Gepubliceerd: 8 december 2016
Indiener(s): Roland van Vliet (Van Vliet)
Onderwerpen: bestuur organisatie en beleid recht
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-34625-2.html
ID: 34625-2

Nr. 2 VOORSTEL VAN WET

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is om onder andere de Comptabiliteitswet 2001, en de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren te wijzigen in verband met het verlagen van het aantal kandidaten op aan de Tweede Kamer toe te zenden aanbevelingslijsten ten behoeve van de benoeming van leden van de Algemene Rekenkamer en van de Hoge Raad der Nederlanden, en de Wet Nationale ombudsman te wijzigen in verband met het stellen van de stellen van de ambtstermijn van de Kinderombudsman en de Veteranenombudsman op zes jaren;

Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

In artikel 70, derde lid, van de Comptabiliteitswet 2001 wordt «zes kandidaten» vervangen door: ten minste drie kandidaten.

ARTIKEL II

Artikel 9, tweede lid, van de Wet Nationale ombudsman komt te luiden:

  • 2. De benoeming van de substituut-ombudsman die de functie heeft van Kinderombudsman of Veteranenombudsman, geschiedt voor de duur van zes jaren. De benoeming van overige substituut-ombudsmannen geschiedt voor de duur van de ambtstermijn van de ombudsman op wiens verzoek zij zijn benoemd, vermeerderd met een jaar.

ARTIKEL III

In artikel 5c, zesde lid, van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren wordt «zes kandidaten» vervangen door: ten minste drie kandidaten.

ARTIKEL IV

Indien het bij koninklijke boodschap van 8 maart 2016 ingediende voorstel van wet houdende Regels inzake het beheer, de informatievoorziening, de controle en de verantwoording van de financiën van het Rijk, inzake het beheer van publieke liquide middelen buiten het Rijk en inzake het toezicht op het beheer van publieke liquide middelen en publieke financiële middelen buiten het Rijk (Comptabiliteitswet 2016) (34 426) tot wet is of wordt verheven en in werking treedt of is getreden, vervalt artikel I van deze wet, en wordt in artikel 7.1, vierde lid, van die wet «vier kandidaten» vervangen door: drie kandidaten.

ARTIKEL V

  • 1. Artikel 9, tweede lid, van de Wet Nationale ombudsman, zoals dit luidde voor de inwerkingtreding van deze wet, blijft van toepassing op de ambtstermijn van voorafgaand aan de inwerking van deze wet gedane benoemingen van substituut-ombudsmannen.

  • 2. De artikelen 70, derde lid, van de Comptabiliteitswet 2001, 5c, zesde lid, van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren en 7.1, vierde lid, van het bij koninklijke boodschap van 8 maart 2016 ingediende voorstel van wet houdende Regels inzake het beheer, de informatievoorziening, de controle en de verantwoording van de financiën van het Rijk, inzake het beheer van publieke liquide middelen buiten het Rijk en inzake het toezicht op het beheer van publieke liquide middelen en publieke financiële middelen buiten het Rijk (Comptabiliteitswet 2016) (34 426), indien dit tot wet is verheven, zoals die luidden voor de inwerkingtreding van deze wet, blijven van toepassing op benoemingsprocedures waarbij voorafgaand aan de inwerkingtreding een aanbevelingslijst als bedoeld in die artikelleden aan de Tweede Kamer is toegezonden.

ARTIKEL VI

Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

De Minister van Financiën,

De Minister van Veiligheid en Justitie,