Gepubliceerd: 14 december 2017
Indiener(s): Pia Dijkstra (D66)
Onderwerpen: begroting financiƫn
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-34845-V-3.html
ID: 34845-V-3

Nr. 3 VERSLAG HOUDENDE EEN LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN

Vastgesteld 18 december 2017

De vaste commissie voor Buitenlandse Zaken, belast met het voorbereidend onderzoek van dit voorstel van wet, heeft de eer verslag uit te brengen in de vorm van een lijst van vragen met de daarop gegeven antwoorden.

De vragen zijn op 8 december 2017 voorgelegd aan de Minister van Buitenlandse Zaken. Bij brief van 14 december 2017 zijn ze door de Minister van Buitenlandse Zaken beantwoord.

Met de vaststelling van het verslag acht de commissie de openbare behandeling van het wetsvoorstel voldoende voorbereid.

De voorzitter van de commissie, Pia Dijkstra

De griffier van de commissie, Van Toor

1

Hoeveel geld wordt in 2017 in totaal besteed aan de opvang van vluchtelingen in de regio?

Antwoord:

Het budget voor vluchtelingenopvang in de regio is voor 2017 vastgesteld op EUR 62 miljoen (artikel 4.3 van de tweede suppletoire begroting van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking). Daarnaast is een bijdrage van circa EUR 2,5 miljoen voorzien voor activiteiten die bijdragen aan opvang in de regio vanuit het Stabiliteitsfonds (artikel 2.4) en het Shiraka-programma (artikel 2.5) vanuit de tweede suppletoire begroting van Buitenlandse Zaken.

2

Hoeveel geld wordt in 2017 in totaal besteed aan noodhulp?

Antwoord:

Het budget voor noodhulp is voor 2017 vastgesteld op EUR 406 miljoen (artikel 4.1 humanitaire hulp en artikel 4.4 noodhulpfonds van de tweede suppletoire begroting voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking).

3

Hoeveel geld wordt in 2017 in totaal besteed aan militaire missies?

Antwoord:

Het is de verwachting dat er in 2017 in totaal EUR 214,5 miljoen zal worden besteed aan militaire missies. Dit wordt betaald uit het Budget Internationale Veiligheid (BIV) op de begroting van het Ministerie van Defensie (zie tweede suppletoire begroting van het Ministerie van Defensie).

4

Kunt u een overzicht geven van de jaarlijkse bijdrage van Nederland aan de EU vanaf 2007?

Antwoord:

Bijgaand treft u een overzicht aan van de Nederlandse bruto afdrachten aan de EU vanaf 2007:

Bedragen x EUR 1.000
 

BNI

BTW

Landbouwheffingen en invoerrechten

Totale EU afdracht

2007

3.332.580,00

1.028.752,00

2.497.293,00

6.858.625,00

2008

3.691.341,00

992.487,00

2.710.840,00

7.394.668,00

2009

3.320.791,00

375.092,00

2.294.789,00

5.990.672,00

2010

3.433.086,00

257.245,00

2.331.768,00

6.022.099,00

2011

3.644.179,00

341.056,00

2.581.435,00

6.566.670,00

2012

3.643.316,00

308.482,00

2.541.714,00

6.493.512,00

2013

4.593.513,00

320.711,00

2.410.763,00

7.324.987,00

2014

5.748.318,00

865.790,00

2.641.662,00

9.255.770,00

2015

5.088.571,00

888.839,00

2.918.861,00

8.896.271,00

2016

4.791.656,00

893.211,00

2.965.178,00

8.650.045,00

5

Kunt u een overzicht geven van de jaarlijkse bijdrage van andere EU-lidstaten aan de EU vanaf 2007?

Antwoord:

Zoals opgenomen in het Financial Report van de Europese Commissie 2016 zijn de gegevens van de EU-landen publiekelijk beschikbaar. In 2013 is Kroatië tot de EU toegetreden en daarom wordt de bijdrage ook pas vanaf dat jaar gerapporteerd.

