Gepubliceerd: 30 maart 2017
Indiener(s): André Bosman (VVD)
Onderwerpen: arbeidsvoorwaarden werk
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-34674-5.html
ID: 34674-5

Nr. 5 VERSLAG

Vastgesteld 30 maart 2017

De vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid, belast met het voorbereidend onderzoek van bovenstaand wetsvoorstel, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen van haar bevindingen.

Onder het voorbehoud dat de regering de vragen en opmerkingen in dit verslag afdoende zal beantwoorden, acht de commissie hiermee de openbare behandeling van het voorstel van wet voldoende voorbereid.

Inhoudsopgave:

blz.

       

I ALGEMEEN

2

1.

Algemeen

2

 

1.1

Uitkomsten toezichttoetsen en advies

2

2.

Toelichting per onderwerp

2

 

2.1

Uitvoeringsreglement beëindigde pensioenregeling en het algemeen pensioenfonds

2

 

2.2

Elektronische informatieverstrekking

2

 

2.3

Periodieke vaste stijging variabele pensioenuitkering

4

 

2.4

Uitbreiden spreidingstermijn bij de variabele uitkering van 5 naar 10 jaar

4

 

2.5

Raad van toezicht ondernemingspensioenfondsen

4

 

2.6

Verduidelijken aantal meetmomenten beleidsdekkingsgraad

5

 

2.7

Overgangsrecht website verplichting

6

 

2.8

Bevoegdheid tot waardeoverdracht bij «herkansing»

6

 

2.9

Procedure wijziging beroepspensioenregeling

6

3.

Overig

6

 

3.1

Uitzondering artikel 34 lid 10 Wet bescherming persoonsgegevens

6

 

3.2

Algemene pensioenfondsen

7

 

3.3

Nettopensioen

7

 

3.4

Inzage door deelnemers bij een pensioenfonds

8

 

3.5

Conversie na echtscheiding

8

 

3.6

Overbruggingspensioen

8

II ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING

9

I ALGEMEEN

1. Algemeen

De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de Verzamelwet pensioenen 2017. Deze leden hebben nog een aantal vragen en opmerkingen over de voorgestelde wijzigingen.

De leden van de PVV-fractie hebben kennisgenomen van de Verzamelwet pensioenen 2017.

De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de Verzamelwet pensioenen 2017. Deze leden vragen de regering aan te geven wat het criterium is tot het al dan niet opnemen van maatregelen met betrekking tot pensioenen in onderhavige wet. Waarom voldoet de maatregel «verplichte raad van toezicht voor ondernemingspensioenfondsen» wel aan dit criterium en een meldingsplicht voor voorgenomen fusies en splitsingen van fondsen aan De Nederlandsche Bank (DNB) niet?

De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van het wetsvoorstel Verzamelwet pensioenen 2017.

De 50PLUS-fractie heeft met belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel. Het geeft voor de leden van deze fractie aanleiding tot het stellen van enkele vragen en het maken van enige opmerkingen. Deze leden constateren met de Pensioenfederatie (position paper Pensioenfederatie Verzamelwet pensioenen 2017 d.d. 3 maart 2017 https://www.pensioenfederatie.nl/stream/position-paper-verzamelwet-pensioenen-2017def.pdf), dat de Verzamelwet zowel «beleidsarme» (zoals gebruikelijk), als meer wezenlijke wijzigingen met zich mee brengt. Waarom is dit het geval?

1.1 Uitkomsten toezichttoetsen en advies

De leden van de D66-fractie lezen dat de toezichthouder DNB heeft aangegeven graag een expliciete regeling ingevoerd te zien worden waardoor voorgenomen fusies of splitsingen aan DNB gemeld moeten worden, waarna DNB een verbod kan opleggen op grond van prudentiële overwegingen. Kan de regering toelichten hoe zij hierover denkt?

2. Toelichting per onderwerp

2.1 Uitvoeringsreglement beëindigde pensioenregeling en het algemeen pensioenfonds

De leden van de SP-fractie vragen de regering of is overwogen om het verantwoordingsorgaan van een collectiviteitskring instemmingsrecht te geven ten aanzien van de wijziging van het uitvoeringsreglement. Zo ja, wat is de reden dat er gekozen is voor adviesrecht en niet voor instemmingsrecht?

