Kamerstuk 34300-V-68

Verslag van een algemeen overleg, gehouden op 13 april 2016, over Arctische regio

Dossier: Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Buitenlandse Zaken (V) voor het jaar 2016


Nr. 68 VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG

Vastgesteld 25 mei 2016

De vaste commissie voor Buitenlandse Zaken, de vaste commissie voor Infrastructuur en Milieu en de vaste commissie voor Defensie hebben op 13 april 2016 overleg gevoerd met de heer Koenders, Minister van Buitenlandse Zaken, over:

  • de brief van Minister van Buitenlandse Zaken d.d. 4 april 2016 ter aanbieding van Polaire Strategie 2016–2020 (34 300 V, nr. 58);

  • de brief van Minister van Buitenlandse Zaken d.d. 30 september 2015 inzake het reisverslag van een bezoek aan Spitsbergen en een verslag van deelname aan de GLACIER klimaatconferentie in Anchorage, Alaska (Kamerstuk 31 793, nr. 118);

  • de brief van de Minister van Buitenlandse Zaken d.d. 7 juli 2015 met het verslag van een schriftelijk overleg over het afschrift van de kabinetsreactie op het AIV-advies «De toekomst van de Arctische regio: samenwerking of confrontatie?» (Kamerstuk 34 000 V, nr. 76);

  • de brief van de Minister van Buitenlandse Zaken d.d. 24 maart 2015 met het afschrift van de kabinetsreactie op het AIV-advies «De toekomst van de Arctische regio: samenwerking of confrontatie?» (Kamerstuk 34 000 V, nr. 56).

Van dit overleg brengen de commissies bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.

De voorzitter van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken, Eijsink

De voorzitter van de vaste commissie voor Infrastructuur en Milieu, Van Dekken

De voorzitter van de vaste commissie voor Defensie, Ten Broeke

De griffier van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken, Van Toor

Voorzitter: Eijsink

Griffier: Van Toor

Aanwezig zijn zes leden der Kamer, te weten: Ten Broeke, Eijsink, De Roon, Thieme, Van Veldhoven en Jan Vos,

en de heer Koenders, Minister van Buitenlandse Zaken.

Aanvang 16.03 uur.

De voorzitter:

Ik heet de Minister van Buitenlandse Zaken, de ondersteuning, degenen op de publieke tribune en de luisteraars van harte welkom, net als de leden. Wij spreken van 16.00 uur tot 18.00 uur over de Nederlandse Polaire Strategie, over een reisverslag van een bezoek dat de Minister eerder aan Spitsbergen heeft gebracht en over de andere geagendeerde stukken. Ik kijk naar de leden: u hebt vijf minuten spreektijd. Ik zie dat u daarmee kunt leven; dat is heel fijn. Mevrouw Thieme zal het debat helaas eerder moeten verlaten vanwege overlappende afspraken in de Kamer. Ik geef het woord aan de heer Ten Broeke van de VVD-fractie.

De heer Ten Broeke (VVD):

Voorzitter. De Arctische regio is in toenemende mate een knooppunt van economische maar vooral ook geopolitieke belangen. Ik heb al eens eerder gewezen op de overeenkomsten met het strategische getouwtrek in Azië tussen de Britten en het Russische rijk in de Victoriaanse tijd. Er ontwikkelt zich hier een New Great Game. Staten hebben er dan ook alle reden toe om hun interesse richting de Arctische regio te verschuiven. Zij stellen hun belangen daar dan ook zeker en bereiden zich in toenemende mate voor om zich militair te kunnen verdedigen.

Het U.S. Geological Survey schat in dat zich onder het ijs van het Arctisch gebied 13% van de mondiale olievoorraden bevindt, zo'n 90 miljard vaten, en 30% van de mondiale gasreserve, waaronder het enorme Russische Shtokmanveld. Daarnaast bevat het gebied 25% van de mondiale visvoorraad. Het ijs in het gebied is aan het smelten, waardoor deze voorraden langzamerhand beter toegankelijk worden. Ik wilde net zeggen: lang leve de klimaatverandering. Maar nu komt mijn collega met een interruptie.

De voorzitter:

Ja, dat kunt u overlaten aan mij. Er is een interruptie van de heer Vos.

De heer Jan Vos (PvdA):

Waarom is het ijs aan het smelten? Dat wil ik de woordvoerder van de VVD-fractie graag vragen, die juicht over de kansen voor Defensie en onze economie.

De heer Ten Broeke (VVD):

Niet vanwege Defensie in elk geval. Het ijs is aan het smelten; dat is een concrete vaststelling. We hebben weleens discussie over de vraag in hoeverre dat man made is, maar dat er sprake is van klimaatverandering staat volgens mij buiten kijf. De vraag is even wat de oorzaken daarvan zijn. Daar wordt in de Kamer uitgebreid over gesteggeld. Laat ik er in ieder geval dit over zeggen: het biedt kansen en tegelijkertijd ook bedreigingen. Dat weet de heer Vos als geen ander. Het maakt in ieder geval de noordelijke zeeroute tussen Noordoost-Azië en Noordwest-Europa commercieel levensvatbaar. Als de heer Vos daarop doelt, heeft hij zonder meer een punt. Het is ook zo dat bijvoorbeeld Rusland al bezig is om enorme lng-tankers te bouwen – soms zelfs nucleair aangedreven, mijnheer Vos – om vloeibaar gas via de noordelijke zeeroute te transporteren, onder andere naar de energiehongerige staat Japan.

De heer Jan Vos (PvdA):

De heer Ten Broeke is het enige lid van de VVD-fractie dat ik ken uit alle debatten die ik heb gevoerd in de afgelopen jaren dat daadwerkelijk nog de gevolgen van klimaatverandering als gevolg van de uitstoot van CO2-12, CO2-13 en methaan ter discussie stelt. Het is opmerkelijk dat dit in dit debat gebeurt. Kan de heer Ten Broeke ook vertellen hoeveel de zeespiegel gaat stijgen als gevolg van het smelten van het ijs?

De voorzitter:

Mogelijk kan de heer Ten Broeke dat, maar dan wel korter.

De heer Ten Broeke (VVD):

Nee, voorzitter. Allereerst denk ik dat de heer Vos een andere spreektekst bij de hand moet nemen. Ik erken nou juist dat de klimaatverandering een feit is. Er wordt in de Kamer gediscussieerd over de vraag in hoeverre dit aan menselijk toedoen te wijten valt. Daar wordt een algemene discussie over gevoerd. Dat is niet helemaal de insteek van mijn bijdrage. Daarmee ben ik alleen maar matter of fact. Ik raad de heer Vos aan om mijn bijdrage af te wachten, want een debat over klimaatverandering wil ik ook graag met hem voeren, maar dat doet hij volgens mij al wekelijks met mijn collega Bosman. Ik vind dat uitermate vermakelijke robbertjes, maar ik had juist een ander robbertje in gedachten.

Ik vervolg mijn betoog. Ook voor Nederland zijn de belangen in de regio bepaald niet gering. Voor ons als handelsland, met een van onze grootste havens in Rotterdam, biedt een vrije doorgang via de noordelijke zeeroute ook kansen. De Rotterdamse haven zou door de omleiding van handel kunnen dienen als een knooppunt van nieuwe wereldwijde waardeketens. Nederlandse handel met landen in Noordoost-Azië kan daardoor volgens onderzoeken zelfs met 10% groeien. Een paar jaar geleden was ik met mijn collega Martijn van Dam, die ook een collega van de heer Vos was, in Spitsbergen, in Svalbard. Dat bezoek opende mijn ogen. Wie de kaart van de wereld ondersteboven houdt, ziet hoeveel tijd- en invloedzones worden bestreken door het Arctisch gebied.

Nederland is niet een van de zwaargewichten in het geopolitieke krachtenveld en is ook geen Arctische staat. Nederland heeft daardoor geen directe zeggenschap over de ontwikkelingen in het Noordpoolgebied, maar er spelen wel legitieme belangen, die we actief moeten najagen en wat mij betreft ook verdedigen. Daarom zet de VVD al langere tijd in op een beleid dat actief gericht is op het Arctische deel. Nederland is actief als waarnemer in de Arctische Raad en heeft de afgelopen jaren op constructieve wijze wetenschappelijke kennis en expertise ingezet, onder andere via het Nederlands Polair Programma. De VVD hecht daar grote waarde aan. Het onderzoek geeft ons al jaren een enorm goede uitgangspositie. Die positie mogen we niet kwijtraken. De VVD acht het daarom ook zeer goed dat het kabinet extra geld uittrekt voor meer wetenschappelijk onderzoek op de Noord- en Zuidpool.

Mevrouw Van Veldhoven (D66):

De heer Ten Broeke zegt dat hem de schellen van de ogen zijn gevallen. Toen hij het daar zag, zag hij in een keer hoe groot de belangen zijn. Rekent de heer Ten Broeke onder die belangen ook de ecologische belangen van dat gebied? Zou dat in de ogen van de heer Ten Broeke ook kunnen betekenen dat we inzetten op het beschermen van de meest kwetsbare delen van dat gebied? Het gebied gaat ontwikkeld worden. Aan ons is de vraag of we dat duurzaam en met beleid gaan ontwikkelen. Vindt de heer Ten Broeke ook dat Nederland zou moeten inzetten op protected marine areas en natuurbescherming in dat gebied, waar we internationaal voor zouden moeten zorgen?

De heer Ten Broeke (VVD):

Ik dank mevrouw Van Veldhoven voor de mogelijkheid om het nu al te melden, want anders zou ik er later in mijn tekst op zijn teruggekomen. Een van de dingen die mij daar duidelijk werd is hoe enorm de belangen zijn. Dat gaat natuurlijk ook om milieubelangen en ecologische belangen. Er komen straks heel veel olietankers. Die worden ook ontwikkeld door niet-Arctische staten. Je moet er niet aan denken dat een olietanker daar gaat lekken. Even los van wat het met ons voedsel en onze ecologie doet: dat is de basis waarvanuit het begint. Ik ondersteun en onderschrijf dus volledig wat mevrouw Van Veldhoven zegt. De vraag is vervolgens hoe je daar het beste iets aan kunt doen. Het komt dan aan op iets waarover ik eerder met mevrouw Van Veldhoven in een heel ander verband ook een debatje heb gevoerd. Hoe kun je het beste je leverage, je hefboomwerking, je invloed aanwenden als niet-Arctische staat maar als toezichthouder, opdat daar aan protectie wordt gedaan? Ik denk dat dit kan, maar daarvoor is het wel van groot belang dat we ons wetenschappelijk onderzoek voortzetten en wat mij betreft intensiveren. Buitenlandse Zaken doet dat. Bij Economische Zaken blijft men nog een klein beetje achter. We gaan straks bekijken of we daar nog wat aan kunnen trekken.

Mevrouw Van Veldhoven (D66):

Daar zou ik heel erg blij mee zijn, want ik heb bij de afgelopen begrotingsbehandeling amendementen ingediend. Daar heeft de VVD volgens mij niet voorgestemd. Maar ik kijk met de heer Ten Broeke heel graag naar de mogelijkheden, want ik deel zijn analyse dat het van groot belang is en dat het Nederlands Polair Programma ons een stoel aan de tafel verschaft en invloed geeft. Daar kom ik in mijn bijdrage verder op terug.

De heer Ten Broeke (VVD):

Ik ben altijd bereid om daarnaar te kijken. Er moet ook dekking voor zijn; die is niet altijd even solide verzorgd. Ongetwijfeld kan ik met mevrouw Van Veldhoven andere ervaringen opdoen dan met sommige andere collega's. Dan doe ik dat graag, wellicht met het oog op de begroting die nog komen gaat. Ik ben op dit moment in ieder geval heel blij met wat Buitenlandse Zaken al heeft gedaan, maar ik denk dat het op termijn te weinig is.

