreft kan ik dat overal onderstrepen, maar ik ben geen projectontwikkelaar, gelukkig, dus ik maak niet die plannen. Het is goed dat iedereen, burgers en gemeenten, zich daarvan bewust is.

De voorzitter:

Meneer de Groot, dit wordt dan wel uw laatste vraag.

De heer De Groot (D66):

Dan wacht ik.

De voorzitter:

Dan heeft u nog een halve interruptie voor zo meteen.

Ik had zelf nog een vraag, over die achttien landen. U gaat straks in Polen leuren en sleuren om die mensen allemaal naar Nederland te halen, want klimaat en adaptatie is een verdienmodel. Kunt u de Kamer informeren over de uitkomsten en over de stappen die we zelf eventueel nog kunnen zetten om dat te ondersteunen? U bent natuurlijk zelf onze waterambassadeur, maar zo zijn er misschien meer. Wilt u dat doen?

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:

Ik zal de Kamer graag informeren als er relevante ontwikkelingen zijn. Dat lijkt me heel prima.

De voorzitter:

Mooi. Ik zou dat graag in een brief zien als dat kan.

Dan geef ik het woord aan mevrouw Dik-Faber.

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):

Ik wil graag nog even terugkomen op de groene daken, pleinen en gevels, ook in relatie tot de stresstesten die gemeenten nu moeten gaan uitvoeren. Heeft de Minister er vertrouwen in dat die stresstesten worden uitgevoerd en dat er nog eens goed wordt gekeken naar het potentieel dat er is in de gebouwde omgeving als het gaat om groene en blauwe daken en energiedaken? Ik heb dat vertrouwen eerlijk gezegd niet. De Minister zei net zelf dat het dak, als het gaat om nieuwbouw, daar ook onderdeel van zou moeten zijn. Er zou ook moeten worden gekeken naar het dak, ongeveer die woorden gebruikte de Minister. Eigenlijk weten we allemaal dat het in de praktijk best moeizaam is, dat het niet vanzelfsprekend wordt meegenomen bij het bekijken van de bestaande gebouwde omgeving en ook niet van de nieuwe gebouwde omgeving.

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:

Ik denk dat mevrouw Dik-Faber er gelijk in heeft dat het niet een vanzelfsprekendheid is, maar doordat de gemeenten min of meer gedwongen worden om die stresstest, al dan niet met veel enthousiasme, te doen, komen wel de kwetsbaarheden op tafel. Daarmee rijst ook de vraag wat we daaraan kunnen doen. Ik pak de woorden van de heer De Groot er maar bij: als je dan een no-brainer binnen handbereik hebt, zou het ook wel weer heel gek zijn om daar geen gebruik van te maken. Ook binnen het bestaande gebouwde gebied... Ik gaf u aan dat wij 345 miljoen m2 plat dak hebben. Dat is nogal wat. Dat zal niet allemaal direct een sluitende businesscase opleveren, maar in heel veel gevallen waarschijnlijk ook wel.

Ik denk dat we gewoon met elkaar een verantwoordelijkheid hebben om dat goed uit te dragen, en dat geldt niet alleen voor de daken, maar ook voor wat één boom al niet kan bereiken in een stad. Als we dat met zijn allen bijna eensgezind uitdragen, dan denk ik dat dat toch ook wel het verschil kan gaan maken. Nogmaals, het zal ook elders in de Kamer spelen, ook bij degenen die vooral aan het trekken zijn aan die woningbouwopgave. Het mag niet zo gaan dat er in Nederland alleen woningen gebouwd worden op de plek waar grondexploitatie voor de gemeente het meest handig is. Ik denk dat we echt met elkaar hebben afgesproken: het moet integraal worden afgewogen. Bereikbaarheid is natuurlijk heel belangrijk, maar klimaatadaptatie is ook een factor die echt meegewogen moet worden.

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):

De Minister zegt: we staan met elkaar aan de lat als het gaat om het vraagstuk van de klimaatadaptatie. Iedereen heeft zijn eigen verantwoordelijkheid en iedereen moet ook meedoen. Ik ben eerlijk gezegd net iets minder optimistisch over de rol van de gemeenten. Dat komt niet doordat gemeenten in het algemeen niet willen, maar omdat er gewoon een heel groot takenpakket op hun bordje ligt, ook op andere beleidsterreinen. Ik weet gewoon niet of dit vanzelf goed gaat en of gemeenten inderdaad kijken naar de groene en blauwe opgave in hun stad en daarbij ook het dakpotentieel meenemen. Is de Minister bereid om bijvoorbeeld in overleg te gaan met de VNG over de kansen die er nog zijn, dat de gemeenten net even een duwtje in de goede richting krijgen om hierover na te denken en hiermee aan de slag te gaan? Natuurlijk zal ik dit als woordvoerder wonen ook aan de orde stellen bij de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, maar deze Minister is verantwoordelijk voor klimaatadaptatie. Ik vind het heel belangrijk dat vanuit deze Minister, vanuit dit ministerie gemeenten in beweging worden gebracht of nog verder in beweging worden gebracht als ze al in beweging zijn. Dank u wel.

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:

Volgens mij trekken we hier echt aan dezelfde kant van het touw. De collega die over woningbouw gaat, collega Ollongren van BZK, zat ook bij alle bestuurlijke overleggen MIRT en elke keer dat ik klimaatadaptatie aan de orde heb gesteld, was zij het daarmee eens. Dus ik denk dat dat wel goed is. U moet ook niet vergeten dat het klimaatakkoord niet alleen ons verhaal is; ook de VNG en IPO en niet in de laatste plaats de Unie van Waterschappen hebben daar hun handtekening onder gezet. Dus ook zij zijn op het niveau van de koepels echt wel de verantwoordelijkheid aangegaan om hier serieus werk van te maken.

Degenen die het moeilijk hebben, willen we helpen. We willen ze helpen met het invullen van de stresstest en ook met het nadenken over mogelijke oplossingen. Ik wil ook bijdragen aan het verspreiden van de goede voorbeelden. Daarom heb ik u ook gezegd dat ik graag in 2019 en 2020 de koplopers wil belonen, zodat zij goede projecten kunnen gaan uitvoeren. Dan kunnen we laten zien wat er allemaal kan en wat er allemaal werkt. Misschien ben ik een iets optimistischer mens, maar ik heb echt het gevoel, ook door wat we allemaal hebben meegemaakt – de droogte van deze zomer die nu nog voortduurt – dat het gevoel van urgentie in gemeenten is toegenomen. Misschien nog een voorbeeld. Vorige keer dat we het hierover hadden, heb ik u nog herinnerd aan het congres over hittestress in de Brabanthallen in Den Bosch. Het was afgeladen vol, terwijl er een paar jaar geleden, toen we van start gingen, maar een zeer gering aantal belangstellenden was. Dat thema begint ook steeds meer te leven.

De voorzitter:

Dank u wel. Ik ga het rijtje af. Ik had mevrouw Van Brenk staan, maar die slaat even over. Dan mevrouw Teunissen.

Mevrouw Teunissen (PvdD):

De Minister heeft al een aantal keer genoemd dat er ook in de aanloop naar 2021 verschillende projecten worden gestart. Als ik haar goed heb begrepen, komt daar ook een mate van cofinanciering bij voor lokale koplopers, lokale projecten. Mijn eerste vraag is: klopt dat? Als dat zo is, worden dan ook bepaalde aanbevelingen of criteria meegewogen bij die cofinanciering? We hadden het net over groene daken. Ik kan mij voorstellen dat we zo'n no-regretmaatregel stimuleren door te zeggen dat bijvoorbeeld vergroening een van de criteria is die we meenemen in de cofinanciering. Doen we dat inderdaad?

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:

We zijn nu bezig. We hebben net het akkoord getekend en we zijn nu met alle partners aan de slag om gezamenlijk criteria daarvoor op te stellen. Daar gaan we mee aan de slag. Maar het kan niet anders dan dat dit ook een belangrijk criterium zal zijn, want het gaat tenslotte om de klimaatadaptatie.

De voorzitter:

Nog iemand anders? Niet? Nou, wat zijn jullie allemaal braaf.

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:

Dat is uitlokking.

De voorzitter:

Maar ja, ik wil wel passie en vuur.

We gaan het hebben over grote wateren, onder andere de Noordzee en andere dingen. De Minister.

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:

Dank u wel, voorzitter. Ik had net niet de Noordzee bovenop liggen, maar de Waddenzee als u het goedvindt. De heer De Groot heeft gevraagd naar meer coördinatie en regie in het Waddengebied. In het regeerakkoord is heel duidelijk een opdracht geformuleerd. Wij moeten ons als kabinet inspannen voor herstel en behoud van de natuur, bijvoorbeeld met de oprichting van één beheerautoriteit voor de Waddenzee. U weet dat ik met de Minister van LNV een verkenning heb laten uitvoeren door een onafhankelijk bureau om te komen tot één beheerautoriteit voor de Waddenzee. Die verkenning bestaat uit een probleemanalyse en de uitwerking van een aantal varianten van de beheerautoriteit. Vertrekpunt daarbij zijn de bestaande wettelijke kaders en bevoegdheden.

De probleemanalyse is inmiddels afgerond. Dat was fase één. Nu wordt op basis daarvan door het bureau een aantal varianten voor een beheerautoriteit ontwikkeld. De gecompliceerdheid van het vraagstuk en de vereiste zorgvuldigheid van het proces hebben ertoe geleid dat er iets meer tijd voor nodig is dan was voorzien. Ik streef ernaar, samen met de Minister van LNV, om u begin 2019 te kunnen informeren en ook de contouren van een beheerautoriteit Waddenzee te kunnen schetsen. Waarom duurt het dan zolang? De voorlopige uitkomsten van die probleemanalyse vormen aanleiding om niet alleen de opdrachtnemerskant, het beheer, maar ook de opdrachtgeverskant van het beheer in ogenschouw te nemen. Dat vraagt iets meer tijd. De scheiding tussen beleid en beheer – daar hebt u het ook al over – blijft overigens uitgangspunt van de invulling van die beheerautoriteit.

Door de heer De Groot is ook gevraagd of de Minister bereid is om de visvrije zone in te stellen bij de kier bij het Haringvliet. Uit onderzoek is gebleken dat de huidige visserij geen grote impact heeft op de trekvissoorten. Op dit moment loopt er een groot herhalingsonderzoek naar de effecten van de visserij op de migrerende vissoorten in de kustzone. Ik ben daarover in contact met mijn collega van LNV. We houden dat zorgvuldig in de gaten, want u kunt ervan overtuigd zijn dat wij geen van tweeën zouden willen dat, als die kier hopelijk binnenkort echt open kan, iedere vis die daar doorheen migreert, meteen erachter in een netje zwemt. Dat is echt niet de bedoeling, maar we hebben er nu dus ook geen aanleiding voor om dat te veronderstellen.

Over het zandwineiland Smals heeft mevrouw Kröger vragen gesteld. Is de Minister bereid om met gemeente en provincie in overleg te gaan en wil ze toezeggen geen stappen te zetten totdat alternatieven zijn verkend? Het bedrijf heeft aan ons ministerie al voor 2012 gevraagd om in het Barro, u bekend, het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening, een uitzondering te maken op het verbod om buitendijks te mogen bouwen, in dit geval om een werkeiland ten behoeve van de zandwinning aan te mogen leggen. Daar is aan meegewerkt met het oog op het rijksbelang van zandwinning en omdat het Rijk eerder had aangegeven dat de markt zandwinopties moest onderzoeken in rijkswateren; dit vooral ook omdat zandputten op land op verzet stuitte. Een eerder onderzochte locatie, dichter bij de Noordoostpolder, bleek minder gunstig vanuit oogpunt van zandwinning en vanuit oogpunt van mogelijke verstoring. Voor de nu voorgestelde locatie geldt dat in het kader van de Natura 2000-toetsing is gebleken dat er geen significante negatieve effecten te verwachten zijn op de natuurwaarden van het gebied. Het wel of niet doorgaan van dit initiatief hangt af van het verkrijgen van de vereiste vergunningen van Rijkswaterstaat, provincie en/of gemeente. Alle partijen zijn zorgvuldig en transparant omgegaan met de procedures, dus ik zie op dit moment geen reden om een nieuw onderzoek te starten, omdat ik er ook van uit kan gaan dat provincie en gemeente zich netjes aan wet- en regelgeving zullen houden. Indien de gemeente Fryske Marren geen toestemming geeft, is het ook niet automatisch zo dat er een aanwijzing zou moeten komen.

Wat vindt de Minister van de verklaring van geen bedenkingen door de provincie? Daar is ook door mevrouw Dik-Faber naar gevraagd. Zandwinning behoort tot grootschalige industriële activiteit met ruime gebiedsimpact en heeft daarom altijd effecten op het milieu. Omdat op voorhand significante effecten niet uit te sluiten zijn, is conform de Wet natuurbescherming, onderdeel gebiedsbescherming een zogenaamde passende beoordeling – dat is een formeel begrip – uitgevoerd. Uit die passende beoordeling is gebleken dat het geen significante effecten heeft. Om de impact zo beperkt mogelijk te houden, is een zorgvuldige locatiekeuze uitgevoerd en wordt er ook een groot aantal beperkende maatregelen in het voornemen geïntegreerd. Er wordt aan het werkeiland al bij de aanleg ruimte toegevoegd voor landschappelijke inpassing. Andere opties zijn afgevallen. Er is hier een zorgvuldig proces gevoerd.

Over het Volkerak-Zoommeer heb ik het eigenlijk net al gehad.

Dan kom ik bij de Strategische Agenda Noordzee 2030. Deze agenda formuleert de ambities en richtinggevende uitspraken voor een duurzame ontwikkeling van de Noordzee voor de periode 2030 tot 2050. Daar is specifieke aandacht voor besluitvorming over het ruimtebeslag voor windenergie op zee. Dat moet in balans met natuur, visserij, voedsel en andere belangen, zoals natuurlijk ook de kustveiligheid, zandwinning, ook daar, en scheepvaart. Het zal dus ook een ingewikkelde puzzel zijn om al die belangen zorgvuldig af te wegen. Ten aanzien van de aanleg van kunstmatige eilanden in zee vind ik het ook belangrijk dat het Rijk de regie houdt. Er komt alleen een kunstmatig eiland indien dit van nationaal belang is.

Misschien nog even tussendoor: ik heb onlangs een brief ontvangen van de zuiderburen. Er zijn plannen om voor de kust van Knokke een heel eiland aan te leggen. Daarvan heb ik gezegd dat ik daar zeer nauwkeurig over wil worden geïnformeerd, want als dat plan uitgevoerd zou worden, dan heeft dat ook grote consequenties voor stromingen en wat dies meer zij aan de Nederlandse kust.

Door de sterke samenhang tussen de Strategische Agenda Noordzee 2030 met het klimaatakkoord en de NOVI zal de Strategische Agenda Noordzee gelijktijdig of kort na de NOVI aan uw Kamer worden toegestuurd, want ze moeten uiteindelijk wel met elkaar stroken. Verder heb ik de heer Jacques Wallage van het Overlegorgaan Fysieke Leefomgeving – dat kent u waarschijnlijk nog als het OIM, het Overlegorgaan Infrastructuur en Milieu; dat hebben we herdoopt naar het Overlegorgaan Fysieke Leefomgeving – gevraagd om te adviseren over een duurzame samenwerking tussen het Rijk en de stakeholders. De heer Wallage zal naar verwachting komend voorjaar advies uitbrengen. Dit maakt ook onderdeel uit van de invulling van uw eigen motie over de versterking van de rijksregie. Als eerste stap heb ik daartoe ook een dg-overleg Noordzee ingesteld. Daar zitten dus de betrokken directeuren-generaal in van de Ministeries van IenW, van LNV, van BZK, van EZK en van Defensie. De volgende stap wil ik dan zetten op basis van dat advies van de heer Wallage.