2.2 Elektronische informatieverstrekking

De leden van de CDA-fractie zijn positief dat de regering zeer veel voorwaarden verbindt aan de mogelijkheid voor pensioenuitvoerders om elektronisch te informeren in plaats van schriftelijk. Daarbij is essentieel dat de Autoriteit Financiële Markten (AFM) nog extra waarborgen heeft voorgesteld, namelijk dat de standaard niet mag zijn dat wordt ingestemd met digitale verstrekking en dat er geen drempels mogen worden opgeworpen om niet in te stemmen met digitale verstrekking. Op welke wijze worden deze waarborgen onderdeel van onderhavig wetsvoorstel? Zijn pensioenuitvoerders aan deze waarborgen gebonden? Daarnaast vragen de leden van de CDA-fractie of er ook een weg terug mogelijk is. Kunnen deelnemers die per abuis hebben ingestemd met digitale verstrekking aangeven dat zij toch per post geïnformeerd willen worden?

Verder vragen de leden van de CDA-fractie of de gebruikte terminologie in het wetsvoorstel en de memorie van toelichting wel past bij de feitelijke wijziging. Het komt de leden van de CDA-fractie voor dat het voor deelnemers gemakkelijker is om niet in te stemmen met digitale verstrekking indien zij hierover elektronisch «geïnformeerd» worden dan wanneer zij hierover schriftelijk geïnformeerd worden. In bezwaar gaan tegen een schriftelijk bericht is immers ingewikkelder dan de optie «nee» aanvinken of niet reageren op een digitaal bericht. Kan de regering dit bevestigen? De leden van de CDA-fractie zijn van mening dat als deelnemers expliciet toestemming moeten geven voor het elektronisch verstrekken van informatie door de pensioenuitvoerder dat de terminologie «elektronisch is geïnformeerd» eigenlijk niet passend is. Deelt de regering de mening dat het logischer is om in de wettekst (artikel 49, derde lid, sub b, PW) bijvoorbeeld de terminologie te hanteren: «elektronisch om toestemming is gevraagd en hij geen toestemming voor elektronische vertrekking heeft gegeven»?

Verder verzoeken de leden van de CDA-fractie de regering aan te geven hoe lang de pensioenuitvoerder de elektronische informatie beschikbaar moet stellen en op welke wijze de gerechtigde elektronische informatie authentiek kan opslaan.

Het gebeurt namelijk meer dan eens dat iemand wil kunnen kijken wat er 20 jaar geleden op een pensioenoverzicht stond om te kunnen beoordelen wat er precies gebeurd is met pensioenrechten. Dan bieden de schoenendozen of multomappen met oude pensioenoverzichten vaak uitkomst om opheldering te geven. Als de informatie alleen elektronisch verschaft wordt, dan zullen deze veel minder vaak opgeslagen worden en dat kan in de toekomst tot grote problemen leiden. Licht het opnemen van een bewaarplicht (intern of extern) van verstrekte pensioenoverzichten in de Pensioenwet niet in de rede, zo vragen de leden van de CDA-fractie.

De leden van de D66-fractie hebben vragen over het opnemen van reële en nominale pensioenbedragen op mijnpensioenregister.nl. Zowel het Verbond voor Verzekeraars als de Pensioenfederatie geven aan moeite te hebben met de verplichting om reële bedragen met de deelnemer te communiceren. Volgens hen toont onderzoek aan dat het voor de deelnemer begrijpelijker is als er nominale bedragen gecommuniceerd worden, net als dat het geval is bij bijvoorbeeld hypotheken. Kan de regering uitgebreider beargumenteren waarom er voor wordt gekozen om alleen nog reële bedragen te communiceren? Ligt hier onderzoek aan ten grondslag? Is hierbij rekening gehouden met het verwachtingspatroon van de deelnemer en/of communicatie van andere/vergelijkbare bedragen voor de verre toekomst?

De leden van de SP-fractie vragen de regering of het mogelijk maken voor pensioenuitvoerders om elektronisch te informeren over het voornemen om op elektronische wijze informatie te verstrekken inhoudt dat niet altijd ook schriftelijk hierover geïnformeerd en instemming gevraagd moet worden.

