Gepubliceerd: 6 november 2018
Indiener(s): Isabelle Diks (GL)
Onderwerpen: lucht natuur en milieu
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-34534-12.html
ID: 34534-12

Nr. 12 VERSLAG

Vastgesteld 6 november 2018

De vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat, belast met het voorbereidend onderzoek van dit voorstel van wet, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen. Onder het voorbehoud dat de hierin gestelde vragen en gemaakte opmerkingen voldoende zullen zijn beantwoord, acht de commissie de openbare behandeling van het voorstel van wet genoegzaam voorbereid.

INHOUDSOPGAVE

I.

Inleiding

1

II.

Algemeen

2

III.

Advies Raad van State

7

IV.

Artikelsgewijs

8

I. Inleiding

De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de Klimaatwet. Deze leden hebben een aantal vragen en opmerkingen.

De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het voorstel van wet van de leden Klaver, Asscher, Beckerman, Jetten, Dik-Faber, Yesilgöz-Zegerius en Agnes Mulder houdende een kader voor het ontwikkelen van beleid gericht op onomkeerbaar en stapsgewijs terugdringen van de Nederlandse emissies van broeikasgassen teneinde wereldwijde opwarming van de aarde en de verandering van het klimaat te beperken. Deze leden danken de initiatiefnemers voor hun inspanningen. Over het wetsvoorstel hebben zij nog enkele vragen.

De leden van de GroenLinks-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel. De Klimaatwet is naar de mening van deze leden een grote stap richting het behalen van de doelen die horen bij het Akkoord van Parijs. Dankzij deze wet worden er klimaatdoelstellingen wettelijk vastgelegd en komt er een borgingsmechanisme om deze doelen te halen. Deze leden zijn van mening dat middels de Klimaat- en Energieverkenningen (KEV), het onafhankelijke oordeel van de Raad van State over het klimaatbeleid en de Klimaatdag waarop het klimaatbeleid wordt besproken, er een uitstekend borgingsmechanisme zal worden ingesteld. Ook zijn deze leden verheugd met het hoge aantal ondertekenaars van de Klimaatwet. Hoe meer draagvlak er is voor goed klimaatbeleid, hoe beter dat is. Deze leden hebben desalniettemin nog een aantal vragen over dit wetsvoorstel.

De leden van de SP-fractie zijn verheugd over het feit dat met het voorliggende voorstel een Klimaatwet wordt ingevoerd. Dit achten zij een goede stap richting ambitieus klimaatbeleid. Zij stellen hierbij enkele vragen.

De leden van de fractie van de ChristenUnie hebben met belangstelling kennisgenomen van het voorstel voor een Klimaatwet. Zij zijn verheugd met de indiening van de Klimaatwet, waarmee de klimaatdoelstellingen voor 2030 en 2050 worden vastgelegd in lijn met de doelen die internationaal zijn vastgelegd in het Parijsakkoord. Bovendien zorgt dit wetsvoorstel ervoor dat er een vijfjaarlijks klimaatplan komt dat iedere twee jaar kan worden geactualiseerd en wordt jaarlijks gerapporteerd over de voortgang.

De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren hebben met belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel gericht op het terugbrengen van de Nederlandse broeikasuitstoot. De leden van de PvdD-fractie waarderen het dat de initiatiefnemers met dit wetsvoorstel een stap zetten om te komen tot een broeikasgasreductie van 95% in 2050. Zij danken de initiatiefnemers voor de geleverde inspanning om deze initiatiefwet tot stand te brengen.

De leden van de 50PLUS-fractie hebben met instemming kennisgenomen van de «Klimaatwet», ingediend door zeven partijen van deze Kamer. Het is belangrijk dat de doelen, gesteld in het door Nederland ondertekende Klimaatakkoord wettelijk worden vastgelegd, omdat zo de kaders voor het behalen van die doelen worden vastgelegd. Deze leden willen graag nog enkele verduidelijkende vragen stellen.

De leden van de SGP-fractie hebben kennisgenomen van het voorliggende wetsvoorstel. Zij waarderen de inzet van de indieners voor bescherming van de leefomgeving en voor het bieden van lange termijn zekerheid aan huishoudens en bedrijven. Het opstellen van een klimaatplan, klimaat- en energieverkenning en een klimaatnota levert op zichzelf al een bijdrage aan democratische controle op de energietransitie. Evenwel hebben deze leden nog wel vragen bij de uitwerking middels de voorgestelde Klimaatwet.

