Kamerstuk 34198-17

Reactie op de motie van het lid Aukje de Vries over een vrijstellingsregeling voor de telecomsector met betrekking tot de Wft

Dossier: Wijziging van de Wet op het financieel toezicht en enige andere wetten op het terrein van de financiële markten (Wijzigingswet financiële markten 2016)

Gepubliceerd: 13 april 2016
Indiener(s): Jeroen Dijsselbloem (minister financiën) (PvdA)
Onderwerpen: financieel toezicht financiën
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-34198-17.html
ID: 34198-17

Nr. 17 BRIEF VAN DE MINISTER VAN FINANCIËN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 13 april 2016

Hierbij informeer ik u dat het overleg met de telecomsector geen gedragscode heeft opgeleverd die kan leiden tot de verlening van een vrijstelling van de regels voor kredietverlening uit de Wet op het financieel toezicht (Wft). Ik licht dat hierna toe.

Voorstellen gedragscode van de sector

Sinds de aanname van de motie van het lid Aukje de Vries (Kamerstuk 34 198, nr. 16) op 6 oktober 2015 (Handelingen II 2015/16, nr. 10, item 12) heeft intensief overleg plaatsgevonden met de telecomsector. De voorstellen voor een gedragscode die de sector de afgelopen maanden heeft gedaan zijn gebaseerd op het door de sector gekozen uitgangspunt dat «telecomkredieten» (krediet voor toestellen, aangeboden in combinatie met een abonnement) zonder rente en andere kosten zouden worden verstrekt. De sector heeft dit uitgangspunt gekozen, omdat dan de Richtlijn 2008/48/EG inzake kredietovereenkomsten voor consumenten (de Richtlijn) niet van toepassing is. De Richtlijn is, anders dan de Wft, niet van toepassing op kredietovereenkomsten zonder rente en andere kosten1. Door de voorstellen op dit uitgangspunt (zonder rente en andere kosten) te baseren, ontstond voor de sector ruimte om op alternatieve wijze te voldoen aan het doel van de Richtlijn. Dit zou dan de basis kunnen zijn voor het verlenen van een vrijstelling van de regels voor kredietverlening uit de Wft.

De Richtlijn heeft als doel consumenten in Europa beter te beschermen en tot een transparantere Europese markt voor consumptief krediet te komen. De Richtlijn stelt onder andere eisen aan kredietverleners ter voorkoming van overkreditering. Zo bevat de Richtlijn de verplichting om, voor het sluiten van de kredietovereenkomst, de kredietwaardigheid van de consument te beoordelen op basis van toereikende informatie die is verkregen van de consument en, waar nodig, op basis van een raadpleging van gegevens over de schuldpositie van de consument. Daarnaast stelt de Richtlijn onder meer eisen aan in reclame en in de kredietovereenkomst op te nemen informatie over het krediet. Ook vereist de Richtlijn onafhankelijk toezicht op kredietverleners, welk toezicht in Nederland wordt uitgevoerd door de Autoriteit Financiële Markten (AFM). Tevens verlangt de Richtlijn adequate en doelmatige procedures voor buitengerechtelijke beslechting van consumentengeschillen over kredietovereenkomsten. In Nederland kunnen consumenten daarvoor terecht bij het Klachteninstituut Financiële Dienstverlening (KiFiD).

De naar mijn overtuiging passende eisen uit de Richtlijn leveren, in aanvulling op de overige en eveneens proportionele regels die bij of krachtens de Wft aan kredietverleners worden gesteld, een belangrijke bijdrage aan het voorkomen van problematische schulden. Zoals ik eerder richting uw Kamer heb aangegeven, zou een alternatief systeem dan ook een stevig pakket aan alternatieve maatregelen moeten bevatten, om het niet van toepassing zijn van de Wft te ondervangen. Belangrijk is echter dat, wil men toekomen aan de beoordeling of een alternatief pakket toereikend is, volstrekt helder moet zijn dat de Richtlijn inderdaad niet van toepassing is.

