Kamerstuk 34002-108

Verslag van een algemeen overleg

Dossier: Wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Belastingplan 2015)

Gepubliceerd: 11 november 2015
Indiener(s): Pieter Duisenberg (VVD)
Onderwerpen: belasting financiƫn
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-34002-108.html
ID: 34002-108

Nr. 108 VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG

Vastgesteld 11 november 2015

De vaste commissie voor Financiën heeft op 24 september 2015 overleg gevoerd met Staatssecretaris Wiebes van Financiën over:

  • de brief van de Staatssecretaris van Financiën d.d. 1 juli 2015 over Oplossingsrichtingen pensioen in eigen beheer (Kamerstuk 34 002, nr. 104).

Van dit overleg brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.

De voorzitter van de vaste commissie voor Financiën, Duisenberg

De griffier van de vaste commissie voor Financiën, Berck

Voorzitter: Duisenberg

Griffier: Van den Eeden

Aanwezig zijn vijf leden der Kamer, te weten: Duisenberg, Groot, Krol, Neppérus en Omtzigt,

en Staatssecretaris Wiebes van Financiën, die vergezeld is van enkele ambtenaren van zijn ministerie.

Aanvang 10:03 uur.

De voorzitter: Welkom bij dit algemeen overleg over oplossingsrichtingen pensioen in eigen beheer. Het AO staat gepland van 10.00 uur tot 12.30 uur, maar het zou weleens sneller kunnen gaan, omdat er niet heel veel leden zijn. Ik geef als eerste het woord aan de heer Groot van de Partij van de Arbeid.

De heer Groot (PvdA): Voorzitter. Kennelijk is de belangstelling in de Kamer soms omgekeerd evenredig aan het belang van de zaak. We hebben het namelijk best over een groot probleem. Het gaat om tienduizenden bv's waarin heel veel pensioenvermogen is opgebouwd. Dat vermogen zit echter vaak op slot. De oorzaak daarvan is het pensioen in eigen beheer. Directeuren-grootaandeelhouders zijn vaak langjarige verplichtingen aangegaan voor pensioenopbouw op basis van een rekenrente van 4%. Terwijl de feitelijke rente gedaald is tot onder de 1%, zijn de verplichtingen op de balans van de onderneming een veelvoud daarvan. Boekhoudkundig gezien hebben veel ondernemingen hierdoor een negatief eigen vermogen en dan mag er dus geen dividend worden uitgekeerd.

Je kunt zeggen dat ondernemers op hun eigen blaren moeten zitten, omdat ze dit over zichzelf hebben afgeroepen. Ze hebben in hun ijver om te profiteren van aftrekposten zichzelf volgehangen met pensioenverplichtingen, niet wetende wat ze zich met alle regels in de Pensioen- en spaarfondsenwet op de hals haalden.

De fiscale adviespraktijk gaat ook niet helemaal vrijuit, maar met het constateren van dat probleem schiet het verder niet op. Het probleem blijft namelijk bestaan. Bovendien, wie had kunnen weten dat de rente langdurig zo hard zou dalen? Bovenal zou de afweging nu moeten zijn dat iedereen verliest. Tienduizenden ondernemers zitten klem. Ze kunnen geen dividend meer uitkeren en zijn gedwongen om onder hun stand te leven. De overheid loopt nu ook belastinginkomsten mis voor de schatkist, of die worden heel lang uitgesteld. Dit is niet in het belang van de werkgelegenheid en niet in het belang van investeringen. Daarom moeten we heel snel naar oplossingen zoeken.

Voor een deel heeft het probleem zichzelf opgelost. Door schade en schande wijs geworden zijn er nog maar weinig directeuren-grootaandeelhouders die pensioen in eigen beheer opbouwen. Degenen die er al mee bezig waren, zijn vaak gestopt met verder inleggen. Wat dat betreft lijkt dit me een logisch moment om de optie in beeld te nemen om pensioenen in eigen beheer af te schaffen. Dat is conform het advies van de belastingcommissie-Van Weeghel, van alweer een jaar of zes geleden. Het zou een logische stap zijn. We steunen dus de suggestie van de Staatssecretaris in de inleiding van zijn brief om deze optie, inclusief een aantrekkelijke overgangsregeling, te verkennen. Daarnaast is er nog het oudedagssparen in eigen beheer. Die optie heeft de Staatssecretaris ook uitgewerkt. Volgens de Partij van de Arbeid kan dat ook een heel begaanbare route zijn. Het voordeel daarvan is dat vermogen binnen de onderneming blijft. Het heeft weliswaar de status van vreemd vermogen, maar het blijft binnen de onderneming. Kan de Staatssecretaris aangeven hoelang het duurt om beide alternatieven uit te werken? Hoe snel kan het probleem worden opgelost? De Partij van de Arbeid wil dat graag meenemen in haar afweging.

We kunnen nu dus een afweging maken tussen de oudedagsbestemmingsreserve in eigen beheer en het oudedagssparen in eigen beheer. Kan de Staatssecretaris ook afwegen wat de voor- en nadelen zijn van afschaffing van het pensioen in eigen beheer in vergelijking met oudedagssparen in eigen beheer?

Dan kom ik op de overgangsregeling voor de bestaande pensioenverplichtingen in eigen beheer. Ik heb gehoord dat er een bedrag van 40 miljard in eigen beheer is opgebouwd. Kan de Staatssecretaris de recente stand van zaken geven? Hoe groot is die pot? Hoe zit het met de latente belastingclaim die daarop rust? Hoe hoog zouden de belastinginkomsten zijn als je gebruik kunt maken van een overgangsregeling?

Vervolgens kom ik op de belangen van de partners van directeuren-grootaandeelhouders. De Staatssecretaris stelt terecht dat de partner moet meeondertekenen als je overgaat naar een systeem van oudedagssparen in eigen beheer en het vermogen dus wordt overgezet. Dat lijkt me heel logisch, maar alleen meeondertekenen is wat mager. Er zal toch ook een heel voorlichtingstraject aan vast moeten zitten, zodat die partners weten waarvoor ze tekenen. Ook hierbij heeft de overheid wat mij betreft een verantwoordelijkheid. Partners moeten niet lichtzinnig afstand doen van hun rechten.

