Kamerstuk 34892-3

Begrotingstoelichting bij de Raming der voor de Tweede Kamer in 2019 benodigde uitgaven, alsmede aanwijzing en raming van de ontvangsten

Dossier: Raming der voor de Tweede Kamer in 2019 benodigde uitgaven, alsmede aanwijzing en raming van de ontvangsten

Gepubliceerd: 23 februari 2018
Indiener(s): Khadija Arib (PvdA)
Onderwerpen: begroting financiƫn
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-34892-3.html
ID: 34892-3

Nr. 3 BEGROTINGSTOELICHTING (UITGAVEN EN ONTVANGSTEN)

1. Algemeen

a. Algemene uitgangspunten

Tussen de Eerste en Tweede Kamer en de regering zijn afspraken gemaakt over het financieel beheer (bijlage bij Kamerstuk 29 833, nr. 17).

Afwijking door de regering in de ontwerp rijksbegroting van de door de beide Kamers opgestelde Ramingen kan in beginsel niet aan de orde zijn, tenzij hiervoor een evident zwaarwegende reden bestaat.

Voorafgaand aan het vastleggen van deze afspraken is het begrip «evident zwaarwegende reden» nader toegelicht door de Minister van Financiën tijdens de behandeling van de wijziging van de Comptabiliteitswet in de Eerste Kamer (Kamerstuk 29 833, C):

«In het licht van het met de Tweede Kamer gevoerde plenaire debat over het onderhavige wetsvoorstel heeft het kabinet besloten om algemene efficiencytaakstellingen voortaan niet meer door te vertalen naar de begrotingen van de beide kamers. De aangehaalde, eerdere opmerking van de regering waaraan wordt gerefereerd, moet thans zo worden geïnterpreteerd dat zowel een toets op passendheid in het budgettaire beleid als een toets op doelmatigheid, waarbij ook naar de kostenonderbouwing wordt gekeken, slechts op zeer marginale wijze zullen plaatsvinden.»

Uitgangspunt daarbij is dat de Eerste en Tweede Kamer in eerste instantie zelf verantwoordelijk zijn voor het financiële beheer en dat de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties zich strikt beperkt tot de verantwoordelijkheden die voortvloeien uit de Comptabiliteitswet 2016.

Controle achteraf is daarbij een instrument om te beoordelen of beide Kamers bij hun financieel beheer binnen de grenzen blijven die de Comptabiliteitswet stelt. Daartoe worden de administraties van beide Kamers jaarlijks gecontroleerd door de Rijksauditdienst en vindt periodiek overleg plaats met deze dienst.

b. Financiële uitgangspunten

Het uitgangspunt voor de Raming 2019 is het meerjarencijfer voor dat jaar zoals opgenomen in hoofdstuk IIA van de rijksbegroting voor 2018 met betrekking tot de bovengenoemde artikelen (Kamerstuk 34 775 IIA).

De mutaties naar aanleiding van de Voorjaarsnota 2018 hebben betrekking op het jaar 2018 (kasschuif ad € 1,4 mln) en op de jaren 2018 en 2019 (verhoging met € 1,5 mln voor informatiebeveiliging) en € 0,9 mln vanaf 2018 structureel voor cultuur (bezoeken van scholieren aan de Tweede Kamer). Dekking voor verhoging voor informatiebeveiliging wordt gevonden binnen de begroting van Ministerie van Financiën. De dekking van de extra inspanningen voor bezoeken van scholieren aan de Tweede Kamer wordt gevonden binnen de begroting van OC&W.