II. Algemeen

De leden van de VVD-fractie onderschrijven het belang om het klimaatprobleem aan te pakken. De manier waarop dit dient te gebeuren en hoe uiteindelijk de kosten worden verdeeld is onderwerp van het debat rondom het Klimaatakkoord. Het wetsvoorstel voor de Klimaatwet biedt echter het kader en de daar bijbehorende handvatten voor het proces rondom de uitvoering van het Klimaatakkoord. Dit kader is noodzakelijk voor de vormgeving van het klimaatbeleid en biedt zekerheid voor de lange termijn. Dit is goed voor bedrijven en huishoudens omdat dit zekerheid biedt met betrekking tot het doen van investeringen. Deze leden steunen daarom het wetsvoorstel voor de Klimaatwet.

In het algemeen willen de leden van de VVD-fractie benadrukken dat hoewel zij het belang van het aanpakken van het klimaatprobleem onderschrijven, zij van mening zijn dat dit op een realistische en kostenefficiënte manier moet gebeuren. Daarnaast zijn deze leden van mening dat de klimaatwet niet tot gevolg mag hebben dat er inkomenspolitiek via de energierekening wordt bedreven. Deze leden zijn daarom verheugd om te lezen dat besluitvorming over het inkomensbeleid plaatsvindt in de reguliere begrotingscyclus. Daarnaast willen deze leden benadrukken dat de doelen die in de Klimaatwet worden genoemd streefdoelen zijn.

De leden van de VVD-fractie merken op dat de mondiale uitstoot van broeikasgassen uiteraard niet door Nederland alleen kan worden aangepakt, gezien de relatief kleine bijdrage aan de totale uitstoot door ons land. Nederland kan wel voorop lopen met innovaties die oplossingen kunnen bieden voor deze mondiale uitdaging. Deze leden vragen hoe de Klimaatwet de innovatiekracht van de Nederlandse economie en het bedrijfsleven stimuleert.

De leden van de CDA-fractie vragen de indieners in het licht van de uitspraak van de rechter in de Urgendazaak in hoeverre verwacht wordt dat de rechter hogere doelen op kan leggen als daarover een zaak wordt aangespannen. Daarnaast vragen deze leden aan de initiatiefnemers om te bevestigen dat het doel voor 2030 een streefwaarde is en het daarmee geen wettelijk afdwingbaar doel is zoals die er wel is voor 2050.

De leden van de CDA-fractie zijn van mening dat het belangrijk is dat de Nederlandse overheid in haar economisch en fiscale beleid rekening houdt met het beleid over de grens. Vinden de indieners het ook wenselijk om het instrument van de grenseffectentoets bij uitvoering van het voorliggende wetsvoorstel toe te passen?

Gezien de laatste ontwikkelingen rondom het rapport van het Intergovernmental Panel on Climate Change (IPCC) vragen de leden van de SP-fractie hoe de indieners staan tegenover het verhogen van het tussendoel voor 2030 van 49% naar 55% CO2-reductie, om de opwarming van de aarde te beperken tot 1.5° Celsius. Ook het Europees Parlement streeft inmiddels naar een CO2-reductie van 55% in 2030. Deze leden vragen de indieners hierop te reageren.

De leden van de SP-fractie vragen een verduidelijking op de stelling in de memorie van toelichting dat het reductiedoel van 95% in 2050 een «harde wettelijke norm» betreft. Zijn er wettelijke consequenties wanneer deze resultaatsverplichting niet wordt gehaald of is dit uiteindelijk in de praktijk niet meer dan een politiek streven? Deze leden vragen de indieners hier meer eenduidig op te reageren.

De leden van de SP-fractie hebben begrip voor aansluiting van het klimaatplan bij het Integraal Nationaal Klimaat- en Energieplan (INEK) dat een vertaling is van het klimaatbeleid van de EU. Ook benadrukken zij het belang van stabiel meerjarig beleid. Deze leden stellen echter de vraag of de tweejaarlijkse vinger aan de pols juridisch voldoende is geborgd. Is er ruimte om, wanneer actuele ontwikkelingen of nieuwe inzichten daar aanleiding toe geven, binnen de termijn van vijf tot tien jaar uit het klimaatplan ook direct in te kunnen grijpen binnen de mogelijkheden van de wet zonder een nieuw meerjarig wetstraject te moeten doorlopen?

