Gepubliceerd: 4 maart 2019
Indiener(s): Erik Ronnes (CDA), Paul Smeulders (GL)
Onderwerpen: ruimte en infrastructuur ruimtelijke ordening
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-34986-48.html
ID: 34986-48
Origineel: 34986-41
Wijzigingen: 34986-52

Nr. 48 GEWIJZIGD AMENDEMENT VAN DE LEDEN RONNES EN SMEULDERS TER VERVANGING VAN DAT GEDRUKT ONDER NR. 41

Ontvangen 4 maart 2019

De ondergetekenden stellen het volgende amendement voor:

I

In artikel 1.1, onderdeel ES, wordt in het voorgestelde artikel 15.7, eerste lid, «vijf procent» vervangen door «ten minste twee procent».

II

In artikel 2.44, onderdeel N, wordt in het voorgestelde artikel 8.31, vijfde lid, «in ieder geval vijf procent» vervangen door «ten minste twee procent».

III

In artikel 2.44a, onderdeel I, wordt in het voorgestelde artikel 8.31, vijfde lid, «in ieder geval vijf procent» vervangen door «ten minste twee procent».

Toelichting

Indieners willen met dit amendement bewerkstelligen dat het forfait niet verhoogd wordt maar gehandhaafd blijft op ten minste 2% en in alle gevallen die zijn genoemd in artikel 15.1 van het wetsvoorstel geldt. Indieners menen dat het invoeren van een standaardforfait van 5% zal leiden tot een aanzienlijke achteruitgang in de rechten van de benadeelde, omdat een te fors deel van de feitelijk geleden schade niet verhaald kan worden.

Indieners willen met dit amendement bereiken dat als er planschade wordt veroorzaakt dat conform de huidige wettelijke regeling voor ten minste 2% door de getroffene wordt gedragen. De regering stelt nu een drempel van 5% voor. Alleen de kosten boven die 5% worden dan vergoed.

Volgens deskundigen komt 80% van de claims voor planschade niet boven de door de regering gestelde drempel van 5% uit. Indieners wijzen erop dat onder de «oude» Wet op de Ruimtelijke Ordening alle planschade vergoed werd, omdat toen de overtuiging was dat het niet redelijk was dat iemand de vermogensschade door een overheidsbesluit zelf moest dragen. Als er indertijd gesproken werd over een drempel, dan was dat om bagatelschade te weren.

Indieners zien niet in waarom een burger de schade voor lief moet nemen als die schade het gevolg is van een overheidsbesluit. Die burger wordt bovendien onevenredig getroffen ten opzichte van andere inwoners.

Het gaat om permanente schade in de regel in de vorm van vermogensdaling en om daling van het woongenot; dit in tegenstelling tot de meeste andere situaties van nadeelcompensatie, zoals tijdelijke wegopbrekingen. Ook dat rechtvaardigt een andere behandeling. Het is wrang dat degene die de schade veroorzaakt alle profijt mag houden. De niet vergoede schade bij de een, is de extra winst van de ander.

Als een bouwproject planschade oplevert voor gemeentelijke eigendommen, kan de gemeente in een contract regelen dat die schade wel wordt gecompenseerd. De burger kan dat niet.

Als de drempel 5% wordt, zal de strijd tegen een project verharden. De omwonenden blijven immers met de schade zitten.

Door het verleggen van het aangrijpingspunt van plan naar omgevingsvergunning of activiteit wordt bovendien de schadevergoeding weggenomen voor de theoretische mogelijkheden van het plan.

Een omgevingsplan dat veel mogelijkheden biedt, bijvoorbeeld een globaal plan, kan tot hoge schade leiden voor omwonenden. Met een forfait van 5% zijn de risico’s aanzienlijk minder voor de overheid, maar groter voor de burger.

Indieners realiseren zich dat niet alle schade kan worden doorberekend aan de initiatiefnemer of projectontwikkelaar. De aanleg van wegen, dijken, bouwwerken en infrastructuur voor de energietransitie kan wel tot schade bij omwonenden leiden, die niet kan worden verhaald als de werken op de grond van de gemeente wordt aangelegd. Maar dat kan en mag geen reden zijn om dan de schade bij de burger te laten.

Indieners wijzen er voorts op dat dit amendement beleidsneutraal is in tegenstelling tot het wetsvoorstel dat met het vastzetten van het forfait op 5% een beleidsvernieuwing inhoudt. De huidige regel is ten minste 2% en deze wordt gehandhaafd. In de jurisprudentie is de laatste jaren de vaste lijn ontstaan dat in beginsel een forfait van 5% geldt, maar bij bijzondere omstandigheden een lager forfait geldt. Dit amendement geeft de praktijk de ruimte om deze lijn te blijven volgen.

Aangezien het huidige artikel 8.31, vijfde lid, van de Wet luchtvaart in het wetsvoorstel is aangepast in lijn met het forfait van 5% dat is opgenomen in artikel 15.7, eerste lid, van het wetsvoorstel regelt dit amendement dat het forfait van ten minste 2% ook geldt als het gaat om de schaderegeling die is opgenomen in het voorgestelde artikel in de Wet luchtvaart.

Ronnes Smeulders