Om op dit punt zekerheid te bieden heeft de sector bij aanvang van de gesprekken voorgesteld om in de gedragscode te bepalen dat de toestelprijs altijd hetzelfde zal zijn, ongeacht of de consument «ineens» afrekent of er voor kiest om in termijnen te betalen. Een dergelijke bepaling maakt dat de consument die op afbetaling koopt daarvoor niet meer betaalt dan de consument die in een keer afrekent. Een dergelijk bepaling betekent ook dat geen kortingen kunnen worden verstrekt aan consumenten die in één keer betalen of een (grotere) aanbetaling doen. Aangezien verschillende aanbieders op dit moment wel substantiële kortingen verstrekken indien de consument (een groter deel) ineens betaalt, heeft de Autoriteit Consument en Markt (ACM) gewezen op de potentiële beperking van de mededinging als gevolg van deze voorgenomen afspraak tussen partijen. Een dergelijke potentiële beperking is volgens de ACM mededingingsrechtelijk niet toegestaan.

De afgelopen weken is door de telecomsector, in nauw contact met de ACM en ambtenaren van mijn ministerie, intensief gezocht naar mogelijkheden om de gedragscode in overeenstemming te laten zijn met zowel de uitzonderingsgrond van de Richtlijn als met het mededingsrecht. Dit is niet mogelijk gebleken, omdat het verstrekken van kortingen (of beloningen) aan consumenten die minder op afbetaling kopen, onvermijdelijk tot de conclusie leidt dat de consument die krediet neemt per saldo meer voor het toestel betaalt. Daarmee kan het uitgangspunt van de sector, dat kredietverlening onder de code altijd zonder rente en andere kosten plaatsvindt en de Richtlijn niet van toepassing is, niet staande worden gehouden.

Hieraan doet niet af, zoals de sector heeft voorgesteld dat de toestelprijs nooit hoger zal zijn dan de gemiddelde marktprijs. De gemiddelde marktprijs zegt immers nog niets over de mate waarin kosten voor het krediet in rekening worden gebracht. De consument die een toestel op afbetaling koopt betaalt namelijk meer dan de consument die in een keer afrekent.

De sector heeft als alternatief voorgesteld dat de overheid zou opleggen dat er sprake moet zijn van kredietverlening zonder rente en andere kosten. Op deze wijze zou de beperking van de mededinging niet voortvloeien uit afspraken van marktpartijen en dus wellicht geoorloofd zijn. De ACM heeft echter aangegeven dat het niet mogelijk is om de mededingingsrechtelijke bezwaren op deze wijze weg te nemen.

Conclusie en vervolg

Ik respecteer de inspanningen die door de telecomsector en de ACM zijn geleverd. Naar aanleiding van het bovenstaande ben ik evenwel tot de conclusie gekomen dat de voorstellen die door de sector zijn ingediend niet kunnen leiden tot de verlening van een vrijstelling van de regels voor kredietverlening uit de Wft. Dit is voor alle partijen die tijd en energie in dit traject hebben gestoken teleurstellend.

Het voorgaande betekent dat de Wft van toepassing blijft en de AFM, voor zover nodig, zal kunnen gaan aansturen op de naleving van deze regels. Ik ga er vanuit dat de AFM daarbij zowel de belangen van de consument als ook de belangen van de aanbieders in ogenschouw zal nemen. Er is reeds geruime tijd sprake van een gedoogsituatie en consumenten moeten zo snel als redelijkerwijs mogelijk de bescherming genieten die door de wet- en regelgeving wordt geboden. De telecomsector zal echter nog een redelijke termijn moeten krijgen om haar praktijk om te vormen naar de eisen die bij of krachtens de Wft zijn gesteld. De AFM zal dit proces zorgvuldig vormgeven.

De Minister van Financiën, J.R.V.A. Dijsselbloem