Ik vervolg mijn betoog. Ik had het al over de constructieve wijze waarop we wetenschappelijke kennis en expertise inzetten. Eigenlijk zitten we nog steeds voor een dubbeltje op de eerste rang. Het dubbeltje wordt nu een kwartje, maar dat is het dan ook wel. Ik heb daar een paar vragen over. Hoe wordt het extra geld precies ingezet? Hoe zorgt de Minister ervoor dat daaruit zo veel mogelijk strategisch voordeel voor Nederland wordt gehaald? Is hij bereid om zich ook op andere manieren sterk te maken voor een prominente positie van Nederland in het Arctisch gebied, door bijvoorbeeld een nog steviger fundament onder het Nederlandse poolonderzoek? Misschien kom ik daarmee ook tegemoet aan de wensen van mevrouw Van Veldhoven.

Laat ik een voorbeeld geven. Voor zover de VVD-fractie weet, is er al een Antarctisch lab. Het mobiele concept zou ook in het Noordpoolgebied kunnen worden geïntroduceerd. We hebben straks een polair ambassadeur; ik hoop dat «polair» niet op zijn karakter maar gewoon op zijn taakomschrijving slaat. Misschien kan die er nog wat in betekenen. Wat mij betreft zou het bestaande Nederlandse poolstation in Ny-Ålesund op Spitsbergen een upgrade moeten krijgen. Dat wordt een samenwerkingsverband tussen Duitsland, Frankrijk, Noorwegen en Nederland. Ik kijk ook even naar mevrouw Van Veldhoven: wat mij betreft worden we een constructievere staat. Heel veel staten proberen met meer dan een kwartje een positie op de eerste of tweede rang te verkrijgen. Daarom vind ik het ook zo van belang dat Nederlands daar strategisch mee omgaat.

Ik had al gevraagd wat de nieuwe Arctische ambassadeur hiervoor op termijn kan doen. Kan de Minister aangeven hoe hij dat concreet voor zich ziet? Ik steun op zich de aanwijzing van deze persoon. Dat gaat bijvoorbeeld ook om de afvaardiging van een nog op te richten commissie polaire infrastructuur, die onder meer de upgrade van het Noordpoolstation zal onderzoeken. Gaat die ambassadeur zich ook inzetten voor de versteviging van de Nederlandse bilaterale relaties met andere Arctische Europese landen, mede in het belang van het Nederlandse bedrijfsleven?

Dan een wat ander punt dan dat meestal wordt genoemd. Met name op de Zuidpool zal het toerisme toenemen. Ook dat moet op een ecologisch verantwoorde en vriendelijke wijze gebeuren. Daarbij zou Nederland een voortrekkersrol kunnen hebben. We hebben bedrijven die dat op een ecologisch verantwoorde manier aanbieden, maar die krijgen niet altijd de ruimte omdat ze soms worden gedwarsboomd door staten die heel anders denken over ecologie. Kan de Minister daar toch nog eens naar kijken?

Dan het laatste punt, voorzitter; dank voor uw schappelijkheid. De Minister erkent de toename van militaire activiteiten, maar schrijft ook dat de ontwikkelingen nog niet als verontrustend moeten worden beschouwd. Wij kijken daar iets minder optimistisch naar. Er lijkt toch wel degelijk een begin te zijn van militarisering. De Russen houden met enige regelmaat grote militaire oefeningen in het gebied, soms zelfs met meer dan 30.000 troepen. Ook versterken de Russen hun militaire bases ten noorden van Rusland. Er zijn berichten dat ze werken aan wapensystemen die heel specifiek alleen voor het Arctisch gebied kunnen worden ingezet. En dan is er de spionage via satellieten en onderzeeboten. Ik zei het al: the New Great Game. Dat gaat hier plaatsvinden. Nederland is daar nu nog bij. Laten we in hemelsnaam die positie niet verspelen.

Mevrouw Thieme (PvdD):

Voorzitter. Het belang van de Noord- en Zuidpool is voor ons, en met name voor het ecosysteem, ongelooflijk groot. Ik ben dan ook blij dat het kabinet zegt: kom niet aan de Zuidpool. Er staat een prachtige zin in de Nederlandse Polaire Strategie, die ik hier graag voorlees: «Het Nederlandse Antarcticabeleid stelt de belangen van het continent voorop, en is erop gericht het kwetsbare Antarctische milieu en de daarvan afhankelijke ecosystemen zoveel mogelijk te beschermen.» Hulde voor de inzet van het kabinet voor de bescherming van deze unieke ongerepte wildernis.

De Noordpool, ook een zeer kwetsbaar milieu, kan helaas op minder bescherming van het kabinet rekenen. Hier spelen economische belangen opeens een doorslaggevende rol. Gas- en olievoorraden en andere economische mogelijkheden lonken. Geld dat stom is, maakt recht wat krom is. Bescherm je wat mooi, ongerept en betekenisvol is, behalve wanneer er geld in de grond zit? Wat heb je eigenlijk aan geld als de ijskap smelt? De Kamer heeft in 2014 mijn motie aangenomen om de Arctische regio te vrijwaren van olie- en gaswinning. Heeft de regering hier met kracht voor gepleit tijdens de internationale klimaatonderhandelingen? En hoe verhoudt zich deze opdracht van de Kamer tot het ontwikkelen van economische kansen in de Arctische regio, onder andere op het gebied van olie- en gaswinning? Ik zie deze wens van de Kamer niet terug in de Polaire Strategie van het kabinet. Waarom niet?

Ons pleidooi in dit huis om de pool en de geit sparen, vindt alleen weerklank zolang economische belangen zich er niet tegen verzetten. Geld als universele waarde, die alle andere waarden waardeloos maakt. De Minister heeft nota bene met eigen ogen gezien wat het gebruik van fossiele brandstoffen met de Arctische regio doet. Hij is toch niet werkelijk zo cynisch dat hij deze wetenschap naast zich neerlegt en net als Poetin, trouwens samen met de heer Ten Broeke, handenwrijvend vaststelt dat het smelten van het poolijs nieuwe olie- en gasvoorraden blootlegt?

Onze ambassades moeten zich volgens het kabinet actief inzetten om het bedrijfsleven te laten profiteren van de mijnbouwactiviteiten op de Noordpool. Wat is dat voor mentaliteit? Geld verdienen ten koste van de Arctische regio, in feite ten koste van toekomstige generaties. Het stimuleren van schadelijke economische activiteiten op kosten van de belastingbetaler. Het kabinet hoort het speerpunt te leggen bij het behoeden van de Arctische regio en de hele planeet voor verdere opwarming en verdere degradatie. Er is geen ander belang dat zwaarder kan wegen. Graag een reactie. Ik overweeg een motie in te dienen op dit punt.

Onderwatergeluid door scheepvaart en boringen brengt grote verstoring met zich, vooral voor zeezoogdieren. De polen zijn onze laatste stiltegebieden. Als er meer scheepvaart komt, verdwijnt dat. Ziet het kabinet mogelijkheden om dit gevaar in te brengen in de internationale discussie?

Het toerisme drukt een steeds grotere stempel op Antarctica. In 2012 gaf de regering aan dat het in de toekomst wellicht nodig is om strengere eisen te stellen aan het maximaal aantal toeristen. Is dat moment nu aangebroken volgens de Minister? Er wordt momenteel ingezet op vijf extra beschermde gebieden. Volgens de internationale afspraken van Nagoya zouden we echter 10% van het zeeoppervlak per 2020 moeten beschermen. Op hoeveel zitten we nu? Kan deze inzet een hogere prioriteit krijgen?

Tot slot. Als we al niet in staat zijn om de polen te beschermen, welke kans heeft de rest van de planeet dan nog tegen de menselijke zucht naar meer? Laten we de Noordpool net zo beschermen als de Zuidpool. We hebben de dure plicht om de planeet te bewaren voor komende generaties.

De heer Jan Vos (PvdA):

Voorzitter. We hebben van het kabinet een heel degelijke en veelomvattende visie mogen ontvangen op de Noord- en Zuidpool. Ik ben het kabinet daarvoor erkentelijk. Ik denk dat het rechtdoet aan de discussies die gevoerd zijn en aan de politieke belangstelling die er is voor deze regio's. Die behelst met name de Noordpool, maar ook over de Zuidpool is het nodige te melden. Daar heeft het kabinet recht aan gedaan. Ik ben ook heel blij met de titel «Samen voor duurzaam», want die geeft meteen aan wat naar de mening van de Partij van de Arbeid de kern zou moeten zijn van waarom het hier gaat.

Ruim 100 jaar geleden kwamen de eerste ontdekkingsreizigers aan op de Noordpool. Ik vroeg mij af hoe het over 100 jaar zou zijn. Als je de notitie van het kabinet leest, mijnheer Ten Broeke, dan lees je daarin dat we tussen de 0,9 en 2 meter zeespiegelstijging kunnen verwachten als gevolg van het smelten van poolijs. Dat lijkt me voor een land als Nederland buitengewoon relevant. Als we het over onze economie hebben, vraag ik me af wat de kosten zijn van het versterken van onze dijken in de komende 80 jaar, als we die enorme dreiging willen weerstaan. Ik denk dat het verstandiger is om het probleem op te lossen waar we het veroorzaken, bij de uitstoot van CO2 en bij de scheepvaart in het gebied, waardoor roet bijdraagt aan het smelten van de ijskappen, in plaats van dat we ons richten op het versterken van de dijken. Dat zullen we helaas moeten doen omdat we nu eenmaal al behoorlijk lang bezig zijn met het vervuilen van de polen.

Ik kom dan toch ook op het naar de mening van mijn fractie wat kwetsbare punt in de notitie. Mijn collega van de Partij voor de Dieren heeft er ook al op gewezen dat in die notitie toch nog aardig wat geschreven wordt over de economische belangen. Die belangen komen, als ik het goed heb gezien, voor Nederland toch weer neer op olie- en gaswinning. Ik concentreer me even op de Project Delta Group, die in de notitie genoemd wordt. Ik lees dat we daar een waarnemer hebben van het departement Buitenlandse Zaken. Ik denk dan: wat doen wij daar; wat is dat voor een constructie? Als het kabinet iets zou willen doen, dan zie ik toch echt wel andere speerpunten dan olie- en gaswinning op de Noordpool en het faciliteren daarvan, zeker ook in het licht van de sancties en de situatie die is ontstaan. Ik zie dat dus niet zo zitten. Kan de Minister dat nog eens uitleggen?

Ik kom nu op het feit dat er iedere twee maanden een schip met Noordpoololie aanmeert in de haven van Rotterdam. In de notitie staat dat de Rotterdamse haven een hub kan vormen voor deze stromen vanwege zijn ligging en huidige positie in de markt. Daarbij wordt op olie- en gasstromen gedoeld. Er komt dus eens in de twee maanden zo'n schip aan. Dan denk ik: is dat nou die hub? Dat kan toch niet waar zijn! Gaan we naar een heel andere toekomst toe, waarin we al die olie en gas naar Rotterdam willen halen? Is dat de visie van het kabinet? In de debatten met de Minister van Economische Zaken praten we volop over de energietransitie. We hebben zeven van de tien kolencentrales gesloten. We hebben de helft van de productie uit het Groningenveld teruggeschroefd om minder gas te winnen. We bouwen het grootste windmolenpark ter wereld op de Noordzee. En dan gaan we naar de Noordpool om daar dat ene schip dat eens in de twee maanden aanmeert in Rotterdam een beetje te helpen met een waarnemer van Buitenlandse Zaken, waarmee we ook nog eens extra olie en gas winnen en al die olie en gas naar Rotterdam verschepen? Is dat daadwerkelijk wat we willen? Ik denk dat het onverstandig is en pleit ervoor dat, zoals de Zuidpool in 1959 een groot beschermd gebied is geworden, het kabinet zich inzet om de Noordpool naar die kant te bewegen. Zo creëren we op de Noordpool net zo'n prachtige ecologische zone als op de Zuidpool reeds gerealiseerd is.

100 jaar geleden was er in Amerika een Republikeinse president die, zo zeg ik ook tegen de heer Ten Broeke, volop oog had voor economische belangen en heel belangrijke rol heeft gespeeld in de economische ontwikkeling van de Verenigde Staten: Theodore Roosevelt. Die man heeft, in de tijd dat wij naar de Noordpool trokken, de grootste natuurparken in de Verenigde Staten aangelegd. Daarmee heeft hij gezorgd voor prachtige gebieden, waar ieder mens tot op de dag van vandaag kan genieten van de natuur. Ik zou dat ook wensen voor de Noordpool.