De jaarlijkse cijfers van de Europese Commissie over de afdrachten aan de Europese begroting verschillen van de Nederlandse verantwoording. Dit komt omdat de Europese Commissie alleen de maandelijkse afdrachten presenteert, terwijl in de Nederlandse verantwoording alle kasbetalingen in het jaar worden meegenomen. Verschillen ontstaan bijvoorbeeld doordat in de Nederlandse verantwoording ook de betalingen en/of teruggaven van de jaarlijkse nacalculatie worden meegenomen of vanwege de onderlinge verrekeningen tussen lidstaten voor andere lidstaten geïnde douaneheffingen (tussen lidstaten onderling).

Bedragen x EUR 1.000
 

België

Bulgarije

Tsjechië

Denemarken

Duitsland

Estland

Ierland

2007

4.463,9

297,7

1.196,3

2.284,3

20.868,3

180,3

1.626,9

2008

4.743,6

374,1

1.438,0

2.379,5

21.320,6

166,3

1.627,6

2009

4.456,8

372,2

1.302,8

2.347,3

22.246,3

149,8

1.442,0

2010

4.783,2

352,6

1.497,7

2.380,5

23.772,6

142,4

1.394,3

2011

4.926,5

395,2

1.682,5

2.448,3

23.127,1

158,6

1.338,7

2012

5.243,6

416,9

1.594,0

2.697,5

26.213,8

175,7

1.439,2

 

Griekenland

Spanje

Frankrijk

Italië

Cyprus

Letland

 

2007

3.071,1

10.094,7

17.463,1

14.463,3

174,0

203,7

 

2008

2.402,9

10.302,1

18.647,0

15.654,8

185,0

222,7

 

2009

2.298,6

10.577,3

18.996,9

14.468,6

190,6

203,7

 

2010

2.310,1

10.095,4

19.580,8

15.332,4

184,5

175,0

 

2011

1.903,0

11.046,3

19.617,2

16.078,0

184,8

182,3

 

2012

1.804,5

10.746,5

21.296,2

16.543,6

185,2

229,1

 
 

Litouwen

Luxemburg

Hongarije

Malta

Oostenrijk

Polen

Portugal

2007

277,9

303,3

896,4

58,3

2.201,4

2.880,2

1.499,0

2008

339,0

268,7

978,4

61,8

2.180,1

3.578,8

1.516,2

2009

305,5

269,8

851,4

61,3

2.346,8

2.956,1

1.547,6

2010

269,1

261,2

955,0

61,2

2.626,9

3.656,8

1.847,9

2011

302,0

293,1

937,4

66,5

2.688,7

3.580,4

1.734,4

2012

342,7

276,4

928,4

68,6

2.942,2

3.908,3

1.765,5

 

Roemenië

Slovenië

Slowakije

Finland

Zweden

Verenigd Koninkrijk

 

2007

1.121,3

367,3

533,0

1.678,0

2.562,3

13.952,6

 

2008

1.258,7

419,6

613,9

1.771,8

2.868,0

10.255,8

 

2009

1.269,4

408,7

678,8

1.703,6

2.563,3

9.446,1

 

2010

1.143,1

386,6

647,3

1.702,2

3.243,1

14.659,4

 

2011

1.225,9

401,1

693,7

1.955,2

3.333,6

13.825,2

 

2012

1.457,1

398,5

742,8

2.001,9

3.754,1

16.177,5

 
 

België

Bulgarije

Tsjechië

Denemarken

Duitsland

Estland

Ierland

2013

5.290,8

477,6

1.616,6

2.899,4

29.376,2

211,9

1.731,2

2014

5.407,8

468,6

1.561,0

2.443,5

28.191,6

204,9

1.741,0

2015

5.675,9

488,9

1.608,9

2.437,6

27.080,2

213,1

1.919,6

2016

5.681,8

453,8

1.612,3

2.539,0

27.423,1

210,1

1.959,8

 

