Gepubliceerd: 7 september 2017
Indiener(s): Sharon Dijksma (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (PvdA)
Onderwerpen: economie organisatie en beleid toerisme
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-34779-2.html
ID: 34779-2

Nr. 2 VOORSTEL VAN WET

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben dat het wenselijk is dat de Wet kabelbaaninstallaties wordt gewijzigd ter uitvoering van de Verordening (EU) nr. 2016/424 van het Europees Parlement en de Raad van 9 maart 2016 betreffende kabelbaaninstallaties en tot intrekking van Richtlijn 2000/9/EG (PbEU 2016, L 81);

Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

De Wet kabelbaaninstallaties wordt als volgt gewijzigd:

A

De artikelen 1, 2 en 3 komen te luiden:

Artikel 1

  • 1. In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

    CE-markering:

    CE-markering als bedoeld in artikel 3, onderdeel 27, van de verordening;

    conformiteitsbeoordelingsinstantie:

    ingevolge artikel 5 aangewezen instantie;

    essentiële eisen:

    essentiële eisen, genoemd in bijlage II bij de verordening;

    EU-conformiteitsverklaring:

    EU-conformiteitsverklaring als bedoeld in artikel 19 van de verordening;

    kabelbaaninstallatie:

    kabelbaaninstallatie als bedoeld in artikel 3, onderdeel 1, van de verordening;

    kabelbaanvergunning:

    vergunning als bedoeld in artikel 20, eerste lid;

    Onze Minister:

    Onze Minister van Infrastructuur en Milieu;

    subsysteem:

    subsysteem als bedoeld in artikel 3, onderdeel 2, van de verordening;

    veiligheidscomponent:

    veiligheidscomponent als bedoeld in artikel 3, onderdeel 4, van de verordening;

    verordening:

    Verordening (EU) nr. 2016/424 van het Europees Parlement en de Raad van 9 maart 2016 betreffende kabelbaaninstallaties en tot intrekking van Richtlijn 2000/9/EG (PbEU 2016, L 81).

  • 2. In deze wet wordt onder bouwen van een kabelbaaninstallatie mede verstaan: vernieuwen, veranderen of vergroten van een kabelbaaninstallatie waarvoor een omgevingsvergunning voor een bouwactiviteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onderdeel a, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht is vereist.

Artikel 2

Deze wet is niet van toepassing op:

  • a. liften die vallen onder Richtlijn 2014/33/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 februari 2014 betreffende de harmonisatie van de wetgevingen van de lidstaten inzake liften en veiligheidscomponenten voor liften (PbEU 2014, L 96);

  • b. kabelbaaninstallaties die van historisch of cultureel belang zijn of als cultureel erfgoed zijn aangemerkt, die vóór 1 januari 1986 in bedrijf zijn gesteld en vandaag nog worden geëxploiteerd, en die geen ingrijpende wijzigingen wat betreft ontwerp of bouw hebben ondergaan, met inbegrip van specifiek daarvoor ontworpen subsystemen en veiligheidscomponenten;

  • c. installaties die worden gebruikt voor land- en bosbouwdoeleinden;

  • d. kabelbaaninstallaties voor het bereiken van berghutten die uitsluitend bestemd zijn voor het vervoer van goederen en specifiek aangewezen personen;

  • e. al dan niet vaste toestellen en installaties die uitsluitend bedoeld zijn voor vrijetijdsbesteding en recreatie, en niet voor personenvervoer;

  • f. mijnbouwinstallaties of andere industriële installaties op een vaste locatie die worden gebruikt voor industriële activiteiten, of

  • g. installaties waarbij de gebruikers of de vervoermiddelen zich op het water bewegen.

Artikel 3

Een kabelbaaninstallatie wordt slechts in bedrijf gesteld en gehouden indien zij:

  • a. voldoet aan de essentiële eisen, en

  • b. bij gebruik volgens haar bestemming geen gevaar oplevert voor de veiligheid en de gezondheid van personen en de veiligheid van goederen.

B

Artikel 4 vervalt.

C

In het opschrift van hoofdstuk 3 wordt «keuringsinstanties» vervangen door: conformiteitsbeoordelingsinstanties.

D

Artikel 5 komt te luiden:

Artikel 5

Onze Minister kan, met inachtneming van de artikelen 23 tot en met 30 van de verordening, op verzoek conformiteitsbeoordelingsinstanties aanwijzen die bevoegd zijn tot de uitvoering van conformiteitsbeoordelingen volgens één van de procedures, bedoeld in artikel 18, tweede lid, van de verordening en in overeenstemming met de verplichtingen, bedoeld in artikel 34 van de verordening.

E

Artikel 6 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt «keuringsinstanties» vervangen door: conformiteitsbeoordelingsinstanties.

2. Het tweede lid komt te luiden:

  • 2. Bij ministeriële regeling kan worden bepaald dat een conformiteitsbeoordelingsinstantie een vergoeding verschuldigd is voor de kosten van de beoordeling van het verzoek tot aanwijzing als bedoeld in artikel 5 en de uitoefening van het toezicht, volgens de daarbij vast te stellen tarieven.

3. Het derde lid wordt als volgt gewijzigd:

a. In de aanhef wordt na «Onze Minister» ingevoegd: beperkt, schorst of.

b. In de onderdelen a en c wordt «instantie» vervangen door: conformiteitsbeoordelingsinstantie.

c. Onderdeel b komt te luiden:

  • b. indien is gebleken dat de desbetreffende conformiteitsbeoordelingsinstantie niet langer voldoet aan de eisen, genoemd in artikel 26 van de verordening, of de verplichtingen, genoemd in de artikelen 28, 34, 35, 36 of 38 van de verordening, niet nakomt, of.