Mevrouw Thieme (PvdD):

Dat waren belangrijke woorden van de heer Vos over hoe onzinnig het is om olie uit de Noordpool naar de Rotterdamse haven te laten komen en over dat dit de wereld op zijn kop is gezien onze ambities. Hij heeft twee jaar geleden een motie aangenomen gekregen waarin werd gesteld die olie simpelweg niet naar de Rotterdamse haven mag komen. Hoor ik de heer Vos ook duidelijk de boodschap geven aan het kabinet om daar onmiddellijk een einde aan te maken? Of is het nog steeds een vrijblijvende oproep om vooral de aandacht op iets anders te richten en dit te ontmoedigen? Ik wil daar graag een helder antwoord op.

De heer Jan Vos (PvdA):

Ik heb begrepen dat onder de WTO-afspraken een dergelijk invoerverbod niet mogelijk is, maar dat er ook uitzonderingen zijn. Die betreffen met name het leven en de gezondheid van mens, plant en dier. Ik roep het kabinet op om te onderzoeken of het toch niet mogelijk is om in Europees verband een dergelijke uitzondering te maken voor de import van olie uit de Noordpool. Tot op heden heb ik daar geen degelijk materiaal over gezien. Er was één zin uit de kabinetsbrief in reactie op de motie waaraan mevrouw Thieme refereert. Daar wil ik de Minister nog specifiek naar vragen. Er stond dat wij een bijdrage willen leveren aan «de duurzame winning van olie en gas op het schiereiland Yamal in Arctisch Rusland». Mijn vraag aan de Minister is nu: hoe kun je duurzaam olie en gas winnen? Daar ben ik erg benieuwd naar en daar zou ik graag een antwoord op willen hebben.

De voorzitter:

U beantwoordt nu een vraag en stelt een vraag aan de Minister.

Mevrouw Thieme (PvdD):

Ik vind dat de heer Vos dat heel knap deed en ik vind het ook prima om het op die manier te doen. We lezen ook dat er via de ambassades en diplomatieke betrekkingen vooral moet worden gekeken hoe het Nederlandse bedrijfsleven een graantje kan meepikken van de economische activiteiten op de Noordpool. Ik neem aan dat de heer Vos ook zegt: daar moeten we helemaal geen energie in steken; ambassades en diplomaten hebben andere dingen te doen dan bekijken hoe het bedrijfsleven kan profiteren van schadelijke economische activiteit op de Noordpool. Klopt dat?

De heer Jan Vos (PvdA):

Ik zie, ook een beetje in lijn met wat mevrouw Van Veldhoven memoreerde, veel meer in het ontwikkelen van ecologische gebieden in en rondom de Noordpool. Het zal te idealistisch zijn, maar wat mij betreft wordt de Noordpool net zo'n gebied als de Zuidpool. De Zuidpool is volledig beschermd sinds 1959. Daar zie ik veel meer in dan in het economisch ontwikkelen van het gebied. Er wonen nu eenmaal mensen en die moeten een boterham verdienen. Als er economische ontwikkeling plaatsvindt, dan kan dat dus. Ik vraag mij dan wel af waarom het kabinet zich richt op de olie- en gaswinning. Kunnen we dan geen andere dingen doen in dat gebied? Laten we dat dan ook alsjeblieft doen op een ecologisch verantwoorde wijze.

De voorzitter:

Mijnheer Vos, u hebt nog 30 seconden. Ik begrijp dat u daar geen gebruik van maakt. Ik dank u voor uw inbreng.

De heer Jan Vos (PvdA):

Als u het mij toestaat, nog heel even het volgende. De Minister stelt dat binnen de DAC (Dutch Arctic Circle) bedrijven, ministeries, wetenschappelijke kennisinstellingen en ngo's zijn vertegenwoordigd. Bij navraag bij de universiteit Wageningen blijkt echter dat er geen ngo's bij betrokken zijn. Hoe zit dat nu precies? Kan de Minister aangeven welke ngo's betrokken zijn bij de DAC?

Mevrouw Van Veldhoven (D66):

Voorzitter. Als ik het goed telde, is het meer dan 400 jaar geleden dat Willem Barentsz voor het eerst naar de Noord trok. Sinds die tijd heeft Nederland een heel bijzondere band met de Arctische regio. Ik was van de zomer zelf op Spitsbergen, dat door Nederland werd ontdekt. Dat doet wel iets met je. Het is een heel bijzonder gebied. Ik had dezelfde ervaring als de heer Ten Broeke. Als je daar bent, besef je pas echt waar we het hier met elkaar over hebben. 50 onderzoekers waren daar 10 dagen lang. Ik had het voorrecht bij hen te mogen zijn. Dan zie je echt hoe heftig de opwarming van de aarde daar is. Ik stond op de brug met de kapitein, die mij de zeekaarten liet zien van vorig jaar. Die waren al niet meer geldig. Ik zat in een Zodiac met iemand die me langs een gletsjer voer en zei: vorig jaar konden we nog maar tot hier varen. Het is echt ontzettend indrukwekkend om te zien hoe snel het gaat. Dat is ongelooflijk verontrustend. We moeten dus echt beseffen dat de huidige ecologische veranderingen daar een bedreiging zijn voor de wereld daarbuiten. We zijn dus ook heel blij dat de Nederlandse regering heeft besloten om het onderzoek niet alleen door te zetten maar ook te versterken.

Daar heb ik wel nog wat vragen over. In 2009 was er een advies van de commissie-Terlouw, die zei dat er 6,5 miljoen nodig is. Nu gaat het om 4 miljoen per jaar. Wat wordt er achterwege gelaten? Ik las in de brief dat de doelstelling van het kabinet is om een integraal beleid te voeren, inclusief defensie. Ik vond het daarom opvallend dat Defensie er helemaal niet aan bijdraagt als ik het goed heb gezien. Een van de punten die mijn VVD-collega net ook al ter sprake heeft gebracht, is dat er bij het onderzoek in belangrijke mate sprake is van projectfinanciering. Dat verhoudt zich in de praktijk heel lastig met de enorme kosten van de infrastructuur, die uiteindelijk de enige basis vormt waarop je in dat gebied onderzoek kunt doen. De omstandigheden zijn zo extreem dat de infrastructurele kosten heel hoog zijn. Het mobiele lab werd even genoemd in relatie tot de upgrade van het station in Ny-Ålesund. Voor de continuïteit van het onderzoek zijn die werkplekken cruciaal. Ook mijn fractie zou het zeer verwelkomen als we werkelijk langjarige partnerschappen met onze partners kunnen aangaan, dus dat zij niet elke keer via een projectfinanciering van ons afhankelijk zijn. Niets kan eeuwig doorlopen, maar laten we eens bekijken hoe we dat praktischer kunnen regelen.

Antarctica is een zeer kwetsbaar natuurgebied, waarvan de wereld heeft gezegd: we beseffen dat dit gebied van groter belang is dan voor de landen die daar net omheen gelegen zijn alleen. Zoals we met elkaar zeggen dat de bossen in Brazilië eigenlijk de longen van de wereld zijn, zouden we ook met elkaar moeten zeggen: de zeeën om de Noordpool heen zijn de kraamkamer voor veel van het leven dat zich elders in de oceanen bevindt. We moeten daar dus heel zorgvuldig mee omgaan. Het gebied, the last wilderness, zal ontwikkeld worden. Je kunt zien aankomen dat we dit gaan doen. We zijn er nu nog wel bij om dat zorgvuldig te kunnen doen. Nederland richt ook op de Noordzee natuurgebieden in waarvan we zeggen: omdat ze cruciaal zijn, kunnen daar dingen niet die op andere plekken wel kunnen. Is het kabinet bereid om te onderzoeken of er inderdaad in internationaal verband draagvlak kan worden gevonden om natuurgebieden in te richten in de meest kwetsbare delen van het Noordpoolgebied?

Net kwamen ook het toerisme en de scheepvaart al even ter sprake. Ik vind het heel bijzonder om Bernice Notenboom op de publieke tribune te zien zitten. Zij heeft daar onderzoek naar gedaan en een prachtige film over gemaakt, die we binnenkort overigens ook in het parlement kunnen zien. Zij kent als geen ander de effecten van roetuitstoot op de versnelling van de klimaatverandering. Die effecten zijn in dat gebied enorm. Niet alleen is er minder weerkaatsing van zonlicht, maar het roet absorbeert ook. Dat roet komt van al die schepen die daar varen. Als de Noordpoolroute opengaat, zullen er nog veel meer schepen door dat gebied varen en wordt het effect van roetuitstoot op het ijs vele malen sterker. Net zoals op Spitsbergen is afgesproken, kunnen we gewoon besluiten dat in dat gebied geen stookolie mag worden gebruikt, maar bijvoorbeeld alleen diesel. Dat is voor het gebied rondom Spitsbergen ook afgesproken en scheelt in ieder geval in de impact die de scheepvaart heeft. De scheepvaart kan en moet schoner. Is de Minister bereid om daarover het gesprek aan te gaan?

Het belang van het gebied is dus groter dan alleen de landen die eromheen liggen. Juist daarom denk ik dat het tijd is dat de observers eens met elkaar gaan praten om te bezien of zij gezamenlijk een echte stoel aan tafel zouden kunnen krijgen, als stem van de rest van de wereld. Ik begrijp dat zoiets niet van vandaag op morgen geregeld is, maar ik vraag de Minister of hij bereid is om dat te onderzoeken met de andere observers, en het eens voorzichtig te bespreken met een aantal lidstaten. Zo kan worden bekeken of die landen gezamenlijk op een bepaalde manier een stem kunnen krijgen in de discussie, omdat die gebieden zo belangrijk zijn en een deel ervan buiten de continentale of exclusieve economische zones valt.

De heer Ten Broeke (VVD):

Mevrouw Van Veldhoven spreekt over the last wilderness, ik sprak over the New Great Game. In beide gevallen wijzen we op iets wat zich onwillekeurig zal afspelen, namelijk de zucht naar profijt van wat daar te halen valt vanwege de nieuwe routes die opengaan. Als er zo veel wensen zijn om dat op een verantwoordelijke manier te doen, denkt mevrouw Van Veldhoven dat het dan verstandig is om de eigen waarnemerspositie op te geven ten gunste van meerdere landen die uiteindelijk, zoals we dat ook in Europa vaak zien, op de laagste gemene deler terechtkomen?

Mevrouw Van Veldhoven (D66):

Daar zou ik zeker niet mee willen beginnen, ook niet gezien de bijzondere positie die Nederland als waarnemer heeft in de Arctische Raad vanwege het feit dat wij al heel lang bij dat gebied betrokken zijn en via onderzoek daar aanwezig zijn. Ik zou het wel heel goed vinden als de landen die in dat gebied liggen, erkennen dat het een gebied is van groter belang dan voor die landen alleen. Voor de bossen in Brazilië voelen we ook een verantwoordelijkheid. Er worden dus ook beleidsdiscussies gevoerd in internationale organisaties over hoe we die kunnen behouden, met respect voor de economische belangen en de eigendomsverhoudingen die dit meebrengt. We moeten een gezamenlijk belang voelen voor het voorzichtig ontwikkelen van dat gebied. Die ontwikkeling gaat plaatsvinden. Dat gaan we niet vanuit Nederland tegenhouden. Wel kunnen we proberen om heel sterk te sturen op het beschermen van de meest kwetsbare elementen. Daar moeten we alles voor aangrijpen wat we hebben.