Griekenland

Spanje

Frankrijk

Kroatië

Italië

Cyprus

Letland

2013

1.906,4

11.368,7

23.291,6

238,2

17.167,9

184,8

269,0

2014

1.973,3

11.315,7

21.465,1

435,0

16.203,8

164,4

272,4

2015

1.380,4

10.329,3

21.172,8

405,1

16.492,9

236,3

239,9

2016

1.667,5

11.075,7

21.112,5

437,4

15.727,9

173,0

252,8

 

Litouwen

Luxemburg

Hongarije

Malta

Oostenrijk

Polen

Portugal

2013

404,8

321,8

1.011,1

86,4

3.191,4

4.214,4

1.793,0

2014

391,1

248,4

1.020,7

77,6

2.956,6

4.020,0

1.784,7

2015

395,4

369,1

1.093,7

105,2

2.819,5

4.326,8

1.686,7

2016

396,8

330,9

1.066,6

92,6

2.976,6

4.144,6

1.725,8

 

Roemenië

Slovenië

Slowakije

Finland

Zweden

Verenigd Koninkrijk

 

2013

1.474,3

425,6

799,3

2.159,1

4.211,5

17.068,4

 

2014

1.474,6

395,5

736,5

1.968,0

3.973,9

14.590,3

 

2015

1.463,6

414,9

713,8

1.923,0

3.704,3

21.592,2

 

2016

1.537,4

405,3

745,5

1.961,8

3.825,7

15.920,7

 

6

Kunt u een overzicht geven van de economische groei per EU-lidstaat vanaf 2007?

7

Kunt u een overzicht geven van het gemiddelde begrotingstekort per lidstaat in de EU vanaf 2007?

8

Kunt u een overzicht geven van de gemiddelde staatsschuld per lidstaat in de EU vanaf 2007?

Antwoord op vragen 6, 7 en 8:

Financiële en economische gegevens van EU-landen zijn publiekelijk beschikbaar in de database van Eurostat1. Daarnaast publiceert de Europese Commissie drie keer per jaar een raming van belangrijke economische cijfers per EU-lidstaat.2

Hieronder vindt u een overzicht de meest recente cijfers van de economische groei, het begrotingssaldo en de staatsschuld van EU-lidstaten van de afgelopen tien jaar (inclusief gemiddelde).

Economische groei (in % bbp, bron: Eurostat1)
 

2007

2008

2009

2010

2011

België

3,4

0,8

-2,3

2,7

1,8

Bulgarije

7,3

6,0

-3,6

1,3

1,9

Tsjechië

5,6

2,7

-4,8

2,3

1,8

Denemarken

0,9

-0,5

-4,9

1,9

1,3

Duitsland

3,3

1,1

-5,6

4,1

3,7

Estland

7,7

-5,4

-14,7

2,3

7,6

Ierland

5,2

-3,9

-4,6

1,8

3,0

Griekenland

3,3

-0,3

-4,3

-5,5

-9,1

Spanje

3,8

1,1

-3,6

0,0

-1,0

Frankrijk

2,4

0,2

-2,9

2,0

2,1

Kroatië

5,2

2,1

-7,4

-1,4

-0,3

Italië

1,5

-1,1

-5,5

1,7

0,6

Cyprus

4,8

3,9

-1,8

1,3

0,3

Letland

10,0

-3,5

-14,4

-3,9

6,4

Litouwen

11,1

2,6

-14,8

1,6

6,0

Luxemburg

8,4

-1,3

-4,4

4,9

2,5

Hongarije

0,4

0,9

-6,6

0,7

1,7

Malta

4,0

3,3

-2,5

3,5

1,4

Nederland

3,7

1,7

-3,8

1,4

1,7

Oostenrijk

3,7

1,5

-3,8

1,8

2,9

Polen

7,0

4,2

2,8

3,6

5,0

Portugal

2,5

0,2

-3,0

1,9

-1,8

Roemenië

6,9

8,5

-7,1

-0,8

1,1

Slovenië

6,9

3,3

-7,8

1,2

0,6

Slowakije

10,8

5,6

-5,4

5,0

2,8

Finland

5,2

0,7

-8,3

3,0

2,6

Zweden

3,4

-0,6

-5,2

6,0

2,7

Verenigd Koninkrijk

2,4

-0,5

-4,2

1,7

1,5

X Noot
1

Bron Eurostat: %-point change on previous period, gdp at market prices (laatste update 8 december 2017).