De leden van de SP-fractie vragen of inkomenseffecten en effecten op de arbeidsmarkt van klimaatbeleid elk jaar naar de Kamer worden gestuurd. Het voorstel spreekt van een melding in de klimaatnota bij significante afwijkingen. Wat wordt verstaan onder «significante afwijkingen»? Hoe houdt de Kamer vinger aan de pols wat betreft ongewenste effecten voor huishoudens en werkgelegenheid als dit niet jaarlijks vast onderdeel vormt? Kunnen de indieners aangeven wat het moment is dat hierop kan worden bijgestuurd wanneer dat nodig wordt geacht? Deze leden vragen de indieners hier meer duiding aan te geven.

De leden van de fractie van de ChristenUnie vragen in hoeverre bij de verantwoording in het klimaatjaarverslag en de klimaat- en energieverkenning verwachte ontwikkelingen in de toekomst worden meegenomen en hoe ver in de toekomst deze vooruitblik zal zijn.

De leden van de PvdD-fractie zetten zich al jaren in voor stevig klimaatbeleid. Op 17 september 2015 kwam de motie Thieme/Klaver in stemming waarin de regering gevraagd werd met een Klimaatwet te komen (Kamerstuk 34 300, nr. 31). De motie werd verworpen doordat de fracties van het CDA, de VVD, de PVV, de PvdA, 50-plus en de SGP tegen stemden. Drie maanden later kondigden GroenLinks en PvdA alsnog een gezamenlijke initiatiefwet aan. Doordat het wetsvoorstel inmiddels zoveel mogelijk is ontdaan van afrekenbare doelstellingen, hebben zelfs meerdere partijen zich erachter geschaard. Hoe langer VVD en CDA aan tafel zaten, des te langer werd de nota van wijziging.

De leden van de PvdD-fractie constateren dat de klimaatwet helaas is gesmolten tot een boterzacht compromis. Het mag dan wel rekenen op brede steun van links tot rechts, maar stuurt onvoldoende aan op het nemen van stappen die noodzakelijk zijn om de opwarming van de aarde te beperken tot 1,5°C. Stok noch wortel zijn aanwezig om de internationaal afgesproken klimaatdoelen dichterbij te brengen. Essentiële onderdelen uit het Parijsakkoord zijn afgezwakt of totaal genegeerd. Het IPCC waarschuwde inmiddels dat de 3° Celsius-wereld op de loer ligt. De tijd van heilige huisjes is voorbij. Op korte termijn zijn radicale maatregelen nodig. Die urgentie zien deze leden helaas niet terug in de wet. Per direct moet er een maximale inspanning worden geleverd om de CO2-uitstoot te beperken. De initiatiefnemers van de wet kiezen er echter voor om te werken met een puntdoel in 2050, waardoor de juridische ruimte wordt geschept om moeilijke of minder populaire maatregelen nog 30 jaar uit te stellen. De politieke verantwoordelijkheid om nu te handelen lijkt te worden afgeschoven op toekomstige generaties.

Het oorspronkelijke, afrekenbare, doel van 55% minder CO2-uitstoot in 2030 is gereduceerd tot een «streven» van 49%, zo constateren de leden van de PvdD-fractie. Oftewel, een niet afdwingbaar doel, wat tevens onvoldoende is om de aarde niet verder te laten opwarmen dan 1,5°C. Waarom wordt er in deze wet niet gewerkt met een koolstofbudget? Wat is de reden om de Klimaatcommissie te schrappen? Waar komt de regie- en coördinatiefunctie dan wel te liggen? Waarom zien de initiatiefnemers geen aanleiding om een tussendoel voor het jaar 2040 op te nemen in de wet? Wat zijn, behalve de enorme schade aan het klimaat, de juridische gevolgen van het missen van het puntdoel in 2050? Klopt het dat de angst voor een nieuwe Urgendazaak de inspiratie was om afrekenbaarheid uit deze wet te halen?

De focus van de initiatiefnemers op CO2-reductie geeft een excuus om niet te investeren in energiebesparing en duurzame energie, terwijl Nederland op beide onderdelen slecht scoort. Nederland hoort bij de hekkensluiters van Europa; alleen Luxemburg scoort slechter. Hoe meer energie we kunnen besparen, hoe gemakkelijker het wordt om de energie die we wel gebruiken duurzaam op te wekken, aldus deze leden. Zolang we niet drastisch gaan besparen is de kans groot dat we afhankelijk blijven van vuile energie.

De leden van de PvdD-fractie wijzen erop dat de overstap naar écht duurzame energiebronnen, zoals wind en zon, zo snel mogelijk moet worden gerealiseerd.

