Gepubliceerd: 11 april 2022
Indiener(s): Eric van der Burg (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD)
Onderwerpen: immigratie migratie en integratie
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-34309-29.html
ID: 34309-29

Nr. 29 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 11 april 2022

Zoals eerder met uw Kamer gewisseld kent het wetsvoorstel Wet terugkeer en vreemdelingenbewaring1 een lange voorgeschiedenis. Het wetsvoorstel werd in april 2013 toegezegd door toenmalig Staatssecretaris Teeven. Eind 2013 werd een wetsvoorstel in (internet)consultatie geplaatst. De Raad van State adviseerde in 2014 over het wetsvoorstel waarna het wetsvoorstel in 2015 met het nader rapport aan de Tweede Kamer werd aangeboden. Daarop volgden diverse schriftelijke rondes en is het wetsvoorstel controversieel verklaard. In juni 2018 is het wetsvoorstel met zeer ruime meerderheid in de Tweede Kamer aanvaard en ingediend bij de Eerste Kamer.

Een in de Eerste Kamer gehouden deskundigenbijeenkomst en actuele ontwikkelingen noopten in 2019 tot het indienen van een novelle bij het wetsvoorstel. De novelle2 werd op 20 juni 2020 bij de Tweede Kamer ingediend en behandeling van het wetsvoorstel in de Eerste Kamer is opgeschort totdat de novelle de Eerste Kamer zou hebben bereikt. De novelle is door de Tweede Kamer in februari 2021 evenwel controversieel verklaard. Inmiddels is plenaire behandeling van de novelle in de Tweede Kamer voorzien in week 16.

Gelet op het grote tijdsverloop dat de wetsbehandeling inmiddels in beslag neemt, zijn bepaalde onderdelen van het wetsvoorstel Wet terugkeer en vreemdelingenbewaring verouderd en ontbreken er onmisbare voorzieningen. Hierdoor kan het in ongewijzigde vorm aannemen van het wetsvoorstel en de novelle leiden tot juridische problemen en problemen in de uitvoering. Zo bevat het wetsvoorstel geen voorziening voor het geval dat noodzakelijke corona-maatregelen in de inrichting moeten worden getroffen en moet het wetsvoorstel in lijn worden gebracht met de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG). Tevens is er aanleiding om het wetsvoorstel aan te passen aan wijzigingen in relevante wetgeving en – mogelijk – aan actuele ontwikkelingen in de jurisprudentie.

In de praktijk van de vreemdelingenbewaring wordt al op het wettelijk regime van het wetsvoorstel vooruitgelopen in die zin dat reeds wordt gewerkt vanuit de grondgedachte van het wetsvoorstel, namelijk om binnen de vrijheidsbeneming zoveel mogelijk vrijheden te bieden. Dit betekent onder meer dat voor het overgrote deel van de vreemdelingen in bewaring feitelijk een verblijfsregime zoals voorgesteld in het wetsvoorstel geldt (met in achtneming van eventuele coronamaatregelen) en dat een beheersafdeling is ontwikkeld voor diegenen die meer structuur en toezicht nodig hebben. Daarbij wordt gehandeld binnen de mogelijkheden voor versoepeling die het huidige regime van de Penitentiaire beginselenwet biedt. Het belang van een eigen bestuursrechtelijk regime voor vreemdelingenbewaring en het bevorderen van terugkeer is echter nog onverminderd aanwezig.

Intussen werk ik dan ook met voorrang aan een aanpassing van het wetsvoorstel Wet terugkeer en vreemdelingenbewaring. Doel daarvan is onder meer om het wetsvoorstel op de hiervoor genoemde punten te laten aansluiten bij de praktijk van vandaag en nationale en internationale regelgeving. Vooralsnog ga ik ervan uit dat kan worden volstaan met een nota van wijziging bij de novelle. Dit in de hoop u uiteindelijk een wetgevingspakket te kunnen bieden dat recht doet aan het uitgangspunt van een humane vreemdelingenbewaring waarmee tegelijkertijd daadkrachtig kan worden opgetreden tegen personen die overlast veroorzaken, zowel in als buiten een locatie van vreemdelingenbewaring.

Gelet op het voorgaande zou ik uw Kamer willen verzoeken de behandeling van de novelle bij het wetsvoorstel Wet terugkeer en vreemdelingenbewaring aan te houden, totdat de voor te stellen wijzigingen bij de novelle bij de Tweede Kamer aanhangig zijn. Ik streef er naar deze wijzigingen voor eind 2022 bij uw Kamer in te dienen.

De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, E. van der Burg