De pensioenuitvoerder dient deelnemers vooraf schriftelijk te informeren als zij voornemens is informatie elektronisch te verschaffen. Daartegen kan men bezwaar maken. De leden van de 50PLUS-fractie vinden dat de aankondiging van elektronische informatieverstrekking ook via elektronische weg – een wens van pensioenuitvoerders – op zich begrijpelijk is. Wat betekent dit voor mensen die geen computer gebruiken? Krijgen zij deze aankondiging dan niet per post? Deze leden vinden dat deelnemers – ook degenen die zelf geen computer kunnen gebruiken – altijd expliciet en op heldere en eenvoudige wijze moeten instemmen met elektronische informatieverstrekking. Als die instemming niet verkregen wordt moet de pensioenuitvoerder informatie schriftelijk blijven verstrekken. Blijft dat het geval? Deze leden ontvangen graag een nadere toelichting van de regering.

2.3 Periodieke vaste stijging variabele pensioenuitkering

De leden van de VVD-fractie zijn verheugd met de verduidelijking in het voorstel over de mogelijkheid voor een periodieke vaste stijging van de uitkering bij een variabele pensioenuitkering op grond van de Wet verbeterde premieregeling.

De leden van de CDA-fractie achten het positief dat verduidelijkt wordt dat een periodiek vaste stijging mogelijk is bij een variabele pensioenuitkering. Deze leden zouden het veel beter vinden als ons pensioenstelsel in het algemeen gebaseerd is op een reëel pensioen in plaats van op een nominaal pensioen. Kan de regering een overzicht geven voor welke categorieën pensioenproducten (inclusief producten in de derde pijler) een periodieke vast stijging mogelijk is?

De leden van de SP-fractie vragen de regering hoeveel lager de eerste pensioenuitkering in procenten wordt verwacht te zijn en hoe sterk de verwachting is dat er vervolgens sprake is van een sterker stijgend uitkeringspatroon, meer stabiliteit in koopkracht en hogere pensioenuitkeringen bij hoge leeftijden.

2.4 Uitbreiden spreidingstermijn bij de variabele uitkering van vijf naar tien jaar

De leden van de CDA-fractie merken op dat een spreidingstermijn van tien jaar aantrekkelijk lijkt, maar wel het risico in zich draagt dat een pensioenuitkering aan het eind van het leven in een keer heel hard toeneemt of afneemt. Heeft de regering een voorbeeldberekening gemaakt wat er gebeurt als de effecten van een forse negatieve schok (zeg val in aandelen van 30% of een forse renteschok) over tien jaar gespreid worden bij een persoon die ten tijde van de schok 70 jaar oud is? Zo nee, is de regering bereid aan te geven welk gevolg dit heeft op de uitkeringen?

2.5 Raad van toezicht ondernemingspensioenfondsen

De leden van de VVD-fractie hebben een aantal vragen over de wijziging waarbij voor ondernemingspensioenfondsen met een belegd eigen vermogen van meer dan € 1 miljard over moeten gaan tot toezicht via een raad van toezicht in plaats van een externe visitatiecommissie. Waarom wordt deze wijziging in de Verzamelwet geregeld? Welke evaluatie ligt hieraan ten grondslag? En wat zijn de gevolgen van deze wijziging? Op basis waarvan is de grens van € 1 miljard gekozen? Is de regering bereid om deze wijziging te herzien en eerst een gedegen evaluatie uit te laten voeren, alvorens dit besluit in de Kamer te bespreken?

De leden van de D66-fractie vragen of er overwogen is om meerdere meetmomenten toe te passen bij de toets van € 1 miljard belegd vermogen, aangezien het belegd vermogen van een fonds aan verandering onderhevig is. Hoe groot zijn de administratieve lasten van deze regel? Is overwogen om fondsen die zichzelf opheffen of fuseren (tijdelijk) uit te zonderen van deze regel? Visitatiecommissies worden nu afgeschaft voor pensioenfondsen met een belegd vermogen van groter dan € 1 miljard. Kan de regering aangeven waarom de evaluatie van de visitatiecommissies enerzijds niet is afgewacht voor het nemen van een besluit, of anderzijds waarom de evaluatie niet is afgerond voor een besluit genomen werd?

De leden van de SP-fractie vragen de regering toe te lichten hoe hoog de administratieve lasten zijn voor fondsen met een vermogen minder dan € 1 miljard, waardoor niet is gekozen voor een verplichte raad van toezicht voor ondernemingspensioenfondsen voor ook kleinere pensioenfondsen dan met een vermogen boven € 1 miljard.