Tot slot. We hebben te maken met een dividendklem. Die vloeit voort uit de gehanteerde commerciële rekenrente van 1%. Op zichzelf klinkt dat logisch. Ik heb de brief van 2 juni 2014 gelezen waarin dit wordt onderbouwd. Als je van die pensioenverplichtingen af wilt, moet je bekijken welke tarieven een verzekeraar daarvoor hanteert. Dat is een redenering die je erop los kunt laten, maar je kunt er ook een andere redenering op loslaten, namelijk het inzicht dat een onderneming in het algemeen hoger rendeert dan met 1%. Waarom wordt er dan een commerciële rekenrente van 1% opgelegd? Waarom mag je geen dividend uitkeren als je weet dat een onderneming onderliggend in feite beter rendeert? Uit die logica volgt dat je best meer dividend zou kunnen uitkeren. Is er ook nog een alternatieve waarderingsregel mogelijk, los van die commerciële rente van 1%? Daarbij kun je bijvoorbeeld denken aan de rente op langjarige bedrijfsobligaties. Hiermee sluit je aan op de richtlijnen voor de jaarverslaggeving. Als je die richtlijnen volgt, kom je op een rente van boven de 3%. Daarmee valt de dividendklem voor een groot deel weg. Dat zou veel soelaas bieden. Om het nog concreter te vragen: is die commerciële rente van 1% die nu wordt gehanteerd, een wettelijke eis? Of is het gewoon een beleidsregel die wordt toegepast en die ingeruild kan worden voor een andere? Dat zou veel overgangsproblemen kunnen oplossen. Ik krijg hierop graag een reactie van de Staatssecretaris.

Mevrouw Neppérus (VVD): Voorzitter. Dit onderwerp speelt al heel lang. Tientallen jaren geleden was er een discussie over de vraag of het kon. Nu gaat de discussie over de wijze waarop we verdergaan. Iedereen in het veld zegt dat er problemen zijn en vraagt ons iets te doen. Maar over de vraag wat we dan moeten doen, lopen de meningen erg uiteen. De problemen worden natuurlijk ook veroorzaakt, zoals de heer Groot net al zei, door het verschil tussen de commerciële regels voor de rente en de fiscale regels.

Hoe moeten we verder? Ik vind het goed dat er nu een nota ligt van de Staatssecretaris met twee varianten. Als ik die lees, denk ik dat de VVD een voorkeur heeft voor het oudedagssparen. Uit veel post die wij ontvangen – wij Kamerleden lezen wel degelijk onze post – komt echter de vraag naar voren of we dit allemaal wel moeten behouden. Ook in het veld is daar verwarring over en lopen de meningen uiteen. De variant van het oudedagssparen spreekt mij best aan. Daar moeten we verder over spreken. Ik denk dat het ook goed is om te bekijken hoe mensen ervan afkomen. Moet je dit nog wel behouden? Is het nog wel van deze tijd? Je kunt bekijken of het systeem van waarderen anders moet. Dat speelt ook een rol. Ik wil dus graag dat de variant om ermee te stoppen ook wordt uitgewerkt, met een redelijke overgangsregeling, zodat mensen geen dubbele belasting betalen. Ik wil dus een variant erbij, namelijk om ermee te stoppen. Dan kunnen we opnieuw, binnen vrij korte tijd, uitgebreid erover praten, dus ook over de andere twee varianten. Ik ben het met collega Groot eens dat het lang heeft geduurd, maar we moeten het wel zorgvuldig doen. Ik stel het dus nog iets uit door te zeggen dat ik er nog een variant bij wil, namelijk dat men er van af kan. Dan kunnen we het geheel wegen in een volgend overleg.

De heer Krol (50PLUS): Voorzitter. Ik heb een korte inleiding en vervolgens een twaalftal vragen. Tientallen jaren lang hebben directeuren-grootaandeelhouders, onder wie veel kleine ondernemers, ervoor gekozen om hun pensioen niet via een pensioen- of lijfrenteverzekeraar op te bouwen maar in eigen beheer te houden. Dit zorgde voor lagere kosten. Er hoefde geen provisie betaald te worden aan de assurantietussenpersoon en er was geen kapitaalverlies bij voortijdig overlijden. Bovendien hadden ze het voordeel van een aftrekpost, terwijl de financiële middelen beschikbaar bleven binnen de onderneming. Dat waren sterke argumenten om te kiezen voor het pensioen in eigen beheer.

Nieuwe wet- en regelgeving in de afgelopen jaren heeft er in toenemende mate voor gezorgd dat pensioen in eigen beheer als zeer complex wordt ervaren. De problematiek van het verschil tussen de fiscale en de commerciële pensioenverplichting is evident, net als de dividendklem. Ruim drieënhalf jaar denken heeft nu twee oplossingsrichtingen opgeleverd. De Staatssecretaris biedt de Kamer bovendien aan om de route van totale uitfasering van het pensioen in eigen beheer uit te werken. Wat komt er dan voor in de plaats?

50PLUS constateert dat het pensioen in eigen beheer in wezen in een belangrijke behoefte voorziet. Hiermee wordt het investeringspotentieel ondersteund van zo'n 150.000 bv's in Nederland. Is bekend hoe groot deze bijdrage van het pensioen in eigen beheer in de afgelopen tien jaar is geweest? Tot welk totaalbedrag hebben in het afgelopen decennium dotaties plaatsgevonden? 50PLUS vindt het een goede zaak dat er nu twee varianten voorliggen waarin het mogelijk blijft om ingelegde middelen beschikbaar te houden voor financiering van de eigen onderneming. Oudedagssparen lijkt per saldo op de meeste ijkpunten positief uit te pakken.

Ik heb nog wel enkele vragen en kanttekeningen. Als belangrijk nadeel van de beide oplossingen ziet 50PLUS dat er nauwelijks of geen vereenvoudiging lijkt op te treden. Dat was echter een van de belangrijkste oorzaken dat het pensioen in eigen beheer aan populariteit heeft ingeboet. Hoe ziet de Staatssecretaris dit? Hoe scoren beide regelingen onderling qua complexiteit? Kunnen we de complexiteit nog verder beperken?

50PLUS is er evenals de Nederlandse Orde van Belastingadviseurs (NOB) nog niet van overtuigd dat de problematiek van de fiscale versus de commerciële waardering afdoende opgelost wordt. Kan dit nog grondiger en nader worden toegelicht? Het is niet toegestaan om inhaaldotaties te doen. Dat lijkt 50PLUS een flinke beperking voor de flexibiliteit die nodig is binnen een onderneming. Waarom wordt dit niet mogelijk gemaakt?

50PLUS vindt verder dat indexaties niet in mindering moeten worden gebracht op de dotatieruimte. Waarom is er geen grotere flexibiliteit mogelijk voor de ingangsdatum van de uitkeringen? Wij vinden dat uitstel tot het moment dat de AOW-gerechtigde leeftijd bereikt wordt, altijd mogelijk moet zijn.

Kan de Staatssecretaris dieper ingaan op de problematiek van het overgangsrecht? Is er nu sprake van een aantrekkelijke en goed begaanbare marsroute? Wij zijn daar nog niet van overtuigd.

Een belangrijk aandachtspunt zijn de rechten en de positie van de partner van de directeur-grootaandeelhouder in de twee varianten. Het is niet de bedoeling dat die rechten minder goed beschermd zijn, maar dit lijkt nu wel het geval. Kan de Staatssecretaris daarop ingaan?

Wij constateren dat de maximering van uitkeringen tot twintig jaar nadelig kan uitpakken in die gevallen waarin sprake is van een veel jongere partner. Dit ondermijnt de verzorgingsgedachte. Waarom wordt deze periode van uitkering niet verlengd?

Dan heb ik nog een vraag over de wijze waarop bij oudedagssparen de pot mag worden opgerent. Waarom mag dat niet gewoon op basis van een rente van, zeg, 4%, in plaats van op basis van het U-rendement, dat op dit moment volgens mij op 0,59% staat? De kans dat bedrijven de pensioenpot alleen in obligaties hebben belegd, is immers niet groot. Doordat er met een uiterst lage rekenrente wordt gerekend, zal er ook minder pensioenopbouw afgetrokken kunnen worden. Dat is dus een versobering. Ik hoor ook hierop graag de visie van de Staatssecretaris.

De heer Omtzigt (CDA): Voorzitter. We spreken vandaag over een probleem en een mogelijke oplossing voor het pensioen in eigen beheer. Daar spreken we natuurlijk al een aantal jaren over. Het grote probleem is dat het pensioen fiscaal veel lager moet worden gewaardeerd dan commercieel, waardoor er volgens de Belastingdienst in veel gevallen onvoldoende middelen zijn om dividenden uit te keren. Doet de ondernemer dat toch, dan wordt hij geacht zijn gehele pensioen te hebben afgekocht, inclusief de bijbehorende, nogal heftige sancties.

Ik dank de Staatssecretaris voor zijn brief waarin hij twee oplossingen voor het pensioen in eigen beheer uitwerkt, het oudedagssparen en de oudedagsbestemmingsreserve. Voor mijn fractie staat voorop dat er voor de oplossing – dat woord benadruk ik hier – twee dingen moeten gebeuren. Er moet daadwerkelijk pensioen worden opgebouwd en in de opbouwfase moeten de liquide middelen voor de onderneming beschikbaar blijven. Als dat laatste niet het geval zou zijn, kunnen we met de ondernemer ook gewoon naar banksparen toe. Het klinkt alsof er bij de oudedagsbestemmingsreserve iets gereserveerd wordt, maar het enige wat gegarandeerd gereserveerd wordt, is een schuld bij de Belastingdienst. Dan krijgen we dus weer de problematiek van de lege winkelpanden. De ondernemer moet bedrijfseconomisch gezien zijn onderneming eigenlijk staken, maar hij kan niet stoppen, omdat de rekening van de fiscus niet te betalen is.

Daarom heeft de CDA-fractie duidelijk een voorkeur voor het oudedagssparen. Ik voeg daar zelf nog aan toe dat ik de manier waarop het oudedagssparen onder de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding valt, veel netter vind dan de manier waarop het is geregeld bij de bestemmingsreserve. Het hele idee van de Wet verevening pensioenrechten bij de scheiding is namelijk juist dat het automatisch goed geregeld is. Dat wil je graag, want bij een echtscheiding wil zich nog weleens een conflict voordoen. Dan is het goed dat het wettelijk duidelijk is aan wie wat toebehoort.

Bij de twee uitgewerkte oplossingen blijft het pensioen beschikbaar in de onderneming. Om ons een idee te geven van wat er is gebeurd, vraag ik de Staatssecretaris om aan te geven hoeveel er in de afgelopen tien jaar jaarlijks is gedoteerd door ondernemers. Zijn er cijfers beschikbaar? Dan hebben we een idee van wat er precies is gebeurd en gebeurt. Ligt de dotatie op dit moment helemaal stil? Dat kunnen we ons namelijk voorstellen.

Het overgangsrecht is heel belangrijk bij pensioenen. Wat doe je met vennootschappen waarbij sprake is van onderdekking? Is de Staatssecretaris bereid om dga's in dat geval af te laten zien van de opgebouwde pensioenrechten in eigen beheer?

De Staatssecretaris biedt in zijn laatste zin aan om een derde oplossing uit te werken. Dat had hij natuurlijk ook in deze brief kunnen doen. Afschaffing is ook een vorm van oplossing. Wij denken niet dat deze oplossing onmiddellijk onze voorkeur heeft, maar als de Staatssecretaris dit scenario wil uitwerken, zien we dat graag in het overzicht tegemoet.

De voorzitter: Daarmee is een einde gekomen aan de eerste termijn van de Kamer. Ik begrijp dat de Staatssecretaris meteen kan beginnen met zijn beantwoording. Het woord is aan de Staatssecretaris.

Staatssecretaris Wiebes: De antwoorden op de meer technische en getalsmatige vragen komen er nog aan, maar ik hoop de vragen in het algemeen te kunnen beantwoorden.

Voorzitter. We hebben vandaag een debat over het pensioen van 140.000 directeuren-grootaandeelhouders in Nederland. Dat zijn de directeuren-grootaandeelhouders die pensioen in eigen beheer opbouwen. Het gaat om forse getallen. De totale verplichting die zij zijn aangegaan, jegens zichzelf en hun partner, bedraagt 73 miljard. Dat is de totale waarde in het economische verkeer. Het gaat om 7% van onze nationale pensioenverplichting. Op de vraag of dat ook wordt waargemaakt, kom ik later terug. Maar daar gaat dus om. Dat is niet onbelangrijk en makkelijk was het ook al niet. Zoals de heer Krol al zei, werd de eerste brief hierover in 2013 aan de Kamer gestuurd, nota bene nadat er in 2012 vragen over waren gesteld. Dat zeg ik er nog even bij om het nog ingewikkelder te maken, maar eerlijk is eerlijk. Sinds juli 2015 liggen er twee oplossingen. Wat dat betreft is het een fascinerend geheel. Ben je naarstig op zoek naar een terrein waarop economen en juristen elkaar het leven moeilijk maken, dan beveel ik het pensioenveld van harte aan en in bijzonder het deel dat ziet op pensioenen in eigen beheer. In dat geval zou ik dus zeggen: stop met zoeken; het veld is gevonden!

Even voor de volledigheid, zodat het voor iedereen helder is: hier zit ook een directeur-grootaandeelhouder met een pensioen in eigen beheer. Ik ben nog nooit tegen dividendklemmen opgelopen, maar toevallig heeft mijn levensstijl die bijpassing vanuit het dividend niet zo nodig. Natuurlijk, bij auto's en inkomstenbelasting praat ik ook over mijzelf, maar hier dus ook. Als iemand mij wil ontmaskeren op opmerkingen die uitsluitend in mijn eigen belang zijn, dan moet hij dat dus niet nalaten en terstond doen.

Wat is het probleem? Misschien is het toch goed om nog even bij die vraag stil te staan. Er zijn verschillende colloquial versies van wat we het probleem noemen. Het probleem zou bijvoorbeeld de dividendklem zijn. Ergens is het natuurlijk raar om het probleem zo neer te zetten. Immers, er wordt een pensioenverplichting opgebouwd in de bv en dat wat je in je pensioenpotje steekt, is per definitie – dit is nu echt een definitie per definitie – niet beschikbaar voor dividenduitkering, want dan loopt het pensioenpotje leeg. Het is dus evident dat je met pensioen in eigen beheer een dividendklem oploopt. Ik bedoel: een euro kan niet tegelijkertijd een pensioeneuro én een dividendeuro zijn. Dat is één.

Is het probleem dan misschien – ik zie dat soms staan in brieven van mensen uit de branche – dat die middelen bij pensioen in toenemende mate niet beschikbaar zijn voor de onderneming? Nee, want dat zijn ze nu net wel. Het pensioen in eigen beheer, het hele bedrag, dat wat er is, is natuurlijk beschikbaar voor investeringen vanuit de onderneming.

Wat is het probleem dan wel? Verschillende woordvoerders zijn daarop ingegaan. Het probleem is een groot en groeiend verschil tussen de fiscale waarde – dat is de waarde die op de fiscale jaarrekening staat – en de waarde in het economisch verkeer. Die laatste waarde wordt ook wel de economische waarde genoemd, maar dat is weer net wat anders. Er circuleren hier dus maar liefst drie waarden, maar het belangrijkste is het verschil tussen die twee.

De fiscale waarde is gewoon dat wat je hebt gereserveerd. Dat is eigenlijk je echte spaarpot. Het gaat dan om hetgeen je hebt ingelegd of opgerent, om hetgeen je echt – ik zou zeggen: dedicated – hiervoor hebt gespaard. Daar hebben we een rekenrente voor van 4%, want die staat in de wet. Er is eerder gevraagd: zou je die niet kunnen verlagen? In 2013 hebben we daar discussie over gevoerd. Er werd toen gezegd: een en ander zou mooi bij elkaar komen als je dat verlaagt. De rekening is dan fiscaal echter al gauw 10 miljard. Daarvan hebben we toen gezegd: oei, dat is een hoge rekening.

De waarde in het economisch verkeer is niet dat wat je hebt gespaard, maar dat wat je nodig zou hebben. De directeur-grootaandeelhouder heeft niet gewoon een potje gemaakt, maar is een verplichting aangegaan tegenover zichzelf en zijn partner. Die verplichting komt in commerciële zin neer op de waarde in het economisch verkeer. Dat is wat je nodig hebt en dat wordt gewoon bepaald door de samenleving, de marktrente voor dit soort zaken. Voor een pensioenverplichting wordt over het algemeen een risicoloze marktrente genomen. Dat is wat het is. Dat is wat een commerciële verzekeraar nodig zou hebben om de verplichting waar te maken. In het licht van de vraag van de heer Groot kun je dan zeggen: laten we dat bedrag eens naar beneden brengen, oftewel de rente omhoog, want misschien maak je wel meer rendement. Maar ja, in Nederland gaan we op een bepaalde manier om met pensioenen en dat moet je hier dus ook doen. Omdat je niemand fiscaal wil bevoordelen, benadelen of anders wil behandelen, moet je het bedrag waarvoor je dezelfde verplichting zou moeten inkopen nemen. De waarde in het economisch verkeer die gereserveerd moet zijn voor pensioenen, is dus precies het bedrag dat je bij externe pensioenreservering nodig zou hebben om die verplichting waar te maken. Dan krijg je dus de situatie dat een directeur-grootaandeelhouder iets aan zichzelf belooft, dat niet waarmaakt en dan boos wordt op zichzelf. Dat is alles bij elkaar een lastig systeem.

Het verschil tussen de fiscale en de commerciële waarde is belemmerend voor de dividendklem, maar er speelt ook nog een klein ander dingetje.

De heer Groot (PvdA): Ik heb nog een vraag over de belofte die de directeur-grootaandeelhouder aan zichzelf heeft gedaan. Als de bv, de eigen onderneming, goed loopt, dan kan het natuurlijk heel goed zo zijn dat de directeur-grootaandeelhouder de verplichtingen die hij zichzelf heeft opgelegd, wel degelijk kan waarmaken omdat de bv gewoon goed rendeert. De rente op langlopende bedrijfsobligaties zou daar een benadering van kunnen zijn. Dat is de gemiddelde rente die bedrijven betalen op hun schuld. Ik zie niet in waarom je daar een rente tegenaan zou moeten leggen op het moment dat je dat zou verkopen of vervreemden. De logica daarvan zie ik niet. Mijn vraag was nog specifiek: is dit een wettelijk voorschrift of is dit een uitleg van beleidsregels? Dus, kan dit veranderd worden of niet?

Staatssecretaris Wiebes: Het is uiteindelijk een uitvoeringsbesluit, maar het is een heel logisch uitvoeringsbesluit omdat je jezelf niet wilt voorjokken op de balans. We willen geen berekeningen doen of balansen introduceren waar niet op staat wat je nodig hebt om een verplichting waar te maken. In de nationale pensioendiscussie zien we dezelfde discussie ten aanzien van de Nederlandsche Bank. Er zijn mensen die zeggen dat de Ultimate Forward Rate van de Nederlandsche Bank hopeloos laag is en dat zijzelf een beter rendement maken op hun aandelen. Ja, wie weet, misschien, maar wij hebben de rente genomen die we binnen ons pensioenstelsel gewoon in de markt zien. Dan kijk je dus naar commerciële verzekeraars. Anders zou je zeggen: voor u gelden andere regels dan voor iemand die het extern onderbrengt. Dat is heel onlogisch. Je fopt dan ook de partner, want dan zeg je tegen een heleboel partners: het zit wel goed, maar ja, bij een externe verzekering zat het niet goed. Dat is ook niet netjes. We nemen dus de waarde in het economische verkeer – zo heet die ook – en die bepaal je op basis van het economisch verkeer. Je zou kunnen denken dat er misschien een heleboel directeuren-grootaandeelhouders zijn die geweldige rendementen maken, maar vooralsnog is dat niet zo, want maar liefst 60% van de bv's zit in onderdekking ten aanzien van de waarde in het economisch verkeer. Dus 60% van de directeuren-grootaandeelhouders maakt het niet waar. Sterker nog: bijna de helft daarvan haalt überhaupt de fiscale waarde niet. De directeuren-grootaandeelhouders zijn zichzelf dus niet erg goed aan het bedienen. Laten we het zo zeggen: we zijn trots op het Nederlandse pensioenstelsel, maar dit is niet het deel waar we het meest trots op zijn.

Die twee waarden lopen dus uit elkaar. Zoals ik zojuist al zei, bedraagt de waarde in het economisch verkeer 73 miljard en de fiscale waarde 34 miljard. Daar zit een enorm gat tussen van meer dan een factor twee, en dat wordt op dit moment alleen maar groter. Dat is belemmerend, want de hoogste waarde is natuurlijk bepalend voor de mogelijkheden om dividend uit te keren, maar dat moet jaarlijks worden berekend. Jaarlijks moet de actuaris bij de directeur-grootaandeelhouder langskomen. Er zijn directeuren-grootaandeelhouders die hun actuaris zo vaak zien dat hij ook met kerst en op verjaardagen van de familie welkom is. Jaarlijks komt de actuaris langs om – soms voor best veel geld, maar dat is een subjectief judgement van mijn kant – een sommetje te maken om te weten of je dividend mag uitkeren. De vaste lasten, het gedoe, de administratieve lasten voor de directeuren-grootaandeelhouders zijn dus aanzienlijk.

Dus, welkom in de wereld van het pensioen in eigen beheer zoals die nu is. 60% van de bv's zit in onderdekking. Het gereserveerde en het benodigde bedrag lopen steeds verder uit elkaar. We hebben aanzienlijke administratieve lasten om te weten of er dividend kan worden uitgekeerd. Dat maakt inmiddels het pensioen in eigen beheer bij de rechter ook een heel populair onderwerp. Er bestaat ook een groot risico op dividenduitkeringen die achteraf moeten worden beschouwd als onbedoelde pensioenafkoop, met de gevolgen die de heer Omtzigt net heeft geschetst. Al met al is het dus een situatie waar we van af moeten.

Iedereen die geïnteresseerd is in eenvoudige oplossingen zegt allereerst: laten we er nu eens voor zorgen dat die twee rentes op elkaar gaan lijken. De heer Groot zei dat ook. Ik waardeer dat zeer, want zo begon ik zelf ook. Maar ja, de een op de ander laten lijken, kost al gauw vele miljarden – je moet dan denken aan zo'n 10 miljard – en je fopt dan niet alleen jezelf, maar ook de partner en de directeur-grootaandeelhouder. Daarmee is de familie van de meest wenselijke en eenvoudige oplossingen dus niet beschikbaar.

De op een na meest logische oplossing, waarop ook heel veel van mijn gesprekspartners in het veld komen, is om een pensioen op te gaan bouwen waarin geen verplichtingen worden opgebouwd die uitstijgen boven de fiscale waarde, boven hetgeen er echt is. Dat is een soort beschikbarepremieregeling. Volgens de pensioendeskundigen mag het zo niet heten, maar in de volksmond, als je het in het veld vraagt, zegt iedereen: waarom maken we niet een soort beschikbarepremieregeling hiervoor? Dat is een pot met geld bedoeld voor de oude dag, die jaarlijks groeit. Wat in de pot zit, is beschikbaar en wat er niet in zit, is niet beschikbaar. Dat geeft ook rust. Het staat gewoon op de balans. Het is wat het is en op is op. Dat maakt het heel eenvoudig. Het mag geen beschikbare premieregeling heten, dus nadat de economen, de juristen en de accountants waren uitgevochten, is het het oudedagssparen in eigen beheer (OSEB) gaan heten. Dat is eigenlijk die versie. Ik ben daar zelf zeker ook wel van gecharmeerd. Er wordt pensioen gespaard. Dat gaat inderdaad risicovol, want het is bepaald niet gediversifieerd. Het zit in één bv, waarbij je ook kansen hebt dat de belegger niet geheel objectief tegenover deze beleggingsmogelijkheid staat, want het is de eigen bv. Maar de pot geld blijft ook beschikbaar voor de bv, voor beleggingen. Er ontstaat geen prohibitief verschil tussen de fiscale waarde en de waarde in het economisch verkeer. De actuaris kan thuisblijven. Is het ideaal? Nee. De Belastingdienst heeft naar schatting nog steeds 60 fte nodig om dat uit te voeren. Het is minder gedoe dan nu. Om de vraag van de heer Krol te beantwoorden: het is voor de Belastingdienst beperkt minder gedoe dan nu en voor de directeur-grootaandeelhouder flink minder gedoe dan nu. Ik denk dat de heer Krol met mijn ongekwantificeerde versie kan leven, maar dit is even de manier om het aan elkaar uit te leggen. Ik zou daar dus wel echt voor voelen. Het zou voor de directeur-grootaandeelhouder een uitkomst zijn en voor de Belastingdienst zeker een verbetering. Maar – ik zeg: maar – we staan op een kruispunt en goed gedrag op een kruispunt is dat je even alle wegen checkt en om je heen kijkt voor het oversteken. Dat moeten we dus even doen. Ik wil de Kamer niet bestoken met voorstellen, maar wel even wat overwegingen aan haar voorleggen, zodat we hier in de parlementaire geschiedenis straks hebben ontdekt dat het beter kan dan wel dat we die weg laten liggen omdat er geen draagvlak voor is of omdat we die niet wenselijk vinden. Dit is wel het moment om daar even fundamenteel naar te kijken.

Ik denk dat sommige aspecten al een beetje zijn aangehaald door de heer Krol, maar het pensioen in eigen beheer is op allerlei manieren minder aantrekkelijk dan het vroeger was. De laatste jaren is er nog een dikke miljard gedoteerd, ruwweg per jaar. Alle signalen uit de markt zijn dat het afkalft, dat het naar beneden gaat en dat het animo van de directeur-grootaandeelhouder voor een pensioen in eigen beheer terugloopt. Dat is te wijten aan een aantal dingen. Pensioen in eigen beheer was vroeger een fiscaal aantrekkelijk vehikel, niet ten opzichte van extern pensioen sparen, maar wel ten opzichte van geen pensioen sparen. Het zorgt namelijk voor een uitsteleffect. Het is ontstaan in de tijd dat de vennootschapsbelasting op 48% stond en de loonbelasting na pensionering rond de 30%. Dat laatste is wellicht nog steeds ongeveer zo, maar het eerste is natuurlijk niet meer zo. Het uitsteleffect is dus verwaterd. Destijds werd de sterftewinst, de ongebruikte pensioenpot – naarmate je ouder wordt, klinkt het woord «sterftewinst» toch weer vriendelijker; dan is er immers ook nog iets te winnen – gewoon vererfd naar de kinderen. Dat is allang niet meer zo, maar in de tijd dat dit begon, bestond het wel. Destijds bestonden er ook veel ruimere afkoopmogelijkheden bij emigratie. Die zijn verdwenen. We hebben ook te maken met een heel lage rekenrente, waarbij de afweging tussen «ga ik gewoon netto sparen en is de verkoop van mijn bv op een gegeven moment mijn pensioen?» of «heb ik daarbinnen een potje?» natuurlijk langzaamaan meer verschuift in de richting van het netto sparen. Dan geldt de omkeerregel niet, maar kun je wel gewoon vrijelijk over dat vermogen beschikken, eigen vermogen opbouwen en dividend uitkeren. De balans verschuift dus. Het gaat een andere richting op dan die van het pensioen in eigen beheer.

Dan hebben we nog de aftopping. De omkeerregel is afgetopt op een ton en daarmee numeriek minder aantrekkelijk gemaakt. En vervolgens hebben we de actuaris naar binnen gereden, waardoor de administratieve lasten in een niet onbelangrijke mate zijn toegenomen. Het gaat al gauw om een bedrag met vier cijfers na het euroteken. De vraag die dus echt gesteld moet worden en die ik dus ook stel, is: willen wij dit nog? De dividendklem hebben we ook met de nieuwe oplossing niet helemaal opgelost, want een pensioenpot is per definitie beklemd, de vraag is dus: willen we dit nog?

Om even een gevoel te geven van hetgeen waarover we het hebben: afschaffing of uitfasering zou betekenen dat je de bestaande gevallen wel een keuze laat. Je kunt mensen niet eerst een pensioen in eigen beheer laten opbouwen en dan zeggen: sorry, het feestje is afgelopen; u moet alle dingen die u in het verleden gespaard hebt op een andere manier gaan onderbrengen. Dat kan niet. Je kunt wel zeggen dat je verdere opbouw niet meer ziet zitten. Dat zou betekenen dat je de bestaande gevallen de mogelijkheid biedt om van die klem af te komen. Je moet de bestaande gevallen dan ook een aantrekkelijke fiscale uitweg bieden. Dat zou weleens niet alleen aantrekkelijk kunnen zijn voor de directeur-grootaandeelhouder, maar ook voor anderen. Ik kom daar zo op. Als je voor deze afschaffingsvariant kiest, moet je daarnaast echter niet gaan beginnen met allerlei andere nieuwe pensioenvormen. Als je de oude vormen fiscaal aantrekkelijk laat afkopen, ga je niet daarnaast iets nieuws beginnen. Afkopen doe je om van een probleem af te komen. Dat doe je niet als begeleiding van het creëren van weer een nieuw probleem daarnaast, want het oude blijft natuurlijk in zekere mate altijd nog een tijd bestaan. Dat zou het dus betekenen.

De vraag is dan: hoe aantrekkelijk kan dat worden gemaakt? Waarom zou dat ook voor de samenleving aantrekkelijk kunnen zijn? Nou, daar komt een vingeroefening! Je zou een fiscaal arrangement kunnen verzinnen waarbij je bovenaan begint met de waarde in het economisch verkeer of de commerciële waarde of hoe je het ook noemt. Dat lijkt een beetje op elkaar, maar het gaat om het eerste stuk dat strikt genomen niet gereserveerd maar wel verplicht is, waarvoor een verplichting is aangegaan. Dat deel zou je gewoon kunnen afstempelen. Je zegt dan: als de directeur-grootaandeelhouder daarvoor kiest, dan mag hij dat afstempelen zonder fiscale consequenties. Als dat bedrag zou zijn uitgekeerd, dan had daarover ooit loonbelasting moeten worden betaald, maar dat stempel je nu af. Daarna kom je op de fiscale waarde. Dat is het bedrag waarover al belastingvoordelen zijn genoten. Het is namelijk niet uitgekeerd als loon nu, dus er is geen loonbelasting over betaald en het is van de vennootschapsbelasting afgetrokken, waardoor er geen vennootschapsbelasting over is betaald. Het is dus een fiscaal bevoordeeld potje. Je zou kunnen zeggen: laten we daar twee dingen mee doen. Als je dat wilt afkopen, dan schelden we de revisierente kwijt. Ping! Dat is wel 20%, hoor. De revisierente wordt dan dus kwijtgescholden en op de rest – dat moet dan via de loonheffing uit de bv stromen; het mag er daarna ook weer in stromen, maar het moet er via de loonheffing uit stromen – bied je 20% korting op de grondslag. Je scheldt de revisierente dan dus kwijt en bij de loonheffing heb je die 20%. Grosse modo is dat even de som. Als ik er straks brieven over stuur, dan zijn de percentages allemaal misschien net weer anders, maar we gaan gewoon even goochelen in het groot.

Wie is er dan tevreden? Laat ik beginnen met de staatskas. Ik heb de getallen zo gekozen dat het netto contant hetzelfde is. Als je normale rentes in aanmerking neemt, dan is het contant gemaakt voor de staatskas hetzelfde. Dat betekent dus dat de staatskas minder krijgt, want als je belasting kwijtscheldt, dan krijg je minder, maar je krijgt het wel nu of in elk geval eerder. Netto contant is dat interessant en die twee heffen elkaar op, dus voor de staatskas loopt het rond. Omdat er nu geld beschikbaar komt, dan wel nog steeds voor investeringen, maar dan in de vorm van eigen vermogen, dan wel in de vorm van loon, komt er een investeringsimpuls voor de economie. Dat hangt af van de aanwending, maar het wordt of loon, waarna het wordt besteed of het vloeit terug in de bv in de vorm van eigen vermogen. Dan wordt het bedrag ietsje kleiner, want het is wel deels afgerekend. Maar het vreemd vermogen is veranderd in eigen vermogen. De liquiditeit kan dan iets zijn afgenomen, maar de solvabiliteit is gigantisch toegenomen. Voor de economie is dat op zich niet slecht.

Voor de directeur-grootaandeelhouder is het ook niet slecht, want die is van alle gedoe af. De directeur-grootaandeelhouder die prijs stelt op het gedoe wordt verzocht om het zo te laten. Maar de directeur-grootaandeelhouder die niet is gesteld op gedoe en klaagt over de dividendklem enzovoorts, kan zich van het probleem ontdoen. Wie ook van een probleem af is, is de Belastingdienst, want het pensioen in eigen beheer staat in de top-10 van uitvoeringsknelpunten. We hebben het hier gewoon over een topper. Dit is een drama voor de Belastingdienst.

