Kamerstuk 34550-XVII-46

Voornaamste budgettaire mutaties bij de verplichtingen ten opzichte van de tweede suppletoire begroting 2016 voor de begroting van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking (XVII)

Dossier: Vaststelling van de begrotingsstaat van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking (XVII) voor het jaar 2017

Gepubliceerd: 16 maart 2017
Indiener(s): Lilianne Ploumen (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (PvdA)
Onderwerpen: begroting financiƫn
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-34550-XVII-46.html
ID: 34550-XVII-46

Nr. 46 BRIEF VAN DE MINISTER VOOR BUITENLANDSE HANDEL EN ONTWIKKELINGSSAMENWERKING

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 16 maart 2017

Graag bied ik u hierbij aan de brief met toelichting op de aangegane verplichtingen voor de begroting van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking in 2016. Via deze brief wordt u geïnformeerd over de verplichtingenmutaties ten opzichte van de tweede suppletoire wet.

De Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, E.M.J. Ploumen

Hieronder volgt een overzicht van de voornaamste budgettaire mutaties bij de verplichtingen ten opzichte van de tweede suppletoire begroting 2016 voor de begroting van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking (XVII). De genoemde mutaties zullen worden verwerkt in de Slotwet.

Artikel 1: duurzame handel en investeringen

Op dit artikel zijn per saldo EUR 82 miljoen minder verplichtingen aangegaan dan geraamd. Enerzijds zijn meer verplichtingen aangegaan op subartikel 1.2 (versterking Nederlandse handels- en investeringspositie en economische naamsbekendheid). Dit heeft met name te maken met de start van het Dutch Trade en Investment Fund (DTIF). Op subartikel 1.3 (versterkte private sector en een verbeterd investeringsklimaat in ontwikkelingslanden) zijn de verplichtingen lager dan geraamd omdat voor het instrument DRIVE het subsidieplafond 2016 al in 2015 werd gepubliceerd en de start van het programma met ECDPM is uitgesteld naar 2017. Tevens hebben neerwaartse bijstellingen plaatsgevonden voor geplande verplichtingen, zoals het Health Insurance Fund 2016–2022 dat naar subartikel 3.1 is overgeheveld.

Artikel 2: duurzame ontwikkeling, voedselzekerheid en water

Voor artikel 2 duurzame ontwikkeling, voedselzekerheid en water is uiteindelijk voor EUR 252 miljoen minder verplichtingen aangegaan dan begroot voor 2016. Een aantal programma’s voor voedselzekerheid is niet gestart omdat de betrokken organisaties en/of overheden meer voorbereidingstijd nodig hadden. Binnen het thema water had het programma «Strategische detacheringen bij de Wereldbank» (WSP) meer voorbereidingstijd nodig. Het verplichtingen bedrag voor het Fonds Duurzaam Water is verlaagd, omdat verplichtingen pas worden aangegaan op het moment dat de uitvoerder (RVO) de subsidie verleent. Daardoor zal een deel van de verplichtingen worden aangegaan in 2017 of later. De voorbereidingen voor het aangaan van de verplichtingen voor de WASH Alliance (EUR 62 miljoen) en voor de Water Financing Facility (EUR 10 miljoen) vroegen meer voorbereidingstijd dan verwacht. Deze verplichtingen worden nu in 2017 aangegaan.

Artikel 3: sociale vooruitgang

Voor dit artikel zijn per saldo EUR 194 miljoen minder verplichtingen aangegaan dan geraamd. De geplande nieuwe meerjarige verplichting voor het Global Fund to Fight Aids, Tuberculosis and Malaria kon in 2016 nog niet worden aangegaan omdat er meer voorbereidingstijd nodig was voor de uitwerking van de juridische aspecten van de overeenkomst betreffende de Nederlandse bijdrage. De overeenkomst zal naar verwachting in maart 2017 worden getekend.

Artikel 4: vrede en veiligheid voor ontwikkeling

Op dit artikel is per saldo voor EUR 215 miljoen minder verplichtingen aangegaan dan begroot. In diverse landen, zoals Afghanistan, Zuid-Soedan en Burundi, werden minder verplichtingen aangegaan vanwege de instabiele situatie in deze landen.

Voor het programma Addressing Root Causes (ARC) zijn niet alle subsidies in 2016 ingegaan, omdat een aantal voorstellen nog nadere uitwerking behoeft. Deze subsidies zullen begin 2017 worden verleend. Ook de start van programma’s met VNG en Transparency International is om technische redenen doorgeschoven naar 2017.

Voor de opvang van vluchtelingen in de regio (subartikel 4.3) werd bij Voorjaarsnota 2.016 EUR 260 miljoen toegevoegd aan de BHOS-begroting. Deze middelen worden ingezet in 2016 en 2017 maar werden in eerste instantie toegevoegd aan de begroting in 2016. In 2016 zijn dus geen verplichtingen voor dit gehele bedrag aangegaan.

Bij Najaarsnota werd de BHOS begroting met EUR 31 miljoen verhoogd als gevolg van een correctie voor de ODA-toerekening voor eerstejaars asielopvang 2015/2016 (Kamerstuk 34 620 XVII, nr. 1). Dit bedrag kwam ten goede aan het Noodhulpfonds (subartikel 4.4). Gezien het late moment in het jaar waarop dit bedrag werd toegevoegd aan de begroting, zijn deze middelen niet in 2016 ingezet. De verplichtingen zullen daarom in 2017 worden aangegaan.

Binnen het kabinet is afgesproken dat middelen die beschikbaar zijn gesteld voor zowel Opvang in de regio als voor het Noodhulpfonds, flexibel kunnen worden ingezet in de jaren waarvoor deze budgetten beschikbaar zijn gesteld. Conform deze afspraak worden de resterende verplichtingenruimte en de in 2016 niet bestede middelen doorgeschoven naar 2017.

Artikel 5: versterkte kaders voor ontwikkeling

Op dit artikel zijn EUR 228 miljoen minder verplichtingen aangegaan dan geraamd. Dit heeft met name te maken met de nieuwe meerjarige verplichting voor het Afrikaans Ontwikkelingsfonds (AfDF). Deze verplichting kon in 2016 nog niet worden aangegaan omdat onderhandelingen tussen de donoren en de Afrikaanse Ontwikkelingsbank in 2016 nog niet afgerond konden worden.