De afronding van de Rijksbegroting is later dan de behandeling van de Raming in de Kamer. Uit deze afronding kunnen nog generieke mutaties voor de Raming voortvloeien, die vanzelfsprekend nog niet zijn verwerkt.

c. Opbouw

De Raming van de uitgaven en ontvangsten van de Tweede Kamer keert terug in drie artikelen van

hoofdstuk IIA (Staten-Generaal) van de Rijksbegroting:

  • artikel 2: Uitgaven ten behoeve van leden en oud-leden Tweede Kamer, alsmede leden van het Europees Parlement

  • artikel 3: Wetgeving en controle Tweede Kamer

    Mede-wetgeving en controle van de regering zijn de kerntaken van de Kamer. Onder dit artikel vallen alle apparaatsuitgaven ofwel alle kosten van de ambtelijke organisatie en van de fractieorganisaties, de uitgaven voor onderzoek en kennisverkrijging, de kosten van publicaties, de reiskosten van commissiedelegaties naar het buitenland, alsmede de bijdrage van de Tweede Kamer aan de kosten van ProDemos.

  • artikel 4: Wetgeving en controle Eerste en Tweede Kamer

    Onder dit artikel vallen alle uitgaven ten behoeve van de deelname van de gemengde delegaties uit beide Kamers naar de interparlementaire organen.

Bij elk artikel zullen de algemene doelstelling, de geraamde uitgaven en ontvangsten alsmede enkele kengetallen worden gepresenteerd. In een afzonderlijke bijlage, de Staat van de Kamer 2017, zijn prestatiegegevens over 2017 opgenomen1.

De meer specifieke doelstellingen en bedrijfsvoeringsaspecten zijn niet per artikel in deze toelichting opgenomen, maar alle vermeld in de uitvoerige begeleidende brief (Kamerstuk 34 892, nr. 1).

In de budgetverdelingstabellen wordt geen onderscheid gemaakt tussen reeds aangegane verplichtingen en vrije beleidsruimte. Bij de Tweede Kamer zijn de verschillende budgetten te beschouwen als apparaatskosten en is de vrij beïnvloedbare ruimte beperkt.

Vanwege de bijzondere positie van de Staten-Generaal wijkt deze presentatie op deze punten af van de in de Rijksbegrotingvoorschriften (Rbv) voorgeschreven sjablonen en richtlijnen.

2. Artikel 2: Uitgaven ten behoeve van leden en oud-leden Tweede Kamer, alsmede leden van het Europees Parlement

Onder dit artikel worden rechtspositionele uitgaven aan leden en oud-leden van de Tweede Kamer, alsmede hun nagelaten betrekkingen, evenals de schadeloosstelling aan de Nederlandse leden van het Europees Parlement geraamd2.

De Tweede Kamer draagt ingevolge de Wet schadeloosstelling leden Tweede Kamer (Stb. 1997, nr. 250), de Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers (Stb. 1969, nr. 594) en de Wet schadeloosstelling leden Europees Parlement (Stb. 1979, nr. 379) zorg voor de uitgaven ten behoeve van:

  • schadeloosstelling van de leden van de Tweede Kamer (artikel 2.1);

  • de reis- en overige kostenvergoedingen van de leden van de Tweede Kamer (artikel 2.1);

  • de wachtgelden van oud-leden van de Tweede Kamer (artikel 2.2);

  • de pensioenen van oud-leden van de Tweede Kamer en hun nabestaanden (artikel 2.2);

  • de schadeloosstelling van de Nederlandse leden van het Europees Parlement (die niet door het Europees Parlement betaald worden) (artikel 2.3).

Het betreft de volgende aantallen gerechtigden:

Tabel 1: aantallen gerechtigden pensioenen en wachtgelden oud-leden

Aantallen deelgerechtigden

2013

2014

2015

2016

2017

Pensioenen oud-leden

452

455

460

455

448

Wachtgelden oud-leden

66

55

36

15

69

Totaal

518

510

496

470

517

De uitgaven bedragen

Tabel 2: budgettaire gevolgen (x € 1.000,-)

Artikel 2: Uitgaven ten behoeve van leden en oud-leden Tweede Kamer (in € 1.000)

2018

2019

2020

2021

2022

2023

2: Uitgaven t.b.v. leden en oud-leden Tweede Kamer, alsmede leden van het Europees Parlement