 

2012

2013

2014

2015

2016

België

0,2

0,2

1,4

1,4

1,5

Bulgarije

0,0

0,9

1,3

3,6

3,9

Tsjechië

-0,8

-0,5

2,7

5,3

2,6

Denemarken

0,2

0,9

1,6

1,6

2,0

Duitsland

0,5

0,5

1,9

1,7

1,9

Estland

4,3

1,9

2,9

1,7

2,1

Ierland

0,0

1,6

8,3

25,6

5,1

Griekenland

-7,3

-3,2

0,7

-0,3

-0,2

Spanje

-2,9

-1,7

1,4

3,4

3,3

Frankrijk

0,2

0,6

0,9

1,1

1,2

Kroatië

-2,2

-0,6

-0,1

2,3

3,2

Italië

-2,8

-1,7

0,1

1,0

0,9

Cyprus

-3,1

-5,9

-1,4

2,0

3,0

Letland

4,0

2,6

1,9

2,8

2,1

Litouwen

3,8

3,5

3,5

2,0

2,3

Luxemburg

-0,4

3,7

5,8

2,9

3,1

Hongarije

-1,6

2,1

4,2

3,4

2,2

Malta

2,6

4,6

8,2

7,2

5,5

Nederland

-1,1

-0,2

1,4

2,3

2,2

Oostenrijk

0,7

0,0

0,8

1,1

1,5

Polen

1,6

1,4

3,3

3,8

2,9

Portugal

-4,0

-1,1

0,9

1,8

1,5

Roemenië

0,6

3,5

3,1

4,0

4,6

Slovenië

-2,7

-1,1

3,0

2,3

3,1

Slowakije

1,7

1,5

2,8

3,9

3,3

Finland

-1,4

-0,8

-0,6

0,0

1,9

Zweden

-0,3

1,2

2,6

4,5

3,2

Verenigd Koninkrijk

1,5

2,1

3,1

2,3

1,8

Begrotingssaldo (in % bbp, bron Eurostat1)
 

2007

2008

2009

2010

2011

België

0,1

-1,1

-5,4

-4,0

-4,1

Bulgarije

1,1

1,6

-4,1

-3,1

-2,0

Tsjechië

-0,7

-2,0

-5,5

-4,2

-2,7

Denemarken

5,0

3,2

-2,8

-2,7

-2,1

Duitsland

0,2

-0,2

-3,2

-4,2

-1,0

Estland

2,7

-2,7

-2,2

0,2

1,2

Ierland

0,3

-7,0

-13,8

-32,1

-12,7

Griekenland

-6,7

-10,2

-15,1

-11,2

-10,3

Spanje

1,9

-4,4

-11,0

-9,4

-9,6

Frankrijk

-2,5

-3,2

-7,2

-6,8

-5,1

Kroatië

-2,4

-2,8

-6,0

-6,5

-7,8

Italië

-1,5

-2,7

-5,3

-4,2

-3,7

Cyprus

3,2

0,9

-5,4

-4,7

-5,7

Letland

-0,5

-4,2

-9,1

-8,7

-4,3

Litouwen

-0,8

-3,1

-9,1

-6,9

-8,9

Luxemburg

4,2

3,3

-0,7

-0,7

0,5

Hongarije

-5,0

-3,7

-4,5

-4,5

-5,4

Malta

-2,1

-4,2

-3,2

-2,4

-2,4

Nederland

0,2

0,2

-5,4

-5,0

-4,3

Oostenrijk

-1,4

-1,5

-5,3

-4,4

-2,6

Polen

-1,9

-3,6

-7,3

-7,3

-4,8

Portugal

-3,0

-3,8

-9,8

-11,2

-7,4

Roemenië

-2,8

-5,5

-9,5

-6,9

-5,4

Slovenië

-0,1

-1,4

-5,8

-5,6

-6,7

Slowakije

-1,9

-2,4

-7,8

-7,5

-4,3

Finland

5,1

4,2

-2,5

-2,6

-1,0

Zweden

3,4

1,9

-0,7

0,0

-0,2

Verenigd Koninkrijk

-2,6

-5,2

-10,1

-9,4

-7,5

X Noot
1

Bron Eurostat: net lending/net borrowing (laatste update 24 oktober 2017).

