Kamerstuk 34194-18

Reactie op het verzoek van het lid Karabulut, gedaan tijdens de Regeling van Werkzaamheden van 22 september 2015, om een financiƫle onderbouwing bij de derde nota van wijziging inzake het Wetsvoorstel harmonisering instrumenten Participatiewet

Dossier: Wijziging van de Participatiewet, de Ziektewet, de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen en de Wet financiering sociale verzekeringen in verband met harmonisatie van instrumenten ter bevordering van arbeidsdeelname van arbeidsbeperkten

Gepubliceerd: 23 september 2015
Indiener(s): Jetta Klijnsma (staatssecretaris sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA)
Onderwerpen: werk werkgelegenheid
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-34194-18.html
ID: 34194-18
Origineel: 34194-2

Nr. 18 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 23 september 2015

In de regeling van werkzaamheden van 22 september heeft het lid Karabulut (SP) naar aanleiding van de derde nota van wijziging inzake het Wetsvoorstel harmonisering instrumenten Participatiewet (Kamerstuk 34 194, nr. 12) verzocht om een financiële onderbouwing bij deze nota van wijziging (Handelingen II 2015/16, nr. 4, Regeling van Werkzaamheden). Hierbij voldoe ik aan dit verzoek.

In mijn brief van 18 september inzake stimulering beschut werk heb ik maatregelen aangekondigd om beschut werk een impuls te geven (Kamerstuk 30 545, nr. 189).

Eén van de maatregelen betreft het regelen van een no-riskpolis voor mensen in beschut werk. De brief van 18 september bevat hierover de volgende passage:

«In het wetsvoorstel Harmonisering instrumenten Participatiewet1 dat in uw Kamer voorligt, is de uniforme no-riskpolis van het UWV per 1 januari 2016 geregeld voor de doelgroep banenafspraak, conform bestuurlijke afspraken met de Werkkamer. Doel hiervan is het creëren van een zo eenduidig mogelijk instrumentarium tussen gemeenten en UWV en eenduidigheid voor werkgevers. Mensen in beschut werk behoren conform het sociaal akkoord niet tot de doelgroep van de banenafspraak. Door uw Kamer zijn vragen gesteld over het ook beschikbaar maken van deze no-riskpolis voor beschut werk. Daarnaast is zowel door gemeenten en Cedris deze wens geuit.

Ik ben voornemens daartoe een nota van wijziging bij de Kamer in te dienen op het voorliggende wetsvoorstel. Op deze manier kan het financieel risico dat gemeenten en andere werkgevers lopen bij de vormgeving van beschut werk worden verminderd. Ik stel een bedrag van cumulatief circa € 26 miljoen (periode 2016–2020) beschikbaar voor deze no risk polis, uit te voeren door het UWV, zodat het financiële risico bij ziekte voor gemeenten en andere werkgevers wordt afgedekt. Daarbij is uitgegaan van het realiseren van plekken conform het verloop zoals gepresenteerd in de behandeling van de Participatiewet.»

Met deze passage heb ik aangegeven dat cumulatief circa € 26 miljoen (periode 2016–2020) beschikbaar is voor deze no-riskpolis voor mensen in een dienstbetrekking beschut werk op grond van artikel 10b van de Participatiewet. Op 18 september heb ik ook de bedoelde derde nota van wijziging op genoemd wetsvoorstel bij uw Kamer ingediend. In de toelichting op de derde nota van wijziging is dit bedrag niet meer aangegeven.

In onderstaande tabel zijn de budgettaire effecten nader gespecificeerd. De kosten voor de no-riskpolis bedragen over de periode 2016–2020 in totaal € 38 miljoen. Daarnaast is er sprake van cumulatief € 3 miljoen aan uitvoerings-kosten. In totaal bedragen de kosten inclusief uitvoeringskosten dus € 41 miljoen. Wanneer een no-riskpolis door het UWV tot uitbetaling komt, worden loonkostensubsidies door gemeenten stopgezet. Deze besparing op de loonkostensubsidies bedraagt € 15 miljoen over de periode 2016–2020.

Het macrobudget voor bijstandsuitkeringen en loonkostensubsidies wordt navenant verminderd. Het resterende bedrag wordt gedekt uit de middelen voor de impuls aan beschut werk: € 26 miljoen.

Ik hoop hiermee de beoogde duidelijkheid te hebben gegeven met het oog op de voortzetting van de behandeling van het wetsvoorstel.

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, J. Klijnsma