Gepubliceerd: 30 juni 2015
Indiener(s): Jetta Klijnsma (staatssecretaris sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA)
Onderwerpen: ouderen sociale zekerheid
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-33928-20.html
ID: 33928-20

Nr. 20 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 30 juni 2015

Tijdens de plenaire behandeling op 25 september 2014 van het wetsvoorstel Wijziging van de Algemene Ouderdomswet in verband met wijziging van de voorwaarden voor de vrijwillige verzekering over een achterliggende periode en wijziging van de Participatiewet in verband met wijziging van de berekening en de periodieke aanpassing van de bijstandsnormen voor pensioengerechtigden1 hebben de leden van uw Kamer, Van Weyenberg en Vermeij, een motie ingediend over de vrijwillige inkoopregeling AOW.2 In de motie is aangegeven dat mensen kunnen kiezen voor vrijwillige voortzetting van de AOW-verzekering op het moment dat zij Nederland verlaten, maar niet voor vrijwillige inkoop over de achterliggende periode bij terugkeer. Tevens is aangegeven dat steeds meer mensen tijdelijk in het buitenland verblijven. In de motie wordt daarom verzocht de voor- en nadelen in kaart te brengen van het mogelijk maken van vrijwillige inkoop van AOW-verzekering over een achterliggende periode.

In de bijgevoegde notitie «vrijwillige inkoop van AOW-verzekering over een achterliggende periode voor mensen die al eerder verplicht verzekerd waren in Nederland» heb ik de voor- en nadelen in kaart gebracht (bijlage 13). Ik ga daarbij in op de totstandkoming van de huidige vrijwillige inkoop- en voortzettingsregelingen AOW en kom tot de conclusie dat de nadelen van inkoop van AOW-verzekering over een achterliggende periode voor mensen die bij vertrek naar het buitenland niet kozen voor voortzetting van de AOW-verzekering groter zijn dan het voordeel. De mogelijkheid van calculerend gedrag neemt dan toe en daarmee de kans dat mensen gaan inkopen op het voor hen meest profijtelijke moment. Hierdoor zullen de uitkeringslasten AOW toenemen. Met andere woorden: het verzekerd risico komt meer bij de overheid te liggen. Ook is inkoop achteraf niet in de tijd beperkt en daarmee verder verwijderd van het doel van voortzetting, namelijk het voorkómen van gaten in de verzekeringsopbouw van personen die slechts gedurende korte tijd in het buitenland wonen, zonder daarbij de intentie te hebben zich duurzaam in het buitenland te vestigen.

In de nota naar aanleiding van het verslag bij het bovengenoemde wetsvoorstel heb ik aangegeven de voortzettingsregeling AOW te bezien op dezelfde aspecten als bij de inkoopregeling AOW is gedaan, namelijk de kostendekkendheid en de mogelijkheid van onbedoeld gebruik.4 Zoals in bijlage 1 is aangegeven geldt voor het gebruik van de voortzettingsregelingen AOW en Anw (Algemene nabestaandenwet), uitzonderingen daargelaten, al sinds 2001 een maximum van 10 jaar. Dit voorkomt dat mensen tegen het doel van voortzetting in langdurig gebruik kunnen maken van de voortzettingsregelingen. De SVB heeft vooralsnog ook geen signalen die wijzen op mogelijk onbedoeld gebruik van deze regelingen. Het stellen van aanvullende voorwaarden alvorens men gebruik mag maken van deze regelingen om onbedoeld gebruik te voorkomen, zoals bij de inkoopregeling AOW zijn getroffen, is daarom nu niet nodig. Mocht er aanleiding zijn tot wijzigingen in de voor de voortzettingsregelingen te betalen premies vanwege onvoldoende kostendekkendheid, dan zal de regering uw Kamer daar via de in de Wet financiering sociale verzekeringen voorgeschreven voorhangprocedure bij betrekken.

De SVB informeerde sinds 2009 burgers die zich uitschrijven uit de Gemeentelijke Basisadministratie per brief gericht over de mogelijkheid de AOW-verzekering vrijwillig voort te zetten. In zijn brief van 4 juli 2008 heeft de toenmalige staatsecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid uw Kamer hierover bericht.5 De SVB beraadt zich momenteel op haar dienstverlening. Zij is in 2015 gelet op de kosten gestopt met deze emigrantenmailing, mede omdat de website van de SVB uitgebreide informatie bevat over de gevolgen van vertrek naar het buitenland en de voortzettingsverzekering. De besparingen van jaarlijks € 50.000 worden aangewend voor de SVB-taakstelling 2016–2018.

Tijdens de plenaire behandeling van bovengenoemd wetsvoorstel is aandacht gevraagd voor de positie van kinderen van expats. Daarbij werd de suggestie gedaan om artikel 8, eerste lid, van het Besluit uitbreiding en beperking kring verzekerden volksverzekeringen 1999 (BUB) aan te passen zodat deze kinderen in het buitenland verplicht verzekerd blijven voor de AOW. Ik heb in mijn brief van 29 september 2014 toegezegd na te gaan of, en zo ja op welke wijze, er aanleiding is om de onderhavige bepaling te herzien.6 In bijlage 27 informeer ik u over de uitkomsten hiervan. Ik kom tot de conclusie dat aanpassing van artikel 8, eerste lid, van het BUB ongewenst is. Aanpassing zou leiden tot een dubbele verzekeringsplicht, namelijk op grond van de Nederlandse zorgverzekeringen zoals AOW en van het buitenlandse stelsel van sociale zekerheid, hetgeen in strijd is met het internationale uitgangspunt dat iemand slechts onder één stelsel van sociale zekerheid valt.

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, J. Klijnsma