 

2012

2013

2014

2015

2016

GEM1

België

-4,2

-3,1

-3,1

-2,5

-2,5

-3,0

Bulgarije

-0,3

-0,4

-5,5

-1,6

0,0

-1,4

Tsjechië

-3,9

-1,2

-1,9

-0,6

0,7

-2,2

Denemarken

-3,5

-1,2

1,1

-1,8

-0,6

-0,5

Duitsland

0,0

-0,1

0,3

0,6

0,8

-0,7

Estland

-0,3

-0,2

0,7

0,1

-0,3

-0,1

Ierland

-8,0

-6,1

-3,6

-1,9

-0,7

-8,6

Griekenland

-8,9

-13,2

-3,6

-5,7

0,5

-8,4

Spanje

-10,5

-7,0

-6,0

-5,3

-4,5

-6,6

Frankrijk

-4,8

-4,1

-3,9

-3,6

-3,4

-4,5

Kroatië

-5,2

-5,3

-5,1

-3,3

-0,9

-4,5

Italië

-2,9

-2,9

-3,0

-2,6

-2,5

-3,1

Cyprus

-5,6

-5,1

-8,8

-1,2

0,5

-3,2

Letland

-1,2

-1,0

-1,2

-1,2

0,0

-3,1

Litouwen

-3,1

-2,6

-0,6

-0,2

0,3

-3,5

Luxemburg

0,3

1,0

1,3

1,4

1,6

1,2

Hongarije

-2,4

-2,6

-2,7

-2,0

-1,9

-3,5

Malta

-3,5

-2,4

-1,8

-1,1

1,1

-2,2

Nederland

-3,9

-2,4

-2,3

-2,1

0,4

-2,5

Oostenrijk

-2,2

-2,0

-2,7

-1,0

-1,6

-2,5

Polen

-3,7

-4,1

-3,6

-2,6

-2,5

-4,1

Portugal

-5,7

-4,8

-7,2

-4,4

-2,0

-5,9

Roemenië

-3,7

-2,1

-1,4

-0,8

-3,0

-4,1

Slovenië

-4,0

-14,7

-5,3

-2,9

-1,9

-4,8

Slowakije

-4,3

-2,7

-2,7

-2,7

-2,2

-3,9

Finland

-2,2

-2,6

-3,2

-2,7

-1,7

-0,9

Zweden

-1,0

-1,4

-1,6

0,2

1,1

0,2

Verenigd Koninkrijk

-8,2

-5,4

-5,5

-4,3

-2,9

-6,1

X Noot
1

Gemiddeld begrotingssaldo van de periode 2007–2016.

Staatsschuld (in % bbp, bron: Eurostat1)
 

