Gepubliceerd: 5 december 2016
Indiener(s): Jetta Klijnsma (staatssecretaris sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA)
Onderwerpen: organisatie en beleid sociale zekerheid werk
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-34578-17.html
ID: 34578-17

Nr. 17 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 5 december 2016

Bij de plenaire behandeling op 23 november in uw Kamer (Handelingen II 2016/17, nr. 26, Verplichten van beschut werk) van het wetsvoorstel tot Wijziging van Participatiewet en enkele andere wetten in verband met het verplichten van beschut werk en met betrekking tot het quotum van arbeidsbeperkten en het openstellen van de Praktijkroute1 heb ik een aantal toezeggingen gedaan. Ik heb toegezegd uw Kamer een overzicht te bieden van de beschikbare middelen voor de Wsw en nieuw beschut werk en de toereikendheid hiervan. Ook heb ik toegezegd uw Kamer de contouren te schetsen van mijn ideeën op welke wijze mensen worden voorgelicht over het indienen van een aanvraag voor beschut werk. Met deze brief informeer ik u over deze onderwerpen. Voorts ga ik in op de suggestie die Cedris in haar brief van 22 november aan uw Kamer heeft gedaan om beschut werk ook tijdelijk te kunnen aanbieden.

Middelen Wsw

In haar brief van 1 december 2016 geeft Cedris aan dat ze in de periode 2016 tot en met 2020 forse financiële tegenvallers verwachten voor Sw bedrijven en gemeenten. Volgens Cedris gaat het in de periode 2016–2020 om een extra cumulatief tekort van € 300 miljoen.

De eerste oorzaak die Cedris hiervoor aandraagt is de verwachting dat het volume in de Wsw in de periode 2016–2020 minder zou afnemen dan voorzien is in de Invoeringswet Participatiewet. Indien zich dit daadwerkelijk zou voordoen leidt dit tot «tegenvallers» voor gemeenten in deze periode. In 2016 zou dit volgens Cedris dan al gaan om circa € 19,2 miljoen. In de periode 2016–2020 bedraagt het verwacht cumulatief tekort circa € 180 mln. Na 2020 slaan deze «tegenvallers» om in «meevallers». Inmiddels zijn de realisatiecijfers voor de stand eind juni 2016 beschikbaar. Deze geven een goede indicatie van de gemiddelde realisatie in 2016. Het blijkt dat eind juni het gerealiseerde aantal arbeidsjaren op 83.063 uitkomt. Dit volume is lager dan de 83.300 arbeidsjaren die gemiddeld voor 2016 werden voorzien bij de Invoeringswet Participatiewet. Op basis van dit realisatiecijfer zou er geen sprake zijn van een tegenvaller van circa € 19,2 miljoen in 2016, zoals Cedris aangeeft, maar van een verwachte meevaller voor gemeenten van circa € 6 miljoen.

De tweede oorzaak die Cedris aankaart is de tegenvallende opbrengst van het LIV. In haar brief van 1 december 2016 geeft Cedris aan dat er sprake is van een tegenvaller van circa € 40 miljoen per jaar vanaf 2018 omdat gemeenten eerder rekenden op een circa twee maal zo hoge bijdrage. Volgens Cedris leidt dit tot een extra cumulatief tekort in de periode 2016–2020 van € 120 miljoen. Ik moet benadrukken dat er ten opzichte van de raming ten tijde van de invoering van de Participatiewet circa € 40 miljoen per jaar bijkomt vanaf 2017 (LIV 2017 wordt verstrekt in 2018).

De opvatting van Cedris dat er in de periode 2016–2020 een extra cumulatief tekort van € 300 miljoen ontstaat deel ik niet. In onderstaande tabel geef ik een inschatting weer van de financiële situatie van de Wsw uitgaande van het huidige volume-realisatiecijfer ultimo juni 2016 (eerste rij in onderstaande tabel) en het effect van het LIV (tweede rij in onderstaande tabel). In totaal zou de bijdrage vanuit het LIV in de periode 2016–2020 circa € 120 miljoen bedragen wat een mogelijke tekort als gevolg van een lagere uitstroom, mocht deze zich voordoen, meer dan compenseert.