De heer Ten Broeke (VVD):

Dat lijkt me een veel realistischer houding dan die ik net tegenkwam bij de heer Vos, die wel denkt dat hij vanuit Nederland alles kan tegenhouden. Dan komt het er volgens mij wel op aan dat je een goed beeld hebt van wie die «we» zijn die dat op een verantwoordelijke manier willen doen. Volgens mij weet mevrouw Van Veldhoven met ons allen hier dat dat niet om veel landen gaat. Zij kloppen niet op de deur met heel grote zakken geld bij zich. Wij doen nu zelf maar een klein beetje extra voor onderzoek. Het is dan denk ik van cruciaal belang dat Nederland zijn vooraanstaande positie juist wel in zijn eentje blijft behouden. We moeten nu niet alles onmogelijk gaan maken of van de kansel gaan roepen dat er zelfs geen oliewinning mag plaatsvinden. Ik hoor mevrouw Van Veldhoven dat overigens ook niet zeggen. Ook moet je niet je waarnemersstatus in de waagschaal leggen. Dan kun je namelijk helemaal geen invloed meer uitoefenen. Is mevrouw Van Veldhoven dat met mij eens?

Mevrouw Van Veldhoven (D66):

Ik ben absoluut geen voorstander van oliewinning in dat gebied. Ik besef alleen ook dat we daar de Russen waarschijnlijk niet van kunnen weerhouden. Laat helder zijn dat ik heel blij was toen Shell besloot om dat niet te doen. Ik wil graag dat Nederland alles in het werk stelt om partijen te ontmoedigen die daar plannen toe hebben. Laat daarover geen twijfel bestaan, juist gezien de betrokkenheid van Nederland en de natuurbescherming waarvoor Nederland zich altijd heeft ingezet. Nederland is begonnen met de bescherming van de ijsbeer in dat gebied. Dat kwam voort uit Nederlands onderzoek van vier mannen die daar 50 jaar geleden overwinterd hebben. Wij kunnen dus internationaal echt een rol spelen. Wij kunnen die kar meer trekken dan dat wat we alleen via onze observerstatus doen. Ik zie het dus meer als «plus» dan als «in plaats van», zo is eigenlijk mijn korte antwoord aan de heer Ten Broeke.

De heer De Roon (PVV):

Voorzitter. Zoals bekend is Nederland van oudsher nauw betrokken geweest bij de Arctische regio. Als maritiem handelsland heeft Nederland grote delen van het Noordpoolgebied letterlijk op de kaart gezet. De namen van bekende Nederlanders als Willem Barentsz en Jan Mayen zijn al gepasseerd. Toen we een poos geleden te horen kregen dat de regering werkte aan een Nederlandse Polaire Strategie, dacht ik: hoera, de VOC-mentaliteit herleeft ten dienste van Nederlandse belangen. Ik heb het dan natuurlijk niet over een graantje meepikken, zoals de woordvoerster van de Partij voor de Dieren zei, maar over een flink stuk van de taart die daar te halen is.

Toen ik het stuk, de Nederlandse Polaire Strategie 2016–2020, onder ogen kreeg, schrok ik toch een beetje van de ondertitel, namelijk Samen voor duurzaam. Ik had liever iets gelezen als «Samen voor Nederlandse economische en militaire belangen (duurzaam)». Dan was de titel wat meer in balans geweest.

Mevrouw Van Veldhoven (D66):

Hoe denkt de PVV de Nederlandse belangen duurzaam te verdedigen met een zeespiegelstijging van 9 meter?

De heer De Roon (PVV):

Dat zijn allemaal zaken waar ik op dit moment niet over ga. Dat soort discussies moet de woordvoerster van D66 echt voeren met mijn fractiegenoten die met dat soort materie bezig zijn. Ik kijk alleen maar naar de polaire strategie en de Nederlandse belangen die er zijn en die behartigd kunnen worden. Ik vind dat we dat gewoon moeten proberen. Dat moet natuurlijk op een voor het milieu verantwoorde manier gebeuren. De PVV is helemaal niet tegen verantwoord omgaan met het milieu. Maar we moeten ook naar de andere kant willen kijken en niet alleen zeggen: het gaat alleen om de milieubelangen. De ondertitel suggereert dat het wel zo is.

Mevrouw Van Veldhoven (D66):

Dat suggereert die ondertitel helemaal niet. Ik denk dat de ondertitel suggereert dat we moeten beseffen dat we in de toekomst heel weinig economische activiteit hebben als we niet oppassen en het klimaatprobleem niet onder controle krijgen. We moeten het dus zo zien dat het investeren in het tegengaan en voorkomen van klimaatverandering onderdeel is van het goed behartigen van de Nederlandse belangen, ook op economisch gebied.

De heer De Roon (PVV):

Ik heb gehoord wat D66 hiervan vindt. Ik denk dat we dan weer verzeild raken in de discussie die aan het begin van dit AO al is gevoerd met de heer Ten Broeke. Niemand trekt in twijfel dat de zeespiegel verandert, maar wat is de rol van de mens daarbij? Daar gaat de discussie over. Die discussie kun je met mij niet voeren.

Ik vervolg mijn betoog. Waar het Noordpoolijs zich terugtrekt, lijkt de EU-bemoeienis zich op te dringen, want de EU wil zich maar al te graag definitief nestelen in de Arctische Raad. We hebben daar al eerder met de Minister over gediscussieerd in een schriftelijk overleg. De Minister gaf toen aan dat de EU ook de Nederlandse invloed kan versterken als de EU in die Arctische Raad een waarnemersstatus heeft. De Minister wees daarbij op «synchroon lopende belangen», zoals hij dat noemde. Bij mij rijst dan toch de vraag hoe Brussel bijvoorbeeld rechtstreeks opkomt voor de Nederlandse maritieme sector. Ik heb begrepen dat 10% van zijn omzet gerelateerd is aan het Noordpoolgebied. Wat kan de EU wel doen wat de Nederlandse regering niet kan doen voor Nederlandse bedrijven in dat gebied? Ik hoop dat de Minister daar nader op kan ingaan.

We hebben gelezen dat de Minister een Arctische ambassadeur wil aanstellen. Dat is een van de maatregelen die voortvloeien uit de Polaire Strategie. De vraag is dan toch of het straks alleen gaat over klimaatverandering en milieunormen, dus over dingen die allemaal niet mogen in het poolgebied. Of gaan we het ook hebben over dingen die wél zouden kunnen, over de kansen die er liggen? Wat de PVV betreft moet de Arctische ambassadeur hoofdzakelijk worden ingezet om de economische kansen verder in kaart te brengen en contacten te leggen voor Nederlandse bedrijven. Onze handelsbelangen in het Noordpoolgebied moeten in de toekomst versterkt worden, op het gebied van scheepvaart, van baggerwerkzaamheden en grondstoffenwinning, waaronder ook deep sea mining. Daar zijn Nederlandse bedrijven zeer in geïnteresseerd en dat is daar mogelijk. Daar liggen dus kansen. Mijn vraag aan de Minister is hoe de Arctische ambassadeur de Nederlandse bedrijven gaat bedienen die in deze sectoren opereren. Dat is mij nog niet duidelijk. Ik hoop dat de Minister daar wat meer beeld en geluid bij kan geven, zoals u, voorzitter, dat nog weleens pleegt te zeggen.

Dan kom ik op de militaire kant van de zaak. Het valt ons op dat er geringe aandacht lijkt te zijn van de NAVO voor het Noordpoolgebied. De NAVO heeft geen militaire faciliteiten boven de poolcirkel, en is daar voor zover ik heb kunnen zien ook slechts beperkt actief. Ik geloof dat dit ook in de Polaire Strategie staat. De Minister geeft aan dat de NAVO haar aandacht vooral gericht heeft op de oost- en zuidflank van het bondgenootschap. Die flanken behoeven zeker militaire aandacht, maar dat betekent nog niet dat je niet op de noordflank hoeft te letten. Wat er militair aan de noordkant gebeurt, is dan misschien nog niet direct een urgente bron van zorg, maar die kan het in de toekomst uiteraard wel worden. Het zou beter zijn als we ons dan niet opnieuw laten verrassen door allerlei militair-strategische ontwikkelingen.

Rusland investeert de laatste jaren fors meer in de militaire capaciteit in het Noordpoolgebied. Ook China heeft allerlei ambities in dat gebied. Er is nog niet gebleken dat het zich daar ook militair wil vestigen, maar het heeft wel grote economische ambities. Het is dus eigenlijk heel logisch om te veronderstellen dat ook China daar straks militaire presentie wil hebben. Ik zie van de kant van de NAVO niks. Het kabinet ziet kennelijk ook nauwelijks een rol weggelegd voor de NAVO in dat gebied. Merkwaardig genoeg ziet het kabinet wel een militaire rol voor de Europese Unie in het Noordpoolgebied. Dat snap ik nog niet. We steunen een EU-project van het Europees Defensie Agentschap genaamd EU Maritime Capabilities in the Arctic, zo lees ik. Maar wat dat allemaal inhoudt en wat de stand van zaken is van dat project, dat weet ik niet. Dat wordt mij ook niet duidelijk uit de Polaire Strategie. Ik vraag de Minister om ons nu ook daarover nader te informeren. Het lijkt erop dat de NAVO militair op een zijspoor staat en de EU zich bezig wil gaan houden met een militaire polaire capaciteit.

De voorzitter:

Hiermee zijn we gekomen aan het einde van de inbreng van de Kamer in eerste termijn. Ik schors de vergadering voor de voorbereiding door de Minister.

De vergadering wordt van 16.44 uur tot 17.05 uur geschorst.

De voorzitter:

Ik verontschuldig de heer Ten Broeke van de VVD-fractie vanwege andere, overlappende debatten. Dat gaat helaas zo hier. Dat betekent niet dat er bij de afwezige leden van de commissie geen interesse is voor dit onderwerp. Het staat hoog op de agenda van de Kamer, maar helaas vallen debatten weleens samen, zoals ook nu het geval is.

Minister Koenders:

Voorzitter. Ik dank de leden van de Kamer, die terecht een grote persoonlijke, politieke en inhoudelijke interesse hebben voor dit zeer belangrijke onderwerp. Ik deel het belang van dit onderwerp zeer, om een aantal redenen die de leden allemaal genoemd hebben en die ik gezien de tijd niet zou willen herhalen.

Om te beginnen is een persoonlijke ervaring altijd belangrijk; ik geloof dat mevrouw Van Veldhoven dat net zei. Wie naar de Noordpool of naar Spitsbergen gaat, wordt geraakt door de verstilling. Het is inderdaad een stil gebied, zeg ik tegen mevrouw Thieme. Je mag hopen dat dat ook zo veel mogelijk zo blijft. Het is het gebied waar je het meest geconfronteerd wordt met de gigantische risico's die we op het ogenblik door klimaatverandering in de wereld zien. Je ziet eigenlijk de consequenties van klimaatverandering. Natuurlijk wordt daar ook nog eens de klimaatverandering versterkt, in het bijzonder door het verdwijnen van de permafrost, dat zorgt voor een dubbel effect in de opwarming van de aarde. Daarom is het zo belangrijk dat mensen daarheen gaan. Dat moeten er overigens niet te veel zijn. Ik ben het er dus mee eens dat het geen goed idee is om daar allemaal als toerist heen te gaan. Ik moet ook niet te vaak gaan, en de Kamerleden ook niet. Het moet beperkt blijven.

Toerisme is ook zo'n activiteit die je minimaal moet invullen. Dat zullen we wat mij betreft met brancheverenigingen bespreken. Even los daarvan vind ik het wel belangrijk om dat hier te benoemen. In die zin is er wel een verschil tussen de Zuid- en de Noordpool. Bij de Zuidpool is al heel vroeg door activisten en anderen het belang van de common heritage of mankind gemeld. Er is in de jaren tachtig en negentig enorm veel gebeurd in het internationale recht om voor elkaar te krijgen dat het gebied zo veel mogelijk beschermd wordt.

In het Arctisch gebied is sprake van een ingewikkelder situatie. Ik ga daar zo natuurlijk even op in langs de verschillende thema's. Dat is ook de reden waarom we de nationale polaire strategie hebben aangescherpt. Er zijn namelijk allerlei ontwikkelingen die een risico vormen voor het milieu en de ecologie, die voorop moeten staan. Vandaar dat de titel met overtuiging is gekozen, zeg ik tegen de heer De Roon. Hij is het daar met overtuiging mee oneens. Ik denk dat dat toch prioriteit nummer één moet zijn. Vervolgens is de vraag of je dan wat anders kunt doen, of het pappen en nathouden is of balanceren waar je niet kunt balanceren, en waar je eigenlijk je invloed hebt. Ik zal één ding zeggen: als de heer De Roon daarheen zou gaan, zou hij misschien met dezelfde conclusie terugkomen.