NOVI is een integraal beleidsplan dat land en zee verbindt. Belangrijk is ook weer de relatie met de windenergieopgave op de Noordzee, waarover ook afspraken worden gemaakt in het klimaatakkoord. Dus die moeten met elkaar stroken. Het helpt niet als ik nu nog een derde document apart uitbreng. Dat werkt waarschijnlijk juist verwarrend. Dus ik zet er vooral op in dat onze mensen vanuit IenW zowel aan de NOVI-tafel als bij het klimaatakkoord in de context dat integrale Noordzeebeleid meenemen. In de Strategische Agenda werk ik dat verder uit.

Voorzitter, dan ben ik door de grote wateren heen.

De voorzitter:

De grote wateren waren de Waddenzee en de Noordzee. De heer De Groot heeft geen interrupties meer. O, hij heeft er nog één! Bij dezen.

De heer De Groot (D66):

De vorige interruptie was meer een opmerking omdat ik een antwoord had gemist, dus die telt misschien niet. Heel kort: de Noordzee. Ik wil echt namens D66 de Minister oproepen om eerst met haar visie te komen. Het gaat juist erom dat de governance voor de Noordzee verbetert en niet wordt bepaald door de belangen van ofwel windenergie apart, of natuur apart, of visserij of noem maar wat apart. Dat leidt tot vertraging en conflicten. Dus echt de oproep aan de Minister: schuif niet achteraan aan, maar loop voorop, als het gaat om de regie op de Noordzee.

Over de Waddenzee had ik toch graag van de Minister gehoord wat dan wel de planning is. Zij had eerder gezegd dat begin 2019 die ene beheersautoriteit er zou staan en nu hebben we dan een eerste schets van de contouren. Ik vind dat toch echt zeer onbevredigend, temeer daar we in het AO al hebben gezegd: niet alleen de beheerskant, maar ook de beleidskant. Dus dat zat er in het begin bij.

Tot slot de Haringvliet. Wat is dat dan voor onderzoek dat u daar grootschalig verricht, Minister? Uw ministerie had in het overleg met de ngo's en de vissers al gezegd dat het beste nu is een visvrije zone voor een periode, want dan kun je pas echt onderzoek doen. Er zwemmen namelijk nog helemaal geen vissen door die kier. Dus ja, dat is een beetje een rare manier van onderzoeken, naar mijn mening.

De voorzitter:

Verschillende punten in één vraag.

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:

Ik zal proberen het ook een beetje compact te beantwoorden. Dat specifieke onderzoek vanuit LNV, vanuit de visserij; ik denk dat het goed is als we daar nog een keer wat nadere informatie over geven als ik toch nog een keer schriftelijk bij u terugkom. Ja, dit... Hier heb ik ook niets aan. Hier staan alleen welke bedragen het onderzoek kost. Ik denk niet dat u daar vooral in geïnteresseerd bent. Het gaat u, denk ik, om de inhoud van het onderzoek. Laat ik daar dan nog even naderhand bij u op terugkomen.

Even kijken, de Wadden. U zegt: ik vind het teleurstellend; we hadden het eigenlijk al helemaal in kannen en kruiken willen hebben in het voorjaar. Collega Schouten en ik hebben toch gekozen voor zorgvuldigheid. De eerste stap van de probleemanalyse hebben we gehad. Nu gaan we met alle betrokkenen doorwerken. Ik kan het niet sneller doen dan is gebeurd, dus we gaan daar toch graag in het voorjaar met u over in gesprek. Ik denk dat het uiteindelijk wel goed komt, maar u moet net iets meer geduld hebben. We gaan gewoon leveren wat we in het regeerakkoord hebben afgesproken.

Ten aanzien van de Noordzee zegt u: u moet niet achteraan lopen, u moet juist voorop lopen. Ik kies de gulden middenweg, want ik kies voor het parallelle proces. Er is nou eenmaal een klimaattafel. Daar worden nou eenmaal keuzes gemaakt, ook over windenergie. Daar heb ik gewoon rekening mee te houden. Ik kan wel doen alsof ik helemaal vanaf scratch, op nul, begin en bij wijze van spreken mijn eigen ideale Noordzee kan inrichten, maar als het vervolgens helemaal niet strookt met wat anderen in de NOVI hebben opgeschreven of wat er in het klimaatakkoord staat, dan helpt dat niet erg. Bij beide processen zijn we goed aangehaakt, zodat we, als de NOVI er ligt, weten wat daarin is gebeurd. Dan weten we ook wat er in het klimaatakkoord zit. We proberen dat tegelijkertijd te laten samensmelten, zodat die drie dingen in één overkoepelende visie met elkaar samen kunnen gaan.

Mevrouw Teunissen (PvdD):

Ik had nog vragen gesteld over waterkwaliteit op de Noordzee, het zeezwaaien en de microplastics. Ik weet niet of de Minister daar later nog op terugkomt.

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:

Er komt nog een hoofdstukje waterkwaliteit.

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):

Ik heb nog een vraag over de zandwinning in het IJsselmeer. Ik begrijp heel goed dat hier ook een rijksbelang aan de orde is. Tegelijkertijd vind ik het heel belangrijk dat we hier zorgvuldig naar kijken. Over het IJsselmeer wordt ook door de commissie LNV veel gediscussieerd. Het gaat dan over de waterkwaliteit en de visstand. We nemen zware maatregelen, ook richting economische activiteiten en visserij, maar we gaan nu mogelijkerwijs wel een grote zandwinning toestaan. Ik vind het, gezien de context, belangrijk om hier goed naar te kijken. De Minister zegt: we hebben hier goed naar gekeken; het proces is zorgvuldig doorlopen. Deze week moet de gemeenteraad hier een besluit over nemen. Ik heb begrepen dat de Commissie voor de m.e.r. zich nog niet heeft kunnen uitspreken over de laatste gewijzigde milieueffectrapportage, die is voorgelegd. Is het dan niet toch verstandig om even een pas op de plaats te doen en de Commissie voor de m.e.r. de gelegenheid te geven daarover te adviseren? Want we vragen nu van de gemeenteraad om daarover te besluiten. Daar zit natuurlijk heel veel kennis en knowhow, maar we hebben die Commissie voor de m.e.r. daarvoor. Geef die commissie dus even de tijd om daar goed naar te kijken, zodat we alle argumenten op tafel hebben. Daar wil ik graag een reactie op.

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:

Mevrouw Dik-Faber zegt terecht dat de gemeenteraad daar een beslissing over moet nemen. Het is dus aan die gemeenteraad om dat te willen.

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):

Zeker, maar dan ben ik wel heel benieuwd wat de Minister bedoelde met het woordje «aanwijzing». Daarna bleef het even stil bij de Minister. Ze zei dat een aanwijzing niet direct aan de orde is, maar wat is dan de rol van het Rijk precies? We hebben het hier over een Natura 2000-gebied. Mogen we daar ineens niks meer van vinden? De Minister geeft aan dat er alternatieven zijn onderzocht bij Noordoostpolder, maar zijn er nog andere alternatieven? Twee locaties zijn kennelijk onderzocht. Ik ben heel benieuwd of er nog andere locaties in de race waren en wat de kansen daarvan waren.

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:

Ik heb aangegeven dat er getoetst is op die Natura 2000-gegevens. Er heeft ook een passende beoordeling plaatsgevonden. Die procedures zijn zorgvuldig doorlopen. We hebben ook afspraken gemaakt met alle partijen die rondom het IJsselmeer actief zijn. Het is dus getoetst aan het rijksbeleid, en nu is wat dit betreft de gemeente aan zet.

U vroeg nog naar de aanwijzing. In theorie kan er altijd een aanwijzing plaatsvinden. Als procedures met voeten zijn getreden of als dingen niet volgens de regels zijn gegaan, dan heb je die mogelijkheid. Maar we hebben geen aanleiding om dat te veronderstellen.

Mevrouw Kröger (GroenLinks):

Ik vind dit toch een lastig antwoord, vooral gezien de natuurwaarde van het IJsselmeer en het feit dat we al het mogelijke doen om het IJsselmeer te proberen te beschermen. Als de Commissie voor de m.e.r. in dezen dan nog niet om advies is gevraagd door de gemeente, maar het nu vervolgens wel voorligt om een besluit te nemen, zou ik toch aan de Minister willen vragen of zij in gesprek wil gaan over de vraag hoe die procedures gevolgd worden en of de Commissie voor de m.e.r. niet eerst om advies gevraagd kan worden over het laatste rapport voordat hierover een besluit genomen wordt.

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:

U zegt dat u het antwoord onbevredigend vindt. Het enige wat ik hierop kan toezeggen, is dat ik nog een keer schriftelijk inzichtelijk kan maken dat het proces naar onze mening zorgvuldig is doorlopen. Dan kunt u daar alle stappen nog eens in nalezen. Ik denk dat dat het beste is wat ik dan nog kan doen.

De voorzitter:

U mag nog, hoor, mevrouw Kröger.

Mevrouw Kröger (GroenLinks):

Ik probeer een interruptie te bewaren voor het hoofdstukje waterkwaliteit en PFOA.

De voorzitter:

Oké. Ik dacht: anders bent u er lekker doorheen; dan kunnen we door.

Mevrouw Kröger (GroenLinks):

Precies. Ik ken de voorzitter langer dan vandaag.

De voorzitter:

Ja, precies. Ik kijk nog even of een van de leden nog iets wil zeggen. Anders gaan we naar waterkwaliteit. Daarbij komt u zeker terug, denk ik.

We gaan naar waterkwaliteit. Het woord is aan de Minister.

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:

Ja, ik ga naar waterkwaliteit, want naast de invloeden van het klimaat hebben we inderdaad ook nog andere uitdagingen op het gebied van waterkwaliteit. We hebben versnellingstafels ingesteld om juist bij de Delta-aanpak Waterkwaliteit wat meer vaart te maken met de doelen van de Kaderrichtlijn Water. Velen van u hebben ze genoemd. Die zijn nog niet bepaald binnen handbereik, dus we moeten op dat punt echt een tandje erbij zetten. We werken er hard aan om het water en drinkwater veilig te houden. Ik kan ook zeggen dat de Nederlandse wateren in decennia niet zo schoon geweest zijn als nu. Aan de andere kant zijn de dreigingen ook groter. Mest en gewasbeschermingsmiddelen, medicijnresten, nieuwe chemische stoffen: ze zijn net allemaal al voorbij gekomen. U heeft onlangs ook het Uitvoeringsprogramma opkomende stoffen met concrete acties ontvangen. Over Chemours zal ik zo nog wel wat meer zeggen. In ieder geval zijn de drinkwaterrichtwaarde en de waterkwaliteitsrichtwaarde vastgesteld. Chemours heeft aangekondigd dat zij begin 2019 met 90% zullen teruggaan en eind 2020 met 99%.

Dan heb ik de gezamenlijke aanpak legionella, de samenwerkingsovereenkomst waterschappen over de pilots medicijnresten, het nieuwe peilbesluit IJsselmeer en het startschot van de Grevelingen nog niet genoemd. Ik denk dat we toch een heleboel mooie zaken in gang hebben gezet.

Allereerst maar even de doelen uit de Kaderrichtlijn Water. Ik zeg er maar bij dat het nog steeds onze ambitie is om in 2027 alle benodigde maatregelen te hebben uitgevoerd. Die zullen in 2027 nog niet overal het volledige resultaat hebben behaald. Soms duurt het ook gewoon langer voordat een maatregel effect heeft, bijvoorbeeld bij uitspoeling naar oppervlakte- of grondwater. In de Delta-aanpak Waterkwaliteit inventariseren we met alle betrokken partijen wat de overgebleven knelpunten zijn. Op basis daarvan wordt bezien welke aanvullende maatregelen nodig zijn.

Wat is de Nederlandse inzet voor de fitness check? We gaan van de stresstest naar de fitness check. Onze inzet is dat de Kaderrichtlijn Water een ambitieus waterbeheersinstrument moet blijven in Nederland en in de andere EU-lidstaten. De voortgang daarvan moet duidelijk en goed vergelijkbaar zijn, dus: halen we met de huidige inzet en maatregelen de doelen? Het huidige «one out, all out»-systeem is daarvoor niet geschikt, want als je daarin op één parameter niet voldoet, sta je op rood. Het geeft niet aan waarop je wél verbeteringen hebt bereikt. De Europese Commissie erkent dat ook en zoekt met lidstaten naar een betere en meer stimulerende voortgangsmeetlat. Want wij zijn heel ambitieus geweest en hebben juist de moeilijkste zaken als eerste aangepakt, maar er zijn ook voorbeelden van lidstaten die eerst zijn gegaan voor het laaghangend fruit. Die hebben dan al eerder ergens een groen vinkje staan dan wij. Het geeft dus een beetje een vertekend beeld. De Europese Commissie moet ook actiever acteren en sneller komen met een Europese aanpak ter bestrijding van de waterverontreiniging met nieuwe, opkomende stoffen zoals medicijnresten en microplastics. Dat is nodig als aanvulling op de nationale praktijken.

De heer Stoffer vroeg ook wanneer het «one out, all out»-systeem op de schop gaat. We hebben dit onderwerp tijdens het Nederlandse voorzitterschap op de Europese agenda gezet. De Europese Commissie heeft toegezegd om dit mee te wegen bij de evaluatie van de Kaderrichtlijn Water, die volgend jaar gaat starten. Bij het onderzoek naar de implementatie van de Kaderrichtlijn Water is alleen gekeken naar de wijze waarop de nutriëntenproblematiek aangepakt wordt. Er is een Europese werkgroep die deze problematiek in beeld brengt. Er zijn inderdaad nogal wat verschillen tussen de lidstaten. We willen dus toe naar een nieuwe systematiek die een betere vergelijkbaarheid oplevert.

Zijn alle waterbeheerders klaar met hun regionale analyses van de herkomst van de nutriënten? Daar wordt hard aan gewerkt. Er wordt ook nauwkeurig gekeken naar de herkomst van de nutriënten. Begin volgend jaar verwacht ik de resultaten. Die zullen ook inbreng zijn in de nationale analyse waterkwaliteit.

Gaat de Minister met de waterpet er met haar collega van Landbouw voor zorgen dat er een gebiedsgericht mestbeleid komt op basis van metingen? Bij de aanbieding van het zesde actieprogramma Nitraatrichtlijn in december vorig jaar heeft de Minister van LNV mede namens mij en de Staatssecretaris een herbezinning van het mestbeleid aangekondigd. In die herbezinning wordt ook een gebiedsgerichte aanpak op basis van metingen overwogen. Daar wordt dus aan gewerkt.

Kan de Minister bevestigen dat de inzet voor het Deltaplan Agrarisch Waterbeheer wordt voortgezet? Dat vroeg de heer Geurts. Er zijn nu 350 initiatieven en het aantal neemt nog steeds toe. De inzet is tot en met 2019 geregeld. Het streven is om dit in het kader van de delta-aanpak ook na 2019 te continueren. Gesprekken daarover zijn al gestart.

Mevrouw Van Brenk heeft nog een vraag gesteld over knelpunten in de wet- en regelgeving in de afvalwaterketen. In het addendum van het Bestuursakkoord Water is afgesproken dat alle partijen zich inspannen om bestaande en nieuwe knelpunten weg te werken in de samenwerking in de waterketen. Voor sommige knelpunten op het gebied van fiscale wet- en regelgeving, die u ook noemde, geldt ook dat Europese regels belemmeringen opwerpen. Niettemin zal ik dit blijven agenderen in relevante gremia. Voor het eerstvolgende algemeen overleg Water wil ik de Kamer daarover graag informeren.

Onder de Omgevingswet verandert de systematiek voor lozingen van «nee, tenzij» naar «ja, mits», zegt de heer Laçin. Ik onderschrijf de uitgangspunten van de Omgevingswet. Via het «ja, mits»-principe wordt een gelijkwaardige bescherming geboden. Lozing is alleen onder voorwaarden toegestaan. Grote bedrijven – dat zijn de bekende Brzo-bedrijven – blijven gewoon vergunningsplichtig.