De leden van de 50PLUS-fractie vinden het verstandig dat de verplichting voor het instellen van een raad van toezicht ook voor ondernemingspensioenfondsen gaat gelden, net zoals dit het geval is voor bedrijfstakpensioenfondsen met een paritair of onafhankelijk bestuur. Dit gebeurt echter alleen voor ondernemingsfondsen met een belegd vermogen van meer dan € 1 miljard. Waarom is er voor gekozen deze aanpassing door te voeren voordat er een evaluatie van de Wet versterking bestuur pensioenfondsen heeft plaatsgevonden? Deze leden vragen de regering voorts in te gaan op de kritische kanttekeningen van de Pensioenfederatie zoals genoemd in hun position paper bij deze maatregel. Zij zijn met de Pensioenfederatie van oordeel, dat deze maatregel wel gepaard gaat met zorgvuldig flankerend beleid en niet tot nodeloze exercities leidt bij pensioenfondsen. Ook vinden zij, dat er bij het invoeren van deze maatregel goed rekening moet worden gehouden met verstandig gekozen meetmomenten voor het vermogen, en schommelingen in het vermogen.

2.6 Verduidelijken aantal meetmomenten beleidsdekkingsgraad

De leden van de PVV-fractie vragen waarom voor deze uitwerking is gekozen en hoeveel pensioenfondsen mogelijk met een hersteltermijn van meer dan vijf jaar worden geconfronteerd.

De leden van de CDA-fractie merken op dat de oorspronkelijke tekst op zich duidelijk was en dat met deze wijziging een korting een jaar wordt uitgesteld. Dat is een politieke keuze. De leden van de CDA-fractie grijpen deze gelegenheid aan om te vragen wanneer de regering eindelijk de macro-econmische kosten en baten van het lagerentebeleid in kaart gebracht heeft.

De leden van de D66-fractie hebben het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State gelezen. Klopt het dat er sprake is van een herstelperiode van vijf jaren, en dat alleen voor het jaar 2014 een uitzondering wordt gemaakt omdat het ging om een overgangsjaar? Zijn de toezichthouders geconsulteerd over het aantal meetmomenten? Zo ja, kan de regering aangeven wat hun advies was met betrekking tot het uitleggen van de Pensioenwet als het gaat om het aantal meetmomenten?

De leden van de 50-PLUS fractie hebben vragen over de meetmomenten van de beleidsdekkingsgraad. Pensioenfondsen die vijf opeenvolgende jaren een beleidsdekkingsgraad kennen die onder het vereist eigen vermogen ligt, zijn op grond van de Pensioenwet en de Wet verplichte beroepspensioenregeling verplicht een extra herstelmaatregel te nemen. DNB en het Ministerie van SZW kijken in de praktijk naar zes meetmomenten. Die zes meetmomenten worden nu expliciet in de wet opgenomen. Dit betekent in de praktijk dat het mogelijk is, dat een pensioenfonds pas hoeft te korten als het feitelijk zes jaar achtereen een dekkingstekort heeft. De leden van de 50PLUS-fractie vragen op dit punt nog eens een uitvoerige toelichting op de kanttekeningen van de Afdeling advisering van de Raad van State bij deze maatregel. Kan de regering bevestigen dat met de zes meetmomenten altijd sprake is van een meting over een tussenliggende periode van vijf jaar, zoals beoogd is met de wet? Is met de gekozen maatregel geen sprake van een standaard verlenging van de hersteltermijn, zoals de Afdeling advisering van de Raad van State stelt? De 50PLUS-fractie vraagt de regering de maatregel nog eens grondig te motiveren.

2.7 Overgangsrecht website verplichting

De leden van de PVV-fractie vragen waarom niet eerder is voorzien dat de websiteverplichting kennelijk te ambitieus is. Hoe wordt richting de pensioendeelnemer gecommuniceerd dat bepaalde informatie voor hen alsnog opvraagbaar is?

De leden van de CDA-fractie ontvangen graag een nadere toelichting welke informatie nu wel en welke informatie nu niet beschikbaar zal zijn bij Pensioen 1-2-3. Het doel was namelijk om alle informatie over de huidige pensioenopbouw en de pensioenopbouw in het verleden te hebben. Die laatste zou toch echt dit jaar toegevoegd worden. En hierbij zou het belang van de deelnemer centraal staan, niet dat van de uitvoerder. Nu wordt in het belang van de pensioenuitvoerder voorgesteld bepaalde informatie niet meer beschikbaar te stellen. Kan de regering precies aangeven welke informatie dit betreft en of hierbij Pensioen 1-2-3 niet veel van haar toegevoegde waarde zal verliezen?

