Kamerstuk 34000-XIII-151

Evaluatierapport over de uitvoering van de Regeling subsidie Stichting Dienst Landbouwkundig Onderzoek (Subsidieregeling DLO) in de periode 2008-2014 en het Kennisbasisprogramma 2011–2014

Dossier: Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Economische Zaken (XIII) en het Diergezondheidsfonds (F) voor het jaar 2015

Gepubliceerd: 2 juli 2015
Indiener(s): Sharon Dijksma (staatssecretaris economische zaken) (PvdA)
Onderwerpen: begroting financiën
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-34000-XIII-151.html
ID: 34000-XIII-151

Nr. 151 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ECONOMISCHE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 2 juli 2015

Hierbij bied ik u het evaluatierapport1 over de uitvoering van de Regeling subsidie Stichting Dienst Landbouwkundig Onderzoek (Subsidieregeling DLO) in de periode 2008–2014 en het Kennisbasisprogramma 2011–2014 aan. Het evaluatieonderzoek is aangekondigd in de EZ-begroting 2014 en uitgevoerd door Dialogic. Een vorige evaluatie van deze subsidieregeling was in 2007 onderdeel van de beleidsdoorlichting van artikel 26 «Kennis en Innovatie»2 van de LNV-begroting.

Evaluatie Subsidieregeling DLO 2008–2014

De Subsidieregeling DLO is ingesteld bij de externe verzelfstandiging van de Stichting DLO onderzoek in 1999. Sinds de verzelfstandiging heeft zich een aangepaste praktijk van sturing en toezicht ontwikkeld, vooral gebaseerd op de Statuten van de Stichting DLO en de Subsidieregeling DLO. Deze aansturing is nader uitgewerkt in het Aansturingsarrangement Ministerie LNV en DLO 2006.

De Subsidieregeling DLO wordt gebruikt om de Rijksbijdrage aan DLO toe te kennen voor strategisch onderzoek (kennisbasis), voor onderzoek voor de topsectoren, voor wettelijke taken en voor ondersteuning van het beleid. De evaluatie heeft betrekking op al deze onderdelen, behalve de wettelijke taken3 en topsectorenonderzoek.

In de periode 2008–2014 is de omvang van de subsidie afgenomen van € 182 mln. naar € 163 mln. Bij de verzelfstandiging van DLO was een van de afspraken dat DLO voor hun omzet steeds minder afhankelijk van EZ-financiering zou worden. In 2013 loopt 40% van de omzet van DLO via de Subsidieregeling DLO (was 54% bij de verzelfstandiging).

De belangrijkste conclusies zijn:

  • 1. Met de Subsidieregeling DLO worden geen concrete (beleids)inhoudelijke doelen nagestreefd. De Subsidieregeling maakt het mogelijk dat EZ (voorheen LNV) kan beschikken over nieuwe kennis. De inhoudelijke doelen zijn vastgelegd in de regelingen die onder deze subsidieregeling vallen zoals het Beleidsondersteunend Onderzoek (BO), de Wettelijke Onderzoekstaken (WOT), het Kennisbasisprogramma (KB) en de Topsectoren(TS). Dit maakt het vaststellen van de doeltreffendheid en doelmatigheid van de regeling lastig. Voor een uitspraak over de doeltreffendheid van het onderzoek binnen de topsectoren is het te vroeg, omdat het programma pas twee jaar loopt. De WOT-taken worden apart geëvalueerd.

  • 2. De regeling maakt dat EZ kan voldoen aan verplichtingen en taken die voortkomen uit wetten en internationale verplichtingen (WOT), kan beschikken over een faciliteit die met kennis rechtstreeks (en meer indirect via de ontwikkelde kennisbasis in het KB-programma) het beleid informeert en maakt dat Nederland op de beleidsdossiers (o.a. dierziekten voedselveiligheid, visserij, gewascollectiebeheer) gefundeerd beleid kan ontwikkelen en uitvoeren (BO).

  • 3. De uitvoeringskosten van EZ en DLO, direct gerelateerd aan de subsidieregeling, zijn beperkt. De subsidie is op de juiste wijze besteed en verantwoord.

