Kamerstuk 33962-70

Amendement van het lid Albert de Vries over een motiveringsverplichting voor het rekening houden met de beginselen uit artikel 191 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie in algemene maatregelen van bestuur.

Dossier: Regels over het beschermen en benutten van de fysieke leefomgeving (Omgevingswet)


Nr. 70 AMENDEMENT VAN HET LID ALBERT DE VRIES

Ontvangen 8 juni 2015

De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:

I

Het opschrift van afdeling 23.3 komt te luiden:

Afdeling 23.3 Totstandkomingsvereisten uitvoeringsregelgeving en overige bepalingen.

II

Na artikel 23.5 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 23.5a (doorwerking beginselen)

Bij een algemene maatregel van bestuur waarop artikel 23.5 van toepassing is, wordt in de nota van toelichting gemotiveerd op welke wijze rekening is gehouden met het voorzorgsbeginsel, het beginsel van preventief handelen, het beginsel dat milieuaantastingen bij voorrang aan de bron dienen te worden bestreden en het beginsel dat de vervuiler betaalt.

Toelichting

De inhoudelijke normen voor de leefomgeving en over activiteiten zullen grotendeels bij algemene maatregel van bestuur (AMvB) worden geregeld. Daarbij is het van belang dat rekening gehouden wordt met de beginselen uit artikel 191 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie. Met dit amendement wordt dat expliciet als totstandkomingsvereiste voor de AMvB’s opgenomen. De wettelijke sturing op de inhoudelijke normstelling wordt daarmee versterkt. De motiveringsverplichting brengt verder met zich dat het parlement zich daarover in het kader van de wettelijke voorhangprocedure een oordeel kan vormen.

Albert de Vries