Gepubliceerd: 13 juni 2018
Indiener(s): Wouter Koolmees (minister sociale zaken en werkgelegenheid) (D66)
Onderwerpen: organisatie en beleid werk
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-34967-2.html
ID: 34967-2

Nr. 2 VOORSTEL VAN WET

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is het recht op verlof van de partner van de moeder bij de geboorte van een kind uit te breiden teneinde de ontwikkeling van de band tussen hen te bevorderen en tevens de positie van vrouwen op de arbeidsmarkt te versterken en het adoptie- en pleegzorgverlof uit te breiden;

Zo is het dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

De Wet arbeid en zorg wordt als volgt gewijzigd:

A

In de artikelen 3:2, tweede lid, en 3:9, tweede lid, wordt «bedraagt ten hoogste vier aaneengesloten weken» vervangen door «bedraagt ten hoogste zes aaneengesloten weken».

B

Het opschrift van hoofdstuk 4 komt te luiden: Hoofdstuk 4. Kort verzuimverlof en geboorteverlof.

C

Artikel 4:2 komt te luiden:

Artikel 4:2 Geboorteverlof

  • 1. Na de bevalling van de echtgenote, de geregistreerde partner, de persoon met wie de werknemer ongehuwd samenwoont of degene van wie de werknemer het kind erkent, heeft de werknemer gedurende een tijdvak van vier weken, te rekenen vanaf de eerste dag na de bevalling, recht op geboorteverlof met behoud van loon van eenmaal de arbeidsduur per week.

  • 2. Indien de arbeidsovereenkomst of de publiekrechtelijke aanstelling wordt beëindigd voordat het geboorteverlof volledig is genoten, heeft de werknemer, indien hij een nieuwe arbeidsovereenkomst of publiekrechtelijke aanstelling aangaat, tegenover de nieuwe werkgever aanspraak op het verlof dat nog niet is opgenomen, met inachtneming van dit hoofdstuk.

  • 3. Indien de arbeidsovereenkomst of publiekrechtelijke aanstelling wordt beëindigd, is de werkgever verplicht aan de werknemer, op diens verzoek, een verklaring uit te reiken waaruit blijkt op hoeveel geboorteverlof de werknemer aanspraak heeft.

D

Na artikel 4:2 worden aan paragraaf 1 drie artikelen toegevoegd, luidende:

Artikel 4:2a Aanvullend geboorteverlof

  • 1. Nadat de werknemer het geboorteverlof, bedoeld in artikel 4:2, heeft opgenomen, heeft hij gedurende een tijdvak van zes maanden, te rekenen vanaf de eerste dag na de bevalling, recht op aanvullend geboorteverlof zonder behoud van loon.

  • 2. Het aanvullend geboorteverlof bedraagt ten hoogste vijf gehele weken gebaseerd op de arbeidsduur per week.

  • 3. Artikel 4:2, tweede en derde lid, is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 4:2b Recht op en hoogte van de uitkering tijdens het aanvullend geboorteverlof

  • 1. Op aanvraag van een werknemer als bedoeld in artikel 3:6, eerste lid, aanhef en onderdeel a, verstrekt het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen bij opname van het aanvullend geboorteverlof, bedoeld in artikel 4:2a, een uitkering aan die werknemer.

  • 2. De uitkering wordt over ten hoogste vijf gehele weken verstrekt.

  • 3. De uitkering bedraagt per dag 70% van het dagloon van de in het eerste lid bedoelde werknemer, doch ten hoogste 70% van het bedrag, bedoeld in artikel 17, eerste lid, van de Wet financiering sociale verzekeringen, met betrekking tot een loontijdvak van een dag.

  • 4. Het dagloon, bedoeld in het derde lid, wordt berekend aan de hand van 1/261 deel van het loon, bedoeld in hoofdstuk 3 van de Wet financiering sociale verzekeringen, dat de werknemer in de periode van een jaar, die eindigt op de laatste dag van het tweede aangiftetijdvak voorafgaande aan het aangiftetijdvak, waarin het recht op de uitkering is ontstaan, verdiende op grond van de arbeidsovereenkomst of de publiekrechtelijke aanstelling waaruit dat recht is ontstaan.