Het is van belang om het ecosysteem daar goed te bewaren en dat gebeurt op het ogenblik niet. Je ziet daar de roetbedekking op de gletsjers en je ziet hoe het ijs per jaar opschuift en welke beperkingen dat geeft aan de dieren ter plekke. Dat is natuurlijk een consequentie van wat we elders in de wereld aan het doen zijn. Dat zeg ik ook tegen mevrouw Thieme, die daarnaar vroeg. De klimaatonderhandelingen, zoals specifiek die in Parijs, zijn niet zozeer over de Noordpool gegaan. Dat was niet zo vanwege goede of slechte redenen, maar puur omdat daar de grondoorzaak lag. Even los van wat je van het resultaat vindt – het gaat in ieder geval in de richting – moet je blijven streven naar die 1,5%.

We zien het daar dus twee keer zo snel als elders zichtbaar worden en dat maakt natuurlijk indruk. Vervolgens is de vraag wat een relatief klein land als Nederland eigenlijk daaraan kan doen en wat daarbij de meest effectieve politiek is. Ik zeg «relatief klein», want dat is precies de goede term. Dat betekent niet dat we niet een heel grote naam hebben, specifiek op het poolonderzoek. Dat geeft ons volgens mij ook de meeste soft power om te onderhandelen over andere dingen die de Kamer belangrijk vindt. Die dingen kunnen exponentieel toenemen gezien de ontwikkeling van het smelten van het ijs. Kijk maar naar de kaartjes en de geostrategie; daar hebben de leden allemaal wat over gezegd. Daardoor gaan zich ontwikkelingen voordoen die ik als Minister van Buitenlandse Zaken zeker niet in mijn eentje kan veranderen. Daardoor zullen er onvermijdelijk scheepvaartroutes geopend worden, zullen er havens opengaan op plekken waar je vroeger niet kon komen en zal er gas en olie gevonden kunnen worden. Die ontwikkelingen vormen allemaal een groot risico voor dat ecosysteem.

Daarover zijn de volgende opmerkingen te maken. We moeten bekijken waar we de meeste invloed hebben om een optimale bescherming van de ecologie en de systemen daar te bereiken op het moment dat er zo veel verandert. Ik had het net over soft power. Die is niet onbelangrijk, maar we zijn natuurlijk maar een waarnemer. Ik wil best eens naar het idee van mevrouw Van Veldhoven kijken, maar ik heb er zelf enige twijfels over. Mijn eigen ervaring met internationale politiek is dat het altijd beter is als je met elkaar een deuk in een pakje boter kunt slaan. Soms heb je echter ook gewoon apart een naam te verdedigen en kun je ook heel goed samenwerken met andere landen. Ik heb daar geen principiële opvattingen over. We werken al goed samen met andere waarnemers bij die zaken waar we comparatieve voordelen hebben. Dat moeten we ook zo blijven doen. Als we dat kunnen versterken, wil ik daar best eens naar kijken. Mevrouw Van Veldhoven is daar al heel lang zelf mee bezig. Als het onze situatie qua macht zou verbeteren, zou ik zeggen: oké.

Het geldt overigens ook voor de Europese Unie. Die wil dat al een tijdje. Ik kan me heel goed voorstellen dat we een aantal van de belangen die we op het terrein van ecologie en duurzaamheid inbrengen kunnen versterken via de Europese Unie. Dan komen er gelijk ook weer andere belangen bij van landen die, misschien veel scherper dan Nederland, kijken naar zaken die meer risicovol zijn. Die afweging kun je maken. Ik ben er niet op tegen dat Europa ook een waarnemersstatus krijgt. Dat hoeft ook niet ten koste te gaan van ons eigen waarnemerschap. Ik geloof echter dat ook de Russische Federatie er nog steeds tegen is, dus het ligt er niet direct morgen.

Ik zeg dit allemaal omdat de invloed die je kunt uitoefenen afhankelijk is van waar je relatieve kracht ligt. Anders dan bij de Zuidpool hebben we bij de Noordpool in feite te maken met de vrije zee aan de ene kant en de soevereiniteit van nationale staten aan de andere kant. Dan is er ook nog een aantal gebieden waar conflicten zijn over de vraag of ze nou eigenlijk vrije zee zijn, of van een land zijn. Er is gelukkig geen oorlog over en dat gaat volgens mij ook niet gebeuren; daar kom ik zo nog even op terug. Ik zeg het even heel scherp: de rest van de wereld kan ook niet bepalen of wij binnen de Nederlandse territoriale wateren olie en gas gaan winnen of niet. Als we daar dus iets aan willen doen, moeten we dat via andere methodes doen.

Ik wil nog zeggen dat al die organisaties waarin we zitten, ook als Buitenlandse Zaken, niet bedoeld zijn om allerlei contracten te krijgen. Zo'n organisatie als de Dutch Board, waar het over ging, is niet door Buitenlandse Zaken of de regering opgericht, maar dat is een organisatie van het bedrijfsleven waar we graag bij zitten, juist om in te brengen waar we in de Nederlandse Polaire Strategie over spreken. Dat is wel belangrijk. Ik vind dat daar ngo's bij moeten. De heer Vos heeft gelijk. Ik heb het gecheckt: het staat niet goed in de tekst. We gaan dat corrigeren. Die organisaties zitten er nog niet in. We gaan dat, hoop ik, op twee manieren corrigeren. Ten eerste doen we dat door feitelijk de tekst te veranderen. De heer Vos heeft daar namelijk gelijk in, al zijn er wel allerlei overleggen geweest met WNF en andere organisaties. Ten tweede wil ik er via onze vertegenwoordiging voor pleiten dat er wel ngo's vertegenwoordigd worden in de organisatie. Anders is het een organisatie die kijkt naar de economische ontwikkeling in die regio. Dat kan en wil ik niet verbieden, want dat mag. Ik vind het echter wel van belang dat we op basis van het onderzoek dat we hebben en van de manier waarop we onze polaire strategie vormgeven daar een stem in hebben. Het is onafhankelijk georganiseerd, om het zo maar te zeggen.

De heer Jan Vos (PvdA):

Ik dank de Minister voor deze toezegging. Kan de Minister nog wat meer invulling en kleur geven aan wat er precies gebeurt ten aanzien van de Project Delta Group en het waarnemerschap of het lidmaatschap dat het Ministerie van Buitenlandse Zaken daar bekleedt? Zijn er ook financiële middelen mee gemoeid? Wat gebeurt er precies? Hoe vinden die gesprekken plaats? Ik ken een dergelijk voorbeeld niet van andere gremia. Ik blijf het toch een interessante constructie vinden en waar ik zo mijn vraagtekens bij plaats.

Minister Koenders:

Het is een initiatief van kennisinstellingen en het bedrijfsleven, dat gericht is op kennisdeling en -ontwikkeling voor Arctische projecten. Het is dus niet expliciet bedoeld voor alleen, bijvoorbeeld, offshoreprojecten. De ministeries worden daarbij uitgenodigd. Ik heb net iets gezegd over de rol van ngo's. Ik begrijp dat er in het bijzonder informele contacten zijn met de Stichting De Noordzee en WNF. Dat moeten we dus in de tekst nuanceren. We hebben al diverse malen gesproken over de aanwezigheid van ngo's. De vraag is nu, geloof ik, welke wel en niet worden uitgenodigd. Dat is aan dat forum zelf. Ik vind het in ieder geval belangrijk. We hebben er ook voor gepleit. De bijeenkomsten worden op verschillende plekken gehouden: de ene keer daar, de andere keer hier. Ik zal ervoor zorgen dat de ngo's, mocht er een keer een bijeenkomst bij ons gehouden worden, in ieder geval worden uitgenodigd. Ik zeg hier opnieuw dat de Nederlandse regering terughoudend is ten opzichte van olie- en gaswinning in het Noordpoolgebied. De inzet van de DAC is er dan ook niet op gericht om die te laten plaatsvinden, maar om ervoor te zorgen dat het, als die plaatsvindt, op een ecologisch verantwoorde manier gebeurt. Dat is natuurlijk het dilemma. Ik kom straks nog even terug op wat de standaarden zijn, waar je het meest effectief kunt zijn en de IMO. Het is een netwerk in ontwikkeling. Ik begrijp dat er nog maar een paar bijeenkomsten zijn geweest. Er zijn ook geen concrete projecten opgestart. Er wordt nu wel gewerkt aan richtlijnen voor duurzame activiteiten. In feite is het dus bedoeld om meer kennis te ontwikkelen over het Noordpoolgebied, om daar veilig en ecologisch verantwoord te kunnen opereren. Zo wordt het geformuleerd. Het is dus een eigen initiatief. We zijn daarbij aanwezig met de doelstellingen die ik zojuist noemde. Er is dus in die groep discussie over de aanwezigheid van ngo's. De Nederlandse regering is daar in ieder geval voorstander van.

De heer Jan Vos (PvdA):

We spreken hier dus over twee zaken. Aan de ene kant is er de Dutch Arctic Circle, met daarin bedrijven, ministeries en wetenschappelijke kennisinstellingen, en tot op heden geen ngo's. Het gaat als ik het goed heb begrepen om het bij elkaar brengen van supply en demand van offshoreprojecten. Het is heel begrijpelijk dat ngo's daar niet echt bij willen zitten, want ik kan me voorstellen dat die daar in het algemeen niet voor zijn. Maar goed, dat horen we dan in de toekomst wellicht. Ik zou graag willen horen hoe ngo's de DAC dan zien en of ze eraan deel willen nemen. Aan de andere kant is er de Project Delta Group, een overlegorgaan dat zich richt op de oliegerelateerde handelsrelatie met Rusland. In de Project Delta Group zit het ministerie wel, maar zitten geen ngo's. Dat lijkt me ook logisch, omdat het om de oliegerelateerde handelsrelatie met Rusland gaat. Wat doen we daar dan precies? Dat blijft toch mijn vraag.

Minister Koenders:

Dat is een andere groep, hè?

De heer Jan Vos (PvdA):

Ja, dat is een andere groep. Dat bedrijven dat willen doen, begrijp ik, maar waarom zijn we daarbij betrokken? Kan de Minister wat meer inkleuring geven aan wat we daar doen? Zijn daar financiële middelen bij betrokken? Waarom doen we dat? Het kabinet is namelijk terughoudend als het gaat om oliewinning op de Noordpool en tegelijkertijd gaan we wel bij zo'n groep zitten die, neem ik aan, daar geld aan wil verdienen.

Minister Koenders:

Ongetwijfeld willen een heleboel mensen daar geld aan verdienen. Ik vind het echt van belang dat Buitenlandse Zaken in gesprek is met bedrijven die dat willen gaan doen. We moeten ervoor zorgen dat de kennis die we hebben en die het poolonderzoek oplevert daar direct bij betrokken wordt. Dat is de bedoeling. Het exportbevorderende karakter is voor zover ik het overzie sowieso nu nauwelijks aanwezig. Er worden geen handelsmissies georganiseerd onder de PDG-vlag. Er zijn niet alleen bedrijven vertegenwoordigd, maar ook kennisinstellingen als de TU Delft en WUR. De rol van Buitenlandse Zaken is minimaal. Die bestaat uit het adviseren over de situatie in de Russische Federatie. Dat heeft overigens ook te maken met het feit dat we geen geen business as usual met de Russische Federatie hebben vanwege de sancties. Het ministerie speelt dus zo'n rol daarbij. We hebben daar dus geen activerende of legitimerende rol en we betalen er ook niet aan mee, begrijp ik. Ik hoop dat ik iets van de zorgen van de heer Vos op dat punt kan wegnemen.

