Gepubliceerd: 23 juni 2014
Indiener(s): Brigitte van der Burg (VVD)
Onderwerpen: ouderen sociale zekerheid
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-33863-13.html
ID: 33863-13

Nr. 13 TWEEDE NADER VERSLAG

Vastgesteld 23 juni 2014

De vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid, belast met het voorbereidend onderzoek van bovenstaand wetsvoorstel, heeft naar aanleiding van de tweede nota van wijzing van 13 juni 2014 (Kamerstuk 33 863, nr. 11) besloten tot het uitbrengen van een tweede nader verslag over het wetsvoorstel.

Onder het voorbehoud dat de regering de vragen en opmerkingen in dit verslag afdoende zal beantwoorden, acht de commissie hiermee de openbare behandeling van het voorstel van wet voldoende voorbereid.

Inhoudsopgave

1.

Algemeen

1

2.

Nettolijfrente

2

1. Algemeen

De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van het voorliggende wetsvoorstel. Aangezien ze al een aantal vragen hebben gesteld over het oorspronkelijke wetsvoorstel hebben de leden hier enkel vragen over de tweede nota van wijziging.

Deze leden vragen zich af hoe de verschillende discussies die nu lopen zich tot elkaar verhouden en wijzen daarbij op de onderhavige Verzamelwet pensioenen, de algemene maatregel van bestuur (AMvB) over nettolijfrente, het nieuwe financiële toezichtskader (FTK) en de pensioendialoog. Kan de staatssecretaris aangeven hoe deze zich tot elkaar verhouden?

De leden van de CDA-fractie hebben kennis genomen van de tweede nota van wijziging. Zij zijn het zicht op de discussie en de zogenaamd technische wijzigingen wat kwijt geraakt en verzoeken de regering een overzicht te geven van waar de onderhandelingen nu precies staan en hoe de netto pensioenregeling er nu precies gaat uitzien.

Deze leden herhalen dat zij het ongepast vinden dat de voorgestelde nieuwe regeling, die een forse omvang kan krijgen indien een volgende regering de € 100.000 grens zou verlagen, in een AMvB wordt vastgelegd en dat de Staten-Generaal en de hele pensioenwereld een half jaar voor de beoogde ingangsdatum nog moeten gissen naar de precieze mogelijkheden die de regeling zal hebben. Wederom wordt een zogenaamde technische wijziging toegezegd die echter alles behalve technisch is. De leden van de CDA-fractie betreuren het dan ook dat de eerste en tweede nota van wijziging niet zijn voorgelegd aan de Raad van State voor advies en verzoeken de regering dit alsnog te doen.

De leden van de D66-fractie hebben kennis genomen van de tweede nota van wijziging. Zij hebben naar aanleiding daarvan een aantal vragen, die zij hierbij aan de regering voorleggen.

2. Nettolijfrente

De leden van de VVD-fractie vragen of door de term nettolijfrente te gebruiken er verschillen zijn voor de nabestaanden ten opzichte van de term nettopensioen. Of kan de regering aangeven dat er geen enkel verschil is tussen de term nettolijfrente en nettopensioen?

Betekent de nu voorgestelde wijziging dat de nettolijfrente voor zowel de pensioenwet als de Wet verplichte deelneming in een bedrijfstakpensioenfonds een vrijwillige regeling is? Kan deze aanvullende regeling voor inkomens boven de € 100.000 uitgevoerd worden door alle pensioenuitvoerders, dus alle pensioenfondsen, pensioenverzekeraars, premiepensioeninstellingen (PPI’s) en in de toekomst het algemeen pensioenfonds?

Betekent de in de tweede nota van wijziging voorgestelde wijziging nu dat de vrijwillige regeling verplicht moet worden aangeboden aan werknemers met een pensioengrondslag van boven de € 100.000? Betekent dit ook aanbieden in de letterlijke zin van het woord, dus dat de werkgever dit zijn werknemers actief moet aanbieden en actief moet informeren? Of enkel dat het verzoek altijd gehonoreerd moet worden?

