Gepubliceerd: 16 oktober 2014
Indiener(s): Agnes Wolbert (PvdA)
Onderwerpen: basisonderwijs onderwijs en wetenschap
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-34031-5.html
ID: 34031-5

Nr. 5 VERSLAG

Vastgesteld 16 oktober 2014

De vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, belast met het voorbereidend onderzoek van dit wetsvoorstel, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen. Onder het voorbehoud dat de hierin gestelde vragen en gemaakte opmerkingen voldoende zullen zijn beantwoord, acht de commissie de openbare behandeling van het wetsvoorstel genoegzaam voorbereid.

Inhoud

blz.

     

I.

ALGEMEEN

1

1.

Inleiding en opbouw

2

2.

Kern en doel

2

3.

Achtergronden

2

3.1

Engels, Duits of Frans

3

3.2

Reikwijdte wetswijziging

4

4.

Uitwerking bij algemene maatregel van bestuur

4

5.

Internetconsultatie

5

6.

Financiële gevolgen

5

I. ALGEMEEN

De leden van de VVD-fractie hebben met grote instemming kennisgenomen van het wetsvoorstel. Zij hechten grote waarde aan het vergroten van de arbeidsmarktkansen van leerlingen in de grensregio door het zo vroeg mogelijk leren van een vreemde taal. Zij zien aanleiding tot het stellen van enkele vragen.

De leden van de PvdA-fractie hebben met veel belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel, waarin de mogelijkheid wordt geregeld een deel van het onderwijs in de Engelse, Duitse of Franse taal te geven.

De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van het wetsvoorstel.

De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van het onderhavige wetsvoorstel waar zij het in hoofdlijnen in kunnen vinden. Wel hebben deze leden nog enige vragen.

De leden van de D66-fractie hebben met belangstelling kennis genomen van het wetsvoorstel in verband met het regelen van de mogelijkheid een deel van het onderwijs te geven in de Engelse, Duitse of Franse taal. Zij hebben nog wel enkele vragen over het wetsvoorstel.

De leden van de ChristenUnie-fractie hebben kennisgenomen van de wijziging van de Wet op primair onderwijs en de Wet op de expertisecentra in verband met het regelen van de mogelijkheid een deel van het onderwijs te geven in de Engelse, Duitse of Franse taal.

De leden van de SGP-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel. De genoemde leden hechten veel waarde aan goede beheersing van de Nederlandse taal. Zij zijn van mening dat minimumwaarborgen voor het gebruik van de Nederlandse taal belangrijk zijn, zodat de Nederlandse taal niet gaat lijden onder taalververwerving van vreemde talen.

1. Inleiding en opbouw

De leden van de D66-fractie vragen de regering nader in te gaan op de beoogde inwerkingtreding van dit wetsvoorstel. Kunnen scholen met ingang van het schooljaar 2015–2016 onderwijstijd in het Engels, Duits of Frans aanbieden, zo vragen zij.

2. Kern en doel

De leden van de VVD-fractie vragen hoeveel groter de kans op werk wordt wanneer een leerling ook in het buurland kan solliciteren vanwege de talenkennis van de leerling.

De leden van de CDA-fractie kunnen zich vinden in het niet verbindende karakter van dit wetsvoorstel. Dat laat scholen de ruimte om van de mogelijkheid gebruik te maken om 15% van de onderwijstijd in het Engels, Duits of Frans aan te bieden. Wat is de reden dat voor dit percentage is gekozen? Wat als scholen meer onderwijstijd in een andere taal willen aanbieden? Graag ontvangen de voornoemde leden hier een toelichting op.

3. Achtergronden

De leden van de VVD-fractie constateren dat sommige scholen graag de mogelijkheid willen om op uitwisseling te gaan met scholen in de grensregio. Die ideeën variëren van excursies voor leerlingen, meeloopdagen, of zelfs uitwisselingsprogramma’s voor docenten. Zijn er wettelijke belemmeringen voor deze initiatieven en zo ja, hoe nemen we deze weg? Ten aanzien van de uitwisselingsprogramma’s voor docenten en hun stages in de grensregio vragen deze leden naar problemen met verzekeringen. Hoe kunnen scholen zich hierover informeren en is die informatie eenduidig, zo vragen zij.

De leden van de SP-fractie zijn benieuwd wat voor soort scholen hebben meegedaan aan de pilot, waarbij scholen tussen 2010 en 2012 maximaal 15% van de lestijd in het Engels, Duits of Frans mochten lesgeven. Betrof het hier ook scholen met relatief veel kinderen met een taalachterstand, niet-Nederlands sprekende kinderen, of kinderen met laagopgeleide ouders? Kan de regering aangeven wat de resultaten zijn voor de niet-moedertaal, het Nederlands en andere talen op dit soort scholen? Is de regering in staat een vergelijking te maken met andere scholen met een andere schoolpopulatie, zo vragen de genoemde leden.

