Nr. 9 AMENDEMENT VAN DE LEDEN DIJKGRAAF EN GRAUS

Gelet op de dreigende overschrijding van het sectorale en nationale fosfaatplafond in combinatie met mogelijke intrekking van de derogatie en invoering van dierrechten, en het maatschappelijke en sectorale pleidooi voor een min of meer grondgebonden melkveehouderij, willen de indieners in het voorliggende wetsvoorstel een aanvullende begrenzing opnemen om een bepaalde mate van grondgebondenheid te garanderen. De indieners kiezen als aanvullende begrenzing voor een maximum bedrijfsoverschot van 80 kilogram fosfaat per hectare. Melkveebedrijven worden zo verplicht om minimaal ongeveer 50% van de mestproductie op eigen grond af te kunnen zetten. Als melkveebedrijven hun melkveefosfaatreferentie overschrijden, kunnen ze de extra mest volledig laten verwerken tot ze het maximale bedrijfsoverschot van 80 kilogram per hectare bereikt hebben. Bedrijven die hier overheen dreigen te gaan, moeten ofwel extra grond verwerven ofwel de mestproductie minderen. Bedrijven die niet uitbreiden en geen melkveefosfaatoverschot produceren, blijven gevrijwaard van de voorgestelde aanvullende begrenzing.

De indieners hebben gekozen voor een begrenzing van 80 kilogram fosfaat per hectare, omdat 1) hiermee aangesloten wordt op voorstellen vanuit de sector, 2) melkveehouders zo voldoende ruimte houden om mest af te zetten richting bijvoorbeeld de akkerbouw en 3) het aantal melkveehouders dat bij al genomen uitbreidingsstappen tegen de voorgestelde aanvullende begrenzing aanloopt zo relatief beperkt blijft. De indieners merken daarbij op dat ondernemers al in 2013 konden voorzien dat dan wel vanuit de zuivelketen dan wel vanuit de overheid concrete stappen gezet zouden worden om een bepaalde mate van grondgebondenheid te garanderen.