  • 5. Bij algemene maatregel van bestuur worden ten aanzien van de vaststelling en de herziening van het dagloon nadere en zo nodig afwijkende regels gesteld, onder meer over de vaststelling en de herziening van het dagloon wanneer de werknemer korter dan een jaar heeft gewerkt bij zijn werkgever.

  • 6. Op een op grond van dit artikel vastgesteld dagloon is artikel 16 van de Ziektewet van overeenkomstige toepassing.

Artikel 4:2c De aanvraag van de uitkering van het aanvullend geboorteverlof

  • 1. De werknemer, bedoeld in artikel 4:2b, eerste lid, die in aanmerking wenst te komen voor de in dat lid genoemde uitkering, doet de aanvraag daartoe door tussenkomst van de werkgever bij het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen door middel van een door dit instituut beschikbaar gesteld aanvraagformulier. De aanvraag wordt eenmalig ingediend in de periode die gelegen is tussen vier weken voor de eerste dag waarop het aanvullend geboorteverlof wordt opgenomen en vier weken na de laatste dag, waarop dat verlof is opgenomen.

  • 2. De uitkering wordt verstrekt voor zover het tijdvak, waarin er sprake was van het recht op uitkering, ligt in het jaar voorafgaand aan de datum van de aanvraag.

  • 3. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen kan controlevoorschriften vaststellen. Deze voorschriften mogen niet verder gaan dan strikt noodzakelijk is voor de juiste uitvoering van dit artikel of de artikelen 4:2a en 4:2b.

  • 4. De artikelen 3:14, 3:14a, 3:16, eerste tot en met derde lid, en 3:18, zesde tot en met achtste lid, zijn van overeenkomstige toepassing.

E

Artikel 4:3 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt «de artikelen 4:1 en 4:2» vervangen door «artikel 4:1».

2. Onder vernummering van het tweede lid tot zesde lid, worden vier leden ingevoegd, luidende:

  • 2. De werknemer meldt het voornemen om het verlof, bedoeld in de artikelen 4:2 of 4:2a, op te nemen ten minste vier weken voor het tijdstip van ingang van het verlof schriftelijk of elektronisch aan de werkgever onder opgave van de periode, het aantal gehele weken waarvoor hij verlof opneemt, of als de arbeidsduur over een ander tijdvak is overeengekomen waarover hij verlof opneemt over dat tijdvak, en de spreiding daarvan over de week of het anderszins overeengekomen tijdvak. Indien het niet mogelijk is de melding van het verlof tijdig te doen, meldt de werknemer het voornemen om het verlof op te nemen zo spoedig mogelijk aan de werkgever.

  • 3. De tijdstippen van ingang en einde van het in de artikelen 4:2 en 4:2a bedoelde verlof kunnen afhankelijk worden gesteld van de datum van de bevalling en ten aanzien van het verlof, bedoeld in artikel 4:2a, eveneens van het einde van het bevallingsverlof.

  • 4. De werkgever kan, na overleg met de werknemer, de door de werknemer gewenste wijze van invulling van het in artikel 4:2a bedoelde verlof op grond van een zwaarwegend bedrijfs- of dienstbelang wijzigen tot twee weken voor het tijdstip van ingang van het verlof.

  • 5. Indien toepassing wordt gegeven aan de artikelen 4:2, tweede lid, of 4:2a, derde lid, zijn het eerste tot en met vierde lid van overeenkomstige toepassing.

F

In artikel 4:4 wordt «de artikelen 4:1 en 4:2» vervangen door «de artikelen 4:1, 4:2 of 4:2a».

G

In artikel 4:6, tweede lid, wordt «het verlof, bedoeld in artikel 4:2» vervangen door «het verlof, bedoeld in de artikelen 4:2 of 4:2a».

H

Artikel 4:7 wordt als volgt gewijzigd:

1. Voor de bestaande tekst wordt de aanduiding «1.» geplaatst.

2. In het eerste lid wordt «en de artikelen 4:2 tot en met 4:6» vervangen door «en de artikelen 4:4 tot en met 4:6».

3. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 2. Van de artikelen 4:2 tot en met 4:3 kan niet ten nadele van een werknemer worden afgeweken.

I

Artikel 6:5, vierde lid, vervalt.

J

In hoofdstuk 6 wordt «§ 4. Overgangsrecht» vervangen door «§ 5. Overgangsrecht».