De heer Van Aalst vroeg: wat gaat de Minister doen om onze drinkwatervoorziening ook in de toekomst te garanderen? In de Beleidsnota Drinkwater geef ik aan hoe ik dat zal veiligstellen. De effecten van klimaatverandering en waterbeschikbaarheid worden daarin meegenomen. Eventuele aanvullende maatregelen zullen worden opgenomen in de nieuwe Beleidsnota Drinkwater in 2020.

Kan de Minister garanderen dat chemische aanslagen op drinkwatervoorzieningen niet plaatsvinden? Wat doen we hieraan? Ook dat waren vragen van de heer Van Aalst. Ik werk nauw samen met het Ministerie van JenV om de weerbaarheid te vergroten. Drinkwaterbedrijven stellen zelf ook plannen op om de risico's daarop zo klein mogelijk te houden. Recent heb ik in het addendum bij het Bestuursakkoord Water afspraken gemaakt om samenwerking over cybersecurity te bevorderen. Ik heb uitdrukkelijk aan de waterschappen gevraagd om daar meer prioriteit aan te geven. Een cyberaanval is natuurlijk nooit helemaal te voorkomen, maar de drinkwatervoorziening is daar wel op voorbereid. Ten slotte is er ook nog de Wet Beveiliging Netwerk- en Informatiesystemen. Die is van kracht sinds 9 november van dit jaar.

Dan heeft de heer Van Aalst het nog over het risico van gratis drinkwater op stations, over de bacteriegroei die er in die flesjes zou ontstaan. Daar had u een uitdrukking bij die redelijk smerig was. Ik ben blij met de stimulering van het gebruiken van drinkwater uit de kraan, want we hebben drinkwater van een fantastische kwaliteit. Dus het hervullen van waterflesjes is, denk ik, een goede zaak, maar als je voortdurend alleen maar hetzelfde flesje gebruikt en dat nooit schoonmaakt, is het misschien een minder verstandig idee. Daar hebt u gelijk in. Dus als de flesjes goed schoongemaakt worden, is er niet echt een risico. Als u dat goed doet, is het niet anders dan de drinkbeker die een kind mee naar school neemt; tenminste, ik gaf die altijd mee. Die moet je gewoon even afwassen na afloop. Ik denk dat mensen dat zelf wel kunnen bedenken.

De heer Van Aalst vroeg ook nog: hoe herstelt de Minister het vertrouwen in de handhaving van verschillende overheden? Er zijn strenge eisen op het gebied van drinkwater. De drinkwaterbedrijven nemen echt hun verantwoordelijkheid hiervoor. Onze drinkwaterkwaliteit is wereldtop. De ILT houdt daar ook nog toezicht op. Ik heb alle vertrouwen in de drinkwaterbedrijven en zie dus geen aanleiding om dat nog verder aan te scherpen.

Dan kom ik bij de medicijnresten. De heer De Groot hield een pleidooi voor een «breng mij terug»-sticker. Ik vind dat op zich een sympathiek idee. Communicatie is belangrijk bij de inzameling van oude medicijnen. Maar of het nu een sticker is of dat het gaat om banners bij apotheken, het doel staat voorop: de consumenten moeten gewoon weten waar ze medicijnen terug kunnen brengen. Daar kan nu al meer voorlichting over worden gegeven bij de apotheken en ook bij de ziekenhuizen, bijvoorbeeld. Ik denk dat daar al een slag gemaakt is, maar u hebt gelijk: het kan altijd nog beter. Het is inderdaad onderdeel van de green deal zorg. Medicijnen zijn daar een apart spoor in. Daar komt snel een uitvoeringsprogramma voor. Ik hecht veel belang aan die green deal, dus ik zal mijn collega van VWS graag meegeven om in het uitvoeringsprogramma van de green deal extra aandacht te besteden aan communicatie, inclusief uw idee over het terugbrengen van medicijnen.

Hoe wordt het geld uit het regeerakkoord ingezet bij de Community of Practice? Daarbinnen is geld beschikbaar om meer ervaring op te doen met de pilots waterzuivering van de rwzi's. We hebben in het regeerakkoord 60 miljoen beschikbaar voor de aanpak van de medicijnresten en plusminus 10 miljoen voor de aanpak van microplastics. Gaat de Minister die green deal duurzame zorg monitoren en stimuleren? Medicijnresten uit het water halen is een van de vier thema's. Ik ben er ontzettend blij mee dat ook de zorgsector hiermee de doelen heeft omarmd uit de ketenaanpak medicijnresten uit water. En onderdeel van de uitwerking van die green deal is ook de monitoring. Ik zal uiteraard graag de vinger aan de pols houden om te kijken of dat op een goeie manier wordt vormgegeven.

Dan drugsafval. Dat is ook wel een hele bijzondere. Dat is niet alleen in de zin van dat het ergens in de natuur of waar dan ook gedumpt wordt, waardoor je te maken krijgt met uitspoeling, maar we lopen er ook gewoon tegenaan dat als er ergens een heftig festival is geweest, het dan in de rioleringen te merken is dat er concentraties van bepaalde stoffen zijn. Ik kan me van de vorige keer herinneren dat de heer Geurts mij vroeg of ik wel wist hoe het zat met coke in de paling. Nou, het is niet alleen de paling: de waterschappen en de rioolwaterzuiveringen kunnen het zien als er ergens een heftige party is geweest. Dat is heel kwalijk. Dus ook daar zouden we echt iets aan moeten willen doen.

Kan schade aan natuur, water of waterzuivering verhaald worden? Het verhalen van die kosten op criminelen is ontzettend ingewikkeld. Er zijn natuurlijk heel veel gemeenten die er ontzettend van balen als er weer ergens iets op hun grondgebied is gestort, want zij zijn dan verantwoordelijk voor de afvoer, met alle kosten van dien. De beste manier om de schade te beperken is handhaving en toezicht. En nogmaals, het zou nog beter zijn als het helemaal niet wordt veroorzaakt. Daar zijn vooral de collega's van JenV heel erg hard mee bezig.

Dan kom ik bij legionella. Het is al langer bekend dat mensen ziek kunnen worden van de legionellabacterie. Daar zijn natuurlijk in het verleden ook al heel veel debatten over geweest. Maar pas sinds kort is het bekend dat mensen legionellose kunnen oplopen door afvalwaterzuiveringsinstallaties van bedrijven met een biologische zuivering. De betreffende bedrijven zijn zelf verantwoordelijk voor het nemen van maatregelen, en gemeenten en provincies zijn toezichthouder. Die kunnen dat dan weer uitbesteden, en in een aantal gevallen doen ze dat ook, aan omgevingsdiensten. Die moeten dan dat toezicht houden. Dus waar nodig kunnen gemeenten, provincies en omgevingsdiensten op grond van de Wet milieubeheer maatwerkvoorschriften opleggen. IenW is ook graag bereid om omgevingsdiensten te ondersteunen. En het RIVM is natuurlijk als eerste aan zet om die risico's in kaart te brengen.

De heer Laçin heeft nog gevraagd hoe het staat met de uitvoering van de acties die ik heb aangekondigd, en wanneer krijgt de Kamer wat meer informatie? Nou, gezien de recente gevallen bij zowel de bedrijfsafvalwaterzuiveringen als de rwzi's – zoals we onlangs bij De Dommel in Tilburg hebben gezien – zullen de acties op beide soorten installaties gericht zijn, dus op de afvalwaterzuiveringsinstallaties van bedrijven, maar ook op de rioolwaterzuiveringsinstallaties van waterschappen. Bij de recente incidenten, afgelopen zomer, bij Boxtel konden legionellosegevallen gekoppeld worden aan besmetting via de lucht bij afvalwaterzuiveringsinstallaties van bedrijven. Dat is door de GGD geconstateerd. Tot dusver zijn er geen legionellosegevallen gekoppeld aan de rioolwaterzuiveringsinstallaties, maar het nog uit te voeren RIVM-onderzoek zal ook in algemene zin kijken of rwzi's ook een risico op legionellose opleveren. Het RIVM gaat samen met de omgevingsdiensten bepalen welke installaties een mogelijk risico opleveren. Aan de hand daarvan kunnen dan aanbevelingen worden gedaan om die risico's te voorkomen. Op basis van dat onderzoek zullen het RIVM en de omgevingsdiensten bepalen welke maatregelen het beste werken. Die kunnen dus ook vertaald worden in maatwerkvoorschriften voor de bedrijven. Binnen het ministerie zal ik onderzoeken of er op termijn preventieve voorschriften in regelgeving kunnen worden opgenomen en zo ja, welke. Ik heb het plan u daar uiterlijk medio 2019 over te informeren. Het RIVM en de GGD's zijn voortdurend alert op mogelijke nieuwe bronnen en voeren in die periode ook hun onderzoek uit.

Dan gewasbeschermingsmiddelen. Wat zijn de resultaten van de green deals voor sport- en recreatieterreinen, siertuinen en particulier gebruik? Wanneer is voor deze sectoren een verbod op gebruik van gewasbeschermingsmiddelen aan de orde? Op 23 juli van dit jaar heeft de Staatssecretaris u geïnformeerd over de green deals voor sportterreinen en recreatieterreinen. De constatering is dat veel beheerders al een omslag hebben gemaakt. De afspraak is dat in 2020 alleen nog gewasbeschermingsmiddelen worden gebruikt als alternatieven tekortschieten. U wordt nog dit jaar geïnformeerd over de green deal voor particulier gebruik. Maar dat is eigenlijk de portefeuille van de Staatssecretaris, dus ik denk dat u meer info van haar daarover kunt krijgen. Er komt ook nog een algemeen overleg Leefomgeving, dacht ik, waar veel van deze onderwerpen misschien ook nog aan de orde kunnen komen.

Het onderwerp gewasbeschermingsmiddelen in de landbouw valt als eerste onder de verantwoordelijkheid van de Minister van LNV. Zij heeft uw Kamer daarover geïnformeerd in een brief van 20 juni jongstleden. Het krijgt ook aandacht in de visie gewasbeschermingsmiddelen, die momenteel door LNV en ons ministerie in afstemming met belanghebbenden wordt opgesteld.

Dan kom ik bij de zorgwekkende stoffen. Daarover heb ik ook verschillende vragen van verschillende Kamerleden gekregen. Is de aanwezigheid van PFOA bedreigend voor het drinkwater? Zit het er al in? Wordt het structureel gezuiverd? Er is geen risico voor het drinkwater. Er vindt intensieve monitoring plaats. Richting mevrouw Kröger zeg ik dat de provincie Zuid-Holland heeft geconstateerd dat zeer lage concentraties PFOA in de grondstof GenX zitten. Direct na deze constatering heeft de provincie Zuid-Holland een last onder dwangsom opgelegd. Ik heb u daarover geïnformeerd. De provincie Zuid-Holland is het bevoegd gezag en communiceert waar nodig. Wij worden door de provincie Zuid-Holland goed op de hoogte gehouden. Als er nieuwe feiten of ontwikkelingen zijn, zal ik uw Kamer daar uiteraard van op de hoogte stellen.

Mevrouw Kröger vraagt ook of er inzicht is in de locaties met PFAS in de bodem. Wanneer is daar een norm voor? PFAS in de bodem vallen ook onder verantwoordelijkheid van de Staatssecretaris. Ik begrijp dat dat voor u ook af en toe verwarrend is. In juli 2018 is een deelrapport verschenen, waarin op hoofdlijnen is aangegeven waar dergelijke stoffen zouden kunnen worden aangetroffen. Door nader onderzoek moet duidelijk worden of dat zo is. Er is opdracht gegeven aan het RIVM voor het vaststellen van een risicogrenswaarde. Vervolgens wordt er met decentrale overheden bekeken hoe het dan verder moet. Er wordt ook gewerkt aan een handelingsperspectief voor opkomende stoffen in brede zin.

Wat gaat de Minister samen met de Staatssecretaris doen om de gebreken in REACH-dossiers aan te pakken? Daar hebt u vorige week een uitgebreide brief over gekregen van de Staatssecretaris. Zij gaat het binnenkort ook in de Milieuraad bespreken. Verder zou ik u toch willen verzoeken om dit met de Staatssecretaris te bespreken.

Vindt de Minister dat er een drinkwatercriterium moet worden opgenomen in REACH? Het antwoord daarop is nee. REACH is niet bedoeld voor het beoordelen van specifieke, lokale emissies. Dit gebeurt nationaal en lokaal bij de vergunningverlening.

Waarom is transparantie over potentieel zeer zorgwekkende stoffen geen onderdeel van de vergunning? Dat vraagt mevrouw Kröger. Dat is wel een onderdeel van de vergunning, want bij de vergunningaanvraag moeten alle stoffen gemeld worden, dus ook de potentieel zeer zorgwekkende stoffen. Bij het beoordelen van de aanvraag worden deze stoffen ook beoordeeld op hun risico's voor water en gezondheid. Dus op het bedrijf berust de verantwoordelijkheid om al die stoffen aan te melden.

Is de Minister het eens dat het huidige systeem niet werkt en dat meer controle nodig is? Nee, het zal niet verbazen dat ik het daar niet mee eens ben. De bevoegde gezagen doen hun werk en bij de versnellingstafel stoffen onder de Delta-aanpak wil ik met betrokkenen ook nog nadere afspraken maken over wat wij precies verstaan onder goede uitvoering en handhaving.

Dan de heer Laçin. Duitsland kent nationaal verboden stoffen. Welke zijn dat en kunnen wij dat niet ook snel regelen? Ik ben niet bekend met nationaal verbodenstoflijsten. Ook Duitsland volgt een Europees en mondiaal beleid. Ik zal dit in overleggen met Duitsland wel navragen. Als ik daar meer over weet, komen wij daarop wel terug.

De vragen over de Taskforce Herijking Afvalstoffen kan ik overbrengen naar de Staatssecretaris, maar het is echt haar portefeuille.

Hoeveel ontgassinginstallaties staan er in Nederland en hoeveel zijn er nodig? Op zich zijn die ontgassingsinstallaties het beleidsterrein van de Staatssecretaris. Ik stel mij voor dat ik dit navraag en meeneem in de brief voor het algemeen overleg Maritiem. Daar lijkt het mij het meest op zijn plaats, anders moet u tot wachten tot het algemeen overleg Leefomgeving in het voorjaar. Dat zou ook een beetje jammer zijn.

De kunstgrasmatten verbieden lijkt mij ook echt op zijn plek bij het algemeen overleg Leefomgeving met de Staatssecretaris.

Dan kom ik bij de vragen van de heer De Groot over de lozingen van de pleziervaart. Veel schepen hebben inderdaad een chemisch toilet en dat moeten ze gewoon netjes in de haven legen. Een opslagtank is niet verplicht, maar u heeft gelijk: opslagtanks worden ook illegaal en in oppervlaktewater geloosd. Tot nu toe was ook het lozen van gezuiverd toiletwater in oppervlaktewater verboden, terwijl er steeds meer zuivering aan boord mogelijk wordt. Daarom zijn wij ook van plan om de regelgeving aan te passen, want veel schepen willen gewoon zelf ook zuivering aan boord kunnen toepassen. U hebt gelijk dat handhaving inderdaad heel belangrijk is. Daarom loopt er nu een onderzoek om in het Besluit activiteiten leefomgeving op te nemen dat verzegeling of een gelijkwaardige oplossing, bijvoorbeeld digitaal aflezen, verplicht is. Dus waar u naar vroeg, wordt in dat onderzoek meegenomen. Dat zou dan in 2021 in werking kunnen treden. Ik kijk dus al of het mogelijk is en ik neem het idee van de heer De Groot over die verzegeling graag mee, ook in gesprekken met de sector over handhaving.

Plastic in water. De heer De Groot zegt dat een derde van het gevonden afval op stranden, veelal pluis, afkomstig is van visserij. Pluis is inderdaad onderdeel van de Green Deal Visserij voor een Schone Zee. Hierin werken de visserijsector, de havens, de afvalinzamelaars, maatschappelijke organisaties en de overheid samen om zwerfafval vanuit de visserij tegen te gaan. Er is in samenwerking met afvalinzamelaars een systeem opgezet om pluis apart in te zamelen. Er wordt ook gezocht naar een alternatief materiaal voor netpluis. Ja, je leert nog wat hier.