De leden van de SP-fractie vragen de regering of de pensioenuitvoerders verplicht zijn op hun website aan te geven dat de informatie, die met dit wetsvoorstel niet verplicht in de Pensioen 1-2-3 hoeft te worden opgenomen, op verzoek kan worden ontvangen.

2.8 Bevoegdheid tot waardeoverdracht bij «herkansing»

De leden van de VVD-fractie zijn enthousiast dat het geregeld wordt dat mensen, die in de periode van 1 januari 2014 tot 8 juli 2015 een vast en levenslang pensioen hebben ingekocht, de mogelijkheid krijgen het contract om te zetten naar een variabele uitkering bij de huidige verzekeraar. Zij hebben nog wel enkele vragen over deze herkansingsmogelijkheid. Geldt de herkansing ook voor mensen die aangesloten zijn bij een pensioenfonds? Mogen verzekeraars weigeren het reeds lopende contract open te breken?

De leden van de CDA-fractie vragen de regering of niet gekozen kan worden voor het recht in plaats van de bevoegdheid, nu de verzekeraars beloofd hebben hierin te voorzien.

2.9 Procedure wijziging beroepspensioenregeling

De leden van de PVV-fractie vragen hoeveel zienswijzen de afgelopen tien jaar zijn ingediend en bij welke wijzigingen van de beroepspensioenregeling.

3. Overig

3.1 Uitzondering artikel 34 lid 10 Wet bescherming persoonsgegevens

De leden van VVD-fractie hebben vragen over de uitzondering dat premiepensioeninstellingen en verzekeraars wel, maar pensioenfondsen geen uitzondering op grond van artikel 34A lid 10 van de Wet bescherming persoonsgegevens krijgen. Is de regering hiermee bekend? Kan de regering toelichten waarom dit onderscheid gemaakt wordt? Deelt de regerings de mening dat de uitzondering, die betrekking heeft op de zogenoemde terugmeldplicht, op alle pensioenuitvoerders van toepassing zou moeten zijn om de consistentie te borgen en administratieve lasten te beperken?

De leden van de 50PLUS-fractie vragen waarom de uitzondering (betrekking hebbende op de zogenoemde terugmeldplicht) van artikel 34A lid 10 van de Wet bescherming persoonsgegevens geldt voor premiepensioeninstellingen en verzekeraars, maar niet voor pensioenfondsen. Graag ontvangen deze leden een verklarende toelichting voor dit onderscheid.

3.2 Algemene pensioenfondsen

De leden van de VVD-fractie vragen of de regering bekend is met signalen dat de wet- en regelgeving voor algemene pensioenfondsen leidt tot rechtsonzekerheid bij vermogensbeheerders met als gevolg dat het afdekken van het renterisico zeer moeizaam gaat voor de algemene pensioenfondsen. Deelt de regering de mening dat dit onwenselijk is? Is de regering bereid om deze rechtsonzekerheid weg te nemen?

De leden van de D66-fractie begrijpen dat de huidige wetgeving voor algemene pensioenfondsen problemen oplevert als het gaat om het aangaan van derivatentransacties. Kan de regering aangeven welke problemen algemene pensioenfondsen ondervinden, of deze problemen op te lossen zijn en zo ja, hoe?

De leden van de 50PLUS-fractie vragen de regering in te gaan op het door de Pensioenfederatie gesignaleerde knelpunt, waarbij de huidige wetgeving voor het algemeen pensioenfonds problemen oplevert voor algemene pensioenfondsen en banken (als tegenpartijen) bij het aangaan van onder andere derivatentransacties, die een belangrijk instrument vormen voor pensioenfondsen om rente- en valuta risico’s af te dekken.

3.3 Nettopensioen

De leden van de VVD-fractie hebben 3 februari jl. schriftelijke vragen gesteld over het nettopensioen (Aanhangsel van de Handelingen, vergaderjaar 2016–2017, nr. 1401). Deelte de regering de mening van deze leden dat het onwenselijk is als wet- en regelgeving ertoe leidt dat deelnemers een aanzienlijk deel van hun kapitaal kunnen kwijtraken bij inkoop van hun pensioen? Blijkt uit het gegeven dat deelnemers bij de huidige nettopensioenregelingen bij pensioenfondsen ruim een kwart van hun inleg kwijt kunnen raken bij omzetting naar een uitkering niet juist dat de fiscale hygiëne onvoldoende geborgd is? Is de regering bereid om een afschrift van haar reactie op de brief van de Pensioenfederatie (d.d. 1 februari 2017) aan de Kamer te sturen? Kan de regering aangeven wanneer zij tot een definitief oordeel komt over het aanpassen van de lagere regelgeving conform het voorstel van de Stichting van de Arbeid (http://www.stvda.nl/~/media/Files/Stvda/Nota/2010_2019/2017/20170301-netto-pensioenregelingen.ashx)? Is het eventueel mogelijk om in deze Verzamelwet hiervoor een oplossing op te nemen?

