Nr. 5 VERSLAG

Vastgesteld 27 augustus 2015

De vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport, belast met het voorbereidend onderzoek van voorliggend wetsvoorstel, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen van haar bevindingen.

Onder het voorbehoud dat de in het verslag opgenomen vragen en opmerkingen afdoende door de regering worden beantwoord acht de commissie de openbare behandeling van het wetsvoorstel voldoende voorbereid.

Inhoudsopgave

blz.

     

1.

Inleiding

1

2.

Jeugdzorg

2

3.

Toezicht

3

4.

Persoonsgegevens

4

5.

Administratieve lasten

5

6.

Artikelsgewijs

6

1. Inleiding

De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van voorliggende wetswijziging. Deze leden hebben echter nog vragen aangaande het toezicht en het delen van persoonsgegevens.

De leden van de PvdA-fractie hebben met interesse kennisgenomen van het voorliggende wetsvoorstel ter wijziging van de Invoeringswet openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba in verband met het wettelijk regelen van kwaliteitseisen voor de jeugdzorg op de BES-eilanden en het toezicht en de handhaving hiervan door de inspectie jeugdzorg. Genoemde leden zijn van mening dat het bieden van deze wettelijke grondslag ten goede komt aan de kwaliteit van het toezicht op aangeboden jeugdzorg op de betreffende eilanden. Daarmee versterkt het de zorgbasis voor de eilandbewoners. Zij zien nog wel aanleiding tot het stellen van enkele vragen.

De leden van de SP-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de wijziging van de Invoeringswet openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba in verband met het wettelijk regelen van kwaliteitseisen voor de jeugdzorg op Bonaire, Sint Eustatius en Saba en het toezicht en de handhaving hiervan door de inspectie jeugdzorg.

Genoemde leden zijn van mening dat elk kind dat opgroeit, recht heeft op een veilige leefomgeving. Het baart deze leden daarom zorgen dat een goede controle op de kwaliteit van de jeugdzorg op de BES-eilanden tot op heden, bijna 4 jaar na de inwerkingtreding van de Invoeringswet, nog niet mogelijk is. Het is volgens deze leden daarom een goede zaak dat de wet hier verandering in probeert aan te brengen.

De leden van de SP-fractie hebben nog wel de volgende vragen. Hoe verklaart de regering dat bij de oorspronkelijke Invoeringswet het toezicht op de kwaliteit van de jeugdzorg nog onvoldoende verankerd was? Hoe kan de regering, onder wiens ministeriële verantwoordelijkheid de jeugdzorg valt, garanderen dat de kinderen in Caribisch Nederland tot op heden kwalitatief goede zorg (hebben) ontvangen en hoe gaan zij dit de komende periode verbeteren? Is de regering bereid om de Kamer over de voortgang te berichten?

De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de wijziging van de Invoeringswet openbare lichamen BES met betrekking tot het regelen van kwaliteitseisen voor de jeugdzorg en het toezicht en de handhaving hiervan door de inspectie jeugdzorg. Deze leden hebben nog enkele vragen bij dit wetsvoorstel.

De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de wijziging van de Invoeringswet openbare lichamen BES met betrekking tot het regelen van kwaliteitseisen voor de jeugdzorg en het toezicht en de handhaving hiervan door de inspectie jeugdzorg.

Genoemde leden vragen of de regering kan toelichten welke redenen ten grondslag liggen aan de keuze om de organisatie van de jeugdzorg in Caribisch Nederland rechtstreeks te laten vallen onder de verantwoordelijkheid van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS). Zij vragen voorts waarom er niet voor gekozen is om de jeugdzorg bij de gemeenten onder te brengen met tijdelijk extra ondersteuning vanuit de regering.