Mevrouw Kröger heeft nog gevraagd of er een norm komt in de Kaderrichtlijn Water voor microplastics. Een microplastic is geen chemische stof die als concentratie in het water voorkomt. Het zijn natuurlijk heel kleine deeltjes. De manier waarop dit wordt gemeten is nog niet gestandaardiseerd in EU-verband. Er is een monitoringsmethode in Nederland in ontwikkeling en wij zullen dit graag in Europees verband onder de aandacht brengen. Er is geen Europese norm in de context van de Kaderrichtlijn Water.

Dan het drinkwater in het Caribisch gebied. Kunnen wij iets betekenen om de stijging van de heffingen te beperken voor de inwoners daar? Ons ministerie geeft sinds 2011 subsidie op drinkwatertarieven in Caribisch Nederland. Dat is nodig om drinkwater bereikbaar en betaalbaar te houden. Ook voor de riolering op Bonaire geeft IenW subsidie. Ook die is nodig om de rioolwaterzuiveringsinstallatie daar draaiende te houden. Ik ben blij met de steun die de heer Dijkstra uitspreekt om iets te kunnen betekenen voor de mensen in Caribisch Nederland. De subsidie voor drinkwater op Bonaire is € 925.000 en de subsidie voor het afvalwater bedraagt 1 miljoen per jaar.

De heer Geurts vroeg hoe de Minister tot de conclusie komt dat vervuiling door afvalwater op Bonaire is afgenomen. Sinds 2014 is er een rioolwaterzuiveringsinstallatie en gaat er geen afvalwater meer rechtstreeks naar de oceaan. Die rwzi werkt goed, want de kwaliteit van het effluent is ook goed. Het is duur – dat gaf u ook al aan – maar om het koraal te beschermen en om de gezondheid van de inwoners te beschermen, verlenen wij dus toch telkens subsidie voor de exploitatie van de rwzi.

Voorzitter. Hiermee denk ik het blok waterkwaliteit gehad te hebben. Het blok «overig» is maar heel klein.

De voorzitter:

De rest is beperkt. We hebben nog een klein mapje, maar er zijn eerst nog vragen over dit blok. Die kunnen we nu in ieder geval even behandelen. Ik zag de heer Van Aalst als eerste.

De heer Van Aalst (PVV):

Ik geloof dat dit mijn laatste vraag is, voorzitter. Ik had de Minister gevraagd naar mogelijke besmetting door chemische aanvallen van buitenaf. De Minister gaf aan dat daarnaar gekeken wordt en dat ook met VenJ naar cybersecurity wordt gekeken. Er is nu een discussie rond PFOA en andere zorgwekkende stoffen die we toch in ons water aantreffen. We treffen die stoffen pas aan op het moment dat ze erin zitten, dus blijkbaar zitten we er aan de voorkant niet bovenop. Hoe voorkomen we dan dat er bewust stoffen in ons drinkwater worden geloosd?

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:

Door voortdurend alert te zijn. Je kunt niet zomaar een terrein van een rwzi op lopen om daar bijvoorbeeld dingen in het water te doen. Als je dat wel zou doen, wordt dat heel snel gesignaleerd. Er zijn hele basale dingen die we al eeuwen doen, bijvoorbeeld de bakken met watervlooien bij het innamepunt van water uit de rivier. Dat is iets wat we al heel lang doen. Die zijn heel gevoelig voor allerlei stoffen. Ook worden er allerlei chemische analyses toegepast. De modernste technieken worden dus toegepast. Als ministerie stimuleren we dat ook; zie bijvoorbeeld de 60 miljoen voor de aanpak van medicijnresten. Ook daar zijn we erop gericht om a alles zo veel mogelijk te signaleren en b het er ook weer uit te krijgen.

De voorzitter:

Mevrouw Kröger had ik ook op mijn lijstje staan.

Mevrouw Kröger (GroenLinks):

Ik ben toch misschien een beetje verward door wat de Minister zegt over PFOA en GenX. De Minister zegt dat ze van de provincie heeft begrepen dat PFOA in de grondstof GenX zit, terwijl ik uit de verslagen van de bezwaarprocedure over de last onder dwangsom begrijp dat PFOA vrijkomt bij de productie van GenX. Als je GenX vergunt, krijg je PFOA dus op de koop toe. Als dit het geval is, blijft mijn vraag toch of het ministerie dit wist. Zo ja, waarom heeft de Kamer dit dan niet te horen gekregen toen wij de Kamerbrief kregen waarin stond dat het gemonitord wordt en dat er PFOA in het afvalwater zat? Het is toch wel een fundamenteel probleem dat wij nu GenX vergunnen, terwijl wij daarbij eigenlijk indirect PFOA ook vergunnen.

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:

Wij hebben u steeds geïnformeerd zodra ik nieuwe informatie had van de Provincie Zuid-Holland, die bevoegd gezag is zoals u bekend is. Ik kan niet anders zeggen dan dat we dat ook zullen blijven doen. Ik begrijp de vraag verder eigenlijk niet zo goed.

Mevrouw Kröger (GroenLinks):

We hebben een bedrijf dat jarenlang PFOA loosde. Toen bleek PFOA mogelijk kankerverwekkend te zijn, dus daar wilden we vanaf. Het werd vervangen door GenX. Nu blijkt opeens dat bij de productie van GenX PFOA vrijkomt. Als we dan GenX blijven vergunnen, houden we PFOA-lozingen in het milieu. Wist de Minister dat en zo ja, wat gaan we hieraan doen?

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:

Ik weet niet precies of we er in tweede termijn nog meer details over kunnen geven. Op dit moment kan ik er niet heel veel meer aan toevoegen. Het bedrijf heeft zich aan de lozingsvergunning te houden en als er bij een productieproces iets ontstaat, wil dat niet zeggen dat het geloosd zou mogen worden. Maar laten we dat nog even heel precies navragen. Dan kom ik daar in tweede termijn op terug, als we dat voor elkaar krijgen, en anders schriftelijk.

De voorzitter:

Ik zie dat er een vraag is van mevrouw Van Brenk.

Mevrouw Van Brenk (50PLUS):

Ik was niet zo tevreden over het antwoord rondom de legionella: 11 doden en 123 Brabanders besmet. De Minister zegt: medio 2019 kom ik wel met iets. Wanneer is het onderzoek van het RIVM nou klaar? Wat mij betreft zou dat toch zo snel mogelijk moeten zijn en moeten wij niet medio 2019 nog eens een keer wat horen.

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:

De verwachting is dat het RIVM in april 2019 klaar is met het onderzoek. Dan zullen we uiteraard met alle betrokkene partners even moeten bekijken wat we eventueel aan het beleid moeten veranderen. Dan kom ik daarna ook zo snel mogelijk bij u daarop terug, uiteraard.

De voorzitter:

Mevrouw Van Brenk, is dat afdoende? Ja? Dan is het woord aan de heer Geurts.

De heer Geurts (CDA):

Ik kom even terug op de drugslozing op riool- of oppervlaktewater waardoor een rioolwaterzuiveringsinstallatie ontregeld raakt. Wij constateren in de praktijk dat er inconsequentie is in de wetgeving. Als je bijvoorbeeld een waterstaatswerk vernielt, beschadigt of onklaar maakt, heeft dat een bijzondere bescherming, die door de wetgeving wordt geboden. Maar voor zuiveringstechnische werken niet. Dat levert de bijzondere situatie op dat, als er een drugslozing plaatsvindt die schade oplevert aan de riolering, deze zwaarder bestraft wordt dan de drugslozing die schade berokkent aan de rioolwaterzuiveringsinstallatie. Dat heeft te maken met de interpretatie van artikel 351 van het Wetboek van Strafrecht. Ik snap dat zij het Wetboek van Strafrecht niet uit haar hoofd kent, en dat is maar gelukkig ook denk ik, maar mijn vraag aan de Minister is: kent de Minister dit signaal en zo niet, is de Minister bereid om hier naar te kijken? Want dat kan toch niet de bedoeling zijn, lijkt mij.

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:

Ik had het desbetreffende artikel inderdaad niet paraat gehad. Ik ben het met u eens dat het niet de bedoeling kan zijn, maar laten we even met de collega's van JenV contact opnemen en er later op terugkomen, want dit kan ik u zo niet beantwoorden.

De voorzitter:

Dat is ook wel logisch.

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:

U hebt elke keer wel weer hele ingewikkelde vragen, meneer Geurts.

De voorzitter:

Dan heeft hij wel een toezegging binnen dat u erop terugkomt. Dat is natuurlijk de truc. De heer Laçin.

De heer Laçin (SP):

Ik wil nog even doorgaan op GenX en PFOA. Ik vind het heel raar, en de Minister zegt het zelf ook een beetje. Het kan vrijkomen, maar dat betekent nog niet dat het geloosd mag worden. Als er een lozingsvergunning voor PFOA zou zijn, zou het ontzettend raar zijn dat de provincie als bevoegd gezag een dwangsom van 1 miljoen euro oplegt. Ik wil dit daarom graag meenemen met de vraag van mevrouw Kröger, mogelijk in de tweede termijn of – als dat niet lukt – in de brief.

Dan wil ik toch de vraag stellen over REACH. De Minister schuift het heel snel af op de Staatssecretaris. Dat begrijp ik, want het ligt meer bij haar. Maar REACH heeft, met alle gebreken die nu zijn geconstateerd, gevolgen voor ons drinkwater. Dat ligt wel bij deze Minister. Daarom vraag ik ook aan beide bewindspersonen om hier actief mee aan de slag te gaan en om vooral de ILT, die het zelf verontrustend noemt dat er zo veel gebreken zijn in die dossiers, in staat te stellen om hier actiever mee aan de slag te gaan en niet te wachten op signalen vanuit het Europese chemieagentschap, want daar hoeven we ook heel weinig van te verwachten. Dat hebben we gezien de afgelopen jaren. Dus toch de vraag aan de Minister wat zij hier met de ILT aan gaat doen, zodat wij nationaal meer en betere controles gaan uitvoeren om stoffen waarover cruciale informatie ontbreekt, niet toe te laten.

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:

Ik kan de heer Laçin alleen maar bevestigen dat de Staatssecretaris daar ook zeer hard aan trekt, dat ze het in Europees verband voortdurend in milieuraden en bij collega's op de agenda plaatst en dat we ook nationaal voortdurend kijken wat we daar eventueel aan zouden kunnen verbeteren. We hebben niet voor niks bij GenX richtwaarden ingesteld die er eerst niet waren. Wij vragen voortdurend, als we ergens ook maar enige twijfel over hebben, het RIVM om onderzoek te doen. Ik denk dat we dezelfde ambitie hebben als u. Hetzelfde geldt, kan ik nog een keer herhalen, ook voor GenX, PFOA en Chemours. We hebben allemaal dezelfde wensen en ik ga uit volle overtuiging nog een keer op een rijtje zetten hoe dit nu zit, want we hebben niet voor niks de schroef aangedraaid: we willen dit niet meer hebben. Daar blijf ik met volle inzet voor bezig en de Staatssecretaris ook. We moeten dat even bekijken met de provincie Zuid-Holland, dus ik denk niet dat dat voor de tweede termijn nog lukt. Laten we het zorgvuldig op een rijtje zetten en het schriftelijk doen.

De heer Laçin (SP):

Goed om te horen dat we beide in ieder geval PFOA niet willen. Laat dat uitgesproken zijn. Daarmee wil ik ook meteen een vraag op tafel leggen. Als je PFOA, zoals mevrouw Kröger het zei «op de koop toe» meekrijgt met GenX, dan wil ik ook de vraag stellen of we GenX überhaupt wel moeten willen, ja of nee. Maar dat is dan een andere discussie. Het probleem met de werkwijze van dit moment is, de Minister zegt dat ook, dat de ILT en het RIVM handelen op basis van wat we vanuit REACH weten. Het probleem zit hem in het feit dat in 70% van de REACH-dossiers – dan hebben we het over bijna 15.000 stoffen – informatie ontbreekt. Dus hoe betrouwbaar is dat hele systeem op dit moment nog? Kunnen we daar wel op nationaal niveau consequenties aan verbinden als er in 70% van de dossiers cruciale informatie ontbreekt? En wat gaan we daaraan doen? Dat is de vraag.

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:

Dan komt u echt op het terrein van REACH zelf, en dat is echt de portefeuille van de Staatssecretaris. Hiervoor verwijs ik u dan ook naar het algemeen overleg Leefomgeving dat binnenkort plaatsvindt.

De voorzitter:

Meneer Laçin, ik denk wel dat het daar thuishoort.

De heer Laçin (SP):

Dank, voorzitter, voor die inschatting, maar ik heb nog een vraag over een ander punt, namelijk de Omgevingswet. Dat antwoord verbaasde mij namelijk wel heel erg, moet ik zeggen. De Minister zegt: het principe verandert van «nee, tenzij» naar «ja, mits», maar dat biedt dezelfde bescherming in de huidige kaders. Ik vind dat ontzettend raar om te horen. Als het niks verandert, waarom gaan we dan over van «nee, tenzij» naar «ja, mits»? In de stukken staat dat hiermee buiten de Brzo's, die gewoon vergunningsplichtig blijven, extra bedrijfscategorieën onder algemene regels gaan vallen – dus een verbreding van de bedrijfscategorieën die gebruik kunnen maken van «ja, mits» – en ze zegt ook dat het toezicht daar alert op moet zijn. Volgens mij constateren we heel vaak in debatten dat het toezicht juist niet voldoende alert is en ook niet daadkrachtig kan handelen. Dan gaan we dus nog meer dingen op het bordje van het toezicht gooien, terwijl we nu al concluderen dat we vaak achter de feiten aanlopen, en veranderen we «nee, tenzij» naar «ja, mits», terwijl dat eigenlijk niets verandert. Dat verbaast mij. Waarom doen we dat überhaupt?

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:

Het wordt een beetje een herhaling van zetten, maar de Omgevingswet behoort ook niet tot mijn portefeuille. Ik kan van alles met u gaan bespreken. Maar als u ziet wat er allemaal is voorbijgekomen, hebben we toch genoeg eigen onderwerpen in dit wetgevingsoverleg Water. Ik wil het bespreken van de Omgevingswet toch echt overlaten aan de collega die daarvoor verantwoordelijk is.

De voorzitter:

Dank u wel. Ik wijs erop dat op de agenda wel een brief staat over metingen PFOA door Zuid-Holland. Dat was een toezegging die gedaan is naar aanleiding van het algemeen overleg Water van 28 juni. In die zin was het in beperkte mate hier aanwezig, maar de Omgevingswet niet en ook andere zaken niet.

We gaan door. Mevrouw Teunissen had haar vinger opgestoken.

Mevrouw Teunissen (PvdD):

Ik heb nog vragen over microplastics. De Minister refereerde daar wel aan, maar toen zij het had over de kunstgrasmatten waar ik het eerder over had, zei ze: dat hoort bij het dossier van de Staatssecretaris. Maar op de agenda staat ook een brief Aanpak zwerfafval in water. Ik zie microplastics echt als resultaat van zwerfafval. De Minister heeft het gehad over het monitoren van de microplastics in het water. Daarnaast denk ik dat het laaghangend fruit bij het voorkomen van die microplastics nu echt geplukt moet worden. Dat heb ik ook aangegeven in mijn betoog. In dat kader heb ik aan de Minister gevraagd of zij bereid is de rubberkorrels in kunstgrasmatten te verbieden. Het gaat dus niet om de kunstgrasmatten, maar om de rubberkorrels. Die worden door de schoenen et cetera breed verspreid in het milieu. Ze komen in het grondwater en uiteindelijk in het zeewater terecht, waar ze bijdragen aan de plasticsoep. Nogmaals, is de Minister bereid om rubberkorrels te verbieden?