Financiële situatie Wsw (€ mln)

2016

2017

2018

2019

2020

2021

Totaal

Inschatting SZW op basis huidige realisatiecijfer en ramingsmodel Panteia

6

– 21

– 34

– 13

1

31

– 30

Bijdrage LIV

0

0

40

40

40

40

160

Totaal

6

– 21

6

27

41

71

130

Daarnaast hebben gemeenten ook in 2015 een «meevaller» van € 10 à 15 miljoen gehad als gevolg van een iets hogere uitstroom dan voorzien was bij de Invoeringswet Participatiewet. Ook hebben gemeenten in de jaren 2015 en 2016 in totaal € 30 miljoen ontvangen voor de begeleiding van beschut werk. Vanwege het lage aantal gecreëerde plekken hebben gemeenten maar een zeer klein deel van deze € 30 miljoen daadwerkelijk uitgegeven aan begeleiding van beschut werk. Resterende middelen voor begeleiding mogen gemeenten houden en inzetten voor andere doelen. Tenslotte zal ik me, zoals ik heb toegezegd tijdens het AO over de Participatiewet op 27 oktober jl.,bij de voorjaarsbesluitvorming in het kabinet inspannen om het niet gebruikte deel van de bonus beschut werk te behouden voor de gemeenten.2

Conclusie met betrekking tot de middelen Wsw

Terecht schrijft Cedris in haar brief van 1 december 2016 aan uw Kamer dat de kennis en het instrumentarium binnen de Sw-sector hard nodig blijven om de ambitie van een inclusieve arbeidsmarkt en de banenafspraak te realiseren. Een Sw-infrastructuur die hierop is toegesneden is daarvoor onontbeerlijk. Om de transitie van de sociale werkbedrijven goed te laten verlopen is (via de motie Kerstens) door het kabinet € 30 miljoen euro extra uitgetrokken. Veel Sw-bedrijven en gemeenten spelen hier op in en borgen de inzet van de kennis en expertise van de Sw-bedrijven voor de toekomst. Een deugdelijk financieel kader voor de Wsw is daarvoor van wezenlijk belang. De Wsw heeft altijd drie financieringsbronnen gekend: de Rijksbijdrage, de opbrengsten van de productie van de Sw-bedrijven en de bijdragen van gemeenten.

Op grond van het bovenstaande blijf ik van mening dat volgens de huidige inzichten de middelen voor de Wsw toereikend zijn en er nu geen additionele maatregelen nodig zijn, bovenop de maatregelen die ik bovenstaand heb aangegeven. Via het eerder genoemde monitoren van de Wsw, zal ik samen met VNG en Cedris nauwgezet volgen in hoeverre de middelen toereikend blijven. Dit geldt ook voor de ontwikkeling van de kosten en opbrengsten van de uitvoering van de Wsw.

Middelen nieuw beschut werk

Beschut werk is expliciet als instrument in de Participatiewet opgenomen voor mensen met arbeidsvermogen die zoveel begeleiding en/of aanpassingen nodig hebben dat niet van een reguliere werkgever mag worden verwacht dat hij deze mensen in dienst neemt.

Hieronder geef ik weer hoeveel middelen beschikbaar zijn voor een beschutte werkplek in vergelijking met de bedragen zoals naar voren gebracht in de brief van Cedris aan uw Kamer3. Daarbij geef ik aan op welke punten er verschil van inzicht is over deze bedragen met Cedris. In de linkerkolom van onderstaande tabel ziet u de bedragen voor een voltijds aanstelling. Omdat veel beschut werk contracten ook deeltijdcontracten zullen betreffen laten we daarnaast ook zien hoe hoog de bedragen zijn bij een deeltijdsaanstelling van 31 uur. Bij de toedeling van het geld voor de loonkostensubsidie aan het macrobudget (I-deel) is uitgegaan van de verwachting dat een gemiddelde beschutte plek uit 31 uur bestaat.