ARTIKEL II

In artikel 15, eerste lid, van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag wordt «hoofdstuk 3, afdeling 2, paragraaf 1, van de Wet arbeid en zorg» vervangen door «hoofdstuk 3, afdeling 2, paragraaf 1 of artikel 4:2b van de Wet arbeid en zorg».

ARTIKEL III

In artikel 58, tweede lid, onderdeel d, van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen, wordt «hoofdstuk 3, afdeling 2, paragraaf 1, van de Wet arbeid en zorg» vervangen door «hoofdstuk 3, afdeling 2, paragraaf 1, of artikel 4:2b van de Wet arbeid en zorg».

ARTIKEL IV

In artikel 17a, eerste lid, onderdeel d, van de Werkloosheidswet, wordt «hoofdstuk 3, afdeling 2, paragraaf 1, van de Wet arbeid en zorg» vervangen door «hoofdstuk 3, afdeling 2, paragraaf 1, of artikel 4:2b van de Wet arbeid en zorg».

ARTIKEL V

Titel 10 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek wordt als volgt gewijzigd:

A

Aan artikel 635, eerste lid, wordt, onder vervanging van de punt door een puntkomma aan het slot van onderdeel f, een onderdeel toegevoegd, luidende:

  • g. hij een uitkering op grond van artikel 4:2b van de Wet arbeid en zorg geniet.

B

In artikel 670, zevende lid, wordt na «artikel 3:2 van de Wet arbeid en zorg,» ingevoegd «zijn recht op geboorteverlof of aanvullend geboorteverlof als bedoeld in artikel 4:2 of artikel 4:2a van de Wet arbeid en zorg,».

ARTIKEL VI

Artikel 115, eerste lid, onder c, van de Wet financiering sociale verzekeringen komt te luiden:

  • c. de op grond van artikel 3:1a, hoofdstuk 3, afdeling 2, en artikel 4.2b van de Wet arbeid en zorg te betalen vergoedingen en uitkeringen;.

ARTIKEL VII

In artikel 8c van de Ziektewet wordt onder vervanging van de punt door een puntkomma aan het slot van onderdeel b, een onderdeel toegevoegd, luidende:

  • c. de werknemer, bedoeld in artikel 3:6, eerste lid, onderdeel a, van de Wet arbeid en zorg aan wie een uitkering wordt betaald op grond van hoofdstuk 4, paragraaf 1.

ARTIKEL VIII

Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid zendt binnen vijf jaar na de inwerkingtreding van artikel I, onderdeel D, van deze wet aan de Staten-Generaal een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van deze wet in de praktijk.

ARTIKEL IX

  • 1. De uitbreiding van het recht op verlof in verband met adoptie of het opnemen van een pleegkind, bedoeld in artikel I, onderdeel A, van deze wet, is van toepassing, indien de feitelijke opneming ter adoptie of als pleegkind heeft plaatsgevonden op of na de datum van inwerkingtreding van genoemd onderdeel.

  • 2. Artikel I, onderdeel C, van deze wet is van toepassing, indien de bevalling heeft plaatsgevonden op of na de datum van inwerkingtreding van genoemd onderdeel.

  • 3. Artikel I, onderdeel D, van deze wet, is van toepassing, indien de bevalling heeft plaatsgevonden op of na de datum van inwerkingtreding van genoemd onderdeel.

  • 4. Artikel 4:7 van de Wet arbeid en zorg, zoals dat artikel luidde op de dag voor de datum van inwerkingtreding van artikel I, onderdeel H, van deze wet, blijft van toepassing op een op die dag geldende collectieve arbeidsovereenkomst, regeling door of namens een daartoe bevoegd bestuursorgaan of schriftelijke overeenstemming als bedoeld in artikel 4:7 waarin ten nadele van de werknemer is afgeweken van de artikelen 4:2 of 4:3, zoals dat artikel luidde op eerder genoemde dag, voor de looptijd van de collectieve arbeidsovereenkomst, regeling door of namens een daartoe bevoegd bestuursorgaan of schriftelijke overeenstemming, maar ten hoogste gedurende zes maanden na de datum van inwerkingtreding van genoemd onderdeel.

ARTIKEL X

Deze wet wordt aangehaald als: Wet invoering extra geboorteverlof.

ARTIKEL XI

Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,