In het verlengde daarvan heb ik ook aandacht gevraagd voor het oplaten van ballonnen, waarvan we het afgelopen weekend een voorbeeld van de VVD hebben gezien. Ook ballonnen oplaten draagt in grote mate bij aan de plasticsoep. Mijn vraag aan de Minister is daarom: is zij bereid om ballonnen oplaten ook gewoon te zien als zwerfafval achterlaten, wat verboden is? Is zij bereid om ook te kijken naar hoe we het ballonnen oplaten kunnen verbieden en gewoon kunnen scharen onder overig zwerfafval achterlaten, wat al verboden is?

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:

Ik ga ook niet over het verbieden van de rubberkorrels. Waar de Staatssecretaris en ik samen in optrekken is echt... De Staatssecretaris heeft bijvoorbeeld Boyan Slat ondersteund bij al zijn initiatieven om plastics uit het water te verwijderen. We stimuleren allerlei innovatieve projecten zoals we recent hebben gezien met het bellenscherm, dat dingetjes kan tegenhouden. We doen dus ons uiterste best.

Bij het oplaten van ballonnen is het natuurlijk van belang dat het afbreekbare ballonnen zijn. De ouderwetse plastic ballonnen zoals vroeger horen niet thuis in het milieu. Het is aan organisaties zelf om daar een afweging in te willen maken. Verder heb ik daar eigenlijk niet zoveel aan toe te voegen.

De voorzitter:

Ik kijk nog even rond. Ja, mevrouw Teunissen.

Mevrouw Teunissen (PvdD):

De Minister noemt Boyan Slat. Hij heeft natuurlijk een fantastisch initiatief, maar het is weer het plastic uit zee halen en niet het voorkomen van plastic bij de bron. Ik zou er toch op willen aandringen dat zij met de Staatssecretaris de handen ineenslaat en echt tot die bronaanpak komt, ook om de waterkwaliteit te verbeteren.

Wat de afbreekbare ballonnen betreft: het is een fabeltje, opgezet door de industrie, dat afbreekbare ballonnen niet schadelijk zouden zijn. Het duurt jaren voordat die ballonnen zijn afgebroken. Ook die ballonnen dragen nog steeds bij aan schade aan dieren en aan het milieu. Daar moet echt ook een verbod op komen.

Ik wilde nog een vraag stellen over een ander punt, namelijk legionella. Daar is de Minister ook op ingegaan. Zij zegt dat het onderzoek van het RIVM nu is gestart en dat in april de uitslag van dat onderzoek komt. Maar het RIVM heeft ook aangegeven dat het zich grote zorgen maakt dat de potentiële bronnen te langzaam in kaart worden gebracht.

De voorzitter:

Wat is uw vraag? Want dit wordt nu een soort tweede termijn.

Mevrouw Teunissen (PvdD):

Mijn vraag is: ziet de Minister mogelijkheden voor extra capaciteit om het RIVM sneller te kunnen laten werken?

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:

Als het RIVM dat nodig vindt, denk ik ze zelf wel bij ons aan de bel trekken. Het onderzoek moet ook gewoon zorgvuldig gebeuren. Daar zijn ze gewoon heel hard mee aan het werk. Dat dat tot april duurt, vind ik op zich niet zo heel erg verbazingwekkend want het is toch best een ingewikkeld onderzoek.

De voorzitter:

Mevrouw Teunissen, ten slotte; dat is uw laatste interruptie.

Mevrouw Teunissen (PvdD):

De risico's nemen toe, zo geeft ook het RIVM aan. Hoe langer het duurt, hoe groter de risico's zijn. Ik hoop dus dat er extra capaciteit bij kan komen. Daarnaast heeft de Stichting Veteranenziekte een brandbrief gestuurd omdat die zich grote zorgen maakt over de gezondheidsrisico's rondom Brabant. Ik wil de Minister vragen of zij op die brandbrief kan reageren, misschien schriftelijk, en op welke termijn.

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:

Uiteraard zal ik graag op die brandbrief reageren. Dat het een zorgelijke situatie is, ben ik ook met hen eens. Dat is precies de reden waarom ik zelf het initiatief heb genomen tot dit onderzoek, want het initiatief komt bij ons vandaan, naar aanleiding van de situatie in de omgeving van Boxtel.

De voorzitter:

Ik kijk nog even naar de linkerzijde. Dan hebben we dit blok afgerond. Er is nog één blok. Dat duurt niet al te lang. Zullen we dat direct erachteraan doen nu? Interrupties heeft u bijna niet meer, dus dat gaat goed.

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:

Iedereen kan nog met de heer Geurts onderhandelen of hij een interruptie wil aanbieden!

Een onderwerp dat meerderen hebben aangekaart kon ik niet direct onder een van de andere blokjes kwijt: de mogelijkheid van energieproductie door waterschappen. Is de Minister bereid om de juridsche onduidelijkheid die daarover bestaat op te lossen en daarvoor eventueel de Waterwet aan te passen? Waterschappen hebben een wettelijke taak voor waterbeheer, niet voor energieopwekking. Ze kunnen natuurlijk wel energie produceren. Voor zover er energie vrijkomt bij de uitvoering van die wettelijke taken, is daar ook geen belemmering voor. Daarnaast kunnen waterschappen ook ruimte beschikbaar stellen aan derden, zoals RWS bijvoorbeeld ook doet, om energie te produceren. Ik sta dus sympathiek tegenover het idee dat waterschappen meer energie kunnen produceren binnen hun functionele karakter als waterbeheerder. Aangezien waterschappen bij het zuiveren van stedelijk afvalwater ook broeikasgassen uitstoten, wordt nu gezocht naar een oplossing waarbij de waterschappen de mogelijkheid wordt geboden om ter compensatie van die broeikasgassen extra duurzame energie op te wekken. Daarmee zouden ze dus ook energieneutraal en klimaatneutraal kunnen worden. Het doel van de netto-energieproductie van waterschappen is ook in het conceptklimaatakkoord opgenomen als een van de mogelijkheden. Vooruitlopend op een definitief klimaatakkoord is al begonnen met een verkenning of een wettelijke verankering daarvoor noodzakelijk is. Ik heb het Erasmus Studiecentrum voor Belastingen van Lokale overheden hier advies over gevraagd. Daaruit maak ik op dat wettelijk regelen niet per se nodig is maar wel duidelijkheid schept, met name in relatie tot de belastingheffing. Ik wil graag eerst op korte termijn met de Unie van Waterschappen in gesprek over de implicaties en uitvoerbaarheid daarvan en daarna graag uw Kamer daarover informeren.

Dan hebben mevrouw Van Brenk en de heer De Groot nog vragen gesteld over de beperkingen voor terugwinning van fosfaat door waterschappen. Terugwinnen van grondstoffen is de verantwoordelijkheid van de Staatssecretaris. Er is een Energie- & Grondstoffenfabriek. IenW ondersteunt daarbinnen ook zo veel mogelijk de terugwinning van grondstoffen. Op initiatief van de waterschappen start nog dit jaar de tasforce herijking afvalstoffenregelgeving. Die zal in 2019 advies uitbrengen aan de Staatssecretaris over mogelijke oplossingen van belemmeringen in regelgeving en uitvoering. Ik denk dat het verstandig is om daarop te wachten. Ik deel overigens uw verbazing wel, want toen ik tien jaar geleden in het Brabantse verantwoordelijk was voor het toezicht op de waterschappen, speelde die vraag ook al. Het is dus eigenlijk ook wel een keer tijd dat daar een antwoord op komt.

Dan nog een beetje water internationaal. Zorgt de Minister ervoor dat we ook in ontwikkelingslanden nog kijken naar de water resources? We hebben veelvuldig internationaal contact over water. Er kan geen buitenlandse delegatie hier op bezoek komen of ze willen het ook over water hebben. En heel terecht: we hebben daar ook veel over te melden. We doen natuurlijk zelf ook missies. Ik ben bijvoorbeeld in India geweest, waar we het hadden over het schoonmaken van de Ganges, over het baggeren daar, en in Polen.

Dan hebben we nog de chemische lozingen op de Noordzee. Kan de Minister uitleggen waarom Duitsland, ook lid van de IMO, wel een verbod heeft geregeld voor het lozen van de zeevaart voor de kust en Nederland niet? Dan hebben we het over het zogenaamde zeezwaaien. De Nederlandse rechter heeft de Nederlandse interpretatie van het zeezwaaien bekrachtigd. Als kleine hoeveelheden waswater volgens de regels van het MARPOL-verdrag van IMO worden geloosd, dan moet dit geen blijvende schade opleveren. Dus het is niet nodig om het zeezwaaien helemaal te verbieden. We hebben het daar vorige keer ook bij het algemeen overleg Maritiem over gehad. Ik stel voor om het er daar, mocht u nog vervolgvragen hebben, verder over te hebben.

Hetzelfde geldt voor het spoelen van tanks. MARPOL biedt lidstaten geen algemene bevoegdheid om strengere voorwaarden in te voeren buiten de twaalf zeemijl. Het opleggen van stengere normen is alleen mogelijk als daarvoor door de IMO-lidstaten toestemming wordt gegeven. Ik heb niet de verwachting dat IMO-lidstaten die toestemming gaan geven. Ook voor Nederland is het recht op vrije doorvaart een belangrijk internationaal uitgangspunt. Dus we zijn zeer terughoudend met het accepteren van aanvullende nationale eisen van andere landen, en omgekeerd is dat dus ook zo.

De laatste vraag was van mevrouw Van Brenk. Wat is de stand van zaken van de Blue Deal? Wat merken we volgend jaar van de start? Op Wereldwaterdag 2018 is de intentieverklaring voor de Blue Deal getekend door de Unie van Waterschappen, het Ministerie van Buitenlandse Zaken en ons ministerie. Op 7 november jongstleden is door het Ministerie van Buitenlandse Zaken, mede namens IenW, de subsidiebeschikking aan de Unie van Waterschappen afgegeven. Met al deze organisaties wordt tot en met 2030 gewerkt aan het bereiken van één doel, en dat is: 20 miljoen mensen in 40 stroomgebieden wereldwijd helpen aan schoon, voldoende en veilig water. Momenteel zijn de waterschappen concrete projectvoorstellen aan het uitwerken, samen met hun buitenlandse partnerorganisaties. Die moeten op Wereldwaterdag in maart 2019 formeel van start gaan. Ik krijg de verzekering dat het programma op schema ligt. De eerste concrete stappen zullen dus op Wereldwaterdag, 19 maart volgend jaar, van start gaan.

Dat was het, voorzitter.

De voorzitter:

Dank u wel. Over dit blok zijn er nog wat vragen. Mevrouw Van Brenk.

Mevrouw Van Brenk (50PLUS):

Ik heb op één vraag geen antwoord gehad. Die ging over de langetermijnambitie riviermanagement. Wanneer is het afwegingskader gereed?

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:

Dat wordt eind 2019, is de inschatting.

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):

Ik heb nog een vraag over de waterschappen en hun takenpakket. Ze willen graag energieneutraal worden, en nu ook klimaatneutraal. Ik denk dat ze daarvoor de ruimte moeten krijgen. Ik hoor de Minister ook de bereidheid uitspreken om daarover mee te denken. Als ik me goed herinner, zei ze dat ze hierover nog een gesprek voert met de waterschappen en dat ze juridisch advies heeft ingewonnen. Tegelijkertijd vraag ik me af hoelang dit traject nog gaat duren. Er wordt nu ook overlegd aan de klimaattafels. Het is ook voor dat proces van belang dat er spoedig juridische duidelijkheid komt. Eerlijk gezegd had ik daar een motie over voorbereid, maar als de Minister op zeer korte termijn duidelijkheid kan geven zodat de processen aan de klimaattafels verder kunnen, dan is dat voor iedereen winst en zal ik mijn motie niet in te dienen. Ik hoor graag meer over het proces en de tijd die haar voor ogen staan.

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:

Zoals ik net al aangaf, zijn we op dit moment in gesprek, ook met de Unie van Waterschappen, over hoe we dit nou op een handige manier vorm zouden kunnen geven. Die gesprekken lopen, dus ik hoop daar in januari iets meer duidelijkheid over te kunnen geven.

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):

Ik snap dat dingen hun tijd nodig hebben, maar er is vanuit het kabinet een brief verzonden naar de klimaattafels waarin de datum van 1 december staat. Ik weet niet of die datum helemaal gehaald wordt, maar januari is nog veel verder weg. Dit lijkt mij te laat voor de waterschappen om goed inzicht te hebben in wat zij kunnen bijdragen aan de klimaattafels en het behalen van de doelen. Kan het sneller?

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:

Deze nadere invulling zou misschien ietsje sneller kunnen, maar niet voor 1 december. Dat gaan we sowieso niet redden. Als we dit met elkaar als een kansrijke ontwikkeling zien die we willen stimuleren, dan zal de uitwerking van hoe het precies moet en hoe het in wet- en regelgeving moet worden verwerkt, misschien wat meer puzzelen zijn. Maar als je met elkaar die keus hebt gemaakt, dan is er altijd wel een invulling aan te geven.

Mevrouw Teunissen (PvdD):

Voorzitter...

De voorzitter:

Mevrouw Teunissen, u bent door uw interrupties heen. Er is nog een tweede termijn. We hebben hiermee de eerste termijn afgerond met de Kamerleden en de Minister. We hebben zo meteen een tweede termijn. Die start om 17.15 uur.

De vergadering wordt van 16.56 uur tot 17.19 uur geschorst.

De voorzitter:

Goedemiddag. We gaan verder met de tweede termijn van het wetgevingsoverleg Water van de vaste Kamercommissie voor Infrastructuur en Waterstaat. We hebben tot maximaal 18.30 uur. Dat gaan we ook zeker redden gezien de ervaringen tot nu toe. We hebben in tweede termijn een aantal spreektijden. In die spreektijd kunt u natuurlijk alles vragen en zeggen wat u wilt, maar u kunt ook eventueel moties indienen. Ik denk dat de meesten dat ook wel zullen doen, of niet.

We hebben spreektijden. Ik noem even de partijen op met de spreektijden die nog resteren. Daarin moeten ook de moties zijn ingediend, dus deelt u het zelf goed in. De VVD negen minuten, de PVV tien, het CDA nog vier, D66 vijf, GroenLinks vier, SP drie, ChristenUnie twee, Partij voor de Dieren anderhalf, 50PLUS twee en de SGP had geen moties. Die hadden ze niet, dus dat is ook mooi.

Zal ik zelf maar weer starten? De voorzitter geeft zichzelf het woord en ik geef de heer Geurts even het voorzitterschap.

Voorzitter: Geurts

De heer Remco Dijkstra (VVD):

Ik heb twee moties, voorzitter. Mag ik die voorlezen? Ik begin maar meteen.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat er voor de jaren 2019 en 2020 twee keer 10 miljoen euro beschikbaar komt voor klimaatadaptatie en het voorkomen van schade;

verzoekt de regering oog te hebben voor concrete waterprojecten in en rondom Meerssen om zo de schade voor bewoners en ondernemers te verlichten,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Remco Dijkstra. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 8 (35 000 J).

De heer Remco Dijkstra (VVD):

Dan de andere.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

verzoekt de regering ervoor te waken dat het HHNK (Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier) de versterking van de Markermeerdijken tussen Amsterdam en Hoorn binnen budget en planning houdt en dat daarbij waar mogelijk wordt aangesloten bij het participatie- en verbeteringsproces met omwonenden dat de provinciale staten van Noord-Holland hebben uitgezet,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Remco Dijkstra. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 9 (35 000 J).

De heer Remco Dijkstra (VVD):

Voorzitter. Voor de rest houd ik het kort. We hebben een goed overleg gehad met de Minister. Een van de punten waar ik erg blij mee ben, is de grote klimaatadaptatieconferentie in 2020. Daarnaast ben ik blij dat we onze zorgen hebben gedeeld over de wijze waarmee we omgaan met het Deltafonds en de vulling daarvan en met de antwoorden die wij daarover hebben gekregen. In een tijd waarin de aannemers toch wel veel werk hebben, moeten we budgetten echt goed in de gaten houden en ons primair focussen op waterveiligheid. Voor de rest ben ik tevreden.

