Kamerstuk 34986-50

Nader gewijzigd amendement van de leden Bisschop en Ronnes ter vervanging van nr. 38 over een redelijke gebruiksvergoeding bij een gedoogplicht

Dossier: Aanvulling en wijziging van de Omgevingswet, intrekking van enkele wetten over de fysieke leefomgeving, wijziging van andere wetten en regeling van overgangsrecht voor de invoering van de Omgevingswet (Invoeringswet Omgevingswet)

Gepubliceerd: 4 maart 2019
Indiener(s): Erik Ronnes (CDA), Roelof Bisschop (SGP)
Onderwerpen: ruimte en infrastructuur ruimtelijke ordening
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-34986-50.html
ID: 34986-50
Origineel: 34986-38

62,4 %
37,6 %

CDA

DENK

FVD

GL

SP

PVV

CU

PvdD

50PLUS

VVD

SGP

D66

PvdA


Nr. 50 NADER GEWIJZIGD AMENDEMENT VAN DE LEDEN BISSCHOP EN RONNES TER VERVANGING VAN DAT GEDRUKT ONDER NR. 38

Ontvangen 4 maart 2019

De ondergetekenden stellen het volgende amendement voor:

In artikel 1.1 wordt na onderdeel EM een onderdeel ingevoegd, luidende:

EMa

Na het voorgestelde artikel 13.3d wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 13.3e (gebruiksvergoeding door initiatiefnemer)

  • 1. De rechthebbende ontvangt van de initiatiefnemer een redelijke gebruiksvergoeding voor zover die vergoeding niet is inbegrepen in de vergoeding van de schade, bedoeld in artikel 15.14, eerste lid:

    • a. bij een gedoogplicht als bedoeld in artikel 10.14, tenzij de initiatiefnemer een netbeheerder is als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder k, van de Elektriciteitswet 1998 of artikel 1, eerste lid, onder e, van de Gaswet of artikel 1, eerste lid, van de Warmtewet, of

    • b. bij een gedoogplicht als bedoeld in artikel 10.21, tenzij de initiatiefnemer een bestuursorgaan is.

  • 2. Bij ministeriële regeling worden regels gesteld over de toepassing van het eerste lid, waaronder over de hoogte van de gebruiksvergoeding.

  • 3. Op een vordering tot gebruiksvergoeding is de civiele rechter bevoegd binnen wiens rechtsgebied de onroerende zaak geheel of in hoofdzaak is gelegen.

  • 4. Artikel 10.1 is van overeenkomstige toepassing op dit artikel.

Toelichting

De gedoogplicht is bedoeld voor het aanleggen of wijzigen van werken die het algemeen belang dienen. De gedoogplicht en de bijbehorende schadevergoeding is ingevoerd in een tijd dat bij werken van algemeen belang vaak sprake was van Staatsbedrijven en beperkte commerciële belangen. In de loop van de tijd zijn meer activiteiten en werken onder de noemer algemeen belang geschaard, zijn Staatsbedrijven geprivatiseerd en zijn de commerciële belangen toegenomen, zeker met betrekking tot energie- en mijnbouwwerken. De indieners noemen in dit verband de aanleg van leidingen voor koelwater, voor een gasproductienet (niet te verwarren met gastransportnetten) en ten behoeve van zoutwinning. De indieners vinden het in dit licht gerechtvaardigd in gevallen waar, naast een algemeen belang, ook sprake is van sterke commerciële belangen niet alleen een schadevergoeding toe te kennen, maar ook een gebruiksvergoeding voor de eigenaar van de betreffende onroerende zaak (de rechthebbende). Een dergelijke gebruiksvergoeding geldt nu, op grond van de Mijnbouwwet, al voor mijnbouwwerken beneden de 100 meter.

De indieners stellen daarom in de eerste plaats voor om voor energie – en mijnbouwwerken die niet aangelegd worden door een netbeheerder als bedoeld in de Elektriciteits- en Gaswet of een netbeheerder van een warmtenet in de zin van de Warmtewet een gebruiksvergoeding te vereisen als een gedoogplicht opgelegd wordt. Netbeheerders en netbeheerders van een warmtenet worden hiervan uitgezonderd, omdat zij te maken hebben met tariefregulering, toezicht en publiek aandeelhouderschap.

De indieners stellen in de tweede plaats voor om ook een gebruiksvergoeding toe te kennen als sprake is van een gedoogplicht voor overige werken van algemeen belang (artikel 10.21), tenzij het gaat om een bestuursorgaan als initiatiefnemer. In dat laatste geval is geen sprake van commercieel gewin.

Van een gebruiksvergoeding kan alleen sprake zijn als die niet al is meegenomen bij de vaststelling van de schadevergoeding.

In het voorgestelde artikel 13.3e, tweede lid, is opgenomen dat bij ministeriele regeling regels worden gesteld over de toepassing van het voorgestelde artikel 13.3e, eerste lid, voor zover dit nodig is voor een goede uitvoering van het voorgestelde artikel 13.3e, eerste lid. De hoogte van de gebruiksvergoeding wordt vastgesteld middels de ministeriële regeling. Mogelijk kan aangesloten worden bij de wijze waarop de gebruiksvergoeding op grond van de Mijnbouwwet vastgesteld wordt.

Bisschop Ronnes