Het wetsvoorstel geeft daar echter geen enkele prikkel voor, doordat creatief gebruik is gemaakt van definities. De initiatiefnemers hebben de gebruikelijke definitie «hernieuwbare energie» vervangen voor de ruimere definitie «CO2-neutrale elektriciteitsproductie», waardoor het wetsvoorstel de deur wagenwijd open houdt voor fossiele brandstoffen en schadelijke biomassa. Door te spelen met definities en verantwoordelijkheden ontbreekt in de initiatiefwet een energiebesparingsdoelstelling en werd het oorspronkelijke doel voor 100% hernieuwbare energie in zijn geheel geschrapt. De leden van de PvdD-fractie vragen wat de reden was om deze doelen te schrappen.

De leden van de PvdD-fractie merken op dat niet alleen bij het gebruik van fossiele energie CO2 vrijkomt en dat het daarmee bijdraagt aan de opwarming van de aarde, maar ook dat de winning ervan vaak gepaard gaat met grote milieuproblemen en de vernietiging van hele ecosystemen. Daarnaast maakt het gebruik van fossiele brandstoffen ons nog veel te vaak afhankelijk van foute regimes en ondemocratische landen. De leden van de PvdD-fractie hadden daarom verwacht dat het wetsvoorstel door de initiatiefnemers zou worden benut om het gebruik van fossiele brandstoffen uit te faseren.

De leden van de PvdD-fractie lezen dat In het wetsvoorstel wordt gesuggereerd dat biomassa, zoals houtstook, CO2-neutraal is. De initiatiefnemers erkennen dat er wel degelijk CO2 vrijkomt bij de verbranding, maar suggereren dat de CO2 weer wordt opgenomen wanneer planten terug groeien. Dit laatste is omstreden; biomassa wordt sneller verstookt dan het kan bijgroeien en jonge bomen houden minder CO2 vast dan volwassen bomen. Aan biomassa kleven serieuze risico’s zoals ontbossing, biodiversiteitsverlies en voedselconcurrentie. Het is daarnaast zeer schaars en wordt snel overvraagd door de uiteenlopende toepassingen. Biomassa dient allereerst als bodemvoeding en voedsel. Het valt te betwijfelen of er vervolgens nog duurzame biomassa beschikbaar is als brandstof of energiebron, aldus deze leden.

De leden van de PvdD-fractie merken op dat ook energie uit mest volgens de initiatiefnemers duurzaam zou zijn. Daarbij wordt voor het gemak vergeten dat de dieren die de mest produceren gevoed worden met soja uit Zuid-Amerika. Voor die sojaproductie wordt op grote schaal regenwoud gekapt. Bovendien is de opkomst van mestvergisters zeer onwenselijk. Mestvergisters zijn niet diervriendelijk omdat de dieren moeten worden opgehokt om de mest op te kunnen vangen. Mestvergisters zijn niet duurzaam en zorgen voor (gezondheids)risico’s en grote stankoverlast voor omwonenden, die soms dagenlang last hebben van hoofdpijn en misselijkheid. De vele vrachtwagens die deze mest moeten aanvoeren hebben eveneens een grote impact op de omgeving. Na al deze kosten en overlast blijven we kampen met een enorm mineralenoverschot in de vorm van fosfaat en stikstof, die onze natuur en waterkwaliteit letterlijk verstikt. Het moet wat deze leden betreft afgelopen zijn met de enorme subsidies voor mestvergisters. Waarom hebben de initiatiefnemers van de wet geen rekening gehouden met deze bezwaren tegen mestvergisters?

De leden van de SGP-fractie merken op dat de indieners enerzijds aangeven dat het 2050-doel een resultaatsverplichting is en een harde wettelijke norm. Anderzijds wordt aangetekend dat het gaat om een beleidsdoelstelling, als (politieke) opdracht aan de regering, en niet om een grenswaarde die bij de rechter afgedwongen kan worden. De leden van de SGP-fractie horen graag een nadere duiding. Hoe groot achten de indieners het risico dat gelet op de uitspraken van opeenvolgende rechters in de Urgendazaak de rechter de opgenomen doelstelling voor 2050 wel als harde norm beschouwt en in haar afwegingen meeneemt? In hoeverre geldt dezelfde redenering voor de doelstellingen in het tweede lid van het voorgestelde artikel 2?