De leden van de D66-fractie horen graag van de regering waarom ervoor is gekozen om niet de Jeugdwet of de Wet op de jeugdzorg leidend te laten zijn, maar om juist zoveel mogelijk de vigerende Antilliaanse wetgeving over te nemen? Kan de regering aangeven op welke vlakken deze wetgeving van elkaar verschilt? Zij vragen voorts op welke manier het ministerie adequate verantwoording kan dragen, als het andere wetgeving betreft.

2. Jeugdzorg

De leden van de CDA-fractie lezen dat besloten is de organisatie van jeugdzorg in Caribisch Nederland rechtstreeks te laten vallen onder de verantwoordelijkheid van de Minister van VWS. In de memorie van toelichting van de Jeugdwet is destijds geschreven dat de jeugdzorg in Caribisch Nederland tot de evaluatie van de staatkundige vernieuwingen in 2015 onder verantwoordelijkheid van VWS zou vallen. Daarna zou bezien worden welke rol en verantwoordelijkheid de eilandbesturen hierin kunnen innemen1. De leden van de CDA-fractie vragen wat uit deze evaluatie is gekomen en op welke gronden besloten is om definitief de verantwoordelijkheid van jeugdzorg in Caribisch Nederland onder verantwoordelijkheid van de Minister van VWS te laten vallen.

De preventieve ondersteuning op het terrein van opvoeden en opgroeien valt voor de bewoners van Bonaire onder de verantwoordelijkheid van het openbaar lichaam Bonaire. Voor de bewoners van Saba en Sint-Eustatius geldt echter dat preventieve ondersteuning onder directe verantwoordelijkheid van het Ministerie van VWS komt te vallen. De leden van de CDA-fractie vragen waarom hiervoor gekozen is

De leden van de D66-fractie horen graag op welke termijn verwacht kan worden dat de (gezins)voogdij in het Caribische gebied van het Koninkrijk zal zijn opgebouwd? Kan de regering aangeven in welk stadium de ontwikkeling hiervan nu is?

De leden van de D66-fractie vragen of de regering kan aangeven op welke manier het Ministerie van VWS de lokale overheden, die verantwoordelijk zijn voor de ontwikkeling van kwaliteit en capaciteit van de jeugdgezondheidszorg ondersteun. Zij vragen voorts of dit alleen financieel van aard is of dat de ondersteuning ook op een andere manier invulling krijgt.

De leden van de D66-fractie maken zich zorgen over de geconstateerde tekortkomingen in de jeugdzorg, zoals de wachtlijsten, het ontoereikende aanbod van zorg en de mogelijke dominantie van incidenten. Kan de regering aangeven of er inmiddels al verbeteringen zijn waargenomen en zo ja, op welke gebieden deze plaats hebben gevonden en waardoor dit bereikt is?

3. Toezicht

De leden van de VVD-fractie constateren dat met de artikelen bij 19.4.7 een wettelijke grondslag gecreëerd wordt voor toezicht op de jeugdzorg op de BES-eilanden door de Inspectie Jeugdzorg (IJZ). Deze leden achten het wenselijk dat kwaliteit van jeugdzorg gehandhaafd wordt, zeker als het jeugdzorgstelsel, zoals op de BES-eilanden, in ontwikkeling is. Zij staan dan ook positief tegenover het creëren van deze wettelijke grondslag. Desalniettemin zijn de leden van de VVD-fractie benieuwd naar het toezichtkader dat hierbij gehanteerd zal worden door de Inspectie Jeugdzorg. Zij lezen in de memorie van toelichting dat: «Burgers erop mogen vertrouwen dat daar waar kwaliteitseisen worden gesteld, er ook toezicht plaatsvindt op de naleving van die voorschriften.» Onduidelijk is welke kwaliteitseisen in deze wetswijziging worden gesteld. Mogen genoemde leden aannemen dat uit wordt gegaan van het bestaande toetsingskader van de Inspectie Jeugdzorg (IJZ)?