De leden van de SGP-fractie vragen waarom de regering ter onderbouwing van de stelling dat een vreemde taal het beste als voertaal geleerd kan worden enkel verwijst naar een onderzoek dat zich richt op het voortgezet onderwijs, terwijl het wetsvoorstel zich richt op het basisonderwijs. Deze leden hadden overvloediger onderbouwing verwacht, waarin bovendien rekening gehouden wordt met de specifieke doelgroep waar het wetsvoorstel op ziet.

Ook vragen deze leden naar de effectiviteit van het vooralsnog aan te houden maximumpercentage van 15% van het onderwijs in een vreemde taal. Deze leden vragen de regering in te gaan op onderzoekers die aangegeven dat ten aanzien van jonge kinderen het gebruik van de vreemde taal als voertaal pas effectief is wanneer deze in grote delen van het onderwijs gebruikt wordt. Zo bezien zou het voorgestelde percentage van 15% enerzijds weinig effect sorteren, terwijl anderzijds het risico bestaat dat het aanleren van de Nederlandse taal minder optimaal geschiedt.

3.1 Engels, Duits of Frans

De leden van de PvdA-fractie vragen hoe de kwaliteit van het onderwijs in het Engels, Duits of Frans gewaarborgd gaat worden. Deze vraag stellen de leden vanwege de huidige kwaliteit van het onderwijs in het Engels in groep zeven en acht. Dit onderwijs zou niet op alle scholen kwalitatief op orde zijn. Wat gaat de regering doen om het huidige onderwijs in vreemde talen in het primair onderwijs te verbeteren en wat gaat de regering doen om de kwaliteit bij de uitvoering van dit wetsvoorstel te waarborgen, zo vragen de genoemde leden.

De leden van de SP-fractie merken op dat over de bekwaamheid van de leraren in het onderhavig wetsvoorstel weinig aandacht wordt besteed. Zijn de leraren in staat om het Engels als voertaal tijdens de lessen op voldoende niveau te hanteren? Hoe kan dit worden nagegaan? Vindt de regering het voorts wenselijk om daar aandacht aan te besteden? Zij vragen verder hoe leraren worden geschoold, hoeveel leraren er de afgelopen jaren zijn geschoold en hoeveel leraren de regering voornemens is te gaan scholen. Wat zijn de financiële mogelijkheden om deze scholing te geven? Moeten de scholen dit uit de lumpsum betalen, zo vragen de genoemde leden.

De leden van de CDA-fractie merken op dat het wetsvoorstel de scholen de mogelijkheid biedt om te kiezen welke moderne vreemde taal zij willen aanbieden Deze leden vragen wel aan de regering waarom gekozen is voor Frans en niet bijvoorbeeld Spaans. De genoemde leden ontvangen graag een reactie hierop. Ook vragen deze leden op welke wijze geborgd wordt dat de les in het Engels, Frans of Duits ook kwalitatief goed is en het taalniveau van de docent voldoende. Gaarne een toelichting.

De leden van de ChristenUnie-fractie willen dat de kwaliteit van het onderwijs gewaarborgd is, ook wanneer het gaat om de onderwijstijd in een andere taal dan het Nederlands of Fries. In de wetswijzigingen wordt niet ingegaan op de benodigde bevoegdheid van de leerkrachten die de lestijd in een vreemde taal gaan geven. Wordt onderwijs in een vreemde taal gegeven door de reguliere leerkracht en wordt het onderwijs in een vreemde taal een extra taak? Of gaat het hierbij om gekwalificeerde leraren of native speakers die extern worden aangetrokken, zo vragen deze leden.

De leden van de SGP-fractie vragen of de regering kan aangeven of zich in het kader van het experiment reeds scholen hebben gemeld die onderwijs in het Duits of Frans willen geven, dan wel hoeveel scholen bekend zijn die dit onderwijs binnen afzienbare tijd willen organiseren. Zij vragen waarom de regering de talen Duits en Frans opneemt indien niet op voorhand bekend is of hieraan behoefte is en gezien het feit dat in Nederland onderzoeken ten aanzien van deze talen ontbreken.

3.2 Reikwijdte wetswijziging

De leden van de CDA-fractie vragen de regering aan te geven of voor het invoeren van 15% onderwijstijd in een moderne vreemde taal instemmings- of adviesrecht nodig is van de medezeggenschapsraad van de desbetreffende school.

De genoemde leden hebben voorts zorgen over leerlingen die moeite hebben met het bijbenen van het niveau op school. Wat betekent het voor hen als zij ook nog eens een keer les in een vreemde taal krijgen? Wordt dit een extra punt van aandacht in de leerlingvolgsystemen en toezicht van de Inspectie op die scholen? Gaarne een toelichting. Kunnen er ook uitzonderingen voor individuele leerlingen worden gemaakt, zodat zij worden vrijgesteld van onderwijs in een andere taal, zo vragen deze leden.