Met betrekking tot het nettopensioen vragen de leden van de D66-fractie de regering in te gaan op een tweetal zaken. Volgens de Pensioenfederatie ondervinden deelnemers van nettopensioenregelingen op het moment van inkoop financieel nadeel. Ook geeft de Pensioenfederatie aan dat deelnemers van verplichtgestelde bedrijfstakpensioenfondsen onbedoeld en onnodig geen gebruik kunnen maken van de variabele uitkering. Kan de regering aangeven of zij het wenselijk vindt deze knelpunten weg te nemen en hoe dat mogelijk kan worden gemaakt?

De leden van de 50PLUS-fractie vragen de regering voorstellen te doen om bestaande knelpunten ten aanzien van nettopensioen verder weg te nemen. Pensioenfondsen blijken op dit moment niet in staat om een nettopensioenregeling uit te voeren die aantrekkelijk en in het belang van de deelnemers is. In dit verband wordt voor een toelichting op de concrete knelpunten, waaronder de voorwaarden voor inkoop van het vaste nettopensioen, verwezen naar de betreffende brief van de Pensioenfederatie (brief Pensioenfederatie aan de Staatssecretaris SZW d.d. 1 februari 2017, https://www.pensioenfederatie.nl/stream/wettelijke-vormgeving-nettopensioen-pensioenfederatie.pdf).

3.4 Inzage door deelnemers bij een pensioenfonds

De leden van de CDA-fractie vragen de regering aan te geven op welke wijze een de deelnemer aan een regeling inzage kan krijgen in:

  • de totale kosten die gemaakt zijn door een pensioenfonds en de onderliggende berekeningen;

  • de beleggingen;

  • rechtszaken en schikkingen waarbij het pensioenfonds betrokken is;

  • de sanctie die bestaat op het niet verschaffen van informatie.

3.5 Conversie na echtscheiding

In het kader van allerlei verschillende pensioenonderwerpen in onderhavig wetsvoorstel hebben de leden van de CDA-fractie ook nog enkele vragen over conversie na echtscheiding. De scheiding moeten deelnemers zelf doorgeven aan hun pensioenfonds. Kan de regering aangeven waarom dat noodzakelijk is? Wie wijst deelnemers op deze verplichting en op de mogelijkheid tot conversie? Kan de regering aangeven wat de voor- en nadelen zijn van conversie?

3.6 Overbruggingspensioen

De leden van de D66-fractie hebben vragen over het overbruggingspensioen. De Pensioenfederatie heeft aandacht gevraagd voor het wegvallen van de keuze voor deelnemers om het AOW-overbruggingspensioen aan te passen aan de verhoogde AOW-leeftijd. Kan de regering aangeven hoeveel procent van de mensen die hiervoor in aanmerking zou komen, nog geen keuze had gemaakt toen de mogelijkheid op 1 juli 2016 verviel? Kan de regering de voor- en nadelen van het structureel maken van deze mogelijkheid toelichten?

De leden van de SP-fractie vragen of de regering bereid is de mogelijkheid voor pensioenuitvoerders om een al toegepaste AOW-overbrugging in het ouderdomspensioen eenmalig aan te passen aan een nieuwe AOW-leeftijd, structureel in de Pensioenwet op te nemen, waarmee gepensioneerden de zekerheid krijgen dat zij bij een eventuele verdere verhoging van de AOW-leeftijd een inkomensgat kunnen voorkomen.

Bij ongewijzigd beleid zal de AOW-leeftijd waarschijnlijk blijven stijgen. De leden van de 50PLUS-fractie stellen met de Pensioenfederatie, dat het wenselijk is, de mogelijkheid te bieden om een al toegepaste AOW-overbrugging in het ouderdomspensioen blijvend (dus niet eenmalig) aan te kunnen passen aan de wijzigende (nieuwe) pensioenleeftijd. Deze mogelijkheid zou structureel in de Pensioenwet moeten worden opgenomen. Door het structureel opnemen van deze mogelijkheid in de Pensioenwet krijgen gepensioneerden de zekerheid dat zij bij een eventuele verdere verhoging van de AOW-leeftijd een AOW-overbruggingspensioen alsnog hierop kunnen aanpassen zodat een inkomensgat (AOW-gat) kan worden voorkomen.