De wet richt zich op reductie van broeikasgasemissies in Nederland, zo lezen de leden van de SGP-fractie. Een belangrijk deel van de CO2-emissies komt echter bij sectoren vandaan die onder het Europese CO2-emissiehandelssysteem vallen. Eenzijdige maatregelen voor deze sectoren leiden daarom niet (zonder meer) tot CO2-emissiereductie op Europees niveau. Deze leden horen graag hoe de indieners deze analyse waarderen en of zij voornemens zijn dit waterbedeffect mee te (laten) wegen. Zo ja, hoe? In het verlengde hiervan vragen deze leden hoe de indieners het streefdoel «volledige CO2-neutrale elektriciteitsproductie in 2050» duiden in het licht van mogelijke import van grijze stroom.

De leden van de SGP-fractie hechten grote waarde aan het betrouwbaar houden van de energievoorziening. Zij constateren dat dit aspect niet meegenomen wordt in (de voorgestelde bepalingen met betrekking tot) het klimaatplan, de klimaat- en energieverkenning en de klimaatnota, terwijl het met het toenemende aandeel van instabiele energiebronnen, zoals wind en zon, wel een knelpunt zal worden. Zijn de indieners bereid dit aspect alsnog mee te nemen?

Het is voor de leden van de SGP-fractie onduidelijk wat er moet gebeuren als Europese doelen aangescherpt dan wel versoepeld worden en afwijken van het reductiepad dat de indieners voor ogen hebben. Moeten de doelstellingen zoals opgenomen in het voorliggende voorstel dan aangepast worden? Zo ja, op welke wijze?

De leden van de SGP-fractie merken op dat zoals het er nu naar uitziet zonnepanelen en windmolenparken een belangrijk aandeel zullen gaan leveren in de toekomstige energievoorziening. Het is de vraag wat dit betekent voor de betrouwbaarheid van de energievoorziening. Minstens enkele weken per jaar is er immers nauwelijks zon en/of wind en dus geen stroomproductie uit deze bronnen. Voldoende energieopslag is geen sinecure. Onderzoekers geven aan dat enkele gascentrales nodig zullen zijn als back-up. Dat wringt met de doelstelling van volledig CO2-neutrale elektriciteitsproductie. De leden van de SGP-fractie horen graag hoe de indieners hier tegenaan kijken.

De leden van de SGP-fractie vinden het van groot belang dat de energievoorziening betrouwbaar blijft en de hele verduurzamingsslag betaalbaar. Zijn de indieners bereid ook deze beleidsdoelstelling op te nemen in het voorgestelde tweede artikel?

Gemeenten en ook provincies zullen een belangrijke rol moeten gaan spelen bij de energietransitie. Het is de vraag of zij voldoende in staat gesteld worden deze rol te spelen en of zij deze rol voldoende oppakken. De leden van de SGP-fractie constateren dat dit aspect in het wetsvoorstel ten aanzien van het klimaatplan en de klimaatnota niet is meegenomen. Zien de indieners het belang ervan? Zijn zij bereid dit alsnog op te nemen in de bepalingen met betrekking tot het klimaatplan en de klimaatnota?

De leden van de SGP-fractie vinden het van belang dat de totale kosten van het klimaatbeleid in beeld gebracht worden. Zij delen de kritiek van de Raad van State op dit punt. Inzicht in de verdeling van de lasten over de verschillende groepen van de bevolking kan pas op een goede manier gegeven worden als het totale kostenplaatje goed in beeld is. Zij vragen de indieners dit alsnog mee te nemen.

Door de wijze waarop de doelstellingen geformuleerd zijn, blijft de luchtvaart buiten schot. De leden van de SGP-fractie vinden dat ook de luchtvaart in het beleid meegenomen moet worden. Zo pleiten zij voor snelle invoering van een stevige vliegbelasting. Waarom heeft dit geen plek gekregen in de bepalingen met betrekking tot het klimaatplan en de klimaatnota?

Hebben de indieners overwogen om ook de Algemene Rekenkamer en de Nationale ombudsman een adviserende rol toe te kennen met betrekking tot de vaststelling van de het klimaatplan en de klimaatnota, zo vragen de leden van de SGP-fractie.

