Gepubliceerd: 15 oktober 2014
Indiener(s): Jetta Klijnsma (staatssecretaris sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA)
Onderwerpen: ouderen sociale zekerheid
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-33972-30.html
ID: 33972-30
Origineel: 33972-2

Nr. 30 DERDE NOTA VAN WIJZIGING

Ontvangen 15 oktober 2014

Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:

1

In artikel I, onderdeel K, onderdeel 1, wordt «artikel 137, derde lid» vervangen door: artikel 137, vierde lid.

2

Artikel I, onderdeel O, wordt als volgt gewijzigd:

1. In de aanhef van het tweede onderdeel wordt «tot derde en vierde lid» vervangen door «tot vierde en vijfde lid» en wordt «twee leden» vervangen door «drie leden».

2. In het tweede onderdeel wordt na het tweede lid een lid ingevoegd, luidende:

3. Het tweede lid is niet van toepassing indien:

a. een pensioenfonds volledig verzekerd is bij een verzekeraar;

b. de werkgever een onvoorwaardelijke verplichting heeft tot het verstrekken van bijdragen aan een pensioenfonds zodanig dat dit pensioenfonds steeds voldoet aan de bij of krachtens artikel 131 gestelde eisen ten aanzien van het minimaal vereist eigen vermogen en daarbij sprake is van onvoorwaardelijke toeslagverlening voor deelnemers conform minimaal de groeivoet van het prijsindexcijfer; of

c. anderszins sprake is van bij of krachtens algemene maatregel van bestuur te bepalen bijzondere omstandigheden.

3. In het derde onderdeel wordt «het vierde lid» vervangen door: het vijfde lid.

3

In artikel II, onderdeel I, onderdeel 1, wordt «artikel 132, derde lid» vervangen door: artikel 132, vierde lid.

4

Artikel II, onderdeel M, wordt als volgt gewijzigd:

1. In de aanhef van het tweede onderdeel wordt «tot derde en vierde lid» vervangen door «tot vierde en vijfde lid» en wordt «twee leden» vervangen door «drie leden».

2. In het tweede onderdeel wordt na het tweede lid een lid ingevoegd, luidende:

3. Het tweede lid is niet van toepassing indien:

a. een beroepspensioenfonds volledig verzekerd is bij een verzekeraar; of

b. anderszins sprake is van bij of krachtens algemene maatregel van bestuur te bepalen bijzondere omstandigheden.

3. In het derde onderdeel wordt «het vierde lid» vervangen door: het vijfde lid.

Toelichting

In het tweede lid van artikel 137 van de Pensioenwet en artikel 132 van de Wet verplichte beroepspensioenregeling zijn regels opgenomen voor de voorwaardelijke toeslagverlening. In een nieuw derde lid wordt geregeld dat in een aantal gevallen die regels niet van toepassing zijn. Daarvan is allereerst sprake bij volledig verzekerde pensioenfondsen. Deze fondsen hebben al hun risico’s ondergebracht bij een verzekeraar en hoeven om die reden een buffer van slechts 1 procent aan te houden. Er is dus geen buffer aanwezig waaruit een volledig verzekerd pensioenfonds de toeslagverlening kan financieren. Indien sprake is van toeslagverlening bij een volledig verzekerd fonds gebeurt dit dan ook altijd op een andere wijze, bijvoorbeeld via een premie waaruit de toeslagverlening direct wordt ingekocht bij de verzekeraar of via een afspraak met de verzekeraar over het delen van de overrente. Naast het feit dat volledig verzekerde fondsen geen buffer hebben waaruit zij de toeslagverlening kunnen financieren, is vanwege de volledige verzekering de kans op nominale kortingen bovendien vrijwel nihil. Dit betekent dat de regels voor toeslagverlening ook niet noodzakelijk zijn omdat geen tegenwicht geboden hoeft te worden aan de spreiding van kortingen.

Verder zijn de toeslagregels in de Pensioenwet ook niet van toepassing indien de werkgever een onvoorwaardelijke bijstortingsverplichting tot het minimaal vereist eigen vermogen heeft en het een regeling betreft met onvoorwaardelijke toeslagverlening voor deelnemers ter hoogte van de groeivoet voor het prijsindexcijfer.

Een belangrijk verschil met volledig verzekerde fondsen is dat fondsen met een bijstortingsverplichting moeten voldoen aan het vereist eigen vermogen. Het vraagstuk van een eerlijke verdeling van buffers tussen generaties speelt bij deze fondsen met een bijstortingsverplichting dus wel een rol. Het is daarom van belang dat de deelnemers in het fonds worden gecompenseerd voor het risico dat buffers te snel voor toeslagverlening worden gebruikt. Dit generatie-evenwicht kan worden gegarandeerd indien deelnemers worden gecompenseerd met onvoorwaardelijke toeslagverlening op ten minste het niveau van de prijsinflatie. De uitzondering op de verplichte toepassing van de regels voor toeslagverlening geldt daarom alleen voor fondsen met een onvoorwaardelijke bijstortingsverplichting die aan die aanvullende voorwaarde voldoen.

In de Wet verplichte beroepspensioenregeling is deze uitzondering niet opgenomen omdat daar geen bijstortingsverplichting van de werkgever kan voorkomen.

Tenslotte kan ook sprake zijn van bij of krachtens algemene maatregel van bestuur te bepalen andere bijzondere omstandigheden waardoor de toeslagregels niet van toepassing zijn.

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, J. Klijnsma