De leden van de VVD-fractie zijn van mening dat, om een goede rol te vervullen in de kwaliteitsverbetering van de jeugdzorg op de BES-eilanden, de inspectie een toetsingskader op maat zou moeten hanteren. De vraag van deze leden is dan ook of het wenselijk is om het ontwikkelende jeugdzorgstelsel op de BES-eilanden te houden aan dezelfde kwaliteitseisen als de partijen in het stelsel van Europees Nederland. Dit in lijn met het streven van de regering naar een voorzieningenniveau op de BES-eilanden dat passend is in de regio en recht doet aan de positie van de drie eilanden in het Nederlandse staatsbestel. Het hanteren van het toetsingskader van Europees Nederland voor de BES-eilanden achten de leden van de VVD-fractie niet passend.

Graag krijgen genoemde leden de toezegging dat dit streven naar een voor de eilanden passend voorzieningsniveau nog altijd leidend is en in de toekomst ook blijft.

Is de regering bereid om zodoende te voorzien in een aanpassing van het toetsingskader van de Inspectie Jeugdzorg (IJZ) ten behoeve van handhaving op maat op de BES-eilanden?

De leden van de PvdA-fractie lezen dat de Inspectie Jeugdzorg met enige regelmaat de BES-eilanden bezoekt. In het rapport van de Inspectie Jeugdzorg lezen we dat de kwaliteit van jeugdzorg nog de nodige tekortkomingen kent. Deze leden vragen of en in welke mate dit leidt tot een hogere frequentie van het aantal bezoeken aan de eilanden in het kader van toezicht op de kwaliteit. Daarnaast vragen zij de regering in welke mate er rekening gehouden wordt met het feit dat er een taboe kan liggen op het zoeken van hulp. Hulpverleners zijn vaak bekenden van de hulpzoekende en de eilanden hebben een kleine omvang waardoor het vaak snel bekend wordt wie er hulp zoekt. Kan de regering aangeven of en hoe dit invloed heeft gehad op het inrichten van de lokale jeugdzorg?

Daarnaast werd aangegeven dat de Nederlandse methodes niet altijd aansluiten bij de Caribische situatie. Genoemde leden zijn van mening dat de expertise van lokale organisaties en best practices van lokale projecten waardevol zijn voor het verwezenlijken van een goed werkend systeem. Kan de regering toelichten in hoeverre zij gebruik maakt van best practices uit landen met een soortgelijke situatie?

4. Persoonsgegevens

De leden van de VVD-fractie constateren dat met de invoering van de artikelen 18.4.7d, 18.4.7e en 18.4.7h. de verwerking van persoonsgegevens mogelijk gemaakt wordt. Zij achten het waarborgen van het recht op privacy van groot belang. Desalniettemin is het delen van persoonsgegevens essentieel voor het functioneren van de Inspectie Jeugdzorg (IJZ) en van het jeugdzorgstelsel in het algemeen. De nauwkeurige wettelijke verankering van rechten en plichten omtrent de overdracht van persoonsgegevens achten deze leden dan ook buitengewoon belangrijk.

Geconstateerd wordt in de memorie van toelichting dat «nu sprake is van het nakomen van wettelijke verplichtingen en is gebleken dat de verwerking van persoonsgegevens voor de nakoming van die verplichtingen noodzakelijk is, is voldaan aan de criteria van artikel 8, onderdeel c [Wbp BES], en is de verwerking van persoonsgegevens in beginsel wettelijk toegestaan.»

Voor de verwerking van bijzondere persoonsgegevens, zoals etnische of culturele achtergrond, seksuele leven of gezondheid, alsmede strafrechtelijke gegevens is met artikel 18.4.7h een uitzondering gecreëerd op het verbod op verwerking van deze bijzondere persoonsgegevens uit artikel 16 Wbp BES. De Raad van State merkt in haar advies op dat een uitgebreidere toelichting van dit artikel gewenst was. Graag vernemen de leden van de VVD-fractie hoe aan dit verzoek is voldaan.