Ik kom straks even terug op standaarden en op comparatieve voordelen om iets te beïnvloeden. We hebben niet voor niets deze titel uitgekozen. Dat deden niet omdat we dachten: we maken een mooie titel, en dan wordt het wat anders. Dat is niet het geval. Ik wijs er alleen op dat – dat kunnen we leuk vinden of niet – de Arctische staten zelf soevereiniteit hebben op het ene gebied en het andere gebied de vrije zee is. Daar kunnen we van alles via de IMO proberen. Ik kom er straks ook op terug wat daar onze activiteiten zijn, ook om bepaalde gebieden te selecteren die dan juist ecologische vrijzones worden. Dat is dan wel de beste methode. We lopen daarbij internationaal voorop, ook vergeleken bij een groot aantal van de Arctische staten, inclusief bijvoorbeeld een land als Noorwegen. Het betekent echter wel dat je daar alleen maximaal kunt proberen te doen waar je voor staat. Ik kan niet zomaar dingen verbieden, ook al zou ik dat wel of niet willen. Daar spreek ik me nu maar even niet over uit, maar ik kan dat dus gewoon niet. Dat betekent dus dat de Kamer inderdaad moet checken wat er eigenlijk gedaan wordt en of het wat oplevert of niet. Ik kom daar zo nog even op terug.

Mevrouw Van Veldhoven (D66):

Ik ben heel blij dat de Minister met ons wil zoeken naar hoe we kunnen zorgen voor een effectieve rol van Nederland. Dan heb je altijd een beetje een discussie over middel en doel en over korte termijn en lange termijn. Voor mij is het allerbelangrijkste dat we de erkenning weten te versterken van het feit dat de poolregio van groter belang is dan alleen voor de kuststaten. Dat moet een mondiaal gevoel worden, zoals we dat ook hebben bij het Amazonegebied. We voelen ons met z'n allen verantwoordelijk voor en betrokken bij de regenwouden. Dat doet natuurlijk niets af aan de soevereiniteit van Brazilië, maar Brazilië weet wel dat de wereld meekijkt. Wil de Minister eens onderzoeken hoe we kunnen versterken dat de hele wereld accepteert dat de polaire regio van groter belang is dan alleen voor de kuststaten? Ik vraag Nederland om daarin een voortrekkende rol te spelen. Dat gaat natuurlijk voor een deel via de IMO en voor een deel via de Arctische Raad, maar kunnen we niet de aanvoerder worden van een groep landen die zeggen: de pool is van ons allemaal, en we gaan ons gezamenlijk via onze kanalen inzetten om te zorgen voor een goede bescherming van dat gebied?

Minister Koenders:

Dank voor die vraag. Ik moet het natuurlijk enorm versimpelen nu, omdat we maar een kort overleg hebben. In de strategie die de Kamer heeft gezien en in onze reactie op de AIV staat vrij precies hoe we op welk punt willen opereren. Ik noemde niet als excuus, maar als verklaring, dat we te maken hebben met twee elementen, namelijk de gebieden die onder de rechtsmacht van de Arctische staten vallen en de gebieden daarbuiten. Laat ik eerst duidelijk publiekelijk zeggen dat het deel van het Noordpoolgebied dat buiten de rechtsmacht van de Arctische staten ligt, door ons wordt beschouwd als global public good. Dat is al belangrijk, want zo zijn we ook ooit begonnen met de bossen en de Zuidpool. Het gebied verdient bescherming vanwege de klimaatregulerende functie – dat is belangrijk om te zeggen – en de belangen van toekomstige generaties. Omdat delen van dat gebied door enkele Arctische staten ook nog worden geclaimd, kunnen we die afspraken niet zonder hen maken. Daarom is het van belang dat we in die waarnemersgroep zitten en dat we die forse contacten hebben met de landen ter plekke. We kunnen daar alleen een beetje via soft power wat aan doen.

We hebben de klimaatambassadeur benoemd om daaraan te trekken, in de IMO, in de Verenigde Naties en specifiek bilateraal. Ik weet zelf dat je in de Verenigde Naties van alles kunt beginnen, maar dat je daarvoor eerst wel bilateraal een aantal belangen bij elkaar moet brengen. De Nederlandse inzet voor die gebieden is erop gericht om eerst met de Arctische staten, en als dat niet mogelijk blijkt in breder internationaal verband, te komen tot aanvullende internationale afspraken om het milieu en de biodiversiteit beter te beschermen. In VN-verband wordt onderhandeld over een nieuwe implementing agreement under UNCLOS. Dat gaat over wereldwijde bescherming van mariene biodiversiteit buiten de jurisdictie van landen. Dat geldt dus ook voor het Noordpoolgebied. Nederland speelt nu een actieve rol bij de opstelling van die VN-tekst. Dat is dus wel belangrijk. De Arctische staten hebben zelf in 2014 in dat gebied een moratorium op visserij ingesteld, omdat ze eerst zeker willen stellen dat visserij plaatsvindt volgens internationaal geldende standaarden en mechanismen en om duidelijkheid te krijgen over de effecten ervan. Er zit natuurlijk ook een element van precautionary principle in.

De meeste economische activiteiten vinden plaats binnen de zones van de Arctische staten, laten we daar eerlijk over zijn. Daar leven natuurlijk ook de meeste diersoorten. Daar gaat het dan wel over. Onze activiteit is gericht op het verhogen van de duurzaamheidscriteria in dat gebied. Nederland heeft tot nu toe niet gepleit voor een Arctisch natuurreservaat of een Arctisch verdrag, omdat de Arctische kuststaten daar echt helemaal niets mee te maken willen hebben. De vraag is dus hoe we er dan toch voor kunnen zorgen dat er wel zoiets gebeurt. We kunnen namelijk wel tegen die landen ingaan, maar ze hebben nu echt wel ietsje meer macht dan wij. Daarom zal Nederland zich inspannen voor het instellen van een netwerk van beschermde zeegebieden, onder meer via onze ambassadeur, die gelukkig hier aanwezig is. Er werd gevraagd naar die marine protected areas in het Noordpoolgebied. We onderzoeken nu ook of we steun kunnen verlenen bij het aanwijzen van scheepvaartroutes, de Particularly Sensitive Sea Area's in IMO-verband. Ik geloof dat de heer Vos daar ook naar vroeg. Zoals in de strategie is te lezen zal Nederland zich inspannen om de uitstoot van schadelijke stoffen, in het bijzonder roet en zwavel, door de scheepvaart in het Noordpoolgebied aan te pakken in de geest van het klimaatakkoord. Dit loopt via de IMO. Daarom is het goed om een ambassadeur te hebben die boven de ministeries kan werken en namens Nederland kan opereren. Dat gaat via I en M, dat daarvoor het verantwoordelijke ministerie is.

Er zijn ook regionale en internationale initiatieven. Ik vind het goed dat vorig jaar de GLACIER-conferentie heeft plaatsgevonden – ik ben daar geweest en ook Obama en Kerry waren aanwezig – die toen de aanloop was naar COP21. We hebben daar twee signalen afgegeven. Het eerste signaal was dat Nederland verantwoordelijkheid neemt voor dit soort zaken in de Arctische regio in relatie tot klimaatveranderingen. Het tweede signaal was dat Nederland zelf direct betrokken zal zijn. Dat geeft ons een stem in het geheel. Gelukkig hebben de Verenigde Staten klimaatverandering als centraal thema gekozen in plaats van iets anders. Daar is ook de discussie geweest over Shell. Shell heeft zich daarna teruggetrokken, maar laat er geen misverstand over bestaan dat daaraan ook een aantal economische redenen ten grondslag liggen. Ik heb er een verklaring ondertekend die vooral over de methaanuitstoot gaat. Ik betreur het dat Shell mij nog steeds niet geantwoord heeft. Ik vind dat Shell wel de beleefdheid had kunnen hebben om dat voor dit overleg te doen. Op 21 maart heb ik Shell per brief opnieuw daarom gevraagd. We hebben gewoon het stuk ondertekend waarin staat dat bedrijven daaraan moeten meewerken, of waarin we in ieder geval een oproep daartoe hebben gedaan. De Nederlandse regering heeft daarom de opdracht om dat met Shell te bespreken. Shell zegt dat al op een andere manier te doen die interessanter en verstandiger is. Dat zou kunnen, maar ik wil dan wel weten waarom dat zo is. Ik doe dus nogmaals een oproep om daar spoedig antwoord op te krijgen. Daar gaat het natuurlijk wel om. Het moet op een gegeven moment resulteren in specifieke activiteiten.

We doen verder een aantal kleinere dingen, die overigens niet zo klein zijn als je precies ziet waarom dat poolonderzoek zo belangrijk is. Je laat daarmee zien waar de kwetsbaarheid zit. We doen dus zelf ook allerlei dingen, ook al zijn we niet direct lid. We zijn vorige week gastheer geweest van de expertgroep Arctic Migratory Birds Initiative (AMBI). De betreffende bijeenkomst had plaats op Texel. Het Waddengebied is immers een belangrijke tussenstop voor trekvogels op weg naar Azië en Afrika. We hebben daaraan meegeholpen. Ongetwijfeld zijn er mensen die daar geweldig werk gedaan hebben, mede om te kunnen bewijzen waar de problemen en de punten liggen op dit terrein.

Mevrouw Van Veldhoven (D66):

Laat ik vooropstellen dat ik heel blij ben met alles wat de Minister gezegd heeft en met het feit dat we een Arctische ambassadeur hebben. Ik ben helemaal blij wanneer ik in de stukken lees dat ook Obama, Kerry en Canada hebben gezegd dat we meer moeten doen om dat gebied goed te beschermen. Gelukkig hoeft Nederland dat dus niet alleen te doen. Dat pleidooi, om aan de wereld te laten weten dat de pool belangrijk is voor ons allemaal, hoeven we niet alleen te houden. Met al dat soort landen moet er toch een soort van coalitie te smeden zijn die op al die plekken waar we elkaar tegenkomen, gezamenlijk kan optrekken om zo druk op de discussie te zetten. Dat maakt het voor de kuststaten lastiger om consequent te zeggen: het is onze soevereiniteit; jullie gaan daar niet over. Dat kan Brazilië zich ook niet meer veroorloven waar het gaat om het regenwoud. Ik wil heel graag dat Nederland probeert, samen met de ambassadeur, die dat overzicht heeft, gezamenlijk op te trekken om met die landen op die terreinen en via de kanalen die de Minister net heeft opgenoemd, dat signaal heel duidelijk af te kunnen geven: de pool is niet alleen van jullie, maar van ons allemaal; we moeten die met elkaar beschermen.

Minister Koenders:

Daar ben ik het gewoon mee eens. U hebt er straks wat aan dat ik er ook iets mee doe en dat u allemaal ziet dat het wat uitmaakt. Ik heb daarom een aantal elementen van de strategie naar voren gebracht, in het licht van de enorme veranderingen in de regio. Die veranderingen zijn er sowieso. Laten we er eerlijk over zijn: het is daar al te laat voor.

Een aantal vragen gingen over de Polar Code. In ieder geval de heer Vos, maar ook mevrouw Veldhoven en mevrouw Thieme, stelde vragen over de zware olie en het vervoer daarvan. Ik denk dat daar een heel essentieel probleem ligt. Dat staat even los van de Rotterdamse haven, die hopelijk het verstand heeft om te zien dat de brandstofeconomie een andere wordt in de toekomst en die zich, geloof ik, daaraan aan het aanpassen is. Overigens ga ik daar niet over. Het gaat mij erom dat alle olie in nieuwe schepen vervoerd moet worden. Sowieso moeten we dat nu al op een andere manier stoppen. Een verbod krijgen we, met alle respect, waarschijnlijk niet tot stand. Over de Polar Code wordt snel onderhandeld. Die code gaat over dubbelwandige tanks. Iedere operationele lozing op het water wordt daarmee verboden. Dat moet controleerbaar worden en bovendien moeten er juridische activiteiten kunnen worden ondernomen. De Polar Code biedt ook aanknopingspunten om in IMO-verband steviger in te zetten op het aanpakken van de emissies door de scheepvaart in het Noordpoolgebied. Het gaat de woordvoerders, en mij ook, om minder uitstoot van CO2 en roet en om een stappenplan in IMO-verband om tot maatregelen te komen. We zetten ook in op een strenge mondiale norm voor zwaveluitstoot in 2020. Schepen kunnen voldoen aan de strengere internationale normen door te varen op heel andere brandstoffen. We hebben het dan vooral over lng. Uit eerdere resultaten bleek dat strengere zwavelnormen in de zeevaart leiden tot het terugdringen van de roetuitstoot.