Voorzitter: Remco Dijkstra

De voorzitter:

Ik geef het woord aan de heer Van Aalst.

De heer Van Aalst (PVV):

Dank u, wel. Voorzitter. Voor de PVV staat waterveiligheid op één. Dat betekent dat het budget dat wij daar nu voor reserveren in het Deltafonds, ook besteed moet worden aan waterveiligheid, met name aan de dijkversterking.

Voorzitter. We hebben de discussie gehad over uitgesteld onderhoud. Volgens ons wordt uitgesteld onderhoud vaak achterstallig onderhoud, zoals we ook vaak zien in de infrastructuurportefeuille. Dat willen we liever niet, dus wij zien graag dat soort dingen eerder opgepakt gaan worden.

Voor de rest maken we ons er zorgen over dat de waterspiegelstijging in de agenda gebaseerd is op onzekere voorspellingen. Dat lijkt ons niet handig. Wij houden ons graag bij de feiten in plaats van de voorspellingen.

Voorzitter. Voor de PVV is eigenlijk de enige positieve noot van vandaag dat de Minister extra aandacht heeft voor de scheepvaart. Die is tot nu toe nooit meegenomen in de projecten of gehoord bij dijkversterkingen en de aanpak van de waterspiegelstijging. Ik hoorde een van de collega's hier zeggen dat de scheepvaart eigenlijk niet meer is dan een paar vrachtauto's van de weg. Voor ons is die heel wat meer dan een aantal vrachtauto's van de weg. De scheepvaart is een bloeiende sector en een eigen manier van leven. Wij hebben daar heel veel respect voor. Wij zijn blij dat de Minister daar aandacht voor heeft.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel. De heer Geurts namens het CDA.

De heer Geurts (CDA):

Dank, voorzitter. Ik begin met het indienen van twee moties.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de bodem van Nederland met name in het veenweidegebied daalt en dat die bodemdaling tot ernstige schade leidt aan infrastructuur, gebouwen, rijksmonumenten en landbouw;

overwegende dat het beleid ten aanzien van (veen)bodemdaling op rijksniveau erg is versnipperd en verspreid is over meerdere departementen;

overwegende dat het wenselijk is dat vervolgonderzoek gedaan wordt naar de ecologische, sociale en economische gevolgen van veenbodemdaling, waarbij gemeenten, waterschappen en provincies worden betrokken;

verzoekt de regering één coördinerende Minister met betrekking tot de veenbodemdalingproblematiek aan te wijzen;

verzoekt de regering voorts vervolgonderzoek te doen naar de ecologische, sociale en economische gevolgen van veenbodemdaling en daarbij gemeenten, waterschappen en provincies te betrekken,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Geurts, De Groot en Bromet. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 10 (35 000 J).

De heer Geurts (CDA):

De tweede motie gaat over energieopwekking door waterschappen.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat waterschappen gehouden zijn om bij opwekking van energie niet meer op te wekken dan zij voor hun bedrijfsvoering nodig hebben, doch dat dat een belemmering is bij de innovatieve toepassing van duurzame energiebronnen zoals biogas op de rioolwaterzuivering of aquathermie;

verzoekt de regering spoedig een wetsvoorstel aan de Kamer voor te leggen waarbij waterschappen de mogelijkheid krijgen meer energie te mogen opwekken dan zij voor hun eigen bedrijfsvoering nodig hebben,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Geurts en Dik-Faber. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 11 (35 000 J).

De heer Geurts (CDA):

Gelet op haar beantwoording kan ik me voorstellen dat de Minister vraagt of wij bereid zijn om de laatste motie aan te houden. Laten we niet op de beantwoording van de Minister vooruitlopen, maar als ze dat zo zou zeggen, dan heb ik de bereidheid wel. Maar dat gaan we zo meteen wel merken. De Minister gaf al aan dat ze in gesprek is met de betrokken partijen, maar hier wordt al een aantal jaren over gesproken en we willen de sector gewoon duidelijkheid geven over de vraag of er wel of geen mogelijkheden komen en over de wijze waarop de Kamer daarover denkt. Maar ik hoor dat wel in de beantwoording van de Minister.

Rest mij niets anders dan de Minister en haar ondersteuning te bedanken voor alle antwoorden. Waterveiligheid en waterkwaliteit is toch een belangrijk dossier. Ik zeg ook weleens in mijn fractie dat de dossiers water en voedsel, waarop ik woordvoerder ben, de belangrijkste dossiers zijn die je als Kamerlid kunt hebben, want zonder die twee kun je voor de rest niks doen. Ik hoorde de Minister daarstraks spreken over vele unieke gebeurtenissen die ze dit jaar heeft mogen meemaken. Ik hoop dat de Minister met niet te veel unieke gebeurtenissen te maken krijgt in 2019, want dat zou betekenen dat wij nog meer droogteschade gaan oplopen. Daar zijn we volgens mij gewoon niet op voorbereid in Nederland. Laten we er alles aan doen om dat te voorkomen.

Voorzitter, tot zover de tweede termijn van de CDA-fractie.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan geef ik het woord aan de heer De Groot namens D66.

De heer De Groot (D66):

Dank u, voorzitter. Er wordt in deze Kamer vaak gedaan alsof er een tegenstelling is tussen waterveiligheid en ruimtelijke kwaliteit. Vandaar toch deze motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het Ruimte voor de Rivier-project binnen de tijd en binnen het budget is gebleven;

constaterende dat uit de evaluatie van Ruimte voor de Rivier blijkt dat de dubbele doelstelling waterveiligheid en ruimtelijke kwaliteit gedurende de looptijd van het programma van doorslaggevende waarde is geweest en heeft geleid tot een effectieve combinatie van urgentiebesef en draagvlak, en dat de dubbele doelstelling integraal als succesfactor van het programma wordt benoemd;

constaterende dat uit de evaluatie van Ruimte voor de Rivier blijkt dat de beschikbaarheid van onafhankelijke expertise in de vorm van een sterke programmadirectie met specifieke kennis over bouwen met natuur, cruciaal is geweest;

constaterende dat een dergelijke bundeling van kennis ontbreekt bij het Hoogwaterbeschermingsprogramma;

constaterende dat het Hoogwaterbeschermingsprogramma slechts één officiële doelstelling kent, namelijk waterveiligheid;

verzoekt de regering om te onderzoeken hoe in het Hoogwaterbeschermingsplan de lessen uit de evaluatie van Ruimte voor de Rivier kunnen worden meegenomen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid De Groot. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 12 (35 000 J).

De heer De Groot (D66):

Voorzitter. Dan een motie over de verzegeling van de vuilwatertank in de pleziervaart. De Minister zet in op reiniging van vuil water op pleziervaartuigen, maar dat is echt niet haalbaar en leidt echt tot veel kosten. Vandaar de volgende motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het sinds 1 januari 2009 voor pleziervaartuigen verboden is om op de Nederlandse binnenwateren toiletwater te lozen;

constaterende dat het lozingsverbod moeilijk te handhaven is;

overwegende dat lozingen door pleziervaart op het binnenwater niet wenselijk zijn voor de kwaliteit van het binnenwater en risico's opleveren voor de gezondheid van zwemmers;

overwegende dat de Verenigde Staten een succesvol lozingsverbod voeren door de pleziervaart te verplichten hun buitenwaterafvoer van hun vuilwatertanken te laten verzegelen;

verzoekt de regering de verzegeling van vuilwatertanken in de daartoe strekkende regelgeving te verankeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid De Groot. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 13 (35 000 J).

De heer De Groot (D66):

Dan had ik nog een vraag aan de Minister over de Kaderrichtlijn Water. Ik begreep uit de beantwoording een beetje dat het erop lijkt dat de Minister daarover al een positie heeft ingenomen of inneemt in Europa. Bij D66 is het in ieder geval niet bekend dat de Kamer daar al over is geïnformeerd. Mocht dat inderdaad niet het geval zijn, dan zou ik toch graag een brief ontvangen waarin staat wat dan de positie is van de Minister in Europa ten aanzien van de fitness check. Volgens mij hebben we daar nog niets over gewisseld hier, dus het zou wellicht voorbarig zijn als dat nu al gebeurt.

Dan plastic. De Minister had het over biologisch afbreekbare ballonnen. Eventjes terzijde, maar dat is toch echt iets wat bij grote hitte plaatsvindt. Ze zijn bij 65°C afbreekbaar, maar in de natuur – een derde van de ballonnen komt op het boerenland terecht en een kwart in de zee – worden ze niet afgebroken. Politieke proefballonnen breken iets sneller af.

Dan de Waddenzee. Graag een concrete planning van wanneer die ene beheersautoriteit er zal zijn. Wat betreft de Noordzee vind ik toch echt dat de Minister haar coördinerende rol niet waarmaakt door echt parallel te gaan met de andere trajecten. De Minister mag daarop vooruitlopen.

We hadden even een kleine discussie over de eventuele aansprakelijkheid van de waterschappen. Zij zijn natuurlijk gehouden het beleid van de provincie uit te voeren, maar zij hebben ook een zorgplicht. Er zijn wel rechtszaken geweest wanneer ze daar niet aan voldeden, maar er is eigenlijk nog geen jurisprudentie over het structureel onderbemalen. Toch wil ik graag nog een reactie van de Minister op de aansprakelijkheid.

Tot slot wil ik de Minister danken voor de toezegging om het idee van de «breng mij terug»-sticker in te brengen in de green deal over groene medicijnen – zo noem ik het maar even. Dank daarvoor. Ik hoor graag wanneer de Minister de Kamer erover informeert hoe dat gesprek is verlopen.

Dan rest mij de Minister en de voorzitter te bedanken voor de prettige wisseling. Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel. Mevrouw Van Brenk namens 50PLUS.

Mevrouw Van Brenk (50PLUS):

Dank, voorzitter. De eerste motie is van 50PLUS en de SGP, maar dan vanuit onze rol als ambassadeurs van SDG 6. U heeft ons nog niet gehoord en u zou anders teleurgesteld worden.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende het feit dat de Minister van IenW eindverantwoordelijk is voor het gevoerde waterbeleid in Nederland;

overwegende dat Sustainable Development Goal (SDG) 6 van de Verenigde Naties (VN) staat voor schoon water en sanitatie voor iedereen;

verzoekt de regering zich op te blijven stellen als visitekaartje voor Sustainable Development Goal 6,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Brenk en Stoffer. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 14 (35 000 J).

Mevrouw Van Brenk (50PLUS):

Voorzitter. Wij vinden echt dat er een tandje bij moet. Daarom deze motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende het feit dat de Minister nader onderzoek laat uitvoeren naar verspreiding van legionella door bedrijfsafvalwaterzuiveringsinstallaties;

overwegende de ernstige gevolgen van legionellabesmetting;

verzoekt de regering het RIVM te vragen dit onderzoek met prioriteit uit te voeren en de Kamer zo spoedig mogelijk over de uitkomsten en vervolgstappen te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Brenk, Teunissen, Kröger en Laçin. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 15 (35 000 J).

Mevrouw Van Brenk (50PLUS):

Dan mijn laatste motie, voorzitter.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat in opdracht van de Unie van Waterschappen al in augustus een rapport verscheen waarin de knelpunten omtrent het herwinnen van waardevolle grondstoffen uit afvalwater werden beschreven;

verzoekt de regering deze knelpunten met spoed ter hand te nemen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Brenk. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 16 (35 000 J).

Mevrouw Van Brenk (50PLUS):

Dank, voorzitter.

De voorzitter:

Dan komen we bij mevrouw Teunissen van de Partij voor de Dieren.

Mevrouw Teunissen (PvdD):

Dank, voorzitter. Ik heb drie moties. Dit is de eerste.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de Minister het Bestuursakkoord Klimaatadaptatie heeft ondertekend en daarmee 600 miljoen euro beschikbaar komt voor klimaatadaptatiemaatregelen;

constaterende dat vergroening een zeer effectieve klimaatadaptatiemaatregel is in het bestrijden van wateroverlast, hittestress en luchtvervuiling;

verzoekt de regering vergroening te stimuleren door het als een van de criteria op te nemen voor de klimaatadaptiemaatregelen die uitgevoerd zullen worden onder het Bestuursakkoord Klimaatadaptatie,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Teunissen, Laçin en Kröger. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 17 (35 000 J).

Mevrouw Teunissen (PvdD):

Voorzitter, motie twee.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het achterlaten van zwerfafval in het ecosysteem wordt aangemerkt als een economisch delict;

constaterende dat het oplaten van gasgevulde ballonnen onomkeerbaar leidt tot verspreiding van zwerfafval;

van mening dat je in Nederland je eigen rotzooi opruimt;

van mening dat we onze wereld schoon moeten doorgeven aan onze kinderen;

verzoekt de regering het bewust vervuilen van het milieu, zoals het geval is bij het oplaten van gasgevulde ballonnen, onder het verbod op het verspreiden van zwerfafval te brengen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Teunissen. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 18 (35 000 J).

Mevrouw Teunissen (PvdD):

Tot slot motie drie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat er al verschillende bronnen van microplastics bekend zijn, zoals rubberkorrels op kunstgrasvelden;

constaterende dat een bronaanpak het meest effectief is om microplastics in water tegen te gaan;

verzoekt de regering het uitstrooien van rubberkorrels op kunstgrasvelden te verbieden,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Teunissen. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 19 (35 000 J).

Mevrouw Teunissen (PvdD):

Ik wil de Minister nog hartelijk bedanken voor de beantwoording.

De voorzitter:

U ook bedankt. De heer Laçin.

De heer Laçin (SP):

Dank, voorzitter. Ik heb twee moties; daar wil ik mee beginnen. De ene gaat over REACH, omdat ik me echt zorgen maak om de manier waarop het gaat, en over de ILT. Is die voldoende toegerust?

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de REACH-databank ons inzicht en bescherming zou moeten bieden tegen chemische stoffen;

constaterende dat uit onderzoek is gebleken dat in bijna 70% van de dossiers cruciale informatie ontbreekt over mogelijke gevolgen van chemische stoffen voor gezondheid en milieu;

constaterende dat de ILT dossiers onderzoekt op basis van signalen die het ontvangt van het Europees chemieagentschap;

constaterende dat het Europees chemieagentschap de afgelopen jaren pas 7% van de aangeleverde dossiers nader heeft onderzocht;

overwegende dat door deze werkwijze ook in Nederland weinig dossiers gecontroleerd worden;

verzoekt de regering om samen met de ILT tot een werkwijze te komen waarin de ILT meer dossiers over geregistreerde chemische stoffen kan controleren en bij het ontbreken van cruciale informatie geen vergunning verleend wordt voor het gebruik van een chemische stof,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Laçin, Kröger en Teunissen. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 20 (35 000 J).

De heer Laçin (SP):

Mijn tweede motie gaat over de Omgevingswet, waar ik eigenlijk heel weinig van begrijp.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat met de nieuwe Omgevingswet het uitgangspunt ten aanzien van lozingen verandert van «nee, tenzij» naar «ja, mits»;

constaterende dat hiermee in principe elke lozing mag tenzij anders bepaald;

overwegende dat dit betekent dat extra bedrijfscategorieën onder algemene regels gaan vallen;

van mening dat dit het risico van ongewenste en schadelijke lozingen aanzienlijk vergroot;

verzoekt de regering middels een wijziging op de Omgevingswet het principe «nee, tenzij» te blijven handhaven,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Laçin en Teunissen. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 21 (35 000 J).

De heer Laçin (SP):

Dan heb ik nog een paar punten. De Minister had het al over de versnellingstafels. Volgens mij is één daarvan al gestart. Ik ben benieuwd wanneer de versnellingstafels opkomende stoffen en medicijnresten gaan starten. Welke ambitie en welk tijdpad koppelt de Minister aan deze versnellingstafels? Kan ze ons daarover informeren?