De leden van de VVD-fractie constateren dat de grondslag voor het delen van persoonsgegevens en van bijzondere persoonsgegevens opgenomen en beargumenteerd is. Overwegende dat deze gegevensoverdracht essentieel is voor het functioneren van de Inspectie Jeugdzorg (IJZ) en het College Bescherming Persoonsgegevens (CBP) op vergelijkbare artikelen in de Jeugdwet flinke kritiek had, vragen de leden van de VVD-fractie of deze grondslagen getoetst zijn door het CBP. Indien dat het geval is, zien deze leden graag nadere informatie over het advies van het CBP tegemoet. Indien het niet het geval is, vragen de leden de regering alsnog toetsing door het CBP te laten uitvoeren, teneinde eventuele reparatie achteraf op dat vlak te voorkomen.

De leden van de VVD-fractie constateren dat, op advies van de Raad van State, in artikel 18.4.7d, lid 3 een geheimhoudingsplicht is opgenomen voor ambtenaren van de Inspectie Jeugdzorg (IJZ). Genoemde leden zijn tevreden met deze toevoeging.

De geheimhoudingsplicht is van belang omdat ambtenaren van de Inspectie Jeugdzorg (IJZ) door artikel 18.4.7h, lid 5 gemachtigd zijn tot inzage in dossiers. Zo wordt het beroepsgeheim doorbroken. Dit is volgens het genoemde artikel mogelijk «voor zover dat voor de vervulling van hun taak noodzakelijk is». De leden van de VVD-fractie vragen of de regering het niet wenselijk acht om hier een restrictie aan te brengen of in ieder geval te specificeren in welke gevallen of voor welke doeleinden het doorbreken van geheimhoudingsplicht uit hoofde van hun taak noodzakelijk is. Dit te meer omdat het gevoelige informatie over kinderen en gezinnen betreft die in kleine gemeenschappen als die op de eilanden wellicht extra waarborg vergt.

Een belangrijk deel van de wet beslaat het invoeren van wet- en regelgeving omtrent het kunnen opvragen van persoonsgegevens. De leden van de SP-fractie snappen dat voor een goed functionerende Inspectie Jeugdzorg de mogelijkheid moet zijn om informatie uit te wisselen. Daarbij dient uiteraard rekening gehouden te worden met vigerende wetgeving als de Wbp BES en het EVRM. Over de scope en de onderbouwing waarop deze persoonsgegevens, met name etniciteit en culturele achtergrond, opgevraagd mogen worden hebben de leden nog enkele vragen. Welke aanleiding ziet de regering om etniciteit of culturele achtergrond als een kwaliteitsbedreigende factor aan te wijzen? Hoe legt de regering het opvragen van deze persoonsgegevens uit in het kader van doeltreffende en doelmatige toezichtstaken van de inspectieambtenaren?

Voor de leden van de D66-fractie is het van groot belang dat privégegevens van jeugdigen niet onnodig op straat komen te liggen, zeker als deze eigenlijk van ondergeschikt belang zijn bij een onderzoek van bijvoorbeeld de inspectie. Kan de regering voorts aangeven op welke manier deze privacy nu gewaarborgd is bij alle betrokken partijen?

5. Administratieve lasten

De leden van de PvdA-fractie lezen dat er een grotere administratieve inspanning wordt gevraagd van jeugdzorg en (gezins) voogdij Caribisch Nederland om de kwaliteitsverbetering die nodig is te bewerkstelligen. Genoemde leden juichen deze kwaliteitsverbetering toe maar hebben ook de vraag in welke mate de administratieve lasten voor hulpverleners kunnen toenemen. Kan de regering ingaan op de mate waarin en de proportionaliteit van een grote administratieve inzet die hiermee gevraagd wordt. Deze leden lazen eerder in het rapport «Kwaliteit van de jeugdzorg in Caribisch Nederland»2 dat het grote moeite kost om geschikt personeel te vinden, de hulpverlening vaak van praktische aard is en de hulpverleningsplannen naar de achtergrond verdwijnen. Hoe beziet de regering deze situatie in combinatie met de gevraagde kwaliteitsverbetering? Kan zij aangeven hoe lokale hulpverleners hier mee worden belast en of zij in staat zijn om aan deze verwachtingen te voldoen? Is de regering voornemens de administratieve lasten te monitoren met het oog op bewaking van een juiste balans tussen administratieve lasten en de noodzakelijke kwaliteit die verwacht wordt op de eilanden? Zo ja, kan worden aangegeven hoe de regering dit gaat monitoren?