  • 4. Met de Subsidieregeling DLO beschikt EZ over een regeling waarmee grote en langdurige ervaring met vraagsturing is opgedaan, waarbij EZ in toenemende mate op hoofdlijnen stuurt. De aansturing is afhankelijk van de rol en verantwoordelijkheid van EZ verschillend ingericht (taak-, thema-, of systeemsturing).

  • 5. De aansturing en governance van de regeling zijn regelmatig gewijzigd. De aansturing is ingewikkeld, maar op orde. Iedere financieringsstroom (Kennisbasis, Beleidsondersteunend Onderzoek, Wettelijke Onderzoekstaken en Topsectoren) heeft zijn eigen organisatie en dynamiek. De huidige aansturing komt niet altijd overeen met het Aansturingsarrangement. De dagelijkse praktijk steunt veel op informele afspraken.

  • 6. Een onderdeel van de Subsidieregeling DLO is de openbaarheid van kennis. Circa 2/3 van de duizenden publicaties die DLO jaarlijks uitbrengt (o.a. via KennisOnline) zijn resultaten van onderzoek dat gefinancierd is met de Subsidieregeling DLO. Een deel van de kennis gaat ook direct naar het onderwijs.

De belangrijkste aanbevelingen zijn:

  • 1. Wees helder over de doelstelling van de regeling als geheel en de onderliggende financieringsstromen;

  • 2. Actualiseer het aansturingsarrangement en expliciteer hierin de (informele)afspraken die de afgelopen jaren zijn gemaakt. Maak bij de aansturing onderscheid naar systeem-, taak- en themasturing of een combinatie hiervan. Ga na of de verantwoordelijkheid van EZ voor de bedrijfseconomische positie van DLO nog realistisch is;

  • 3. Ga na waar efficiency slagen te maken zijn in de uitvoering van de regeling. Mogelijkheden liggen in duidelijkere afspraken over de taakverdeling binnen EZ, vermindering van de regeldruk en stroomlijning van administratieve procedures (topsectoren);

  • 4. Besteed meer aandacht aan het proactief verspreiden van kennis. Het stimuleren van betrokkenheid van EZ bij vooral het kennisbasisonderzoek kan bovendien de kennisbenutting stimuleren.

Evaluatie Kennisbasis programma 2011–2014

Het Kennisbasisprogramma (KB) is gericht op het ontwikkelen van funderende kennis en expertise die nodig is voor de maatschappelijke vraagstukken vanuit het agro- en natuurbeleid en de agrofoodsector in de nabije toekomst. Voor dit programma was de Strategische Kennis en Innovatie Agenda (SKIA) van voormalig LNV richtinggevend. In 2012 is budget (€ 51 mln.) uit het onderzoek voor beleidsontwikkeling en het Kennisbasisprogramma beschikbaar gesteld voor de topsectoren.

De belangrijkste conclusies zijn:

  • 1. Het KB-programma is de afgelopen jaren voldoende doeltreffend geweest, met gemiddeld jaarlijks 70% van de deliverables op koers. De tussentijdse budgetschuif naar de topsectoren heeft verstorend gewerkt en de doelmatigheid verminderd;

  • 2. Via de Kennisbasis kan Nederland rekenen op een goed functionerend en internationaal vermaard kenniscluster, waarbij in toenemende mate wordt samengewerkt met maatschappelijke stakeholders en internationale partners;

  • 3. De omvang van het KB-programma (€ 16 mln.) heeft een kritieke grens bereikt en het is onvoldoende helder of binnen de topsectoren de middellange termijn kennisvragen voldoende worden afgedekt;

  • 4. Het KB-programma zorgt voor de verbinding tussen fundamenteel onderzoek, toegepast onderzoek, valorisatie en universitair onderwijs;

  • 5. Een zorgpunt is dat door het invoeren van de topsectoren de ruimte voor maatschappelijke vraagstukken en strategisch middellange termijn onderzoek kleiner is geworden, omdat het bedrijfsleven er minder behoefte aan heeft.