Dan kreeg ik een antwoord op mijn vraag over varend ontgassen. We hebben het daar vorige week bij het debat over de Transportraad over gehad. Volgens mij heeft de Minister zelf in dat debat gezegd dat Duitsland geen landelijk verbod kent, maar alleen een landelijk verbod op een aantal stoffen. Mijn vraag was welke stoffen dat dan zijn. Kunnen we daar nog voor het landelijk verbod dat hier op zijn vroegst in 2020 ingaat, in Nederland ook al een begin mee maken? Dat was de vraag. Als de Minister daarop kan terugkomen, hoor ik het graag! Voor de rest dank ik de Minister voor haar beantwoording.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan mevrouw Kröger namens GroenLinks.

Mevrouw Kröger (GroenLinks):

Dank u wel. Ik heb vier moties.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat we zuinig moeten zijn op onze natuur en in het bijzonder op beschermde Natura 2000-gebieden;

overwegende dat het op industriële schaal gedurende 30 jaar tot wel 60 meter diep afgraven van 120 miljoen m3 zand voor de kust van Oudemirdum een belangrijk foerageergebied voor bijzondere en beschermde vogels aantast;

verzoekt de regering om een overzicht te maken van welke stappen zijn ondernomen om te komen tot een zorgvuldig besluit over de zandwinning IJsselmeer, en de Kamer hierover te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Kröger, Dik-Faber en De Groot. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 22 (35 000 J).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat (potentieel) zeer zorgwekkende stoffen als bijproduct kunnen ontstaan in het productieproces van chemische stoffen en tijdens en na de lozing van afvalwater;

constaterende dat het ontstaan van (potentiële) ZZS-stoffen in of na het productieproces onvoldoende wordt meegenomen in de huidige regelgeving voor emissies naar water, lucht en bodem;

verzoekt de regering om bij de aanpak opkomende stoffen speciale aandacht te besteden aan het ontstaan van (potentiële) ZZS-stoffen tijdens of als gevolg van een productieproces die vervolgens in ons milieu terechtkomen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Kröger, Laçin, Teunissen en Van Brenk. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 23 (35 000 J).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat Nederland de komende decennia steeds vaker met weerextremen te maken zal krijgen;

overwegende dat deze kennis gevolgen moet hebben voor waar en hoe we gaan bouwen;

overwegende dat groene gevels en daken een bijdrage kunnen leveren bij het vasthouden van water en het koelen van steden;

constaterende dat het RIVM al in 2011 heeft geadviseerd dat de overheid meer sturend zou moeten zijn bij de aanleg van groene daken door het aanpassen van het Bouwbesluit;

verzoekt de regering om in gesprek te gaan met de VNG om in kaart te brengen welke mogelijkheden er zijn vanuit de klimaatadaptatieagenda om groene daken te stimuleren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Kröger en Smeulders. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 24 (35 000 J).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat door de klimaatverandering ook ons weer verandert en dat weerextremen zich steeds vaker zullen voordoen;

overwegende dat Nederland bijzonder kwetsbaar is voor zowel overstromingen als voor droogte;

overwegende dat veel burgers en veel overheden zich onvoldoende bewust zijn van de (financiële) risico's die ze lopen door toenemende weerextremen;

constaterende dat de financiële schade door de gevolgen van weerextremen voor zowel bedrijven als particulieren vaak onverzekerd is en ook niet of slechts gedeeltelijk worden gedekt door de WTS;

verzoekt de regering te onderzoeken welke grote dekkingsgaten er tussen WTS en de nu gebruikelijke verzekeringen zijn en hoe dit het beste is op te lossen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Kröger. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 24 (35 000 J).

Mevrouw Kröger (GroenLinks):

En dan nog twee vragen. De eerste gaat over de Kaderrichtlijn Water. Ik hoor de Minister zeggen dat er op dit moment nog geen normen zijn voor microplastics en ik wil graag van haar weten of zij zich in Europa wel wil gaan inzetten voor normen voor microplastics binnen de Kaderrichtlijn Water.

Met betrekking tot PFOA dat bij de productie van GenX vrijkomt, ben ik heel benieuwd naar de antwoorden van de Minister in tweede termijn. Dank voor dit debat.

De voorzitter:

Dan geef ik het woord aan mevrouw Dik-Faber. Zij spreekt namens de ChristenUnie.

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):

Dank u wel, voorzitter. Ik wil de Minister bedanken voor de beantwoording van alle vragen die zijn gesteld. Ik heb nog twee moties.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat medicijnresten in water een belangrijk onderdeel is van de green deal duurzame zorg;

overwegende dat zuivering door rioolwaterzuiveringsinstallaties belangrijk is om het doel te realiseren;

verzoekt de regering concreet te maken op welke termijn de acties uit de green deal uitgevoerd zullen zijn, wanneer de rioolwaterzuiveringsinstallaties medicijnresten gaan zuiveren en wat het effect zal zijn op de concentraties in het water,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Dik-Faber en De Groot. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 26 (35 000 J).

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):

En dan de tweede motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat nieuwe, meer milieuvriendelijke gewasbeschermingsmiddelen voor de landbouw in grondwaterbeschermingsgebieden onvoldoende door de markt worden opgepakt omdat er meerkosten aan verbonden zijn;

overwegende dat daardoor boeren in grondwaterbeschermingsgebieden aangewezen zijn op verouderde middelen;

verzoekt de regering zich in te spannen voor snellere toelating van nieuwe gewasbeschermingsmiddelen in grondwaterbeschermingsgebieden,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Dik-Faber. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 27 (35 000 J).

Dank u wel.

Ik heb in totaal twintig moties en één amendement geteld. Ik stel voor dat we eventjes schorsen, want die moeten even bekeken worden. We schorsen tot 18.00 uur. Dank u wel.

De vergadering wordt van 17.43 uur tot 18.03 uur geschorst.

De voorzitter:

Dank voor het geduld. We gaan verder met de tweede termijn. De Minister zal haar oordeel over, haar appreciatie van de ingediende moties geven. Dat zijn er twintig. Er is ook een amendement ingediend door 50PLUS. Misschien is het voor de volgorde goed om dat ook nog eventjes te benoemen. Het is ontraden, maar misschien kan de Minister de reden nog geven, dan hebben we het hele verhaal achter elkaar. Ik geef de Minister het woord.

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:

Het amendement (35 000-XII, nr. 19) had ik al ontraden, vanwege een niet-deugdelijke dekking. Mevrouw Van Brenk heeft daarna gevraagd: als ik een andere dekking heb, steunt u het dan wel? Ik heb gezegd: dat is niet nodig, want we hebben voldoende budgetten voor dergelijke innovatieve projecten. Ik blijf dus bij mijn oordeel «ontraden».

Ik ga de moties een voor een langs. Daarna heb ik nog een paar antwoorden op vragen, maar wat ik nog te beantwoorden heb, is alleszins overzichtelijk. De motie op stuk nr. 8 over de concrete waterprojecten kan ik oordeel Kamer geven. De motie op stuk nr. 9 kan ik overnemen, mits...

De voorzitter:

Bij een wetgevingsoverleg kunnen moties niet worden overgenomen, dus dan is de motie ook aan het oordeel van de Kamer, denk ik.

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:

Als ik de motie overneem, heb ik helemaal mijn eigen voorwaarden, maar als ik de motie oordeel Kamer geef, zal ik die er toch even bij vermelden, zodat u ook weet hoe ik de motie opvat. In de motie wordt verzocht om de Kamer regelmatig te informeren over de Markermeerdijken. Ik kan oordeel Kamer geven, mits ik de motie als volgt mag uitleggen. Via de reguliere halfjaarlijkse voortgangsrapportage over het Hoogwaterbeschermingsprogramma-2 zal ik de Kamer twee keer per jaar informeren over planning en budget van alle HWBP-2-projecten, dus inclusief de Markermeerdijken. Provinciale staten hebben een motie om burgers te betrekken bij de verdere uitwerking van het projectplan Markermeerdijken aangenomen. Die motie zal uitgevoerd worden door het waterschap en de provincie zal daar toezicht op houden. Als ik de motie zo mag uitleggen, kan ik oordeel Kamer geven.

De voorzitter:

Als indiener ga ik akkoord met die uitleg.

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:

Dan kom ik bij de motie op stuk nr. 10, waarin de regering wordt verzocht om één coördinerend Minister aan te wijzen met betrekking tot de veenbodemdaling en een vervolgonderzoek te doen. Ik vind het een hele sympathieke motie, maar ik vind haar wel ontijdig, omdat u binnenkort nog antwoorden ontvangt, onder andere van BZK en LNV. Ik vind dat het kabinet zich daar echt gezamenlijk een oordeel over moet kunnen vormen, dus ik wil hier nu nog geen oordeel over uitspreken. Ik verzoek de indiener dus om de motie aan te houden tot ik er contact met de collega's over heb kunnen hebben.

De heer Geurts (CDA):

En als de motie niet aangehouden wordt door de indiener?

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:

Dan ontraad ik haar, omdat ik haar echt ontijdig vind.

De heer Geurts (CDA):

Dan ga ik daar nog eens even over nadenken.

De voorzitter:

De motie op stuk nr. 10 wordt mogelijk aangehouden. Meneer Geurts denkt er nog even over na of hij haar aanhoudt of niet. Als zij in stemming komt, wordt zij ontraden.

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:

Dan kom ik bij de motie op stuk nr. 11, waarin de regering wordt verzocht spoedig een wetsvoorstel aan de Kamer voor te leggen waarbij waterschappen de mogelijkheid krijgen om meer energie op te wekken. De heer Geurts gaf het zelf eigenlijk al aan. Ik zou hem graag hetzelfde verzoek doen als zo-even, namelijk om de motie aan te houden, omdat we daarover de gesprekken voeren. Het klimaatakkoord loopt ook. Ik denk dus dat we op niet al te lange termijn duidelijkheid kunnen geven. Tot die tijd zie ik graag dat de motie wordt aangehouden.

De heer Geurts (CDA):

Voorzitter, de motie op stuk nr. 11 zal ik aanhouden.

De voorzitter:

Op verzoek van de heer Geurts stel ik voor zijn motie (35 000 J, nr. 11) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:

Dan kom ik bij de motie-De Groot op stuk nr. 12, waarin de regering wordt verzocht om de lessen uit de evaluatie van Ruimte voor de Rivier mee te nemen in het Hoogwaterbeschermingsplan. Die motie geef ik oordeel Kamer.

De voorzitter:

Ik kom nog even terug op de motie op stuk nr. 11. Die is aangehouden, maar wat is het oordeel van de Minister als zij in stemming komt?

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:

Ik dacht dat de heer Geurts daarvan al aangaf dat hij die wilde aanhouden. Dus dan hoef ik daar het hoofd niet meer over te buigen.

De voorzitter:

Oké, dan gaan we verder met de motie-De Groot op stuk nr. 12. Ja, dit is ook nieuw voor mij.

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:

Dat geeft niets, we gaan gewoon vrolijk door.

Over de motie op stuk nr. 12 had ik oordeel Kamer gegeven.

De motie-De Groot op stuk nr. 13 gaat over de verzegeling van de vuilwatertank in de pleziervaart. Ik zou graag van hem horen of hij het ermee eens is dat het dan moet gaan om plezierjachten zonder zuivering aan boord. Anders kan ik het niet uitvoeren. Als ik het zo mag lezen, kan ik de motie oordeel Kamer geven.

De voorzitter:

Meneer De Groot, bedoelt u dat ook?

De heer De Groot (D66):

Zeker. Zo kunt u de motie lezen. Dank u wel.

De voorzitter:

Ja. Dan is de motie op stuk nr. 13 oordeel Kamer gegeven.

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:

Dan kom ik bij de motie-Van Brenk op stuk nr. 14. Die verzoekt de regering zich op te blijven stellen als visitekaartje voor SDG 6. Nu zegt u misschien weer dat ik geen moties kan overnemen, maar die is eigenlijk ondersteuning van beleid. Die is dus overbodig.

De voorzitter:

Overbodig, en dat betekent?

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:

Ja, dan ontraad ik haar. Dat is wel raar, want ik steun het wel heel erg. Maar als wij dingen gaan bevestigen die wij toch met z'n allen al vinden... Het rare is een beetje dat je bij een wetgevingsoverleg een motie niet kunt overnemen.

De voorzitter:

Die kan overbodig zijn, ontraden worden of oordeel Kamer gegeven worden als de Kamer daar een uitspraak over wil. Mevrouw Van Brenk, wat wilt u?

Mevrouw Van Brenk (50PLUS):

Ik wil natuurlijk dat de Minister de motie overneemt.

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:

Maar dat kan niet.

Mevrouw Van Brenk (50PLUS):

Dan zou ik zeggen: oordeel Kamer. Dat lijkt mij toch het minst. Ja, dit is zo sympathiek.

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:

Ja, het is wel heel sympathiek, maar ik moet toch uw regels volgen. Dus ik kan in dit geval niet anders. Wellicht kunt u het nog een keer ergens anders proberen, maar in dit wetgevingsoverleg kan ik de motie niet overnemen. Dus: wordt ontraden.

De voorzitter:

Ontraden. We volgen even de procedure zoals die hoort.

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:

Misschien wordt mevrouw Van Brenk dan blij van de motie op stuk nr. 15, want die kan ik oordeel Kamer geven. Die heeft betrekking op de legionellaonderzoeken et cetera.

De motie-Van Brenk op stuk nr. 16 wil ik ontraden, want die verzoekt de regering de knelpunten met spoed ter hand te nemen. Wij gaan het wel zelf analyseren, maar wij gaan niet zelf de knelpunten ter hand nemen. Om die reden ontraad ik haar.

Dan kom ik bij de motie-Teunissen op stuk nr. 17. Die verzoekt de regering om vergroening te stimuleren door het als een van de criteria op te nemen. Ik kijk nog even naar mevrouw Teunissen. Als ik de motie zo mag lezen dat het niet per se bij ieder project moet zijn... Want dan kan het natuurlijk niet; er zullen ook projecten zijn waarbij het niet van toepassing is. Maar als u zegt dat het een van de dingen is die afgewogen moet worden, kan ik de motie oordeel Kamer geven.

Mevrouw Teunissen (PvdD):

De uitleg van de Minister was tevens ook de strekking die ik bedacht voor de motie. Dus ik ben het er helemaal mee eens.

De voorzitter:

Ik begrijp dat die daarmee, met de uitleg van de Minister, oordeel Kamer heeft?

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:

Ja.

Dan kom ik bij de motie-Teunissen op stuk nr. 18. Daarover is mijn advies aanhouden, want dit valt onder het bronbeleid en dat zit in de portefeuille van de Staatssecretaris.

Hetzelfde geldt voor de motie-Teunissen op stuk nr. 19 over de rubbergranulaatkorrels. Dat is ook een bronaanpak en dat ligt ook op het terrein van de Staatssecretaris. Dus ook graag aanhouden.

De voorzitter:

Ik kijk naar mevrouw Teunissen. Over de ballonnen en over rubberkorrels, gaat u die aanhouden?

Mevrouw Teunissen (PvdD):

Daarover ga ik nog even in beraadslaging met mijn fractie.

De voorzitter:

Anders is het oordeel van de Minister?

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:

Anders moet ik ze nu ontraden omdat ze op het terrein van de Staatssecretaris liggen.

Dan kom ik bij de motie-Laçin op stuk nr. 20. Die moet ik ook ontraden, want de ILT kan niet REACH-dossiers gaan controleren. De ILT ziet toe op nationale uitvoering van REACH. Dit loopt overigens ook via de Staatssecretaris. Zij is ook bezig met verbetervoorstellen in EU-verband. Dus als u daar nog nadere vragen over heeft, moet ik toch echt ook naar de Staatssecretaris verwijzen.

De voorzitter:

Meneer Laçin, het is ook uw motie.

