Kamerstuk 34562-19

Inwerkingtreding van het voorstel van wet van de leden Kuiken, Dik-Faber en Van Eijs ter erkenning van de Nederlandse gebarentaal (Wet erkenning Nederlandse gebarentaal)

Dossier: Voorstel van wet van de leden Kuiken, Dik-Faber en Van Eijs ter erkenning van de Nederlandse gebarentaal (Wet erkenning Nederlandse gebarentaal)

Gepubliceerd: 7 januari 2021
Indiener(s): Kajsa Ollongren (viceminister-president , minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (D66)
Onderwerpen: cultuur cultuur en recreatie
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-34562-19.html
ID: 34562-19

Nr. 19 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 7 januari 2021

Op 13 oktober 2020 heeft de Eerste Kamer het initiatiefwetsvoorstel van de leden Kuiken, Dik-Faber en Van Eijs ter erkenning van de Nederlandse gebarentaal (Wet erkenning Nederlandse gebarentaal, Kamerstuk 34 562; hierna het initiatiefwetsvoorstel) aanvaard (Handelingen I 2020/21, nr. 5, item 7).

Ik heb de bekrachtiging van het initiatiefwetsvoorstel ter instemming aan de ministerraad voorgelegd. Door middel van deze brief informeer ik u, mede namens de ministers van Justitie en Veiligheid, Onderwijs Cultuur en Wetenschap, Basis en Voortgezet Onderwijs en Media, Medische Zorg en Sport en de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, dat de ministerraad op vrijdag 18 december 2020 akkoord is gegaan met het voordragen van het wetsvoorstel voor bekrachtiging.

De regering zal zorgdragen voor een bekrachtiging, bekendmaking door plaatsing in het Staatsblad en voor een inwerkingtredingsbesluit. Ik ben voornemens de hele wet, met uitzondering van artikel 3, in werking te laten treden per 1 juli 2021. Tevens zal ik zorgdragen voor een ministeriële regeling ter uitwerking van artikel 5, tweede lid, van het wetsvoorstel waarin de eed en belofte in de Nederlandse gebarentaal wordt vastgelegd.

Inwerkingtreding artikel 3

Tijdens de plenaire behandeling van het initiatiefwetsvoorstel in de Tweede Kamer op 8 september jl. (Handelingen II 2019/20, nr. 98, item 28)heb ik reeds gewezen op de noodzaak van een plan van aanpak voor de inwerkingtreding van artikel 3 van het wetsvoorstel. Dit wil ik graag doen in overleg met het Adviescollege Nederlandse gebarentaal, waar de wet in voorziet.

Na de inwerkingtreding van de wet zal ik het Nederlands Gebarencentrum vragen een voordracht te doen voor de leden van het Adviescollege. Ik verwacht dat de benoeming van de leden van het Adviescollege op 1 januari 2022 gereed kan zijn. Daarna zal ik, in overeenstemming met artikel 10 van het wetsvoorstel, in overleg treden met het Adviescollege over een plan van aanpak voor de uitvoering van het beleid over de bevordering van het gebruik van de Nederlandse Gebarentaal. Ik zal tevens in overleg treden met provincies, gemeenten, waterschappen en de Raad voor de Rechtspraak over beleidsregels ter bevordering van de NGT, aan de hand van het plan van aanpak/advies van het Adviescollege. De verwachting is dat artikel 3 daarmee met ingang van 1 juli 2022 in werking kan treden.

Toezegging vertolken verkiezingsdebat

Tijdens het debat over het wetsvoorstel in de Tweede Kamer heb ik toegezegd om samen met de Minister voor basis- en voortgezet onderwijs en media in gesprek te gaan met de NPO over de mogelijkheid om de verkiezingsdebatten te voorzien van een gebarentolk. Ik ben voornemens dit verzoek op korte termijn bij de NPO neer te leggen. Omdat het verzorgen van verkiezingsdebatten niet is voorbehouden aan de NPO zal ik ook de commerciële zenders verzoeken om, indien zij verkiezingsdebatten verzorgen, deze te voorzien van een gebarentolk. Op 1 november 2020 is de wet van 30 september 2020 tot wijziging van de Mediawet 2008 inzake het aanbieden van audiovisuele mediadiensten in een veranderende marktsituatie in werking getreden (Stb. 2020, nr. 391), die regelt dat publieke en commerciële omroepen ervoor moeten zorgen dat hun media-aanbod in toenemende mate toegankelijk wordt gemaakt voor mensen met een auditieve of visuele beperking. Het vertolken van verkiezingsdebatten past goed bij deze wettelijke opdracht. Hierbij moet worden opgemerkt dat er vanuit het Rijk geen programma specifieke voorwaarden opgelegd worden, om de onafhankelijkheid van de media te waarborgen.

Een brief van gelijke strekking heb ik verzonden aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, K.H. Ollongren