Nr. 19 BRIEF VAN DE MINISTER VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 28 maart 2023

Bij Koninklijke boodschap van 8 april 2016 is het voorstel van wet tot wijziging van de Wet marktordening gezondheidszorg en enkele andere wetten in verband met aanpassingen van de tarief- en prestatieregulering en het markttoezicht op het terrein van de gezondheidszorg aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal aangeboden (Kamerstuk 34 445).

Sindsdien is een aantal jaren verstreken en zijn beoogde doelen behaald of ingehaald door de (politieke) realiteit. Aanpassingen in de prestatie- en tariefregulering zijn reeds teruggedraaid via een nota van wijziging. Door vast te houden aan het uitgangspunt dat het een zorgaanbieder verboden is een tarief in rekening te brengen zonder dat de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) een prestatiebeschrijving heeft vastgesteld (verbodsstelsel) is de kern van de oorspronkelijk voorgestelde wetswijziging (gebodsstelsel) komen te vervallen. Verder is de sturingsrelatie tussen VWS en de NZa sterk verbeterd. Dit was een belangrijk aandachtspunt in de eerdere evaluatie van de NZa van Andersson Elffers Felix (AEF)1 en het advies van de Commissie-Borstlap.

Daarnaast ben ik bezig met het in kaart brengen van de mogelijkheden en beperkingen voor samenwerking binnen de kaders van het mededingingsrecht en overige regulering in de zorg2. Onderdeel van de analyse is ook de vraag op welke wijze het aanmerkelijke marktmacht-instrumentarium en de zorgspecifieke concentratietoets verder worden vormgegeven en bij welke toezichthouder dit wordt gepositioneerd.

Op dit moment acht ik de verdere behandeling van dit wetsvoorstel gelet op het voorgaande niet opportuun en heb ik besloten bovengenoemd wetsvoorstel in te trekken.3

Daartoe gemachtigd door de Koning trek ik, mede namens de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en de Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat, het voorstel van wet hierbij in.

Ik heb een afschrift van deze brief aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal gezonden.

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, E.J. Kuipers