De heer Laçin (SP):

Ja, ja, daarom voorzitter. Volgens mij klopt het niet wat de Minister zegt. De ILT gaat daadwerkelijk over de dossiers die in Nederland worden aangeleverd, om die te beoordelen. Dat is de strekking van deze motie. Het gaat er niet om dat de ILT alle Europese dossiers gaat controleren, maar de dossiers die in Nederland komen, voor producten die hier in gebruik worden genomen.

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:

Dan is de motie volgens mij overbodig, want dat doet de ILT al. Die kijkt al naar de Nederlandse dossiers.

De heer Laçin (SP):

De vraag is of ze dat actiever kunnen doen, omdat het Europese chemieagentschap nu een seintje geeft en de ILT daarop wacht. De vraag in deze motie is: kan de ILT niet zelf met meerdere dossiers aan de slag? Als we op het Europese chemieagentschap gaan wachten, dan krijgen we dus bijna geen signalen, is de conclusie vanuit het onderzoek.

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:

Ik blijf toch bij het advies «ontraden», omdat ik hier niet kan voorsorteren op hoeveel dossiers de ILT moet behandelen. Ze moeten ook wel worden aangedragen. We kunnen daar niet zelf zomaar meer van gaan maken.

De voorzitter:

Dan komen we bij de motie-Laçin/Teunissen op stuk nr. 21, over de Omgevingswet en lozingen.

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:

Die motie heeft betrekking op de Omgevingswet en dat is de portefeuille van de Minister van BZK. Om die reden ontraad ik de motie.

Dan kom ik bij de motie-Kröger c.s. op stuk nr. 22, waarin de regering wordt verzocht een overzicht te maken van de stappen rondom de zandwinning in het IJsselmeer en de Kamer daarover te informeren. Die kan ik oordeel Kamer geven.

Bij de motie-Kröger c.s. op stuk nr. 23, met het verzoek om bij de aanpak opkomende stoffen speciale aandacht te besteden aan het ontstaan van potentieel zeer zorgwekkende stoffen had ik geschreven: dit is eigenlijk niks nieuws, dus die kan ik overnemen. Maar dan geldt hetzelfde als wat ik net bij de motie van mevrouw Van Brenk had, namelijk dat overnemen niet kan. En dus moet ik de motie ontraden, omdat die overbodig is. Het is niet anders.

Mevrouw Kröger (GroenLinks):

Volgens mij is er dan toch een beetje een misverstand, want in de aanpak opkomende stoffen, zoals die met de Kamer is gedeeld, is er op dit moment niet specifiek aandacht voor stoffen die ontstaan in productieprocessen. Dit gaat niet om stoffen die een bedrijf actief wil produceren, maar om stoffen die ontstaan in het reactorvat of later, in de afvallozing. Daar moeten we aandacht voor hebben. Ik kan me voorstellen dat de Minister denkt: hier moet ik even over nadenken. Dus ik kan de motie ook aanhouden, waarbij de Minister een brief toezegt waarin op deze thematiek wordt ingegaan. Daar gaat het specifiek om.

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:

Om daar nu weer in een brief specifiek op terug te komen... «Al dan niet in een vat»: dat moet toch gewoon in het proces meegenomen zijn. Dus ik blijf er toch bij dat het op zich niet nieuw is. Ik zou de motie hebben kunnen overnemen, maar moet deze ontraden, omdat dit een wetgevingsoverleg is.

Dan de motie-Kröger/Smeulders op stuk nr. 24 over klimaatadaptief bouwen. Op dat punt kan ik mevrouw Kröger wel weer wat blijer maken, want die motie kan ik oordeel Kamer geven.

De motie-Kröger op stuk nr. 25 gaat over dekkingsgaten tussen de WTS en de nu gebruikelijke verzekeringen. Daarvan heb ik gezegd dat ik het onderzoek niet nodig vind. Ik heb wel toegezegd dat ik graag met de verzekeraars nog eens in gesprek ga over de vraag hoe zij daar meer duidelijkheid over kunnen bieden. Dus die toezegging hebt u, maar ik vind deze motie niet nodig en die ga ik dus ontraden.

Dan kom ik bij de motie-Dik-Faber/De Groot op stuk nr. 26, waarin de regering wordt verzocht om concreet te maken op welke termijn de acties uit de green deal uitgevoerd zullen zijn. Die motie kan ik oordeel Kamer geven.

De voorzitter:

De laatste motie is de motie-Dik-Faber op stuk nr. 27, over de toelating van gewasbeschermingsmiddelen.

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:

Omdat dit echt ook het beleidsterrein is van de Minister van LNV, zou ik willen voorstellen om deze motie aan te houden, zodat zij daar ook het hare van kan vinden.

De voorzitter:

Mevrouw Dik-Faber?

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):

De Minister van LNV en volgens mij ook de Staatssecretaris van IenW en deze Minister: er is hier een hele delegatie bij betrokken. Ik zal de motie aanhouden in afwachting van de brieven die ongetwijfeld naar de Kamer zullen komen.

De voorzitter:

Op verzoek van mevrouw Dik-Faber stel ik voor haar motie (35 000 J, nr. 27) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Dan heeft de Minister nog een aantal vragen gekregen.

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:

Het was redelijk overzichtelijk. Het pleidooi van de heer Geurts was om toch vooral te hopen dat 2019 een heel saai jaar zal worden op het gebied van water en klimaat. Dat lijkt mij uitstekend, want we zitten allemaal niet te wachten op nog meer records die sneuvelen. Maar dat hebben we niet in de hand, dus we moeten wel zorgen dat we voorbereid zijn.

Dan is er nog gevraagd naar de Kaderrichtlijn Water en de fitnesscheck. Is daarover al een positie ingenomen? Dat is niet het geval. Op dit moment vindt er ambtelijk overleg plaats, de eerste sonderingen met andere lidstaten, maar standpunten worden er nog niet ingenomen.

Over de Waddenautoriteit heb ik u aangegeven dat de planning in het voorjaar komt. Dan zal dus ook verdere invulling worden gegeven aan het vervolgproces.

Dan heb ik nog de waterschappen en het grondwater. De waterschappen zijn bevoegd gezag voor de kleine onttrekkingen en het peilbeheer, de peilbesluiten. De waterschappen hebben, zoals u ook heeft vermeld, een zorgplicht om schade aan functies zo veel mogelijk te voorkomen. Als het waterschap zijn taak goed heeft uitgeoefend en dus een zorgvuldige belangenafweging heeft gedaan, en als het maatregelen heeft genomen om schade te voorkomen, dan zal het waterschap niet aansprakelijk worden gehouden. Maar uiteindelijk is de beslissing daarover aan de rechter. Die moet dat toetsen.

Dan is er nog gevraagd naar de versnellingstafel.

De voorzitter:

Op het punt hiervoor, meneer De Groot.

De heer De Groot (D66):

Over de Kaderrichtlijn Water. Ik begrijp dat er verkennende gesprekken zijn, maar er zijn nog geen posities ingenomen en geen papers en dat soort dingen ingediend door Nederland.

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:

Dat klopt. Dat wordt verwacht in het voorjaar. Verwacht wordt dat we rond april of mei zover zijn dat er papers komen.

De versnellingstafel. 14 januari was de eerste versnellingstafel stoffen. De ambitie zit in het uitvoeringsprogramma opkomende stoffen en medicijnresten. Ik zal de voortgang bewaken en eventuele nieuwe acties voor de vergunningverlening et cetera in beeld brengen.

Dan is er nog gevraagd of de microplastics meegenomen kunnen worden in de Kaderrichtlijn Water. Dat is geen stof waarvoor de Kaderrichtlijn Water normering kan stellen. Dat moet meegenomen worden in de bronaanpak zwerfvuil. Ik zal uw verzoek overbrengen aan de Staatssecretaris die daarover gaat.

Voorzitter. Dan ben ik, denk ik, ook door de vragen heen.

De voorzitter:

Aanvullende vragen? Mevrouw Kröger.

Mevrouw Kröger (GroenLinks):

Dank u wel, voorzitter. Ik mis sowieso een antwoord op de vraag die ik had over PFOA als stof die vrijkomt in de productie van GenX. Dat was een vraag die stond.

Met betrekking tot die Kaderrichtlijn Water zei de Minister in eerste termijn: op dit moment zitten microplastics niet in de Kaderrichtlijn Water en zijn daar geen normen voor. Vervolgens was mijn vraag of Nederland zich in Europa wil inzetten om microplastics onderdeel te maken van de Kaderrichtlijn Water. Dan zegt de Minister dat dat niet mogelijk is. Dat is niet wat ik begrijp vanuit het Europese veld.

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:

Dan lijkt het me verstandig dat we daar nog even goed naar kijken. Het is nu in ieder geval niet een mogelijkheid, omdat het geen onderdeel is van de Kaderrichtlijn Water. Als we dat in de toekomst anders zouden willen... Ik krijg door dat het meegenomen zou kunnen worden in de bronaanpak van het zwerfvuil, maar laten we dan nog even heel precies nagaan, ook in samenspraak met de Staatssecretaris, waar dat het beste belegd zou kunnen worden.

U had gelijk over PFOA, mevrouw Kröger. Ik dacht straks te zien dat u knikte toen ik zei: ik ga proberen dat in tweede termijn te beantwoorden. Maar ik wil het graag heel precies doen en stel u voor dat ik dat toch schriftelijk ga doen, op zo kort mogelijke termijn.

De voorzitter:

De heer Laçin nog kort. Allemaal één vraag en daarna zijn we klaar.

De heer Laçin (SP):

Ik neem aan dat mijn punt over de provincie wordt meegenomen in die brief.

Ik had nog een vraag gesteld over het varend ontgassen en over de stoffen in Duitsland. Kunnen we dat hier implementeren?

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:

Ik had al het idee dat hier twee dingen langs elkaar heen liepen en dat uw vraag inderdaad betrekking had op Duitsland en de verschillende benzineachtige types. Zoals ik al had gezegd, zou ik in een brief informatie geven voor het algemeen overleg Maritieme zaken. Ik stel voor dat ik deze specifieke vervolgvraag van u daar ook in meeneem.

De heer Van Aalst (PVV):

Ik hoor dat de brief nog komt over PFOA bij Chemours, hoe het nou zit en of het daadwerkelijk vergund is of niet. Ik zie dat het RIVM ook dingen roept over dat de stoffen wel vergund worden tijdens het productieproces, dus ik ben wel nieuwsgierig: was PFOA dat vrijkomt bij het productieproces nu wel of niet vergund bij Chemours?

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:

Ik heb al toegezegd aan uw twee collega's om dat zo zorgvuldig en duidelijk mogelijk in een brief aan uw Kamer op te schrijven.

De voorzitter:

Waren dat uw antwoorden? Dan heb ik een aantal toezeggingen genoteerd. Het is een hele waslijst, vijftien stuks, dus let goed op. Daar ga ik.

  • In het voorjaar van 2019 wordt de Kamer geïnformeerd over de voortgang van het kennisprogramma klimaatverandering.

  • In het voorjaar van 2019 zal de Minister de Kamer informeren over de aanbevelingen die voortkomen uit de beleidstafel droogte.

  • De Minister zal in gesprek gaan met de verzekeraars over de risico's van klimaatschade en de invulling van verzekeringen bij waterschade.

De vraag bij een aantal van deze toezeggingen is: wanneer? Misschien is het het beste als we één datum hebben voor alles.

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:

In ieder geval voor het volgende algemeen overleg Water, maar ik ga er niet langer over doen dan noodzakelijk is. We gaan gewoon een overleg plannen. Mevrouw Kröger had het eigenlijk iets specifieker over het gat tussen de twee verzekeringen. Daarover ga ik het gesprek voeren.

Mevrouw Kröger (GroenLinks):

En daar krijgen we een brief over, neem ik aan.

De voorzitter:

Ja, want wat ik voorlees, de toezeggingen, zijn allemaal dingen die schriftelijk worden bevestigd.

  • De Minister zal de Kamer informeren over de situatie in Arnhem met betrekking tot het bouwen in de uiterwaarden en de Beleidsregels grote rivieren.

Wanneer?

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:

Voor de kerst.

De voorzitter:

Dat is al snel.

  • De Minister zal de Kamer informeren over de uitkomsten van haar pogingen om meer landen te betrekken bij de klimaatadaptatietop. Daar ben ik blij mee.

  • De Minister streeft ernaar om de Kamer begin 2019 te informeren over de voortgang van de vorming van één beheerautoriteit Waddenzee en zal daarnaast de contouren van de beheerautoriteit schetsen in een brief.

  • De Minister zal de Kamer nader informeren over de visvrije zone bij het Haringvliet. Dat was een vraag van D66.

Wanneer?

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:

Dat moet ik even in afstemming met de collega van LNV doen. Laat ik zeggen begin 2019. Ik durf niet met zekerheid «voor de kerst» te zeggen. Begin 2019.

De voorzitter:

Het komt eraan.

  • De Minister zal in een brief het proces dat doorlopen is rondom de zandwinningslocatie in het IJsselmeer uiteenzetten.

Er komt dus een brief...

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:

Voor de kerst.

De voorzitter:

Oké, dat is ook weer snel.

  • Voor het volgende algemeen overleg Water zal de Minister de Kamer informeren over de voortgang van de aanpak van de knelpunten in de samenwerking tussen overheden in de afvalwaterketen.

  • Medio 2019 of zo veel eerder als mogelijk zal de Kamer worden geïnformeerd over de mogelijkheden om preventieve voorschriften in de regelgeving voor legionella bij rwzi's, rioolwaterzuiveringsinstallaties, en afvalwateringzuiveringsinstallaties van bedrijven op te nemen.

Daar bent u het mee eens? Dat is het geval, mooi.

  • De vraag met betrekking tot de ontgassingsinstallaties – hoeveel zijn er nodig? – zal worden beantwoord in een brief die voor het AO Maritiem in december aan de Kamer wordt gestuurd. De specifieke vervolgvraag van de heer Laçin zal hierin worden meegenomen.

  • De Minister zal met haar collega van Justitie en Veiligheid overleggen over artikel 351 van het Wetboek van Strafrecht en de Kamer over de uitkomsten informeren. Dat was een vraag van de heer Geurts.

  • De Minister zal de Kamer informeren over de relatie tussen GenX en PFOA.

Wanneer ongeveer?

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:

Dat ga ik ook snel doen, dus ook voor de kerst.

De voorzitter:

Voor de kerst.

  • De Minister zal de Kamer in een brief haar reactie sturen op de brandbrief die gestuurd is door de Stichting Veteranenziekte. Volgens mij was dat een vraag van mevrouw Van Brenk en mevrouw Teunissen.

Wanneer komt die brief?

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:

Welja, we doen het allemaal voor de kerst. We werken gewoon even door.

De voorzitter:

En de laatste. Jullie hebben echt iets te vieren onder de kerstboom!

  • De Minister gaat samen met de Staatssecretaris in gesprek over de mogelijkheden om microplastics onderdeel te laten zijn van de Kaderrichtlijn Water.

Dat zijn de vijftien toezeggingen. Er zijn twintig moties en één amendement ingediend. Over die moties en het amendement gaan wij op 4 december stemmen. Een korte nabrander van de heer De Groot. Is die echt nodig?

De heer De Groot (D66):

Ik hoop het niet. Misschien heb ik het gewoon gemist, namelijk de toezegging om met de collega van VWS in gesprek te gaan over de breng-mij-terugsticker op de verpakkingen van medicijnen en de Kamer daarover te informeren.

De voorzitter:

Voor de kerst!

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:

Daar moet ik voor de zekerheid over zeggen: begin 2019. Over dingen die ik zelf in de hand heb durf ik wel te zeggen «voor de kerst», maar als er een collega bij betrokken is, pak ik voor de zekerheid liever iets meer tijd.

De voorzitter:

Ik dank de Minister en de ondersteuning. Ik dank iedereen die interesse had in dit WGO en ik dank de collega's.

Sluiting 18.28 uur.