           

Verplichtingen

31.346

30.824

30.824

32.324

31.332

30.832

Uitgaven

31.346

30.824

30.824

32.324

31.332

30.832

1. schadeloosstelling

20.438

20.440

20.440

20.440

20.441

20.441

2. pensioenen en wachtgelden

10.802

10.278

10.278

11.778

10.785

10.285

– Pensioenen

6.200

6.200

6.200

6.500

6.400

6.200

– wachtgelden

4.602

4.078

4.078

5.278

4.385

4.085

3. schadeloosstelling Europarlementariërs

106

106

106

106

106

106

Ontvangsten

86

86

86

86

86

86

In onderstaand overzicht zijn, als kengetallen, de gerealiseerde uitgaven en gemiddelden van de artikelonderdelen opgenomen voor de jaren 2015–2017 en prognoses voor 2018 en 2019.

Tabel 3: gemiddelde uitgaven per lid

Artikel 2: Uitgaven ten behoeve van leden en oud-leden Tweede Kamer (in € 1.000)

2015

2016

2017

2018

2019

2.1. schadeloosstelling

19.304

20.129

19.545

20.438

20.440

gemiddeld per lid TK

129

134

130

136

136

Eindheffing

 

2.454

2.635

   

2.2. pensioenen en wachtgelden1

8.775

8.606

11.296

10.802

10.278

– pensioenen

6.685

7.300

6.144

6.200

6.200

– wachtgelden

2.090

1.306

5.152

4.602

4.078

2.3. schadeloosstelling leden Europees Parlement

99

103

103

106

106

– totaal 1, 2 en 3

28.178

31.292

33.579

31.346

30.824

X Noot
1

De verdeling tussen pensioenen en wachtgelden van de oud-leden is pas achteraf exact vast te stellen. Deze verdeling is afhankelijk van het aantal gepensioneerde oud-leden en oud-leden met een wachtgeldregeling. Ook speelt de verhouding tussen deze twee aantallen een rol voor de toedeling van de apparaatskosten. Daarnaast is voor de komende jaren geen voorspelling te doen (verkiezingsjaar!) over de daling van het aantal wachtgelders en het beroep op de outplacementregeling.

3. Artikel 3: Wetgeving en controle Tweede Kamer

Onder dit artikel wordt het grootste deel van de apparaatsuitgaven ten behoeve van de uitvoering van de grondwettelijke taken van de Tweede Kamer geraamd, te weten medewetgeving en controle van de regering.

De ambtelijke organisatie ondersteunt de Tweede Kamer bij haar taken, waarborgt de continuïteit en kwaliteit, en maakt het werk van de Kamer toegankelijk en inzichtelijk voor de samenleving.

Zoals boven opgemerkt (paragraaf 2c) worden alle beleidsdoelstellingen alsmede de specifieke doelstellingen voor 2019 uitvoerig toegelicht in de begeleidende brief (Kamerstuk 34 892, nr. 1).

De uitgangspositie voor dit artikel is het meerjarencijfer 2019 bezien vanuit de ontwerpbegroting 2018 aangevuld met (structurele doorwerking van) de mutaties naar aanleiding van de Voorjaarsnota 2018. De Tweede Kamer heeft «Voorjaarsnotamutaties» (suppletoire begrotingswijziging bij gelegenheid van de Voorjaarsnota 2018) aangemeld bij het Ministerie van BZK. Het gaat hierbij om:

(bedragen x € 1.000,-)

  • artikel 3.1 Apparaat (2018): een kasschuif van 1.400;

  • artikel 3.1 Apparaat (2018 en 2019): informatiebeveiliging 1.500 en vanaf 2018 structureel cultuur 0.900.

Beide uitgavenposten vloeien voort uit de beleidsdoelstellingen van het kabinet waarmee de Kamer heeft ingestemd, te weten een intensivering van de maatregelen op het vlak van informatiebeveiliging en het streven om elke Nederlander vóór zijn achttiende levensjaar een bezoek te hebben laten brengen aan het Binnenhof.

