Kamerstuk 34775-VIII-131

Evaluatie van de beroepservaringperiode cf. de Wet op de Architectentitel

Dossier: Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (VIII) voor het jaar 2018

Gepubliceerd: 16 april 2018
Indiener(s): Ingrid van Engelshoven (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (D66)
Onderwerpen: begroting financiƫn
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-34775-VIII-131.html
ID: 34775-VIII-131

Nr. 131 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 16 april 2018

Hierbij bied ik u, mede namens de Minister van LNV, de evaluatie aan van de beroepservaringperiode conform art. VIIA van de overgangsbepalingen van de Wet op de architectentitel.

In de Wet op de architectentitel (WAT) is in 2010 voor de disciplines bouwkundig architecten, stedenbouwkundigen, tuin- en landschapsarchitecten en interieurarchitecten, naast een registratieplicht een wettelijke beroepservaringperiode (BEP) van twee jaar als voorwaarde opgenomen1 om de titel te mogen voeren. Deze verplichting geldt vanaf 1 januari 2015.

Tevens is in 2010 in de Wet van 4 maart 2010 tot wijziging van de Wet op de architectentitel (beroepservaring, bij- en nascholingsregeling voor stedenbouwkundigen, tuin- en landschapsarchitecten en interieurarchitecten, wijzigingen in verband met de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen, alsmede enige andere wijzigingen)2 opgenomen de verplichting om binnen zeven jaar na inwerkingtreding van hoofdstuk IVa van diezelfde wet een verslag aan de Staten-Generaal te zenden over de doeltreffendheid en de effecten van de beroepservaringperiode in de praktijk. Met deze brief en de rapportage »Evaluatie van de beroepservaringperiode in de praktijk»3 voldoe ik aan deze verplichting.

Aanleiding voor het verplicht stellen van een evaluatie van de beroepservaringperiode was een amendement van Tweede Kamerlid A. Vietsch (CDA). Voorafgaand aan invoering van de wettelijke regeling van de beroepservaringperiode hebben de Branchevereniging Nederlandse Architectenbureaus (BNA), de Beroepsvereniging Nederlandse Interieurarchitecten (BNI), de Nederlandse Vereniging voor Tuin- en Landschapsarchitectuur (NVTL), en de Beroepsvereniging van Nederlandse Stedenbouwkundigen en Planologen (BNSp) in 2009 een intentieverklaring getekend, waarin zij hebben vastgelegd dat zij stimuleren dat er voldoende mentoren beschikbaar zijn en dat zij zullen bevorderen dat afgestudeerden in het kader van beroepservaring aangesteld zullen worden als volwaardige werknemers. Tweede Kamerlid Vietsch heeft een evaluatie per amendement ingebracht, «om nakoming van de toezegging te controleren». Uit de evaluatie moet blijken of de ingeschreven architecten stedenbouwkundigen, tuin- en landschapsarchitecten en interieurarchitecten (nader te noemen: architecten) meewerken en de deelnemers inderdaad als volwaardige werknemers worden aangesteld. De evaluatie, zoals deze nu is uitgevoerd is evenwel breder van opzet om ook in ruimere zin een eerste beeld van de meerwaarde van de beroepservaringperiode te krijgen.

Het evaluatie-onderzoek is uitgevoerd in de periode juni-september 2017. Op dat moment verkeerde de tweejarige periode feitelijk nog in de aanloopfase. Door slechts een enkeling is medio 2017 de beroepservaringperiode afgerond. Deze evaluatie moet daarom nadrukkelijk worden gezien als een tussenbalans, die een eerste indruk geeft van de doeltreffendheid en de effecten in de praktijk.

De conclusies en aanbevelingen van het onderzoek zijn gebaseerd op de ervaringen van deelnemers aan de BEP, de werkgevers en de aanbieders die tot nu toe actief zijn in de BEP. Bureau Berenschot heeft het onderzoek uitgevoerd.

Conclusies uit het onderzoek

Er waren de eerste helft van 2015 zeer weinig aanmeldingen voor de BEP en ook in de tweede helft was slechts sprake van een zeer beperkt aantal deelnemers omdat:

  • een groot aantal studenten in 2014 versneld is afgestudeerd, anticiperend op de verplichting van een beroepservaringperiode per 1 januari 2015, zodat ze zich nog konden laten registeren zonder de beroepservaringperiode.

  • in de aanloopfase de bekendheid met de nieuwe voorwaarde voor registratie onvoldoende was.

De evaluatieperiode (2015–2017) van dit onderzoek is te kort om definitieve uitspraken te kunnen doen. Wel kan een aantal constateringen worden gedaan:

  • de beroepservaringperiode is voor zover te beoordelen doeltreffend en effectief

  • de toezegging van de beroepsorganisaties is gestand gedaan, de vakgemeenschap van architecten werkt mee

  • deelnemers aan de beroepservaringperiode worden als volwaardige werknemers aangesteld.

Aanbevelingen

De aanbevelingen in het rapport richten zich met name op de toezichthouder (Bureau Architectenregister), de uitvoerders van de BEP (de stichting PEP, de aanbieders van modules en de Academies van Bouwkunst), onderwijsinstellingen en de beroepsorganisaties. Tijdens de door de Rijksbouwmeester georganiseerde toogdag, waarbij zij waren vertegenwoordigd, bleek dat alle stakeholders zich kunnen vinden in de aanbevelingen. Duidelijk werd dat al stappen worden gezet in de aanbevolen richting.

Gegeven het feit dat deze evaluatie een tussenbalans betreft en de informatie op een beperkte ervaring met de beroepservaringperiode is gebaseerd, acht ik het niet opportuun en zelfs ongewenst op dit moment wet- en regelgeving met betrekking tot de beroepservaringperiode aan te passen. De uitkomsten van de evaluatie geven mijns inziens daartoe geen aanleiding.

Nut en noodzaak van de beroepservaringperiode worden inmiddels door vrijwel alle betrokkenen onderschreven. Na een wat trage aanloopfase komt een en ander nu goed op gang.

De Rijksbouwmeester heeft aangekondigd, de dialoog tussen de stakeholders van de BEP te willen faciliteren in een periodiek te organiseren toogdag met vertegenwoordigers van de stakeholders. Het Bureau Architectenregister zal in samenspraak met het veld de verdere invulling en uitvoering van de BEP op basis van de geformuleerde aanbevelingen ter hand nemen.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, I.K. van Engelshoven