De genoemde vragen voorts de regering uit te leggen in hoeverre zij de opbrengsten van de school monitort. Gaat extra onderwijstijd in het Engels, Duits of Frans niet ten koste van kernvakken als taal en rekenen? Gaarne een toelichting.

De leden van de ChristenUnie-fractie zijn van mening dat de kwaliteit van de Nederlandse taal niet ten koste mag gaan het leren van een andere vreemde taal. Op welke manier wordt goede beheersing van het Nederlands geborgd? Er mag maximaal 15% van de lestijd gegeven worden in een vreemde taal. Hoe wordt dit gemeten en verantwoord?

De genoemde leden merken op dat de wetswijzigingen niet ingaan op het vervolgonderwijs van leerlingen die tweetalig primair onderwijs hebben gevolgd. Het kennisniveau van leerlingen met betrekking tot een tweede taal in het voortgezet onderwijs kan fors verschillen. Wat is de visie van de regering hierop, zo vragen deze leden.

4. Uitwerking bij algemene maatregel van bestuur

De leden van de D66-fractie lezen dat de Onderwijsraad heeft geadviseerd 10% tot 15% van de onderwijstijd in het Engels zou kunnen worden gegeven. Vervolgens is er een pilot uitgevoerd, waarin scholen maximaal 15% van de lestijd in het Engels, Duits of Frans mochten lesgeven. Kan de regering toelichten waarom de grens op 15% is gezet? Is bij hogere percentage sprake van negatieve effecten op de opbouw van de kennis van het Nederlands? Is het mogelijk voor scholen om meer dan 15% van de onderwijstijd in het Engels, Duits of Frans geven, indien daarmee de kwaliteit en opbrengsten op orde zijn? Is ook overwogen om onderwijstijd in het Spaans toe te laten, zo vragen de genoemde leden.

De leden van de SGP-fractie vragen waarom de regering een ongeclausuleerde grondslag biedt om onderwijs in een vreemde taal te geven in relatie tot de hoofdregel dat Nederlands de voertaal in het onderwijs is. Deze leden vragen waarom niet tenminste een maximumpercentage voor het gebruik van vreemde talen in het voorstel wordt opgenomen. Het zou bijvoorbeeld merkwaardig zijn wanneer op een gegeven moment meer dan de helft van het onderwijs in een vreemde taal gegeven wordt, terwijl volgens het wettelijke uitgangspunt het Nederlands de voertaal is.

Dezelfde leden vragen voorts waarom de regering een percentage als maatstaf gekozen heeft voor van het onderwijs dat gegeven mag worden in de eerder genoemde drie talen. Deze leden zouden zich namelijk voor kunnen stellen dat de behoefte of noodzaak ontstaat om het gebruik van vreemde talen mogelijk te maken voor bepaalde onderdelen of categorieën onderwijsactiviteiten, dan wel dat de behoefte bestaat bepaalde domeinen te vrijwaren van het gebruik van vreemde talen. Zij hebben de indruk dat de voorgestelde grondslag te weinig flexibiliteit biedt om in te spelen op ontwikkelingen en problemen die zich kunnen voordoen. Zij vragen bovendien – uitgaande van de voorgestelde formulering – waarom niet expliciet de koppeling gelegd wordt met het op basis van de WPO1 en WEC2 verplichte minimumaantal uren onderwijs.

5. Internetconsultatie

De leden van de VVD-fractie lezen, in reactie op opmerkingen bij de internetconsultatie, dat in het plan van aanpak voor Engels op de basisschool van juli 20133 een aantal maatregelen zijn aangekondigd inzake de bekwaamheidseisen van leraren. Gelden deze maatregelen ook voor Duits en Frans en zo nee, waarom niet? Voorts vragen deze leden naar specifieke bij- en nascholing voor leraren ten aanzien van deze talen en het onderwijs daarin. Zou het lopen stages, volgen van bijscholing e.d. op dit punt onderdeel kunnen worden van bijvoorbeeld het lerarenregister, zo vragen deze leden.

De leden van de D66-fractie constateren dat er zorgen zijn over de bekwaamheidseisen van leraren om een gedeelte van de onderwijstijd in een vreemd taal les te geven. Kan de regering toelichten welke mogelijkheden scholen hebben om het niveau van bekwaamheid van leraren te verhogen? Kan hiervoor gebruik gemaakt worden van de lerarenbeurs, zo vragen de genoemde leden.

6. Financiële gevolgen

De leden van de VVD-fractie merken op dat het afhangt van het materiaal waar een school wel of niet over beschikt of scholen financiële gevolgen ondervinden. Kan de regering aangeven welke materialen er zoal beschikbaar zijn waar scholen gebruik van kunnen maken zonder meteen hoge kosten te maken.

De voorzitter van de commissie, Wolbert

De adjunct-griffier van de commissie, Meelker