Tot slot verzoeken de leden van de CDA-fractie de regering te reageren op de position paper van de Pensioenfederatie over onderhavig wetsvoorstel.

II ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING

Artikel I, onderdeel D en G en artikel II, onderdeel E en H (de artikelen 44a, 45, 46, 51 en 63b van de Pensioenwet en de artikelen 55a, 56, 57, 62 en 75b van de Wvb)

De leden van de VVD-fractie lezen dat in deze Verzamelwet wordt voorgesteld om in artikel 51 van de Pensioenwet het woord «tevens» te schrappen. De leden van de VVD-fractie hebben hier vragen over. Wat is de reden om het woord «tevens» te schrappen? Wat zijn de gevolgen van het schrappen van deze tekst? Waarom wordt dit in de memorie van toelichting alleen uitgelegd in de artikelsgewijze toelichting en niet in de toelichting per onderwerp? Klopt het dat door deze wijziging het tonen van de gegevens in nominale bedragen niet meer verplicht wordt? De leden van de VVD-fractie vrezen dat deze maatregel leidt tot een verslechtering van het pensioeninzicht voor de deelnemers. Zij zouden graag zien dat nominale bedragen leidend blijven in pensioenoverzichten. Het tonen van nominale bedragen maakt beter inzichtelijk hoe de waarde ten opzichte van vorig jaar zich heeft ontwikkeld. Kan de regering aanvullend toelichten waarom zij het onwenselijk acht om naast een verplichte weergave in scenario’s ook de nominale bedragen verplicht weer te geven? Waaruit blijkt dat het tonen van zowel nominale als reële bedragen verwarrend is voor de deelnemers? Kan deze verwarring niet op een andere manier verminderd worden, bijvoorbeeld door de informatie gelaagd te tonen, zoals nu bij Pensioen 1-2-3 al gebeurt? Hoe wil de regering waarborgen dat de ontwikkeling van de waarde ten opzichte van voorgaande jaren inzichtelijk blijft voor de pensioendeelnemers? Is de regering bereid om het wetsvoorstel op dit punt te heroverwegen?

De leden van de 50PLUS-fractie vragen nader in te gaan op de voorgestelde aanpassing van artikel 51 van de Pensioenwet over de uniforme rekenmethodiek en het Pensioenregister. In dit verband wordt de regering gevraagd in te gaan op de betreffende kanttekeningen van de Pensioenfederatie. Er zouden met de voorgestelde aanpassing alleen nog maar reële bedragen getoond moeten worden (koopkrachtinformatie). Het tonen van zowel nominale als reële bedragen in het Pensioenregister zou verwarring wekken. Deze leden vragen aandacht voor de constatering van de Pensioenfederatie dat onderzoek juist uitwijst, dat koopkrachtinformatie relevant wordt geacht, maar ondergeschikt is aan meer feitelijke, nominale informatie. Via nominale informatie (dus ongecorrigeerd voor inflatie etc.) is beter vergelijkbaar hoe de waarde van het pensioen zich ten opzichte van het vorige jaar heeft ontwikkeld. Koopkrachtinformatie mag de informatie zijn waar men primair behoefte aan heeft («wat krijg ik in mijn handen, wat wordt er aan mij overgemaakt») niet vertroebelen. Waarom is deze voorgestelde wijziging van artikel 51 niet afgestemd met het veld, zo vragen deze leden. Waarom wordt gekozen voor een maatregel die in wezen niet goed scoort bij deelnemersonderzoeken van het Ministerie van SZW? Het opnemen van nominale en reële bedragen in pensioeninformatie hoeft niet verwarrend te zijn, mits helder toegelicht. Het wordt volgens deze leden niet verwarrend als eerst de nominale cijfers worden getoond (laag 1 van Pensioen 1-2-3) en vervolgens de reële cijfers (wat is de nominale basis in de toekomst naar verwachting waard) via doorklikken (met toelichting) in een andere informatielaag.

De fungerend voorzitter van de commissie, Bosman

De adjunct-griffier van de commissie, Haveman-Schüssel