Ik heb gesproken over de IMO, over de vermindering van milieurisico's via de Polar Code en over het aanmerken van bepaalde gebieden. Op het gebied van het bindend maken van bepaalde standaarden zou de prioriteit moeten liggen bij het black-carbondossier: zwarte roet in het Arctisch gebied. Ook in het kader van het onderzoek samen met I en M zijn we bezig om internationaal samen te werken op het vlak van meetmethoden. Inmiddels hebben Canada en Nederland dat ingediend ter bespreking door de IMO. Dat verzoek is goed ontvangen. Dat is altijd goed, is het niet? Dat past in het stappenplan om vast te stellen wat roet precies is. Het klinkt misschien gek, maar daarvoor moet een definitie voorgesteld worden waarover iedereen het eens is. Vervolgens gaat het om de meetmethoden, waaraan we vorig jaar gewerkt hebben in Utrecht, samen met Canada, en daarna om de maatregelen. Er moet direct ervaring worden opgedaan met de meetmethoden. Landen is nu gevraagd om zo spoedig mogelijk de onderzoeksresultaten daarvan te delen. Ik ben nu in gesprek met I en M, zodat we in de IMO stevig kunnen inzetten op de emissies door de scheepvaart in het Noordpoolgebied.

Mevrouw Van Veldhoven (D66):

Omdat ik heel blij ben met de opening die de Minister gaf door te zeggen dat hij er nog eens over wil gaan nadenken hoe hij de boodschap dat de pool van ons allemaal is verder concreet kan versterken, vraag ik hem of hij de Kamer daarover kan informeren. De termijn waarop hij dat denkt te kunnen doen, laat ik graag aan hem. Misschien heeft hij daar nog iets van ons voor nodig. Ik hoor graag hoe we die boodschap kunnen versterken, wat we daaraan kunnen doen en hoe de Minister dat gaat neerzetten. Bij de scheepvaart is enerzijds het ballastwater een issue – wat gooi je allemaal terug in zee en waar heb je dat opgedaan – en gaat het anderzijds om de emissies. Ik ben heel blij dat black carbon heel duidelijk op de agenda en op het netvlies van de Minister staat. Dat is echt het meest schadelijke en moeten we als eerste aanpakken. In Europa hebben we met elkaar besloten om in bepaalde zones geen stookolie meer toe te staan. Dat soort afspraken zijn uiteindelijk te maken omdat er alternatieven zijn, zoals diesel. Dan hangt het wel op de handhaving. Ook als we het hebben over de afspraken in IMO-verband, vraag ik de bijzondere aandacht van de Minister voor de wijze waarop we dat soort afspraken handhaven, want daarvan hangt het effect af, mede gezien de kostenverschillen tussen schonere en minder schone brandstof.

Minister Koenders:

Het eerste punt dat mevrouw Van Veldhoven aanroerde gaat over de onderhandelingen hierover, die we samen met I en M doen. Uiteraard zal ik ook met mijn collega's spreken over de vraag hoe we de Kamer daar het best over kunnen inlichten. Het tweede punt is de vraag hoe we een poolbeweging kunnen bewerkstelligen in Nederland. Er wordt weleens de flauwe grap gemaakt dat we ieder jaar een Poolse landdag gaan organiseren, maar dat zijn we wel van plan. Zo kan dit politieker gemaakt worden. Laten we eerlijk zijn: er zijn immers verschillende belangen. Die worden ook als zodanig door de Kamer gepercipieerd. Het is van belang om die bij elkaar te brengen, ook in een beweging die zich een beetje hierop richt. Het is immers geen «one of». Zo'n polarstrategie moet een langere periode doorduren. Ik zou er natuurlijk ook wel wat meer geld voor willen hebben. Buitenlandse Zaken heeft er in ieder geval een bijdrage aan geleverd. Ik weet niet precies of ik Defensie daarbij nodig heb – ik kom zo nog op de vragen van de heer De Roon over defensie – en of dat de invalshoek moet zijn. In de Kamer is sowieso gevraagd naar dat onderzoek.

We kunnen de komende jaren nog wel gaan onderzoeken of een fundament gelegd kan worden of een upgrade van een van de stations mogelijk is. Het gaat daarbij altijd om projectfinanciering versus infrastructuur. Dat is voor ons best ingewikkeld omdat we ook weer niet zo'n heel grote speler zijn. Ik zal de ambassadeur vragen om na te gaan of dat onderzoek mogelijk is binnen het bestaande budget van 4,1 miljoen per jaar. We moeten natuurlijk ook weten of onderzoeks- en kennisinstellingen en de private sector een financiële bijdrage kunnen leveren. Die is tot nu toe niet erg optimaal geweest, wat mij een beetje tegenvalt. Ny-Ålesund, waar een aantal leden geweest zijn, wil zelf een bredere internationale onderzoeksgemeenschap organiseren. Dat is de inzet daar. Daar zit ook wel iets in van pooling and sharing, wat mij ook absoluut essentieel lijkt te zijn. Er zijn verschillende stationnetjes daar, en dat is best aardig, maar Nederland is er voorstander van om die te poolen. Nederland kan daar samen met andere landen een rol in spelen. Dat is gewoon een kwestie van slimmere manieren om kennis en netwerken te delen en overlappende onderzoeken te voorkomen. Ik zeg dit graag toe. Dit staat overigens ook in de Polaire Strategie, maar het gaat er in feite om om dat bij elkaar te brengen. De VVD-fractie vroeg daarnaar. Ik kan ook dat toezeggen.

Ik kom bij een ander aspect, waar in het bijzonder de heer De Roon over sprak, namelijk de heel andere kant van de zaak, die te maken heeft met de militaire en politieke situatie. Dat is een belangrijk punt. Niet voor niets heeft de AIV daaraan aandacht besteed in zijn rapport. Het is belangrijk om daar een paar woorden aan te wijden. Het is een ingewikkeld verhaal omdat er twee tendensen zijn. We kunnen ons voorstellen dat er in de huidige scherpere internationale verhoudingen elementen van militair-politieke concurrentie bij komen kijken, zeker wanneer zich door klimaatverandering nieuwe mogelijkheden voordoen, bijvoorbeeld op het terrein van nieuwe havens en scheepvaartroutes. Overigens heb ik die mogelijkheden net wat meer ingekaderd dan de heer De Roon zou willen. We kijken er in ieder geval wel degelijk naar. De Kamer heeft in het AIV-advies kunnen zien hoe daarover nagedacht wordt.

Rusland stelt zelf dat het geen militarisering van het Arctisch gebied nastreeft. Dat neemt niet weg dat we constateren dat de militaire activiteiten van Rusland in de Arctische regio zijn toegenomen. Ondanks het slechte nieuws rondom de Russische Federatie en een groot aantal gebieden, bijvoorbeeld Oekraïne en de Krim, is er geen sprake van verontrustende militarisering van deze regio. In het licht van de steeds assertievere en soms agressieve opstelling van Rusland, die geleid heeft tot alle spanningen waarmee we dagelijks bezig zijn, is het van belang om militaire ontwikkelingen in de Arctische regio goed te blijven volgen. Dat gebeurt voornamelijk in NAVO-verband, dus daar wordt wel degelijk serieus naar gekeken. Ik zie ook dat bij de hervormingen van de Russische krijgsmacht meer belang wordt gehecht aan het Arctische gebied, onder meer door de oprichting van een noordelijk militair district. Daarnaast is er een toename van de Russische militaire middelen in het Arctisch gebied. Oude basissen worden heropend en er worden op beperkte schaal meer militaire eenheden in het gebied gestationeerd. Daarnaast zijn er meer militaire oefeningen. We zitten er dus niet alleen rustig naar te kijken. Het Readiness Action Plan, dat in 2014 in Wales werd aangenomen, bevat op zichzelf maatregelen om snel, flexibel en slagvaardig te reageren op de dreigingen aan de flanken van het NAVO-verdragsgebied. Primair richten we ons nu op de oost- en de zuidflank van het verdragsgebied. Om de redenen die ik zo-even schetste, volgt de NAVO het Arctisch gebied zeer van nabij, zeker wat betreft de militaire activiteiten van Rusland.

De toenemende manifestatie van China buiten de eigen landsgrenzen is niet alleen aan de orde in de Arctische regio, maar ook wereldwijd al langer merkbaar. China stelt zelf consequent, een beetje zoals wij, dat zorgen over milieu en klimaat de hoofdredenen zijn voor betrokkenheid bij het gebied. De Kamer weet wat op het ogenblik de consequenties voor China zijn van zowel de ontwikkelingen daar als klimaatverandering. China ondersteunt positief de rol van de Arctische Raad en het reguleren van discussies over het poolgebied. Tevens is China bezig om zijn bilaterale banden met een aantal Arctische landen te intensiveren. China heeft meermaals te kennen gegeven dat het verwacht dat de Arctische landen en de Arctische Raad gebruik zullen maken van de UN Convention on the Law of the Sea om geschillen in het poolgebied te beslechten. Het lijkt mij op zichzelf positief dat China daarmee komt. We hebben nog geen aanwijzingen – natuurlijk wordt ernaar gekeken, maar we moeten niet alarmistisch worden op het moment dat dit niet nodig is – dat de assertievere houding van China de kans op een confrontatie in dat gebied doet toenemen. Dat geldt ook voor de situatie in Rusland. We kijken er nauwkeurig naar en zien dat er sprake is van militarisering, maar de Russische Federatie heeft er om allerlei redenen belang bij om wel samen te werken met andere landen op dit gebied. We zien ook dat Rusland dit doet, bijvoorbeeld met Noorwegen en andere landen in die regio. Ook bij de Verenigde Staten bestaan er misschien wel zorgen, maar er is zeker geen alarmistisch gevoel. In die zin is het de vraag of we, even los van de vraag of we dat anders zouden doen, zouden moeten inzetten op militarisering van dat gebied.

De voorzitter:

Ik dank de Minister voor de beantwoording in eerste termijn. Naar mijn overtuiging zijn veel van de feitelijke vragen beantwoord. Ik kijk even naar de klok. In tweede termijn hanteren we een spreektijd van twee minuten per fractie.

De heer Jan Vos (PvdA):

Voorzitter. Ik dank de Minister voor de uitgebreide en zorgvuldige beantwoording. In de toekomst zou ik graag nog eens zien hoe precies de situatie is rondom de Project Delta Group en of er al dan niet financiële stromen zijn van de Nederlandse regering naar die groep, die bijdraagt aan de economische ontwikkeling. Dat hoeft niet vandaag. Ook zou ik graag zien of ngo's bereid zijn om aan de DAC deel te nemen en, zo niet, waarom dan niet.

Ik kan mij zeer vinden in het pleidooi van de fractie van D66 over de bescherming van de ecologische zones en het ambitieniveau van de Nederlandse regering in dat kader. Ik constateer dat het kabinet in de notitie schrijft dat er geen alomvattende verdragsregeling is voor het Noordpoolgebied, terwijl het door de meeste partijen in dit debat wel als een soort common good wordt gedefinieerd. Dat lijkt mij een ambitieuze, maar toch ook heel mooie doelstelling die wellicht met een aantal landen verkend kan worden. Dat geef ik mee aan de Minister.

Mevrouw Van Veldhoven (D66):

Voorzitter. Ik ben heel erg blij dat de Minister zegt dat hij inderdaad ziet dat we het geluid moeten zien te versterken dat de pool van ons allemaal is. Er zijn allerlei barrières die het niet makkelijk maken om dat te bereiken, maar ik zou de inzet van de Minister op die boodschap vanuit Nederland zeer verwelkomen. Vijftig jaar nadat we zijn begonnen met de bescherming van de ijsberen kan het organiseren van zo'n jaarlijkse pooldag opnieuw een mooi voorbeeld zijn waarmee heel duidelijk wordt gemaakt waar Nederland staat, hoewel het daarmee natuurlijk niet morgen is geregeld.