Dit is geen pleidooi om dit te doen, maar om er hier even heel fundamenteel over na te denken. Ik heb van verschillenden gehoord dat het welkom zou zijn om dit wat uit te werken. Dat heb ik nu «grofstoffelijk» gedaan. Ik vraag de leden om een eerste reactie om te horen of het zin heeft om met een nadere brief te komen die beschouwd kan worden als een discussiestuk voor de leden van dit gezelschap. Op basis daarvan kan worden gezegd: we gaan door met de OSEB-variant – ik zou daar zelf erg voor voelen – of we gaan uitfaseren, op een manier die voor de directeur-grootaandeelhouder, de Belastingdienst, de samenleving en de staatskas aantrekkelijk is. Dat beslist de commissie niet nu, maar pas als die brief er ligt. Ten minste voor kerst kan die brief er zijn. In alle gevallen moeten we ernaar streven om hiermee op 1 januari 2017 van start te gaan.

De heer Groot (PvdA): In tweede termijn geven we een eerste reactie, maar ik heb een toelichtende vraag. Is het afschaffen van OSEB of een afkoop van bestaande pensioenverplichtingen?

Staatssecretaris Wiebes: Ik denk dat we fiscale tegemoetkomingen willen bieden voor het oplossen van een probleem. Het uitfaseren doen we niet om er nog een regime naast te krijgen. Dan krijgen we namelijk twee regimes naast elkaar: de directeuren-grootaandeelhouders die vasthouden aan het huidige systeem – ze zullen langzaam verdwijnen – en OSEB, met een fiscaal arrangement daartegenover. Dat lijkt me te veel van het goede. We moeten kiezen: we gaan over op OSEB – bestaande directeuren-grootaandeelhouders kunnen ervoor kiezen om daar niet op over te stappen – of we gaan over tot uitfasering. Maar om nou fiscale smeerolie aan te brengen voor het duurzaam voortbestaan van twee systemen naast elkaar gaat me echt te ver.

De heer Krol heeft een aantal vragen gesteld, waarvan ik er enkele al heb beantwoord. Ik kan me voorstellen dat vragen over overgangsrecht, in relatie tot de positie van de partner – geen sinecure – worden meegenomen in de brief. De positie van de partner is in die zin ingewikkeld dat dat een privaatrechtelijk arrangement tussen partners is, waarmee de overheid niets te maken heeft. Maar we weten allemaal dat, als de overheid daar helemaal niets mee doet, er ook weer dingen fout gaan, wat we dan weer niet willen. Er is een soort verantwoordelijkheid zonder directe inmenging. Je moet je in de intensief-voorlichtende sfeer bewegen, maar je moet paren onderling niet gaan voorschrijven hoe zij hun financiële afspraken moeten maken. Nogmaals, ik neem een aantal van die dingen mee in de toegezegde brief.

De genoemde inhaaldotatie maakt het opnieuw heel complex voor de Belastingdienst. We gaan van 80 uitvoerenden naar 60, maar dat kan moeiteloos worden opgeplust naar boven de 80. Daarvoor zijn dit soort inhaaldotaties ongetwijfeld een recept. Als we het echt simpeler willen maken, moeten we dat soort dingen niet doen. De directeur-grootaandeelhouder moet gewoon doteren, waarbij hij wel goed moet weten dat er niet kan worden ingehaald.

Op de flexibiliteit met betrekking tot de ingangsdatum zal ik ook ingaan in de brief en hetzelfde geldt voor het overgangsrecht. De problematiek van lege winkelpanden, genoemd door de heer Omtzigt, doorgrond ik niet. Ik zal proberen die vraag in tweede termijn mee te nemen.

De heer Groot (PvdA): Voorzitter. Dank voor de antwoorden. Het denkproces is al verder, begrijp ik. Er is wat beeld en geluid gegeven aan hoe zo'n overgangsregeling eruit kan zien. Ik constateer dat aansluiting wordt gezocht bij de levensloopregeling. Wat heel aantrekkelijk klinkt, is dat het netto contant voor de schatkist min of meer neutraal uitpakt, terwijl de investeringen naar voren worden gehaald en beklemmingen worden weggehaald. Dat klinkt heel aantrekkelijk. Nogmaals, ik ondersteun het verder uitwerken van deze optie. Voor een definitieve afweging wil ik de voor- en nadelen van OSEB in beeld krijgen. Ik serveer OSEB namelijk nog niet af. Met name het argument dat het geld bij OSEB in de onderneming blijft, zie ik graag nader uitgewerkt in de brief. Hoe belangrijk is dat laatste punt voor investeringen en werkgelegenheid? Maar op het eerste gezicht sta ik heel positief tegenover de richting die de Staatssecretaris in wil slaan. Dank voor de antwoorden op mijn vragen over voorlichting aan partners. Zonder in privaatrechtelijke afspraken te treden, heeft de overheid wel de verantwoordelijkheid om een en ander goed te begeleiden.

Mevrouw Neppérus (VVD): Voorzitter. Dank voor de zeer verhelderende antwoorden. OSEB moet zeker verder worden uitgewerkt, met aandacht voor overgangsrecht. Belangrijk is dat er ruimte is om geld te investeren in het eigen bedrijf. Het gaat immers om bedrijvigheid. Het gaat allemaal terug naar een ver verleden, toen het Vpb-tarief aanmerkelijk hoger was. Is het allemaal nog nodig? Werk ook de variant om ermee te stoppen uit, zo mogelijk voor de kerst.

De heer Krol (50PLUS): Voorzitter. Dank en complimenten. Het enthousiasme van de Staatssecretaris slaat op mij over. Ik ben dan ook uitermate nieuwsgierig naar de brief. Ik hoop dat die net zo enthousiast zal zijn. Ik sta dan graag even stil op dat kruispunt om te zien welke kant we verder opgaan.