 

Voltijds aanstelling (36 uur)1

Gemiddelde aanstelling (31/36 uur)

Loonkosten subsidie

€ 17.000

€ 14.300

begeleidingskosten

€ 8.500

€ 8.500

LIV (vanaf 2017)

€ 9001

€ 800

Totaal bijdrage Rijk

€ 26.400

€ 23.600

     

Loonwaarde (30% WML)

€ 7.000

€ 6.000

Totaal structureel

€ 33.400

€ 29.600

     

Bonus beschut (tijdelijk)

€ 3.000

€ 3.000

Totaal structureel + tijdelijk

€ 36.400

€ 32.600

X Noot
1

Voor een 40 uren contract is de bijdrage uit het LIV € 1.000.

Een voltijds werkplek kost volgens een door Cedris uitgewerkte businesscase € 23.000 aan loonkosten en € 9.000 aan begeleiding. Dit zou betekenen dat een voltijds werkplek circa € 32.000 kost. In bovenstaande tabel is in de eerste kolom te zien dat gemeenten structureel € 33.400 beschikbaar hebben aan financiering voor een voltijdsplek. Dit is inclusief een loonwaarde van 30% WML. In de periode 2015–2020 komt daar de bonus beschut werk van € 3.000 per plek bovenop, wat gemeenten helpt bij de start.

Ervan uitgaande dat een gemiddelde plek van 31 uur net zoveel begeleiding vergt als een voltijds plek, zouden de kosten hiervan in de door Cedris uitgewerkte businesscase op een bedrag van circa € 29.000 uitkomen. In de tweede kolom van bovenstaande tabel is te zien dat er structureel € 29.600 per plek beschikbaar is. Ook in dit geval worden de kosten volledig gedekt door de structurele bijdrage vanuit het Rijk plus een loonwaarde van 30% WML.

Het verschil van inzicht met Cedris betreft met name de inschatting van Cedris dat een gemiddelde loonwaarde van € 7.000 (30% WML) voor veel Sw-bedrijven niet haalbaar is. Er zijn echter ook gemeenten die wel een hogere loonwaarde realiseren. Op dit moment zijn nog te weinig beschut werkplekken gerealiseerd om na te kunnen gaan of de gemiddelde loonwaarde van 30% waar het Rijk vanuit is gegaan klopt.

Conclusie met betrekking tot de middelen nieuw beschut werk

Op grond van het bovenstaande ben ik van mening dat volgens de huidige inzichten de middelen voor nieuw beschut werk toereikend zijn. Ik wil met de VNG en Cedris de ontwikkeling van de kosten van beschut werk en de ontwikkeling van de loonwaarde van deze beschut werkplekken zorgvuldig monitoren. Hiermee geef ik invulling aan de door mij overgenomen motie van het lid Voortman (Kamerstuk 34 578, nr. 12) om bij de evaluatie van de desbetreffende artikelen van de Participatiewet in 2019 tevens te rapporteren of de beschikbare middelen en kosten per beschutwerkplek overeenkomen, of de totaal beschikbare middelen toereikend zijn en wat de verwachte ontwikkeling van de kosten van de uitvoering van beschut werk is.

Mogelijkheden om nieuw beschut werk tijdelijk in te zetten

Bij de plenaire behandeling op 23 november in uw Kamer van het wetsvoorstel tot Wijziging van Participatiewet en enkele andere wetten in verband met het verplichten van beschut werk en met betrekking tot het quotum van arbeidsbeperkten en het openstellen van de Praktijkroute (Handelingen II 2016/17, nr. 26, Verplichten van beschut werk) heb ik met u gesproken over de suggestie die Cedris in haar brief van 22 november aan uw Kamer heeft gedaan om beschut werk ook tijdelijk te kunnen aanbieden. Ik heb daarbij aangegeven dat beschut werk nu al als tijdelijk instrument kan worden ingezet, ook als opstap naar regulier werk, met dien verstande dat sprake moet zijn van een dienstbetrekking. Verder heb ik aangegeven dat ik uiteraard met Cedris wil bespreken of we deze mogelijkheid verder kunnen inkleuren.

