Kamerstuk 33918-12

Amendement van het lid Van Hijum dat regelt de rechtbank Amsterdam niet langer bij uitsluiting bevoegd is in burgerlijke zaken in eerste aanleg betreffende het verlenen van beleggingsdiensten, het verrichten van beleggingsactiviteiten of het aanbieden van effecten aan het publiek in de zin van artikel 5:1 van de Wet op het financieel toezicht

Dossier: Wijziging van de Wet op het financieel toezicht en enige andere wetten op het terrein van de financiële markten (Wijzigingswet financiële markten 2015)

Gepubliceerd: 10 september 2014
Indiener(s): Eddy van Hijum (CDA)
Onderwerpen: financieel toezicht financiën
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-33918-12.html
ID: 33918-12

23,3 %
76,7 %

PvdA

PVV

SP

SGP

50PLUS/Klein

Van Vliet

VVD

50PLUS/Baay-Timmerman

GL

D66

CDA

PvdD

GrBvK

CU


Nr. 12 AMENDEMENT VAN HET LID VAN HIJUM

Ontvangen 10 september 2014

De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:

I

In artikel I vervalt onderdeel C.

II

Artikel XVII vervalt.

Toelichting

Dit amendement regelt dat de rechtbank Amsterdam niet langer bij uitsluiting bevoegd is in burgerlijke zaken in eerste aanleg betreffende het verlenen van beleggingsdiensten, het verrichten van beleggingsactiviteiten of het aanbieden van effecten aan het publiek in de zin van artikel 5:1 van de Wet op het financieel toezicht (hierna: Wft).

De bevoegdheidsbepaling met een zo brede scope hoort in het wetboek voor het burgerlijk procesrecht – het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) – te worden opgenomen en niet in een specialistische wet, in dit geval de Wft.

Er is geen bewijs voor het gesuggereerde dat in Amsterdam een meer ter zake kundige beoordeling van rechtszaken plaats vindt dan elders. Daarbij moet worden bedacht dat het vaak gaat het om betrekkelijk overzichtelijke onrechtmatige daadzaken, meer speciaal om schendingen van de zorg-/ informatieplicht en om een waardering van de eigen schuldvraag, soms ook om zwendelarij. Daarvoor lijkt niet een zodanig specialistische expertise vereist vanuit de rechtspraak dat deze zaken mede gelet op de geringe frequentie waarmee zij voorkomen niet volgens de normale regels van de relatieve competentie kunnen worden behandeld.

Het artikel is niet in het belang van de positie van de consument, voor relatief eenvoudige rechtszaken moet de consument potentieel ver reizen, wat de bereidheid tot het behalen van recht door de consument niet ten goede komt.

Van Hijum