De heer Omtzigt (CDA): Voorzitter. De brief dient een brief te worden waarin OSEB wordt vergeleken met volledige opheffing. Ik snapte de vraag van de heer Groot ook wel: is er een mogelijkheid om dat te combineren. Als je een directeur-grootaandeelhouder van 40/45 jaar bent en je moet in een keer al je pensioen gaan afkopen, dan is het vaak niet mogelijk een bancaire lening aan te gaan, want je hebt nieuw ondernemerskapitaal nodig. Ik vraag daar zeer nadrukkelijk aandacht voor. Je kunt zeggen: we doen het voordelig. Maar wie we dan helpen, zijn de mensen die een fiscaal gezien redelijk goede constructie hebben en redelijk grote reserves hebben kunnen afkopen. Als ze het in een keer afkopen, krijgen ze nog een mooi fiscaal voordeel. Juist de groep die aan het ondernemen geslagen is en het geld nodig had voor de eigen onderneming, blijft dan wat berooid achter. Ik vraag overleg met ONL of MKB-Nederland om te zien hoe die groep wel van kapitaal voorzien blijft. Want 73 miljard ondernemingsvermogen onttrekken, waarvoor bancaire leningen in de plaats zullen moeten komen, dat wil nog wel wat zeggen. Ik zie de banken dat niet overnight doen. Stap niet te makkelijk heen over partners die het zelf maar moeten zien te regelen. We moeten dan nog eens kijken naar het Boon van Loon arrest uit 1982. Tot die tijd bestond er in dit land helemaal geen pensioenverevening bij echtscheiding. De Hoge Raad moest de wetgever nota bene dwingen om dat te doen. Zorg ervoor dat je dat soort dingen niet krijgt in de oplossingsrichting die je kiest.

Een positief ding: afgelopen dinsdag is mijn amendement om woekerpolissen af te kopen en ze tijdelijk vrij te stellen van revisierente verworpen, omdat dat totaal onmogelijk was. Na vandaag zie ik redenen om dat amendement opnieuw in te dienen!

Staatssecretaris Wiebes: Voorzitter. De heer Groot wil de voor- en nadelen scherper tegen elkaar afgewogen zien. Bedoelt hij daarmee ook de voor- en nadelen van de oudedagsbestemmingsreserve? Ik begrijp nu van hem dat het zuiver om de varianten afschaffing en OSEB gaat. De andere sprekers zijn het daarmee eens, begrijp ik verder. Ik zal proberen dat in de toegezegde brief nader te duiden. Ik denk dat dat in lijn ligt met het betoog van mevrouw Neppérus.

De heer Omtzigt houdt een voorzichtig pleidooi voor het combineren daarvan. Ik zit hier natuurlijk ook om de gang van zaken binnen de Belastingdienst te vereenvoudigen. Alles maar op een hoopje gooien en daar een fiscale premie tegenover zetten, is niet wat ik beoog. Ik denk er nog even over na, maar ik heb wel de grote wens om fiscale tegemoetkomingen te verbinden aan vereenvoudiging. Er zijn momenten geweest dat deze commissie mij opriep om toch vooral te vereenvoudigen. Dat soort pleidooien hoor ik bijzonder graag en ik blijf ze zelf ook houden. Maar onderschat dit gedoe niet. Ook vanuit de uitvoering zou het een zegen zijn. Wat de heer Omtzigt zegt over de beschikking over het vermogen is niet onbelangrijk. Dan gaat het alleen niet om die 73 miljard, want er is bij de bv's een groteske onderdekking op dit punt. Dit is in feite een niet-bestaand bedrag. Het is een verplichting die knelt bij het dividend, maar die niet helpt voor het pensioen, want dat bedrag is er gewoon niet. Het is er voor 60% niet en voor 30% is ook de fiscale waarde niet gerealiseerd. Dat is dus niet het bedrag waar het om gaat. Overigens heb ik gesteld – dat kan te mager zijn, maar dat hoor ik dan graag – dat het netto sparen in de bv in relatieve zin steeds voordeliger wordt. Ik doel op de persoon die een bv opbouwt en hem daarna bijvoorbeeld verkoopt of leegeet, maar die tot die tijd gewoon gewerkt heeft met dat hele vermogen als eigen vermogen in plaats van vreemd vermogen en met geen enkele vorm van beklemd vermogen. De rekenrente is niet zodanig dat het evident pensioensparen zou moeten zijn; netto sparen kan ook. Dat zijn de enige kanttekeningen die ik wil plaatsen bij het overigens verder begrijpelijke betoog van de heer Omtzigt. Ook daaraan zal ik aandacht besteden in de brief. Daarmee heb ik een door mijzelf gesuggereerde opdracht met gretigheid ontvangen. Uiteindelijk gaan we duidelijk draagvlak zoeken; anders hebben we OSEB als een goede weg voorwaarts.

De voorzitter: Ik constateer dat er een breed draagvlak is. We kijken uit naar het eerste cadeautje onder de kerstboom!

De heer Groot (PvdA): Hoe ziet het traject daarna eruit, ook in het belang van de sector? Wanneer landt dit probleem in wetgeving?

Staatssecretaris Wiebes: Die brief wil ik voor de kerst sturen. Misschien kan ze nog mee in de zak van Sinterklaas. Daarna moeten we snel een moment zoals dit vinden om vast te stellen of het de ene of de andere weg wordt. Daarna ga ik heel snel sleutelen aan een wetsvoorstel. Als het de Kamer behaagt en ook alleen dan, kunnen we daar op 1 januari 2017 hopelijk mee aan de gang. We hebben eerder elkaar wel eens termijnen voorgespiegeld. Hoeveel actuarissen we nog op ons pad vinden, gaan we nog zien, maar laten we dit eens als doel neerzetten.

De heer Omtzigt (CDA): Prima om dat zo te doen. Ik hoop dat in de brief goed wordt ingegaan op de vraag, bij wie de fiscale afkoop en de voordelen van de overgang terechtkomen en bij wie niet. Het kan zijn dat ondernemers die goed gefinancierd zijn en/of dicht bij hun pensioen zitten, eruit springen, terwijl ondernemers in bijvoorbeeld de autoschadebranche dat niet doen. Daar komt de problematiek van lege winkelpanden vaak voor: het bedrijf is bijna waardeloos, omdat er in die branche overcapaciteit is. Omdat er nog een fiscale claim bestaat, stopt een aantal ondernemers dan niet met de onderneming, omdat ze dat niet kunnen betalen. Dan zie je mensen van 70 jaar die nog proberen auto's te repareren, waarvan we niet veel wijzer worden. Ik vraag aandacht voor dat soort specifieke groepen, waarbij ik niet doel op die branche, maar wel op het probleem van een bedrijf dat veel minder waard is geworden, waardoor je het niet kunt verkopen. Wat doe je dan met een overgangsregeling en waar komen die mensen terecht? Als ze moeten blijven oprenten tegen 4% wordt hun probleem nooit opgelost. Graag aandacht voor die overgang. Dat helpt ons bij het maken van een snelle keuze om te zien of we nog iets moeten doen.

Staatssecretaris Wiebes: Het pensioengat in eigen beheer. Ik zal aandacht besteden aan hoe de overgang uitwerkt voor de groepen die ruim boven de waarde in het economisch verkeer zitten – boven fiscaal, maar onder commercieel – en een absolute onderdekking tot zelfs onder de fiscale waarde hebben.

De voorzitter: Ik dank alle aanwezigen.

Sluiting 11:05 uur.