2007

2008

2009

2010

2011

België

87,0

92,5

99,5

99,7

102,6

Bulgarije

16,3

13,0

13,7

15,3

15,2

Tsjechië

27,5

28,3

33,6

37,4

39,8

Denemarken

27,3

33,3

40,2

42,6

46,1

Duitsland

63,7

65,1

72,6

80,9

78,6

Estland

3,7

4,5

7,0

6,6

6,1

Ierland

23,9

42,4

61,5

86,1

110,3

Griekenland

103,1

109,4

126,7

146,2

172,1

Spanje

35,6

39,5

52,8

60,1

69,5

Frankrijk

64,3

68,0

78,9

81,6

85,2

Kroatië

37,7

39,6

49,0

58,2

65,0

Italië

99,8

102,4

112,5

115,4

116,5

Cyprus

53,5

45,1

53,8

56,3

65,7

Letland

8,0

18,2

35,8

46,8

42,7

Litouwen

15,9

14,6

28,0

36,2

37,2

Luxemburg

7,7

14,9

15,7

19,8

18,7

Hongarije

65,0

71,0

77,2

79,7

79,9

Malta

62,3

62,6

67,6

67,5

70,1

Nederland

42,7

54,7

56,8

59,3

61,6

Oostenrijk

64,7

68,4

79,6

82,4

82,2

Polen

44,2

46,3

49,4

53,1

54,1

Portugal

68,4

71,7

83,6

96,2

111,4

Roemenië

12,7

13,2

23,2

30,2

34,4

Slovenië

22,8

21,8

34,6

38,4

46,6

Slowakije

30,1

28,5

36,3

41,2

43,7

Finland

34,0

32,7

41,7

47,1

48,5

Zweden

39,3

37,8

41,4

38,6

37,9

Verenigd Koninkrijk

41,9

49,9

64,1

75,6

81,3

X Noot
1

Bron Eurostat: government consolidated gross debt (laatste update 24 oktober 2017).

 

2012

2013

2014

2015

2016

GEM1

België

104,3

105,5

106,8

106,0

105,7

101,0

Bulgarije

16,7

17,0

27,0

26,0

29,0

18,9

Tsjechië

44,5

44,9

42,2

40,0

36,8

37,5

Denemarken

44,9

44,0

44,0

39,5

37,7

40,0

Duitsland

79,8

77,4

74,6

70,9

68,1

73,2

Estland

9,7

10,2

10,7

10,0

9,4

7,8

Ierland

119,6

119,4

104,5

76,9

72,8

81,7

Griekenland

159,6

177,4

179,0

176,8

180,8

153,1

Spanje

85,7

95,5

100,4

99,4

99,0

73,8

Frankrijk

89,6

92,4

95,0

95,8

96,5

84,7

Kroatië

70,6

81,7

85,8

85,4

82,9

65,6

Italië

123,4

129,0

131,8

131,5

132,0

119,4

Cyprus

79,7

102,6

107,5

107,5

107,1

77,9

Letland

41,2

39,0

40,9

36,9

40,6

35,0

Litouwen

39,8

38,8

40,5

42,6

40,1

33,4

Luxemburg

22,0

23,7

22,7

22,0

20,8

18,8

Hongarije

77,6

76,0

75,2

74,7

73,9

75,0

Malta

67,8

68,4

63,8

60,3

57,6

64,8

Nederland

66,3

67,8

68,0

64,6

61,8

60,4

Oostenrijk

81,7

81,0

83,8

84,3

83,6

79,2

Polen

53,7

55,7

50,2

51,1

54,1

51,2

Portugal

126,2

129,0

130,6

128,8

130,1

107,6

Roemenië

37,3

37,8

39,4

37,9

37,6

30,4

Slovenië

53,8

70,4

80,3

82,6

78,5

53,0

Slowakije

52,2

54,7

53,5

52,3

51,8

44,4

Finland

53,9

56,5

60,2

63,6

63,1

50,1

Zweden

38,1

40,8

45,5

44,2

42,2

40,6

Verenigd Koninkrijk

84,5

85,6

87,4

88,2

88,3

74,7

X Noot
1

Gemiddelde staatsschuld van de periode 2007.

9

Waar wordt de verhoging van EUR 76,5 miljoen ODA-budget specifiek aan uitgegeven?

Antwoord:

Het ODA-budget wordt regelmatig gecorrigeerd voor ontwikkelingen van het BNI. Het is gebruikelijk dat schommelingen die het gevolg zijn van de BNI-bijstelling, niet direct worden door vertaald in de OS-programmalijnen. Dit voorkomt ad hoc stoppen of juist opstarten van programma’s vanwege soms onvoorspelbare aanpassingen van het BNI. Daarom worden deze schommelingen eerst geparkeerd op het sub-artikel 5.4 «nog te verdelen i.v.m. wijzigingen BNI en/of toerekeningen» van de begroting voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking. Op dit artikel kan sprake zijn van een tijdelijk tekort dan wel overschot.