De leden van de VVD-fractie vragen voorts of de regering met rekenvoorbeelden kan aangeven of de het percentage van 1,875% daadwerkelijk bereikt kan worden met een 4%-premiestaffel. Zo nee, is de regering bereid een passende staffel te introduceren?

De leden van de CDA-fractie verzoeken de regering, nu het zo dringend wordt, precies aan te geven hoe de regeling van de nettolijfrente eruit zal zien. Zij vragen de regering daarbij in te gaan op de punten die de pensioenfederatie in een position paper van 19 juni 20141 heeft genoemd, namelijk

  • de mogelijkheid om een 3% staffel te hanteren

  • de mogelijkheid van directe inkoop van risicoverzekeringen te handhaven in netto regelingen

  • de mogelijkheid om herverzekering binnen het fonds onder te brengen

  • de mogelijkheid om de nettolijfrente ook in de fiscale zin te zien als een tweede pijler product

Ook verzoeken deze leden de regering een commentaar te geven op de kritiek van Aegon Adfis2 ten aanzien van met name de verplichte 10% werkgeversbijdrage die uit dit voorstel zou voorvloeien. Klopt die kritiek?

De leden van de CDA-fractie vragen of het voorstel dat nu voorligt wel kan volgens Europees recht. Zij wijzen erop dat er een puur DC-systeem («defined contributions») zonder solidariteitskenmerken is, dat onder de verplichtstelling gebracht. Maar is er dan nog wel voldoende grond voor die verplichtstelling onder Europees recht?

Nu de regeling onder de pensioenwet gebracht wordt, verzoeken de leden van de CDA-fractie de regering aan te geven wat er gebeurt bij indiensttreding van een persoon die een inkomen heeft van bijvoorbeeld € 120.000. Krijgt deze persoon dan twee pensioenbrieven en twee startbrieven? En heeft deze de mogelijkheid om een van de twee regelingen te weigeren en de andere niet? Krijgt die persoon dan ook jaarlijks twee pensioenoverzichten, een voor de nettolijfrente en een voor het pensioen?

Hoe beoordeelt de regering dit in het kader van vereenvoudiging en administratieve lastenverlichting?

Deze leden vragen voorts hoe de nettolijfrente in de twee pijler uitwerkt bij de volgende omstandigheden:

  • echtscheiding: valt het gewoon onder de boedelscheiding en ontstaat er een netto claim ook bij de partner die het niet heeft opgebouwd? Op welke wijze wordt de som verdeeld?

  • emigratie

  • waardeoverdracht: valt de nettosom nu onder het circuit van waardeoverdrachten? Zo ja, hoe verloopt de waardeoverdracht dan?

De leden van de D66-fractie vragen in hoeverre als gevolg van de voorliggende nota van wijziging sprake is van een verplichting voor mensen met een pensioengevend salaris boven de € 100.000 om deel te nemen aan een nettoregelingen in de tweede pijler. Deelname aan deze nettoregelingen voor mensen met een pensioengevend salaris boven € 100.000 werd immers beoogd op vrijwillige basis te geschieden, zoals verwoord in de brief van het kabinet d.d. 18 december 2013 inzake de wijzigingsvoorstellen Witteveen 2015 (Kamerstuk 32 043, nr. 188).

Zien de leden van de D66-fractie het goed zien dat met de voorliggende nota van wijziging (enkel) wordt bewerkstelligd dat indien iemand met een pensioengevend salaris boven de € 100.000 ervoor kiest om deel te nemen aan een nettoregeling, hij daarbij verplicht is aangewezen op de beroepspensioenregeling of het bedrijfstakpensioenfonds van de partijen die bij de collectieve pensioenregeling zijn betrokken?

De voorzitter van de commissie, Van der Burg

Adjunct-griffier van de commissie, Weeber