III. Advies Raad van State

De leden van de VVD-fractie lezen dat de afdeling advisering van de Raad van State adviseert om kosteneffectiviteit als materiële norm voor het op te stellen beleid in de wet op te nemen. Deze leden lezen vervolgens dat dit initiatiefnemers van mening zijn dat dit botst met het uitgangspunt dat de regering vrijheid houdt om zelf te bepalen op welke wijze het doel wordt gehaald. Deze leden zouden graag willen weten op welke andere wijze kan worden geborgd dat kosteneffectiviteit een leidend principe is bij keuzes en prioritering van te treffen maatregelen. Daarnaast lezen deze leden dat initiatiefnemers van mening zijn dat kosteneffectiviteit bij de keuze voor maatregelen een belangrijke rol zal spelen maar dat ook andere overwegingen een rol kunnen spelen. Deze leden zouden graag willen weten welke overwegingen dit zouden kunnen zijn. Ook zouden deze leden willen weten hoe de afweging wordt gemaakt tussen verschillende overwegingen en het belang van kosteneffectiviteit. Kan dit worden toegelicht? Kan worden bevestigd dat kosteneffectiviteit altijd zal worden meegenomen als leidend principe bij de keuze voor maatregelen?

De leden van de CDA-fractie vragen de indieners in het verlengde van het advies van de Raad van State met betrekking tot het opnemen van kostenefficiëntie als belangrijke afweging bij klimaatbeleid of het mogelijk is om een aantal belangrijke overwegingen te geven bij te maken klimaatbeleid. Past hierbij in de ogen van de indieners ook draagvlak, waaronder kostendoorberekening aan huishoudens, en de concurrentiepositie van het bedrijfsleven naast korte- en lange termijn kostenefficiëntie?

De leden van de fractie van de ChristenUnie vragen nadere toelichting op het aansluiten van het nog te sluiten Klimaatakkoord en het Klimaatplan. De Raad van State stelt hierover ook vragen. Op welke manier verwachten de indieners dat de afstemming tussen het Klimaatakkoord en het Klimaatplan zal plaatsvinden? Wanneer verwachten de indieners dat een eerste Klimaatplan kan worden vastgesteld?

De leden van de 50PLUS-fractie merken op dat de Raad van State heeft geadviseerd dat keuze voor en prioritering van maatregelen mede zou moeten geschieden op basis van kostenefficiëntie. De indieners hebben ervoor gekozen dit niet over te nemen, om zo de regering de vrijheid te geven bij de bepaling op welke wijze wettelijke doelen worden gehaald. Hoezeer deze leden dit ook begrijpen, zij denken toch dat het belangrijk is kostenefficiëntie van de maatregelen in elk geval als één van de criteria wettelijk vast te leggen. Niet in de laatste plaats omdat er onvermijdelijk veel geld gemoeid is met alle te nemen maatregelen. Kostenefficiëntie hoeft geen uitsluitend punt te zijn, maar wel een belangrijke voorwaarde. Zouden de indieners hier nog eens uitgebreider op kunnen reflecteren? Zouden de indieners daarnaast kunnen ingaan op de vraag in hoeverre een gelijkwaardige, evenredige verdeling van de lasten tussen burgers, bedrijven en overheid, direct of indirect onderdeel gemaakt kan worden van onderhavig voorstel?

Kunnen indieners nog eens uitgebreider ingaan op het advies van de Raad van State betreffende de totale kosten volgend uit de klimaatdoelen?

IV. Artikelsgewijs

Artikel 3

De leden van de GroenLinks-fractie lezen dat er in de klimaatplannen uitgebreid aandacht zal worden geschonken aan de financiële gevolgen van het klimaatbeleid. De klimaatplannen zullen een beschouwing bevatten van de gevolgen die het te voeren klimaatbeleid van de regering heeft op de financiële positie van huishoudens, bedrijven en overheden, de werkgelegenheid, de ontwikkeling van de economie en het tot stand komen van een eerlijke transitie. Wordt in de klimaatplannen ook aandacht besteed aan de kosten en baten bezien vanuit 2050?

De leden van de GroenLinks-fractie zijn ervan overtuigd dat goede werkgelegenheid en goed klimaatbeleid hand in hand gaan. Door het aanleggen van zonnepanelen, windmolens en isolatie kunnen veel mensen aan een goede baan worden geholpen. Ook op het gebied van innovatie biedt de transitie naar een duurzame economie veel kansen. Delen de initiatiefnemers deze analyse?

Artikel 5

De leden van de GroenLinks-fractie zijn verheugd met de rol van Raad van State als onafhankelijk beoordelaar van het klimaatbeleid. Dit vereist van de Raad van State aanvullende kennis en is een uitbreiding van het takenpakket van de Raad van State. Deze leden vragen derhalve of de Raad van State voldoende kennis en capaciteit in huis heeft om deze beoordeling jaarlijks te doen.

De voorzitter van de commissie, Diks

Adjunct-griffier van de commissie, Jansma