F

Artikel 7 komt te luiden:

Artikel 7

Onze Minister verricht de taken van de aanmeldende autoriteit in de zin van de verordening.

G

Hoofdstuk 4 vervalt.

H

Artikel 20 wordt als volgt gewijzigd:

1. De laatste zin van het eerste lid vervalt.

2. Het derde lid vervalt onder vernummering van het vierde lid tot derde lid.

I

Artikel 21 vervalt.

J

Artikel 22 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt «als bedoeld in artikel 21, eerste lid» vervangen door: voor een bouwactiviteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onderdeel a, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

2. Het tweede lid komt te luiden:

  • 2. Bij de aanvraag voor een kabelbaanvergunning wordt een kopie van de aanvraag voor een omgevingsvergunning voor een bouwactiviteit overgelegd, naast de documenten, bedoeld in artikel 9, tweede lid, van de verordening.

K

In artikel 23, tweede lid, wordt de dubbele punt vervangen door «de kabelbaaninstallatie niet voldoet aan de eisen uit de verordening of deze wet.» en vervallen de onderdelen a tot en met c.

L

Artikel 25 komt te luiden:

Artikel 25

De vergunninghouder bewaart een kopie van de kabelbaanvergunning bij de kabelbaaninstallatie, naast de documenten, bedoeld in artikel 9, tweede lid, van de verordening.

M

Het opschrift van hoofdstuk 6 komt te luiden:

HOOFDSTUK 6. HANDHAVINGSBEVOEGDHEDEN.

N

De artikelen 27 en 28 komen te luiden:

Artikel 27

Indien Onze Minister van oordeel is dat een subsysteem dat of een veiligheidscomponent die is voorzien van een CE-markering, ook wanneer dat subsysteem of die veiligheidscomponent in overeenstemming met zijn bestemming wordt gebruikt en op de juiste wijze wordt onderhouden, de veiligheid of gezondheid van personen of de veiligheid van goederen in gevaar kan brengen, verbiedt hij het gebruik van het subsysteem of de veiligheidscomponent, stelt hij daaraan beperkingen, verbindt hij voorwaarden aan het in de handel brengen van het subsysteem of de veiligheidscomponent, verbiedt hij dat het subsysteem of de veiligheidscomponent in de handel wordt gebracht of verplicht hij dat het subsysteem of de veiligheidscomponent uit de handel wordt genomen of wordt teruggeroepen.

Artikel 28

Indien Onze Minister van oordeel is dat ten aanzien van een subsysteem of veiligheidscomponent sprake is van één of meer van de feiten, genoemd in artikel 43, eerste lid, van de verordening, verbiedt hij het gebruik van het subsysteem of de veiligheidscomponent, stelt hij daaraan beperkingen, verbindt hij voorwaarden aan het in de handel brengen van het subsysteem of de veiligheidscomponent, verbiedt hij dat het subsysteem of de veiligheidscomponent in de handel wordt gebracht of verplicht hij dat het subsysteem of de veiligheidscomponent uit de handel wordt genomen of wordt teruggeroepen.

O

Artikel 29 vervalt.

P

In artikel 30 wordt «artikel 20, eerste lid, en ter uitvoering van de maatregelen bedoeld in artikel 27, eerste lid, en artikel 28, eerste lid» vervangen door: de artikelen 3, aanhef en onderdeel b, 20, eerste lid, 24, eerste lid, 25, 27 en 28.

Q

Artikel 31 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt «respectievelijk van een EG-keuringscertificaat» vervangen door: of een EU-conformiteitsverklaring.

2. Het tweede lid komt te luiden:

  • 2. Het is verboden op subsystemen of veiligheidscomponenten een CE-markering aan te brengen of daarvoor een EU-conformiteitsverklaring op te stellen indien de subsystemen of veiligheidscomponenten niet in overeenstemming zijn met de essentiële eisen of indien voor de subsystemen of veiligheidscomponenten geen conformiteitsbeoordeling als bedoeld in artikel 5 is uitgevoerd.

3. In het derde lid wordt «artikel 27, eerste lid en artikel 28, eerste lid» vervangen door: de artikelen 27 en 28.

R

In artikel 32 wordt «veiligheidscomponenten» vervangen door: subsystemen of veiligheidscomponenten.

S

In artikel 34, eerste lid, wordt na «krachtens» ingevoegd «de verordening of» en vervallen de komma’s.

T

De artikelen 35 en 36 komen te luiden:

Artikel 35

  • 1. Deze wet is niet van toepassing op subsystemen en veiligheidscomponenten die in de handel zijn gebracht:

    • a. voor 23 maart 2004, of

    • b. tussen 23 maart 2004 en 21 april 2018, als die vielen onder het toepassingsbereik van deze wet zoals die luidde voor 21 april 2018 en daarmee in overeenstemming zijn.

  • 2. Artikel 20, eerste lid, is niet van toepassing op:

    • a. het in bedrijf hebben van een kabelbaaninstallatie die in bedrijf is gesteld voor 23 maart 2004, of

    • b. het in bedrijf stellen van een kabelbaaninstallatie die is gebouwd voor 21 april 2018, als die viel onder het toepassingsbereik van deze wet zoals die luidde voor 21 april 2018 en daarmee in overeenstemming is.

Artikel 36

Een kabelbaanvergunning die vóór 21 april 2018 is verleend op basis van artikel 20 van de wet zoals die luidde voor die datum berust op artikel 20 van de wet zoals die luidt vanaf die datum.

U

De artikelen 37 en 38 vervallen.

ARTIKEL II

Deze wet treedt in werking met ingang van 21 april 2018. Indien het Staatsblad waarin deze wet wordt geplaatst, wordt uitgegeven na 20 april 2018, treedt zij in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst, en werkt zij terug tot en met 21 april 2018.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu,