Gepubliceerd: 28 september 2017
Indiener(s): André Bosman (VVD)
Onderwerpen: organisatie en beleid sociale zekerheid
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-34766-7.html
ID: 34766-7

Nr. 7 VERSLAG

Vastgesteld 28 september 2017

De vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid, belast met het voorbereidend onderzoek van bovenstaand wetsvoorstel, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen van haar bevindingen.

Onder het voorbehoud dat de regering de vragen en opmerkingen in dit verslag afdoende zal beantwoorden, acht de commissie hiermee de openbare behandeling van het voorstel van wet voldoende voorbereid.

Inhoudsopgave

Blz.

   

1. Inleiding

2

2. Klein beleid

3

 

2.1Toekenning extra bedrag aan kinderbijslag (Artikel I onderdeel B)

3

 

2.2 Invoering dwangbevel AOW-terugbetalingen (Artikel II onderdelen B en C)

3

 

2.3 Beëindigen restant WW-uitkering (Artikel VIII onderdelen A en B)

3

 

2.4 Wijziging van de Wet arbeid en zorg in verband met een aanpassing van het zwangerschap-en bevallingsverlof bij meerlingen (Artikel X)

4

 

2.5 Wijzigingen van de Wet arbeidsvoorwaarden gedetacheerde werknemers in de Europese Unie (Artikel XIV)

4

 

2.6 Financiering Anw-tegemoetkoming (Artikel XV onderdelen A en E)

4

 

2.7 Vereenvoudiging vaststelling gemiddelde sectorpremie (Artikel XV onderdeel B, onder 2 en 3)

5

 

2.8 Clustering van premies voor de vaststelling van de premies voor sectorfondsen en voor de Werkhervattingskas (Artikel XV, onderdeel C)

5

 

2.9 Mogelijk maken gegevensuitwisseling Inspectie SZW en sociale partners (Artikel XXI onderdeel E)

5

 

2.10 Verlenging van de compensatieregeling in artikel 29d van de Ziektewet (Artikel XXXII onderdelen L en V)

5

3. Artikelsgewijs

6

4. Nota van wijziging (34 766, nr. 5)

10

5. Tweede nota van wijzing (34 766, nr.6)

10

1. Inleiding

De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van het voorliggende wetsvoorstel.

De leden van de PVV-fractie vragen de regering schematisch aan te geven welke wijzigingen van de voorliggende verzamelwet als «klein beleid» kunnen worden beschouwd en welke wijzigingen louter van technische aard zijn.

Voorts vragen de leden van de PVV-fractie hoeveel wijzigingen voortvloeien uit Europese wet- dan wel regelgeving.

De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennis genomen van dit wetsvoorstel. De regering geeft aan dat het hier slechts gaat om technische en kleine beleidsaanpassingen en dat er geen beleidswijzigingen worden beoogd. Deze leden vragen de regering duidelijk en schematisch aan te geven welke wijzigingen van onderhavige verzamelwet als «klein beleid» kunnen worden beschouwd en welke wijzigingen van technische aard zijn?

De leden van de CDA-fractie kunnen instemmen met het voorstel van de regering om de compensatieregeling loonkosten bij ziekte van oudere en voormalig langdurig werklozen tijdelijk uit te breiden voor personen vanaf 56 jaar. Deze uitbreiding geldt voor de jaren 2018 en 2019. Deze leden zijn met de regering benieuwd of deze uitbreiding het gewenste effect heeft en werkzoekende 50-plussers vaker zullen worden aangenomen. Zij wachten de evaluatie van deze regeling dan ook met belangstelling af.

De leden van de D66-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het voorliggende wetsvoorstel. Zij bedanken de regering voor het mogelijk maken van het stopzetten van de resterende WW-uitkering bij werkhervatting. De leden hebben over het wetsvoorstel nog enkele vragen, die in dit verslag zijn opgenomen. De leden van de D66-fractie zouden graag meer toelichting ontvangen op een aantal punten, bijvoorbeeld op het punt van de clustering van de premies voor de vaststelling van de premies voor sectorfondsen en voor de Werkhervattingskas, en op het mogelijke leeftijdsonderscheid bij het openstellen van vacatures bij het UWV, die niet in het algemeen deel van de toelichting is benoemd.

De leden van de D66-fractie vragen of de regering kan aangeven welke wijzigingen als «klein beleid» kunnen worden beschouwd, en welke wijzigingen van technische aard zijn.

De leden van de GroenLinks-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het voorliggende wetsvoorstel en hebben daarover enkele vragen.

De leden van de SP- fractie hebben met interesse kennisgenomen van de Verzamelwet SZW 2018. Kan de regering schematisch aangeven welke wijzigingen van de Verzamelwet SZW 2018 als «klein beleid» kunnen worden beschouwd en welke wijzigingen van technische aard zijn?

De leden van de 50PLUS-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel Verzamelwet SZW 2018. Het wetsvoorstel geeft aanleiding tot het stellen van enige vragen en het plaatsen van een enkele kanttekening.

De leden van de SGP-fractie hebben met belangstelling kennis genomen van het voorliggende wetsvoorstel. Zij vragen nog aandacht voor enkele aanvullende punten.

2. Klein beleid

2.1 Toekenning extra bedrag aan kinderbijslag (Artikel I onderdeel B)

De leden van de SP fractie hebben met interesse kennisgenomen van het extra bedrag aan kinderbijslag in verband met intensieve zorg. Kan een overzicht worden gegeven van het aantal uitgekeerde dubbele kinderbijslagen met het bijbehorende bedrag van de afgelopen jaren? Hoe wordt omgegaan met casussen waar minder dan een heel kalenderjaar intensieve zorg nodig was, maar gedurende het jaar door bijvoorbeeld een verkeersongeluk intensieve zorg nodig is?

De leden van de 50PLUS-fractie vragen of exact aangegeven kan worden in welke gevallen het gaat om «klein beleid» en waarom volgens de regering in betreffende gevallen inderdaad sprake is van «klein beleid». In dit verband vragen de leden van de 50PLUS-fractie om een uitvoerige inhoudelijke reactie op de desbetreffende brief van VNO-NCW en MKB-Nederland van 26 september jl.

2.2 Invoering dwangbevel AOW-terugbetalingen (Artikel II onderdelen B en C)

De leden van de VVD-fractie zijn verheugd dat de Sociale Verzekeringsbank (SVB) met deze wijziging de bevoegdheid van het uitvaardigen van een dwangbevel krijgt voor het na overlijden terugvorderen van AOW-betalingen. De leden vragen in hoeverre deze bevoegdheid tot het uitvaardigen van een dwangbevel door de SVB ook van toepassing is bij andere wetten en regelingen in het kader van de sociale zekerheid, in combinatie met overlijden?

De leden van de D66-fractie vragen of er een mogelijkheid is om de periode tussen overlijden en het stopzetten van de AOW-uitkering, te verkorten. In de toelichting is aangegeven dat er geen verplichting is voor het informeren van de SVB. De vraag van de leden van de D66-fractie is of het mogelijk zou zijn om door middel van betere informatie, of op een andere wijze, de opbouw van eventuele schuld voorkomen zou kunnen worden.

De leden van de SP-fractie hebben met gemengde gevoelens kennisgenomen van de invoering van het dwangbevel bij AOW-terugbetalingen. Waarom bestond er tot op heden nog geen dwangbevel bij AOW terugbetalingen? Op wat voor manier werden nu AOW-terugbetalingen ingevorderd door de Sociale Verzekeringsbank? Wanneer wordt er besloten tot het uitvoeren van een dwangbevel? Is een dwangbevel niet een te zwaar middel juist vanwege de emotionele tijd bij het overlijden van je partner?

2.3 Beëindigen restant WW-uitkering (Artikel VIII onderdelen A en B)

De leden van de D66-fractie vragen of er inzicht is in de te verwachten effecten van het kunnen stopzetten van de WW-uitkering. Wat zijn de ervaringen met de oude situatie (waarin naar gewerkte uren werd gekeken)?

De leden van de SP- fractie hebben met instemming kennisgenomen van de aanpassing met betrekking tot de beëindiging van het restant van de WW-uitkering. Houdt deze aanpassing in dat de resterende WW rechten volledig in tact blijven op het moment dat iemand ervoor kiest om de WW-uitkering stop te zetten? Blijven de restant WW-rechten ook daarna geldig wanneer sprake is van vrijwillige beëindiging, zodat deze bij nieuw opgebouwde WW-rechten opgeteld worden om, in geval van nieuwe (gedeeltelijke) werkloosheid, alsnog aanspraak op te maken? Wat is de snelst haalbare inwerkingtreding van de beoogde aanpassing?

2.4 Wijziging van de Wet arbeid en zorg in verband met een aanpassing van het zwangerschap-en bevallingsverlof bij meerlingen (Artikel X)

De leden van de SP-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de aanpassing van het zwangerschap- en bevallingsverlof bij meerlingen. Kan de regering aangeven hoeveel vrouwen zijn gestopt met werken na het bevallen van een meerling en hoeveel vrouwen weer aan het werk zijn? Kan de regering wel een oplossing bieden voor vrouwen die vanaf nu tot aan de inwerkingtreding van 1 april 2018 gaan bevallen van een meerling en gebruik willen maken van het uitgebreide meerlingenverlof? Zo nee, waarom niet?

2.5 Wijzigingen van de Wet arbeidsvoorwaarden gedetacheerde werknemers in de Europese Unie (Artikel XIV)

De leden van de PVV-fractie vragen aan de regering alle aangevulde bepalingen ten aanzien van de wijzigingen in de WagwEU concreet te maken en te motiveren op welke manier deze volgens de regering een feitelijke verbetering zijn ten opzichte van de huidige situatie.

De leden van de D66-fractie hebben enkele vragen over de meldingsplicht voor buitenlandse dienstverleners. Voor de noodzaak van de meldingsplicht wordt verwezen naar de memorie van toelichting bij de Wet arbeidsvoorwaarden gedetacheerde werknemers in de Europese Unie. De leden van de D66-fractie vragen in hoeverre de nu voorgestelde meldingsplicht een uitbreiding is ten opzichte van de huidige situatie, en in hoeverre de meldingsplicht noodzakelijk is om aan Europese regelgeving te voldoen. Daarnaast vragen de leden van de D66-fractie of er is gekeken naar de optie die de Autoriteit Persoonsgegevens voorstelt, waarbij ook een visuele controle kan worden toegepast om te controleren of een werknemer arbeid mag verrichten. Zij vragen of een dergelijke uitvoering voldoende zou zijn om te voldoen aan de Europese bepalingen.

2.6 Financiering Anw-tegemoetkoming (Artikel XV onderdelen A en E)

De leden van de SP-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de aanpassing van de financiering van de Anw-tegemoetkoming. Is overwogen om deze maatregel uit 2006 om de koopkracht te verbeteren geheel te schrappen en de Anw-bedragen zelf te verhogen tot een niveau dat deze toereikend zijn om koopkracht te handhaven of te verbeteren? Is de omvang van het structurele overschot van het nabestaandenfonds van vier miljard euro in te zetten voor een structurele extra koopkrachtverbetering voor Anw-gerechtigden? Welke ontwikkeling wordt verwacht van het overschot van het nabestaandenfonds?

«Aangezien er sprake is van een structureel overschot (thans ruim € 4 miljard euro) in het nabestaandenfonds heeft de voorgestelde wijziging geen consequenties voor de budgetten en premiestelling». Aldus de memorie van toelichting. De leden van de 50PLUS-fractie vragen of het hier inderdaad wel een «structureel» overschot betreft. Dit zou namelijk betekenen: een jaarlijks terugkerend overschot. Daar lijkt geen sprake van te kunnen zijn, want door de premiedaling lijkt een structureel tekort op termijn waarschijnlijker. Deze leden vragen om een nadere toelichting.

2.7 Vereenvoudiging vaststelling gemiddelde sectorpremie (Artikel XV onderdeel B, onder 2 en 3)

De leden van de D66-fractie vragen of de wijziging gaat over de vaststelling zelf, of dat in het vervolg uit wordt gegaan van het ongewogen gemiddelde in plaats van het gewogen gemiddelde van de sectorpremies. Zij vragen, als dit eerste het geval is, wat dat voor effect kan hebben voor de loonkosten van Wsw-plekken.

2.8 Clustering van premies voor de vaststelling van de premies voor sectorfondsen en voor de Werkhervattingskas (Artikel XV, onderdeel C)

De leden van de D66-fractie vragen of er voorbeelden te geven zijn van instabiliteit van de sectorpremie in het verleden, die voor de regering aanleiding zouden kunnen zijn geweest om de sectorpremies anders te clusteren ende leden vragen of bij een dergelijk besluit de betreffende werkgevers meegenomen worden.

2.9 Mogelijk maken gegevensuitwisseling Inspectie SZW en sociale partners (Artikel XXI onderdeel E)

In het kader van gegevensuitwisseling tussen sociale partners en de Inspectie SZW is in de Wet Aanpak Schijnconstructies bepaald dat vermoedens van niet naleving van een cao worden doorgegeven aan sociale partners. Naast de naam en vestigingsplaats wordt nu ook het doorgeven van de locatie aan de wet toegevoegd. De leden van de VVD-fractie vragen in welke situaties er wordt overgegaan tot het delen van deze locatie en welke privacy borgen hierop van toepassing zijn? Op welke wijze worden sociale partners gecontroleerd bij hun eventuele nadere onderzoek, ziet de inspectie hierop toe?

2.10 Verlenging van de compensatieregeling in artikel 29d van de Ziektewet (Artikel XXXII onderdelen L en V)

De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de voorgestelde wijziging van de Ziektewet (ZW), die ertoe strekt de compensatieregeling loonkosten bij ziekte van oudere en voormalig langdurig werklozen uit te breiden van 63 jaar (op basis van geboortedatum) naar ook de doelgroep vanaf 56 jaar. Zij stellen vast dat deze verlaging voor de jaren 2018 en 2019 gaat gelden en daarmee tijdelijk van aard is. De leden van de VVD-fractie zijn benieuwd op welke manier deze regeling onder de aandacht gebracht gaat worden van werkgevers? Zijn werkgevers al met deze voorgenomen regeling bekend?

De leden van de GroenLinks-fractie constateren dat de regering een tijdelijke verlaging van de leeftijd verkiest voor de compensatieregeling. Brengt dit niet het risico met zich mee dat werkgevers alsnog weinig gebruik zullen maken van de regeling, omdat deze maar twee jaar geldt?

De leden van de SP-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de tijdelijke verlenging van de compensatieregeling loonkosten bij ziekte van oudere en voormalig langdurig werklozen. Waarop is de tijdelijkheid voor de jaren 2018 en 2019 gebaseerd? Wanneer zijn evaluatiemomenten gepland voor de verlenging van de compensatieregeling? Op welke wijze wordt de tijdelijke verlenging gecommuniceerd?

De leden van de fractie van 50PLUS constateren dat het kabinet in het beleid ter bestrijding van de ouderenwerkloosheid inzet op het verlagen van het (financiële) risico van werkgevers door het tijdelijk verlengen van de compensatieregeling loonkosten bij ziekte van oudere en voormalig langdurig werklozen (hierna: compensatieregeling).

De huidige compensatieregeling ziet op werknemers die zijn geboren voor 8 juli 1954 en nu 63 jaar of ouder zijn. Het voorstel is de compensatieregeling te verlengen zodat deze ook komt te gelden voor personen die op 1 januari 2018 56 jaar of ouder zijn. De verlenging geldt voor de jaren 2018 en 2019. Vanaf 1 januari 2020 komen weer alleen personen die vóór 8 juli 1954 geboren zijn in aanmerking voor de compensatieregeling.

Uitbreiding van de compensatieregeling – de no riskpolis – is volgens deze leden cruciaal om de risico’s van twee jaar loondoorbetaling bij ziekte weg te nemen, en een goede maatregel om de arbeidspositie van ouderen op de arbeidsmarkt te verbeteren. Deelt de regering de bedenking van VNO-NCW en MKB-Nederland in hun commentaar van 26 september jl. op de Verzamelwet SZW 2018, dat de nu aangekondigde tijdelijkheid van de compensatieregeling (voor de jaren 2018–2019) het positieve effect van de regeling flink zal verminderen. Kan het antwoord worden gemotiveerd?

Deze leden merken op dat ongeveer 170.000 mensen langer dan een jaar werkloos zijn. Circa 110.000 van hen zijn ouder dan 45 jaar. Bijna de helft van de mensen in de bijstand is ouder dan 45 jaar. Er zijn nu nog steeds meer langdurig werklozen dan vóór de crisis. Een krachtige aanpak is nodig om deze mensen weer perspectief te bieden.

Werkgevers bevestigen zelf in overgrote meerderheid het belang van financiële regelingen en prikkels, zoals de compensatieregeling, om ouderen aan te nemen.

Verlenging van de regeling, zodat deze ook komt te gelden voor personen die op 1 januari 2018 56 jaar of ouder zijn is een stap in de goede richting, maar waarom, zo vragen deze leden wordt de leeftijd niet verlaagd naar 45 of 50 jaar? Spelen hier alleen budgettaire redenen, of is er ook een stevig beleidsmatig argument voor de gekozen grens van 56 jaar? Het zelfde wordt gevraagd voor de geldende leeftijdsgrens van 56 jaar voor de mobiliteitsbonus.

De leden van de 50PLUS-fractie vragen verder of nog overwogen wordt andere instrumenten in te zetten of op korte termijn aan te scherpen, die financiële risico’s voor werkgevers kunnen verminderen, zoals bijvoorbeeld proefplaatsingen.

Deze leden zouden ook graag – onderzoek van de Algemene Rekenkamer indachtig – meer in algemene zin geïnformeerd willen worden over de voortgang van de evaluatie van effectiviteit en doelmatigheid van beleidsinstrumenten gericht op de bestrijding van ouderenwerkloosheid.

3. Artikelsgewijs

Artikel I Algemene Kinderbijslagwet, Onderdeel C

De leden van de SP fractie vragen de regering hoe zij precies omgaan met buitenlandse verrekeningen wanneer vader of moeder in een andere lidstaat ook kinderbijslag aanvraagt. Zijn de afgelopen jaren dergelijke casussen met dubbele kinderbijslag voorgekomen? Kan de regering dit met een voorbeeld verduidelijken?

Artikel V, Participatiewet, Onderdeel B

De leden van de SP-fractie vragen de regering wat de bedoeling is van de nieuwe omschrijving van de doelgroep voor de quotumheffing. De leden van de SP-fractie vragen of niet-uitkeringsgerechtigden hiermee buiten de boot vallen en zo ja, waarom daarvoor gekozen is. Wat gaat de regering doen om er zorg voor te dragen dat ook niet-uitkeringsgerechtigden die aan de voorwaarden voldoen, altijd opgenomen kunnen worden in het doelgroepenregister?

Artikel VIII, Werkloosheidswet (WW)

In de Werkloosheidswet (WW), de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA), de Ziektewet (ZW) en de Wet inkomensvoorziening oudere werknemers wordt een waarschuwingsbevoegdheid geïntroduceerd ter zake van het niet naleven van de sollicitatieverplichting. Dit lijkt een vervanging van het opleggen van een directe maatregel. De leden van de VVD-fractie lezen dat uit een pilot onder WW-gerechtigden blijkt dat de waarschuwing beter werkt. De leden van de VVD-fractie begrijpen de wens van beleidsconsistentie. De genoemde uitkeringen kennen een eigen dynamiek. De leden vragen hoe deze eigen dynamiek zich verhoudt tot deze algemene waarschuwingsbevoegdheid en of hier voldoende stimulans vanuit gaat? Is er ook onderzoek gedaan naar hoe deze waarschuwingsbevoegdheid uitpakt bij de andere genoemde voorzieningen, naast de WW?

De leden van de SP-fractie hebben met interesse kennis genomen van de introductie van een waarschuwingsbevoegdheid met betrekking tot het niet naleven van de sollicitatieverplichting. Is overwogen om de waarschuwingsbevoegdheid verder uit te breiden naar aanleiding van de uitkomsten van het onderzoek waaruit blijkt dat een waarschuwing even effectief is als het opleggen van een maatregel? Zo ja, wat zijn de uitkomsten van die afweging?

Artikel XV, Wet financiering sociale verzekeringen

De leden van de D66-fractie vragen of de wijziging in de mogelijkheid van opname in registratie van arbeidsbeperkten een technische wijziging betreft. Zij vragen of deze wijziging, waarbij wordt opgenomen dat een eigen beoordelingsverzoek alleen kan worden ingediend voor degenen die op grond van de Participatiewet met ondersteuning naar arbeid worden geleid, effect kan hebben voor niet-uitkeringsgerechtigden die een eigen beoordelingsverzoek zouden willen indienen.

VNO-NCW en MKB Nederland geven in hun brief aan dat de doelgroep voor de quotumheffing wordt aangepast, waardoor niet-uitkeringsgerechtigden buiten de boot zouden vallen. Klopt dit vragen de leden van GroenLinks-fractie? Zo ja, waarom is hiervoor gekozen?

Artikel XXI, Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag

De wijziging van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag regelt dat werknemers die werken onder een overeenkomst van opdracht tenminste het wettelijk minimumloon verdienen. Tijdens de behandeling van het wetsvoorstel is er door de leden van de VVD-fractie onder meer aandacht gevraagd voor wat dit mogelijk betekent voor de gastouderopvang. Want dit zou kunnen betekenen dat gastouders die meerdere kinderen opvangen uit verschillende gezinnen van elke vraagouder afzonderlijk het minimumloon moeten vragen. Hiermee zou een flinke tariefstijging afgedwongen worden. De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft toen toegezegd een uitzondering te maken voor gastouders meerdere kinderen van verschillende vraagouders opvangen. Voor de groep gastouders die meerder kinderen van verschillende vraagouders opvangen binnen het eigen huis lijkt dit geregeld. De leden van de VVD-fractie willen vragen of dit klopt? Er blijft echter dan nog een groep in de gastouderopvang over waar nog geen duidelijkheid voor gegeven is. Gastouders die meerdere kinderen opvangen bij één van de vraagouders. De leden van de VVD-fractie begrijpen dat zij op dit moment nog niet onder de uitzondering vallen. De leden van de VVD-fractie willen de regering vragen of dit klopt? Zo ja, kan de regering toelichten wat hiervoor de reden is? Is de regering bereid ook voor deze groep binnen de gastouderopvang een uitzondering te maken?

De leden van de VVD-fractie willen vragen wat de recente aanpassingen van de Wet minimumloon en minimumvakantietoeslag op meer- en overwerk betekenen voor werkgevers die niet onder een cao vallen waarin afspraken zijn gemaakt over de vakantietoeslag bij overwerk? Kan de regering nader ingaan wat deze wijzigingen betekenen voor de werkgever?

De leden van de VVD-fractie willen over de aanpassing onder de Wet minimumloon en minimumvakantietoeslag waarbij overwerk onder deze wet komt te vallen een technische vraag stellen. Klopt het dat door de aanpassing in de wet een werkgever mogelijk in overtreding kan komen van het verbod op onderscheid op grond van arbeidsduur? Kan hier sprake van zijn wanneer een werkgever een parttime medewerker over het overwerk dat wordt geleverd tot aan de fulltime arbeidsduur een percentage toekent waarbij al rekening is gehouden met de vakantiebijslag, en hier vervolgens nogmaals 8% vakantiebijslag bij opgeteld dient te worden? Hoe is dan de verhouding tussen deze parttime medewerker en een fulltime medewerker in hetzelfde bedrijf?

De leden van de SGP-fractie vragen aandacht voor de gevolgen van de beperking van de mogelijkheid tot inkomstenverrekening voor de agrarische sector. Deze leden wijzen erop dat fiscale afspraken met LTO Nederland, waarbij brutoloon uit meeruren nettoloon, positief resultaat heeft voor werkgevers en seizoensarbeiders. Zij vragen welke mogelijkheden ziet om deze gunstige situatie te behouden wanneer de wijziging van de Wet minimumloon in werking treedt. Deze leden vragen of de regering kan aangeven hoeveel seizoenarbeiders jaarlijks werkzaam zijn in de land- en tuinbouw? Kan de regering aangeven wat de financiële consequenties zijn voor de werkgevers enerzijds en voor het nettoloon van seizoenarbeiders anderzijds en waarom deze effecten proportioneel worden geacht? Welke gevolgen heeft dit voor de concurrentiepositie van de Nederlandse land- en tuinbouw?

Artikel XXV, Wet Structuur Uitvoeringsorganisatie Werk en Inkomen

Artikel XXV, onderdeel B, spreekt over leeftijdsonderscheid bij de openstelling van vacatures. De leden van de VVD-fractie achten het niet wenselijk dat, zoals het zesde lid van artikel 30b Wet SUWI bepaalt, UWV en werkgevers verplicht kunnen worden vacatures alleen voor bepaalde leeftijdsgroepen open te stellen. Zoals ook de Raad van State concludeert wordt met artikel 7, eerste lid, onderdeel a, WGBLA, al beoogd onderscheid op grond van leeftijd bij de aanbieding van een betrekking mogelijk te maken. De leden van de VVD-fractie zijn benieuwd waarom voor het verplichte karakter van het leeftijdsonderscheid is gekozen.

De leden van de CDA-fractie vragen de regering om een nadere toelichting op het voorstel om bij algemene maatregel van bestuur de mogelijkheid te geven om vacatures uitsluitend open te stellen voor bepaalde leeftijdscategorieën. Kan de regering concrete voorbeelden uit de bestaande praktijk geven, waarvoor dit voorstel een oplossing zou kunnen zijn? Kan de regering tevens aangeven hoe dit voorstel zich verhoudt tot het gelijkheidsbeginsel en tot leeftijdsdiscriminatie?

De leden van de D66-fractie vragen op welke manier de structurele inbedding van het mogelijk maken van het plaatsen van vacatures voor specifieke leeftijden, zich verhoudt tot het lopende actieplan arbeidsmarktdiscriminatie van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Zij vragen of er op dit moment noodzaak is om onderscheid te maken op basis van leeftijd, en hoe er in de toekomst zal worden omgegaan met vacatures die ook buiten het UWV worden geplaatst, gericht op een specifieke leeftijdsgroep.

In de Wet Structuur Uitvoeringsorganisatie werk en inkomen (SUWI), waarin onder meer de bevoegdheden van uitkeringsinstantie UWV geregeld zijn, wordt de bepaling opgenomen dat bij algemene maatregel van bestuur kan worden bepaald dat «werkgevers vacatures exclusief voor werknemers van een bepaalde leeftijd kunnen openstellen». Het gaat om zowel vacatures die via het UWV ingevuld worden, als die elders geplaatst worden. Als de uitkeringsinstantie dat doet, moet duidelijk vermeld worden waarom de maatregel genomen wordt.De leden van de 50PLUS-fractie vinden het met de Raad van State op zich verstandig dat met de voorgestelde bepaling een vastere rechtsgrond geboden wordt om – binnen de grenzen van de Wet gelijke behandeling op grond van leeftijd bij arbeid (WGBLA) – met grondige argumenten vacatures exclusief voor werknemers van een bepaalde leeftijd open te stellen. Deze leden vragen of genoemde algemene maatregel van bestuur wordt voorgehangen bij de Kamer. Dit lijkt hen wenselijk. Graag vernemen zij de visie van de regering. De leden van de 50PLUS-fractie begrijpen uit de memorie van toelichting dat in voorgaande jaren al veelvuldig gebruik is gemaakt van de mogelijkheid om wettelijk toe te staan dat werkgevers gemotiveerd vacatures uitsluitend openstellen voor jongeren. Is dit ook wel gebeurd specifiek voor ouderen? Zo ja, hoe vaak? Hoe is in het verleden, en hoe wordt thans in dit opzicht gehandeld door de rijksoverheden en medeoverheden als werkgever? Kan in dit verband – meer algemeen – ook toegelicht worden hoe de overheid – het belang van haar voorbeeldfunctie indachtig – als werkgever inspanningen gaat vergroten om senioren bij de overheid aan het werk te krijgen en te houden?

Artikel XXXII. Ziektewet (ZW)

De leden van de VVD-fractie willen de regering vragen naar zorgen die zij hebben ontvangen vanuit de private uitvoerders, die voor eigenrisicodragers de uitvoering van de Ziektewet op zich nemen. De leden van de VVD-fractie hebben signalen ontvangen dat de Belastingdienst per 1 januari 2018 de bestaande uitzondering voor de toepassing van de voortschrijdend cumulatief rekenen (VCR) voor private uitvoerders niet meer van toepassing zal zijn, en de VCR onverkort toegepast zal worden. Klopt deze berichtgeving? Zo ja, kan de regering aangeven wat dit betekent voor de private uitvoerders? En kan de regering aangeven waarom de uitzondering nu wordt opgeheven? Is het gebruik van de VCR te implementeren door private uitvoerders voor de ingangsdatum van 1 januari 2018? Is er contact geweest tussen het Ministerie van SZW en de private uitvoerders over de mogelijke problematiek voor deze sector wanneer de bestaande uitzondering wordt opgeheven? Zo ja, wat was de uitkomst van dit contact?

De leden van de SP-fractie vragen de regering of met de formulering van de No-riks polis beoogd wordt dat ook bij forfaitaire loonkostensubsidie (LKS) de no-risk polis van toepassing wordt. Kan de regering de instroom via de praktijkroute als het College de loonwaarden nog niet heeft vastgesteld, nader verduidelijken?

De leden van de SP-fractie hebben kennis genomen van de voorgestelde wijziging om de voorwaarde om een aparte ongevallenverzekering af te sluiten voor de werkzoekende die op een proefplaats komt te werken te laten vervallen. Waarom is hiervoor gekozen?

De leden van de SGP-fractie vragen aandacht voor het feit dat private uitvoerders verplicht zouden zijn vanaf 1 januari 2018 te werken met de zogeheten methode van voortschrijdend cumulatief rekenen. Zij vragen waarop deze regeling gebaseerd is en in hoeverre deze te herleiden is tot de Verzamelwet 2013. Kan de regering toelichten waarom het UWV niet aan deze methode gebonden is? Heeft de regering contact gehad met private uitvoerders over het feit dat deze methode onuitvoerbaar zou zijn, zoals in de afgelopen jaren is gebleken en erkend? Waarom wordt de regeling met de Belastingdienst zonder meer beëindigd en wordt niet voorzien in een structurele regeling die een goede uitvoering van het eigenrisicodragerschap mogelijk maakt?

4. Nota van wijziging (34 766, nr. 5)

De leden van de PVV-fractie vragen de regering waarom gekozen is voor het toekennen van dubbele kinderbijslag om onderwijsredenen en waarom dit in de verzamelwet is opgenomen?

5. Tweede nota van wijziging (34 766, nr. 6)

De leden van de CDA-fractie hebben vragen over de tweede nota van wijziging over het eigenrisicodragerschap. Deze leden missen hierbij een uitgebreide toelichting. Zijn de problemen met betrekking tot de uitvoering van het eigenrisicodragerschap voor de Ziektewet met deze nota van wijziging opgelost? In hoeverre worden werkgevers precies tegemoet gekomen die in 2018 eigenrisicodrager willen blijven? Kan de Belastingdienst deze regeling uitvoeren? Graag zien zij verduidelijking van de kant van de regering tegemoet.

De leden van de D66-fractie hebben vragen over de wijziging van artikel 475g, derde lid van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering die samenhangen met de Wet vereenvoudiging beslagvrije voet. De leden vragen of de wijziging effect kan hebben op de uitvoering en of deurwaarders nog steeds de beslagvrije voet kunnen bepalen zonder deze informatie. De leden vragen of het uitsluiten van deze informatie kan leiden tot hogere kosten van de schuldenaar, en of er een andere manier mogelijk is om toch enige informatie te verstrekken. Zij vragen of het – ondanks de maandelijkse fluctuaties – mogelijk is om informatie te verstrekken over de totaal uitstaande schulden.

De leden van de SP-fractie hebben met zorg kennis genomen van de voorgestelde wijziging van artikel 475g lid 3 sub d Rv. Zij vragen de regering met welk doel artikel 475g lid 3 sub d Rv wordt gewijzigd? Is de regering zich bewust dat de verplichting voor de instantie die verrekent om hun totale vordering te vermelden verdwijnt, terwijl de gerechtsdeurwaarder deze informatie nodig heeft om in te schatten of hij tot beslaglegging overgaat? Kan het ontbreken van deze informatie over de totale vordering ertoe leiden dat de schuldenaar onnodig op kosten wordt gejaagd? Kan de regering bevestigen dat de deurwaarder door deze wijziging niet meer kan beoordelen of de afloscapaciteit al «benut» is? De leden van de SP-fractie vragen de regering of het mogelijk is dat de deurwaarder niet in alle gevallen in staat zal zijn om de beslagvrije voet goed te berekenen en daar dan mogelijk geen verantwoordelijkheid voor kan nemen en dat de schuldenaar ook hierdoor het risico loopt om met onnodige kosten te worden geconfronteerd?

De fungerend voorzitter van de commissie, Bosman

De griffier van de commissie, Esmeijer