Kamerstuk 34459-4

Advies Afdeling advisering Raad van State en Nader rapport

Dossier: Wijziging van de Mediawet 2008 in verband met aanvullingen bij het toekomstbestendig maken van de landelijke publieke mediadienst

Gepubliceerd: 22 april 2016
Indiener(s): Sander Dekker (staatssecretaris onderwijs, cultuur en wetenschap) (VVD), Piet Hein Donner (CDA)
Onderwerpen: cultuur en recreatie media
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-34459-4.html
ID: 34459-4

Nr. 4 ADVIES AFDELING ADVISERING RAAD VAN STATE EN NADER RAPPORT1

Hieronder zijn opgenomen het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State d.d. 21 april 2016 en het nader rapport d.d. 22 april 2016, aangeboden aan de Koning door de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. Het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State is cursief afgedrukt.

Bij Kabinetsmissive van 16 maart 2016, no. 2016000466, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Mediawet 2008 in verband met aanvullingen bij het toekomstbestendig maken van de landelijke publieke mediadienst, met memorie van toelichting.

Het voorstel strekt tot wijziging van het recent door de Staten-Generaal aanvaarde wetsvoorstel tot wijziging van de Mediawet 2008 in verband met het toekomstbestendig maken van de publieke omroep.2 Hierbij wordt uitvoering gegeven aan enkele afspraken die zijn gemaakt tijdens de behandeling van dat wetsvoorstel in de Eerste Kamer.3 De afspraken betreffen de rol van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap bij benoeming van leden van de raad van bestuur en de raad van toezicht bij het Nederlands publiek omroepbestel (NPO) en de Regionale Publieke Omroep (RPO), de verhouding tussen de NPO en de publieke omroeporganisaties, de publiekbetrokkenheid en de regels over transparantie van de kosten van de programmering.

Het is de Afdeling advisering van de Raad van State niet ontgaan dat met betrekking tot dit wetsvoorstel sprake is van een opmerkelijke procedure.4 Het voorstel strekt tot substantiële wijziging van een belangrijk deel van het recentelijk door de Staten-Generaal aanvaarde wetsvoorstel. In de toelichting bij het thans voorliggende wetsvoorstel stelt de regering dat de daarin voorgestelde bepalingen onlosmakelijk verbonden zijn met de bepalingen van de Wet van 16 maart 2016 en een voorwaarde vormen voor de uitvoering van die wet.5

De Afdeling adviseert het voorstel aan de Tweede Kamer te zenden, maar acht ten aanzien van de benoemingsprocedure voor leden van de raad van toezicht van de NPO en de RPO aanpassing van het voorstel aangewezen.

Blijkens de mededeling van de Directeur van Uw kabinet van 16 maart 2016, nr. 2016000466, machtigde Uwe Majesteit de Afdeling advisering van de Raad van State haar advies inzake het bovenvermelde voorstel van wet rechtstreeks aan mij te doen toekomen.

Dit advies, gedateerd 21 april 2016, nr. W05.16.0053/I, bied ik U hierbij aan.

Het voorstel geeft de Afdeling advisering van de Raad van State aanleiding tot het maken van twee inhoudelijke opmerkingen over de benoemingsprocedure.

Hieronder wordt ingegaan op het advies van de Afdeling. Daarbij wordt de volgorde van het advies aangehouden.

1. Benoemingsprocedure

a. Bindend advies

Het voorgestelde artikel 2.5 van de Mediawet 2008 (hierna Mw) regelt de benoemingsprocedure voor leden van de raad van toezicht van de NPO. Het voorgestelde artikel 2.60c Mw bevat een vergelijkbare procedure voor benoeming van de leden van de raad van toezicht van de RPO. De leden worden bij koninklijk besluit op voordracht van de Minister benoemd. In het vierde lid van beide artikelen is geregeld dat een onafhankelijke benoemingscommissie een «bindend advies» geeft aan de Minister voor de voordracht. Uit het vijfde lid blijkt evenwel dat het advies niet bindend is: de Minister neemt het advies niet over indien het advies in strijd is met de wet, met eisen van zorgvuldigheid of met andere zwaarwegende belangen.