De belangrijkste aanbevelingen zijn:

  • 1. Zorg voor een periode van relatieve stabiliteit en continuïteit;

  • 2. Zorg ervoor dat DLO internationaal kan blijven meedraaien en mogelijkheden heeft om een multipliereffect te realiseren door een deel van de KB-middelen in te zetten als cofinanciering in internationale samenwerkingsverbanden;

  • 3. Bewaak de ruimte voor lange termijn kennis(basis) onderzoek en bekijk hoe deze functie het best ingericht kan worden;

  • 4. Blijf inzetten op het versterken van de samenwerking tussen DLO en de topsectoren (waarbij ook sterker in gezet moet worden op cross-overs tussen de topsectoren), het bedrijfsleven, maatschappelijke organisaties en overige onderzoeksinstituten.

Beleidsreactie

Ik ben tevreden met de uitkomsten van de evaluatie. Dialogic heeft een gedegen evaluatie uitgevoerd. Het beeld uit het rapport is positief over de uitvoering van de subsidieregeling DLO 2008–2014 en het Kennisbasisprogramma 2011–2014.

Dialogic concludeert dat EZ door de subsidieregeling DLO kan voldoen aan zijn wettelijke en internationale taken en verplichtingen en kan beschikken over kennis waardoor EZ gefundeerd beleid kan ontwikkelen en uitvoeren. Het Kennisbasisprogramma is voldoende doeltreffend geweest en Nederland heeft een internationaal vermaard kenniscentrum waar men samenwerkt met bedrijfsleven, maatschappelijke organisatie en internationale partners.

Op een aantal punten geeft Dialogic aanbevelingen. Het kabinet neemt deze op hoofdlijnen over en mee bij de implementatie van de Visie op het toegepaste onderzoek4. De aanbevelingen over de doelstelling van de regeling en de governance worden meegenomen in het nieuwe juridisch kader van de TO2-instituten5. In dit traject zal ook het aansturingsarrangement worden geactualiseerd. Er loopt al een project Vereenvoudiging programmering waarin de efficientie verbetering van de aansturing wordt meegenomen. Kennisverspreiding is belangrijk. De ontwikkelde kennis moet ook beschikbaar zijn voor het bedrijfsleven en maatschappelijke organisaties. Het groene onderwijs speelt hierin een rol, evenals publicaties en internet.

De aanbevelingen voor het Kennisbasisprogramma gaan over mogelijkheden voor internationale samenwerking, ruimte voor strategisch lange termijnonderzoek en de samenwerking tussen DLO en de topsectoren. Bij het nieuwe vierjarige programma Kennisbasis 2015–2018 zal rekening worden gehouden met de aanbevelingen. Het kabinet heeft de TO2 federatie gevraagd om een TO2 breed proces te ontwikkelen voor een gezamenlijke programmering van het kennisbasisonderzoek.

In de Kennisbasis wordt onderzoek uitgevoerd waarvan de resultaten op de langere termijn door moeten werken in toepassingen voor de topsectoren, wettelijke taken en onderbouwing van het beleid. Net als Dialogic wijst de OECD in zijn Innovation Policy Reviews (2014) op het belang van het in stand houden van een gezonde kennisbasis. Wat de precieze omvang hiervan moet zijn wordt niet aangegeven. Door het afnemende structurele budget voor strategisch middellange termijn onderzoek is de ondergrens mogelijk al bereikt of gepasseerd. Ik heb daarom opdracht gegeven voor een project waarin onderzocht wordt wat de ondergrens is.

Terugkijkend op de evaluatie uit 20076, die ik u constateer ik dat de toenmalige aanbevelingen zijn opgepakt.

Met het bedrijfsleven en maatschappelijke organisaties is de Strategische Kennis en Innovatie Agenda opgesteld. Deze agenda is richtinggevend geweest voor het Kennisbasisprogramma 2011–2014.

Verder is in de programma’s van de topsectoren de band tussen kennisinstelling en bedrijfsleven versterkt. De programmering is in de afgelopen jaren op een aantal punten vereenvoudigd en heeft lastenverlichting voor de WUR opgeleverd.

De Staatssecretaris van Economische Zaken, S.A.M. Dijksma