De verhoging van het ODA-budget van EUR 76,5 miljoen in 2017 is gebruikt om het ODA-tekort in 2017 van EUR 94 miljoen op sub-artikel 5.4 terug te dringen.

10

Hoe verklaart u de daling in het aantal aanvragen voor Vessel Protection Detachments (VPD’s)?

Antwoord:

De daling van het aantal aanvragen voor Vessel Protection Detachments (VPD’s) ten aanzien van het aantal geraamde inzetten voor 2017 kent een aantal oorzaken. Eind 2015 is het risicogebied verkleind, waardoor een aantal trajecten niet meer beveiligd hoeft te worden. Daarnaast zijn er minder opdrachten voor het type schip dat beveiliging nodig heeft, vanwege een terugval in investeringen in de olie industrie, die dit soort schepen gebruikt.

11

Waarom valt de contributie aan VN-crisisbeheersingsoperaties lager uit dan verwacht?

Antwoord:

De contributie aan VN-crisisbeheersingsoperaties wordt betaald op basis van betaalafroepen per missie die van de VN worden ontvangen. In 2017 valt ze lager uit vanwege een aangepaste liquiditeitsbehoefte.

12

Wat is de reden dat de afdracht aan de EU lager is dan aanvankelijk geraamd?

Antwoord:

De belangrijkste reden voor de lagere afdracht is het feit dat er sprake is van vertragingen bij de uitvoering van het Europese beleid, met name bij het cohesiebeleid. Door deze vertraging worden betalingen (in totaal 14 miljard in lopende prijzen) doorgeschoven naar latere jaren (2018-2019-2020). Dit is verwerkt in de jaarlijkse technische aanpassing van het Meerjarig Financieel Kader (MFK), waarvan de effecten bij Miljoenennota in de Nederlandse begroting zijn verwerkt. In de technische aanpassing is ook het surplus over 2016 meegenomen. Per saldo leidt dit tot een verlaging van de Nederlandse afdrachten met EUR 385,7 miljoen.

Een kleiner neerwaarts effect komt door het verwerken van de Voorjaarsraming (Spring Forecast) 2017 van de Europese Commissie bij Miljoenennota. Bij de Voorjaarsraming worden geen nieuwe EU-uitgaven geautoriseerd, maar worden de grondslagen voor BNI-ramingen, de BTW-ramingen en de invoerrechten geactualiseerd.

13

Waarom kan de EUR 64,5 miljoen lagere afdracht naar aanleiding van DAB 6 (Draft Amending Budget 6) niet meer in de afdrachten van 2017 verwerkt worden?

Antwoord:

U heeft een nadere toelichting ontvangen over DAB in de kamerbrief over de 6e aanvullende begroting (Kamerstuk 21 501-03, nr. 113). De Spring Forecast cijfers voor de zesde aanvullende begroting van de EU (DAB 6) werden in mei 2017 bekend gemaakt. De Europese Commissie past de BNI- en de BTW-afdracht van de lidstaten die volgt uit de aanpassing van de Europese begroting echter pas aan nadat een DAB daarover is aangenomen door Raad en Europees parlement.

Omdat de cijfers reeds in mei bekend waren en verwacht werd dat de DAB hierover nog in 2017 goedgekeurd en verwerkt zou worden, waren de effecten van de Voorjaarsraming bij Miljoenennota alvast verwerkt in de begroting voor de Nederlandse afdrachten.

Tegen de verwachting in vond de presentatie van DAB 6 pas in oktober plaats en bleek het niet meer mogelijk om de goedkeuring van DAB 6 snel genoeg af te ronden om dit in de Europese begroting van 2017 te verwerken. Gevolg daarvan was dat de Commissie in de maandelijkse «calls for funds» van 2017 ook niet het effect van DAB 6 op de BNI- en de BTW- afdracht meer kon verwerken. De effecten worden nu verwerkt in een «calls for funds» in 2018, waardoor de kasbetaling ook in 2018 plaats vindt. Daardoor werd het noodzakelijk om bij Najaarsnota de mutatie van Miljoenennota (deels) tegen te boeken en door te schuiven naar 2018.