De leden van de CDA-fractie vragen waarom de regering van mening is dat er geen goede inschatting gemaakt kan worden van de administratieve lasten ten gevolge van dit wetsvoorstel. De reden die gegeven wordt, de kwaliteitsverbetering van jeugdzorg wordt stapsgewijs opgepakt en er moet nog veel gebeuren, is naar mening van deze leden onvoldoende om te stellen dat de directe gevolgen van dit wetsvoorstel niet ingeschat kunnen worden. Bij wetgeving moet immers altijd rekening gehouden worden dat er andere, toekomstige ontwikkelingen zijn die niet in het wetsvoorstel zelf geregeld worden. De leden van de CDA-fractie vragen daarom om alsnog een inschatting te maken van de administratieve lasten, en dan met name de extra lasten op het terrein van toezicht.

6. Artikelsgewijs

Artikel 18.4.7a – Begripsbepalingen, onderdeel Jeugdzorg

Voor Caribisch Nederland is er voor gekozen om de Jeugd Geestelijke GezondheidsZorg (JGGZ) en de zorg voor jeugdigen met een licht verstandelijke beperking (LVB) onder de Zorgverzekeringswet te laten vallen, en niet onder de Jeugdwet zoals in Europees Nederland het geval is. De leden van de CDA-fractie vragen een nadere onderbouwing van deze keus.

Artikel 18.4.7e – Inhoud toezicht

In de artikelsgewijze toelichting bij artikel 18.4.7e (inhoud toezicht) staat dat de ambtenaren van de inspectie waar nodig rekening houden met de behoeften van Caribisch Nederland. De leden van de CDA-fractie vragen om een nadere toelichting wat hiermee bedoeld wordt. Kan de regering een voorbeeld geven van behoeften van Caribisch Nederland waar de inspectie rekening mee zou moeten houden?

Artikel 18.4.7g – Handhaving bevel/Aanwijzing

In de artikelsgewijze toelichting bij artikel 18.4.7g (handhaving bevel/aanwijzing) staat dat er voor gekozen is om bij het niet opvolgen van een aanwijzing of bevel, geen wettelijke mogelijkheid te creëren om een bestuurlijke boete (afdeling 5.4 van de Awb) op te kunnen leggen. De regering geeft hierbij aan dat zij de mogelijkheid tot opleggen van een last onder dwangsom of een last onder bestuursdwang voldoende acht. In de Jeugdwet3 is voor Europees Nederland echter wel geregeld dat een bestuurlijke boete mogelijk is. De leden van de CDA-fractie vragen een onderbouwing van de stelling dat dit voor Caribisch Nederland niet nodig zou moeten zijn, en waarin hierbij het verschil zit met Europees Nederland.

Artikel 18.4.7i- Delegatiebepaling

Tenslotte constateren de leden van de VVD-fractie dat in artikel 18.4.7i de delegatiebepaling wordt opgenomen. Het betreft hier een verruiming van de grondslag. Genoemde leden vragen of deze verruiming van de grondslag wenselijk is. Kan de regering toelichten waarom deze verruiming van de grondslag wenselijk is? Is de regering in elk geval bereid toe te zeggen dat eventuele algemene maatregelen van bestuur (amvb) ter voorhang aan de Staten-Generaal worden aangeboden?

De voorzitter van de commissie, Lodders

De adjunct-griffier van de commissie, Sjerp