Cedris doet de suggestie om mogelijk te maken dat een advies voor beschut werk ook voor bepaalde tijd kan worden afgegeven. Hier praat ik met Cedris over door. Ik wil benadrukken dat de wetgeving er niet aan in de weg staat dat op ieder moment als daar aanleiding voor is een nieuw advies beschut werk bij UWV kan worden aangevraagd. Zowel het college als de burger zelf kan een nieuw advies bij UWV aanvragen. Als een burger met loonkostensubsidie op een beschutte werkplek werkt wordt de loonwaarde regelmatig vastgesteld. Zeer onlangs is de wet van 17 november 2016 tot wijziging van de Participatiewet, de Wet tegemoetkomingen loondomein, de Wet financiering sociale verzekeringen en de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten in verband met stroomlijning van de loonkostensubsidie op grond van de Participatiewet en enkele andere wijzigingen in het Staatsblad gepubliceerd (Stb. 2016, nr. 444) waarmee maatregelen tot stand zijn gebracht om de werking van de Participatiewet verder te stroomlijnen en te vereenvoudigen. Een van de maatregelen is dat de frequentie van loonwaardebepalingen wordt afgestemd op de individuele omstandigheden van de werknemer en het perspectief op eventuele ontwikkelmogelijkheden. Een ontwikkeling in de loonwaarde – zowel in positieve als in negatieve zin – kan zowel voor het college als voor de burger aanleiding zijn om ook een nieuw advies beschut werk aan te vragen. Samen met UWV verken ik of het mogelijk is om ook in het advies beschut werk van UWV het ontwikkelperspectief mee te nemen.

Beschut werk in de zin van de Participatiewet wordt verricht op basis van een dienstbetrekking. Dat vind ik van wezenlijk belang. Op een dienstbetrekking is het burgerlijk recht of het ambtenarenrecht van toepassing. In dat kader is het mogelijk om een contract voor bepaalde tijd overeen te komen. Dit biedt ook de mogelijkheid om het beschut werkdienstverband in te zetten als opstap naar regulier werk. Of om – als beschut werk bij nader inzien teveel van betrokkene vergt – een alternatieve voorziening te bieden. Onder meer met Cedris ben ik in overleg over aspecten als de tijdelijkheid van adviezen.

Voorlichting nieuw beschut werk

Ik vind het van belang dat de mensen die voor beschut werk in aanmerking kunnen komen op een toegankelijke manier worden voorgelicht over de mogelijkheid om zelf een advies beschut werk aan te vragen bij UWV. Daarnaast vind ik het van belang dat degenen die deze mensen hierin kunnen bijstaan over de nodige informatie beschikken.

Ik wil samen met de partijen die betrokken zijn bij (de doelgroep voor) beschut werk de voorlichting vormgeven. Ik denk dan aan de scholen voor voortgezet speciaal onderwijs en praktijkonderwijs (VSO/Pro), de Landelijke Cliëntenraad, de VNG, UWV en Cedris. Ik wil met deze partijen bespreken op welke wijze de voorlichting het beste kan plaatsvinden. Het zal moeten gaan om bij de doelgroep aansluitend voorlichtingsmateriaal. Mijn eerste gedachten gaan uit naar materiaal in de vorm van tekst en wellicht visualisatie, dat via diverse kanalen beschikbaar wordt gesteld. Ook hier kunnen de VSO-/Proscholen in mijn optiek een belangrijke rol vervullen. Daarnaast zal uiteraard alle bestaande informatie die via de rijksoverheid wordt verspreid dan wel via de betrokken organisaties, moeten worden geactualiseerd.

Zoals toegezegd tijdens de plenaire behandeling (Handelingen II 2016/17, nr. 26, Verplichten van beschut werk) stuur ik uw Kamer voor 15 maart 2017 een nadere uitwerking van de voorlichtingsactiviteiten.

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, J. Klijnsma