14

Waarom valt de afdracht aan de Verenigde Naties (art. 1.1) in 2017 met EUR 2,9 miljoen lager uit? Kunt u van de afgelopen 4 jaar de realisatie van afdrachten aan de Verenigde Naties weergeven?

Antwoord:

De afdracht aan de Verenigde Naties wordt betaald op basis van aanslagen die hiervoor van de Verenigde Naties worden ontvangen. De hoogte van deze aanslagen is afhankelijk van het totale VN-budget, het deel dat daarvan aan Nederland wordt toegerekend en de valutakoers. Het samenspel van deze drie factoren heeft geleid tot een aanpassing van de raming ten opzichte van het in de begroting 2017 weergegeven bedrag.

De realisatie van de afdrachten aan de Verenigde Naties (art. 1.1) van de afgelopen 4 jaar is als volgt:

2016: EUR 34.696.000

2015: EUR 35.492.000

2014: EUR 34.260.000

2013: EUR 37.168.000

15

Waarom valt de bijdrage aan artikel 2.4, Bevordering van veiligheid, stabiliteit en rechtsorde in internationaal verband, waaronder OVSE en VN-contributie voor crisisbeheersingsorganisaties, in 2017 met EUR 5,1 miljoen lager uit? Kunt u van de afgelopen 4 jaar de realisatie van afdrachten op deze post weergeven?

Antwoord:

De lagere bijdrage van EUR 5,1 miljoen op art. 2.4 bestaat uit lagere bijdragen aan:

De OVSE: de reden voor de daling van het budget zit vooral in de reservering van EUR 0,8 miljoen voor detacheringen van Nederlands personeel bij de OVSE. Het aantal detacheringen is beperkt waardoor het hiervoor gereserveerde budget niet volledig wordt aangewend.

De VN-contributie voor crisisbeheersingsoperaties: Deze contributie wordt betaald op basis van betaal-afroepen per missie die van de VN worden ontvangen. In 2017 valt de contributie lager uit vanwege een aangepaste liquiditeitsbehoefte.

De realisatie op de post VN-contributie voor crisisbeheersingsoperaties bedroeg de afgelopen jaren:

2016: EUR 137.282.000

2015: EUR 73.064.000

2014: EUR 76.548.000

Verdragscontributies aan de OVSE vertonen een constant beeld en bedroegen de afgelopen jaren:

2016: EUR 5.625.000

2015: EUR 5.775.000

2014: EUR 6.010.000

16

Waarom valt de bijdrage aan het Nederlands fonds voor regionale partnerschappen (NFRP); «Shiraka» in 2017 met EUR 1 miljoen lager uit?

Antwoord:

De bijdrage aan het onderdeel Shiraka van het NFRP op artikel 2.5 van de begroting van Buitenlandse Zaken valt in 2.017 EUR 1.036.000 lager uit. Dit komt mede door een interdepartementale overheveling van EUR 507.000 naar artikel 1.2 van de begroting van het Ministerie van Binnenlandse Zaken. Deze overheveling is bestemd voor de Politieke Partijen Programma’s Matra en Shiraka en blijft daarmee dus onderdeel van het totale NFRP-budget voor 2017 (maar staat dus niet meer bij het Ministerie van Buitenlandse Zaken op de begroting). Verder zal een oorspronkelijk voor 2017 voorziene overmaking van EUR 529.000 aan de Internationale Arbeidsorganisatie (ILO) voor een werkgelegenheidsproject in Tunesië pas in 2018 plaatsvinden. Het laatstgenoemde bedrag zal via de eindejaarsmarge worden toegevoegd aan het Shirakabudget voor 2018 onder voorbehoud van HGIS-besluitvorming in het voorjaar van 2018.

17

Waarom zijn de kosten van de Consulaire informatiesystemen in 2.017 EUR 1,09 miljoen lager dan geraamd?

Antwoord:

De opstart van een aantal projecten in het kader van de vernieuwing van het frontoffice en backoffice voor de consulaire dienstverlening verloopt iets langzamer dan verwacht. Deze uitgaven zullen daarom op een later moment plaatsvinden.