De Afdeling adviseert in de artikelen 2.5, vierde lid, en 2.60c, vierde lid, Mw het woord «bindend» te schrappen.

b. Informeren Tweede Kamer

In artikel 2.5 (en 2.60c), zesde lid, Mw wordt bepaald dat als de Minister het advies van de benoemingsadviescommissie niet overneemt, de Tweede Kamer hierover wordt geïnformeerd. Niet duidelijk is wat dit informeren precies inhoudt. In de toelichting bij artikel 2.5 wordt slechts vermeld dat dit mogelijk deels in vertrouwelijkheid zou kunnen.

De Afdeling wijst op het risico dat, indien ook wordt beoogd informatie te verstrekken over de personen die in het geding zijn, deze procedure gemakkelijk kan leiden tot imagoschade voor degenen die niet door de Minister wordt voorgedragen. Bovendien rijst in deze situatie de vraag welk zwaarwegend belang gediend wordt met het informeren van de Tweede Kamer van ook de personen om wie het gaat. Indien het de bedoeling is om de Tweede Kamer te informeren over de personen die in het geding zijn, zou in het wetsvoorstel moeten worden geregeld hoe de persoonlijke levenssfeer van de betrokkenen wordt beschermd.

De Afdeling adviseert op het bovenstaande in te gaan en het voorstel zo nodig aan te passen.

1. Benoemingsprocedure

a. Bindend advies

De opmerking van de Afdeling is overgenomen. In zowel artikel 2.5, vierde lid, als artikel 2.60c, vierde lid, is het woord «bindend» geschrapt. Om uit te drukken dat het advies niet vrijblijvend is, wordt toegevoegd dat het een zwaarwegend advies betreft. Uit het vijfde lid volgt dat de Minister alleen een advies niet overneemt als sprake is van strijd met de wet, de eisen van zorgvuldigheid of andere zwaarwegende belangen.

b. Informeren Tweede Kamer

De Afdeling stelt de vraag wat informeren van de Tweede Kamer inhoudt. Informeren ziet enkel op de mededeling dat een advies van de benoemingsadviescommissie niet is overgenomen en de wettelijke grond(en) waarop het advies niet is overgenomen. Dit betekent dat bij deze mededeling geen tot personen herleidbare informatie aan de Kamer wordt verstrekt. In het geval de Kamer nadere informatie wenst te ontvangen dan gelden de kaders van het reguliere informatierecht van de Kamers. Hierbij worden altijd de belangen van de (direct) betrokken personen meegewogen en wordt zo nodig de informatie enkel vertrouwelijk ter inzage gelegd.

De wettekst en de memorie van toelichting zijn op bovenstaande verduidelijkt.

2. Redactionele bijlage

De Afdeling verwijst naar de bij dit advies behorende redactionele bijlage.

2. Redactionele opmerking

De redactionele opmerking van de Afdeling is overgenomen.

3. Ambtshalve aanpassingen

Naast de verwerking van de opmerkingen van de Afdeling zijn in de memorie van toelichting enkele redactionele verduidelijkingen doorgevoerd bij de regels rond de verantwoording van de kosten van de programmering die aan het parlement worden voorgelegd voordat zij worden vastgesteld.

De Afdeling advisering van de Raad van State geeft U in overweging het voorstel van wet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal, nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden.

De vice-president van de Raad van State,

J.P.H. Donner

Ik moge U verzoeken het hierbij gevoegde gewijzigde voorstel van wet en de gewijzigde memorie van toelichting aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal te zenden.

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, S. Dekker

Redactionele bijlage bij het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State betreffende no. W05.16.0053/I

  • In artikel 2.5, zesde lid en artikel 2.60c, zesde lid, na «raad van toezicht» toevoegen: ervoor.