Kamerstuk 33930-I-4

Lijst van vragen en antwoorden over het Jaarverslag van de Koning 2013

Dossier: Jaarverslag en slotwet van de Koning 2013

Gepubliceerd: 12 juni 2014
Indiener(s): Magda Berndsen (D66)
Onderwerpen: begroting financiƫn
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-33930-I-4.html
ID: 33930-I-4

Nr. 4 LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN

Vastgesteld 12 juni 2014

De vaste commissie voor Binnenlandse Zaken heeft een aantal vragen voorgelegd aan de Minister-President, Minister van Algemene Zaken over het Jaarverslag van de Koning 2013 (Kamerstuk 33 930 I, nr. 1).

De Minister-President heeft deze vragen beantwoord bij brief van 11 juni 2014. Vragen en antwoorden zijn hierna afgedrukt.

De voorzitter van de commissie, Berndsen-Jansen

De griffier van de commissie, Van der Leeden

Vraag 1

Wat is de oorzaak van het feit dat er evenals in 2012 en 2011 hogere uitgaven ontstaan in het kader van digitalisering en automatisering, en dus de inschatting van de daaraan gerelateerde kosten bij de begroting nog steeds niet voldoende adequaat gebeurt?

Antwoord:

Zie het antwoord op vraag 2.

Vraag 2

Waarom is na 2012 en 2011 wederom een onderbezetting op personeelsgebied de oorzaak voor de gemelde hogere materiele uitgaven en wordt er niet budgettair op ingespeeld dat deze onderbezetting blijkbaar chronisch is?

Antwoord:

De Dienst van het Koninklijk Huis heeft meerjarig een budget ter beschikking voor de functionele uitgaven van de Koning. De uitputting van dit budget vindt plaats via de verstrekking van voorschotten aan de Dienst van het Koninklijk Huis. Omdat na enkele jaren is gebleken dat de oorzaken voor de overschrijdingen op materieel gebied en de onderuitputting op personeel gebied een structureel karakter hebben, wordt een actualisering van de materiële en personele budgetten binnen de functionele uitgaven doorgevoerd, met ingang van de begroting 2015.

Vraag 3

Kunt u voor de privé-vliegkosten verduidelijken hoe vaak de betreffende vliegtuigen en helikopters zijn ingezet voor de Koning en zijn echtgenote respectievelijk de andere tot zogenaamd uitkeringsgerechtigde leden van het Koninklijk Huis?

Antwoord:

In 2013 zijn de privé-vliegkosten binnen de begrote franchise gebleven. Tot 30 april 2013 zijn deze kosten besteed aan privéreizen van de toen nog de Prins van Oranje en zijn echtgenote. Na 30 april 2013 heeft alleen Prinses Beatrix gebruik gemaakt van dit deel van het budget. In totaal is in 2013 27,2 uur gevlogen met het regeringsvliegtuig, 10,8 uur met de Gulfstream en is niet gevlogen met de Alouette helikopter. Met ingang van 1 januari 2014 is de franchiseregeling voor het privé-vliegen beëindigd (zie het Besluit van de Minister-President, de Minister van Algemene Zaken, de Minister van Infrastructuur en Milieu en de Minister van Defensie, van 20 december 2013, nr. IENM/BSK-2013/304193, tot wijziging van het Besluit gebruik van het regeringsvliegtuig en luchtvaartuigen van de krijgsmacht in verband met de troonswisseling en de aanpassing van de franchise voor het koninklijk huis, Stcrt. 2014, nr. 188).

Vraag 4

Kunt u verduidelijken hoe de overschrijding van de inhuur van civiele vliegtuigen voor privé-vliegkosten ontstaan is en door wie op welk moment dit is geautoriseerd? Kunt u hierbij aangeven of de autorisatie voorafgaande aan de inhuur of pas na de inhuur werd gegeven?

Antwoord:

Het geraamde budget voor privé vliegen met civiele luchtvaartuigen bedroeg € 60.000. In totaal is € 61.000 gerealiseerd. Deze relatief geringe overschrijding is gedekt binnen het totale budget voor (privé) vliegen voor de onderscheiden typen luchtvaartuigen. De totale onderuitputting voor privé vliegen bedroeg € 16.000 en de onderuitputting op het totale vliegbudget bedroeg € 232.000. Hiermee blijven de realisaties met betrekking tot het vliegen binnen het door de Staten-Generaal geautoriseerde begrotingstotaal op artikel 2 van de begroting van de Koning.