Ik dank de Minister voor zijn heldere verhaal dat Nederland voorstander is van ecozones en natuurgebieden op de Noordpool. Zeker in de gebieden die tot de high seas behoren moet dat ook te realiseren zijn. Laten we ons daarvoor inzetten.

Ik ben blij met de toezegging dat de Minister gaat bekijken of we op het gebied van onderzoek, en dan met name de hoge investeringen in de infrastructuur die daarmee gepaard gaan, langdurige partnerschappen kunnen opzetten om zo ook onze soft power in stand te houden, om het simpel te zeggen. We praten goed mee en hebben die soft power omdat we daar al decennialang zijn en omdat de kwaliteit van het Nederlandse onderzoek ontzettend hoog is. Ik meen dat ons poolonderzoek het meest geciteerd wordt in de wereld. Daarop mogen we echt trots zijn.

Ik heb een mooi overzichtje gekregen van de effecten van de zware stookolie. Wellicht heeft de Minister dat al. Zo niet, dan geef ik het hem graag. Het overzichtje is heel verontrustend, maar laat ook zien waar de kansen liggen. Wanneer je op een andere brandstof gaat varen, kun je 30% tot 80% van de emissies voorkomen. Dan kunnen er nog steeds schepen varen, maar die zijn dan 80% schoner dan de schepen die er nu varen. Ook met behoud van de realiteit, namelijk dat dit gebied ontwikkeling zal doormaken, is er heel veel te doen. Laten we daar als Nederland in vooroplopen.

De heer De Roon (PVV):

Voorzitter. Ik dank de Minister voor de beantwoording in eerste termijn. Ik heb gehamerd op de economische belangen van Nederland en ik blijf dat ook doen. In de nota tref ik de woorden «economische diplomatie» aan, ook al staan die tussen haakjes. Ik bepleit, en leg daar nu nog een keer de nadruk op, dat het van belang is dat Nederland echt werk gaat maken van die economische diplomatie, ook in die regio. We moeten ons niet de kaas van het brood laten eten, maar moeten de kansen die er zijn, zo goed mogelijk pakken. Uiteraard is het uiteindelijk aan het bedrijfsleven om dat openbaar te maken, maar ik hoop dat het bedrijfsleven kan rekenen op de steun van het Ministerie van Buitenlandse Zaken en van de Minister voor Buitenlandse Handel.

Wat betreft de militaire kant van de zaak ben ik het met de Minister eens dat er op dit moment geen reden is voor alarm, maar in het verleden zijn we wel verrast door bepaalde ontwikkelingen aan de oost- en de zuidflank. Ik zou het erg jammer vinden wanneer we straks verrast worden door ontwikkelingen aan de noordflank die militair gezien niet gunstig zijn. De Minister zegt dat we het allemaal in de gaten houden. Ik denk dat dat wel waar is en geloof ook wel dat de NAVO daarnaar kijkt, maar het is nog niet zo duidelijk wat het concreet betekent en hoe men zich erop voorbereidt wanneer het aan die kant niet goed gaat. Ik denk dat we dit onderwerp verder moeten bespreken met de Minister van Defensie. Dat geldt voor heel veel onderwerpen die in deze nota aan de orde komen: we moeten die verder uitdiepen met vakministers. Dat zal ik ook zeker doen.

Minister Koenders:

Voorzitter. Ik beantwoord de vragen in omgekeerde volgorde. De heer De Roon kan erop vertrouwen dat de NAVO serieus kijkt naar de ontwikkelingen daar. Die worden echt goed in de gaten gehouden. Het is goed dat daar nog eens over wordt gesproken met de Minister van Defensie. Het lijkt erop dat de activiteiten van Rusland in lijn zijn met doelstellingen als verdediging van het eigen territoir, grensbewaking en maritime search and rescue. Dat heeft ook ermee te maken dat daar geologisch gezien en, helaas, door klimaatverandering een aantal dingen veranderen. Ook is de militaire opbouw in de regio vooralsnog relatief bescheiden te noemen – dat mag ook wel, hoor! – in verhouding tot de omvang van de militaire activiteiten tijdens de Koude Oorlog. Niettemin wordt er echt goed naar gekeken. Ik zie dat de Russische Federatie zelf belang heeft bij samenwerking daar. Niettemin heeft de heer De Roon volstrekt gelijk dat we voor verrassingen kunnen worden gesteld. In die zin is de NAVO daarop voorbereid, maar de boodschap van de heer De Roon is helder op dat terrein.

We hebben in dit debat niet gezegd dat we niet aan economische diplomatie doen. Ik wijs erop dat Nederland mogelijkheden heeft op het terrein van milieueffectrapportages, van de manier waarop gebaggerd wordt, van logistiek en van consultancy. We hebben het wel duidelijk ingekaderd. Daar zitten elementen bij die uiteraard aan de orde komen in die platforms waarnaar eerder gevraagd werd.

Ik ben het zeer eens met de beweging van zowel de PvdA-fractie als de D66-fractie op het terrein van de common public goods. Misschien moeten we inderdaad maar afspreken dat we die Poolse landdag gaan houden, zodat we de vinger aan de pols kunnen houden. Om de redenen die ik eerder in het debat naar voren heb gebracht, is het overigens niet zo heel eenvoudig om dat voor elkaar te krijgen. Soms kunnen we het beter doen met deelmaatregelen die daarop uitkomen. Niettemin is er bij de Zuidpool voor een andere weg gekozen, mede omdat er een andere internationaal-politieke situatie is. Die is op dit terrein aanmerkelijk moeilijker.

Tegen de heer Vos zeg ik dat er geen geld van de overheid wordt gesluisd naar de projectgroep waarover hij sprak. We willen graag dat ngo's meedoen. Uiteraard is het aan henzelf om te bepalen of ze dat doen. Het is goed dat ze ook reden moeten hebben om daarbij te zitten. Die vraag begrijp ik.

Het is belangrijk om de Kamer regelmatig op de hoogte te houden over de ecologische zone. Dat is best een klus. Daarom ben ik ook heel blij dat de heer Rade – ik kan hem nu wel noemen – hier aanwezig is. Hij is onze ambassadeur voor Arctische aangelegenheden. Hij is niet voor niks aanwezig bij dit debat, namelijk omdat hij zo kan horen wat de Kamer belangrijk vindt dat hij moet doen.

De heer Jan Vos (PvdA):

Na dit debat moet ik toch concluderen dat het allerbelangrijkste wat we kunnen doen, het decarboniseren van onze economie is. Dat lost de militaire problemen op, aangezien er dan geen reden meer is om militairen daarnaartoe te sturen omdat we de olie- en gasvoorraad niet nodig hebben. Ook lost dit het probleem van de roetuitstoot op, aangezien die scheepvaartroute niet verder wordt opengesteld. Bovendien lost dit het probleem van de stijging van de zeespiegel op, een probleem waar Nederland heel veel last van zal blijven hebben. Dat wil ik nog maar een keer aan de Minister meegeven. Mocht dit onderwerp ter sprake komen in het kabinet, dan begrijpt de Minister dat hij erbij betrokken kan worden.

Minister Koenders:

Zeker. Ik denk dat de heer Vos hierin gelijk heeft. Er is geen twijfel over dat we onze economie moeten decarboniseren, niet alleen in Nederland, maar ook wereldwijd. Dat is belangrijk voor de genoemde problematiek.

Mevrouw Van Veldhoven (D66):

Ik ben blij om de Minister te kunnen melden dat er een brede internationale coalitie van ngo's in IMO-verband zal pleiten voor het verbieden van stookolie. Ik denk dat Nederland in de rest van de wereld veel steun zal ondervinden als Nederland van plan is om een soort coalition of the willing – dat is een besmette term, maar toch – te leiden om het gebruik van stookolie aan banden te leggen, te verminderen of welke term je daar ook voor kunt gebruiken. Het lijkt mij van belang om bij de pooldag vooral onze internationale partners uit te nodigen om met hen te bekijken hoe we dit verder kunnen brengen.

Minister Koenders:

Het is even de vraag in hoeverre we er echt een Poolse landdag van gaan maken, maar ik begrijp het punt dat mevrouw Van Veldhoven maakt. We gaan goed nadenken over de wijze waarop we dat kunnen doen.

De voorzitter:

Ik dank de Minister voor de beantwoording. De Minister heeft een aantal toezeggingen gedaan. Ik som ze op, zoals te doen gebruikelijk. Zo kunnen we controleren of we die aan onze kant goed geformuleerd hebben en of de leden en de Minister daarmee kunnen instemmen.

  • De Minister informeert de Kamer over de uitkomsten van het overleg met het Ministerie van I en M.

  • De Minister informeert de Kamer over de uitwerking van het Nederlands Polair Programma en over een te organiseren dag. Ik noem die geen Poolse landdag, want ik laat het aan de Minister om deze dag een naam te geven.

Minister Koenders:

Als Minister van Buitenlandse Zaken moet ik die term misschien niet gebruiken.

De voorzitter:

Er wordt in ieder geval een dag georganiseerd. De Kamer wordt daarover geïnformeerd.

Minister Koenders:

Zeker.

De voorzitter:

  • De Minister zal de Kamer op de hoogte houden over de ecologische zones.

Ik begrijp dat de leden akkoord zijn, maar mevrouw Van Veldhoven wil nog een amendering plegen.

Mevrouw Van Veldhoven (D66):

De eerste toezegging ging niet alleen over het overleg met I en M. De Minister heeft gezegd dat hij bij de Kamer zal terugkomen op de manier waarop we het geluid van «de pool is van ons allemaal» kunnen versterken via de kanalen die we hebben. Volgens mij heeft de Minister ook toegezegd dat hij bereid is om te kijken naar de onderzoeksfinanciering. Dat lijkt mij een belangrijk onderwerp om de Kamer over te berichten. De Minister heeft niet gezegd hoe hij dat gaat doen, maar wel dat hij ernaar gaat kijken.

Minister Koenders:

We willen dat graag doen, als de Kamer ons er een klein beetje tijd voor geeft. We moeten daar echt achteraan en bekijken wat het verstandigst is. We hebben een ambassadeur die heel snel ingewerkt is, maar we moeten ook nog dingen voor elkaar zien te krijgen.

De voorzitter:

De Minister heeft verschillende uitspraken gedaan. Te doen gebruikelijk is dat er een rapportage komt waarin de Minister de Kamer informeert. Ik heb die uitspraken niet allemaal als toezeggingen genoteerd. De belangrijkste toezeggingen heb ik genoemd, met de aanvulling die mevrouw Van Veldhoven heeft gedaan en waarop de Minister inmiddels wederom gereageerd heeft.

Ik dank u allen, de Minister in het bijzonder. Ieder overleg is bijzonder, maar dit overleg is weer anders bijzonder, mede gezien de persoonlijke betrokkenheid door de reizen naar dit gebied die niet alleen de Minister maar ook een aantal Kamerleden, in diverse samenstellingen, hebben gemaakt. Het blijft bijzonder om op deze manier met elkaar te overleggen. Als lid en vicepresident van de Parlementaire Assemblee van de NAVO ben ik in de gelegenheid om in augustus dit gebied te bezoeken. In die zin is ook de NAVO hiermee bezig, namelijk door middel van het Readiness Action Plan, zoals de heer De Roon en de Minister terecht zeiden. Nogmaals spreek ik mijn dank uit aan de Minister. Ook dank ik zijn ondersteuning. Namens de commissie wens ik de ambassadeur heel veel succes met zijn boeiende en veelzijdige taak. Veelzijdig is die taak namelijk zeker! Wellicht zien we de ambassadeur nog eens terug. We zien hem in ieder geval bij de ambassadeursconferentie, maar wellicht ook elders. Ik dank de aanwezigen op de publieke tribune voor de belangstelling, evenals degenen die thuis of elders hebben meegeluisterd. Ook dank ik de leden.

Sluiting 17.55 uur.