Bij gelegenheid van de Najaarsnota 2017 is de begroting van de Tweede Kamer verlaagd met een kasschuif. Bij gelegenheid van de Voorjaarsnota 2018 wordt dit bedrag weer toegevoegd aan de begroting van de Tweede Kamer.

Tabel 4 Budgettaire gevolgen van beleid

Artikel 3: Wetgeving en controle Tweede Kamer (in € 1.000)

2018

2019

2020

2021

2022

2023

Uitgaven

104.618

102.183

100.688

103.918

101.937

100.937

3.1: apparaat

71.348

69.963

68.468

68.698

68.699

68.699

3.2: kennis en onderzoek

2.226

2.225

2.225

2.225

2.225

2.225

3.3: publicatie officiële documenten

1.803

1.803

1.803

1.803

1.803

1.803

3.4: fractiekosten

26.868

25.819

25.819

28.819

26.836

25.836

3.5: uitzending leden

435

435

435

435

435

435

3.6: parlementaire enquêtes

         

3.7: bijdrage ProDemos

1.938

1.938

1.938

1.938

1.939

1.939

Ontvangsten

3.966

3.966

3.966

3.966

3.966

3.966

Kengetallen zijn opgenomen in de Staat van de Tweede Kamer 20173.

4. Artikel 4: Wetgeving en controle Eerste en Tweede Kamer

Onder dit artikel zijn de uitgaven geraamd ten behoeve van gezamenlijke activiteiten van Eerste en Tweede Kamer, te weten deelname aan activiteiten van interparlementaire organen.

Tabel 5: budgettaire gevolgen van beleid

Artikel 4: Wetgeving en controle Eerste en Tweede Kamer (in € 1.000)

2018

2019

2020

2021

2022

2023

Verplichtingen

1.479

1.479

1.479

1.479

1.479

1.479

Uitgaven

1.479

1.479

1.479

1.479

1.479

1.479

3. interparlementaire betrekkingen

1.479

1.479

1.479

1.479

1.479

1.479

Ontvangsten

23

23

23

23

23

23

Het betreft de volgende uitgavenposten:

  • uitzending van Kamerleden naar internationale organisaties;

  • aandeel van Nederland in de kosten van interparlementaire organen;

  • contacten tussen de (voormalige) parlementen van het Koninkrijk;

  • ontvangst van buitenlandse parlementsleden en delegaties van internationale organisaties;

  • de activiteiten van de Nederlandse groep van de Interparlementaire Unie (IPU).

In onderstaand overzicht zijn, als kengetallen, in meerjarig perspectief (2012–2016) de uitgaven met betrekking tot dit artikel opgenomen. Voorts zijn, afgeleid hiervan, gemiddelden per Kamerzetel (van Eerste en Tweede Kamer) opgenomen.

Tabel 6: gemiddelde uitgaven per lid

Artikel 4: Wetgeving en controle Eerste en Tweede Kamer (in € 1.000)

2013

2014

2015

2016

2017

Interparlementaire betrekkingen

1.384

1.799

1.357

1.070

1.007

totaal artikel 4

1.384

1.7991

1.357

1.070

1.007

gemiddeld per zetel (225)

6

8

6

5

4

X Noot
1

De hogere uitgaven in 2013 en 2014 houden verband met de (voorbereidingen van) de organisatie door Nederland van de Parlementaire Assemblee van de NATO in november 2014 te Den Haag.

Risico’s

De tijdelijke huisvesting op de Bezuidenhoutseweg brengt een mogelijk risico mee. Het gebouw dient aangepast te worden aan de functionaliteiten van een Parlement. Hier kunnen mogelijk aanvullende investeringen uit voortvloeien waarin de planfase geen of onvoldoende rekening mee is gehouden.