Gepubliceerd: 3 april 2014
Indiener(s): Jet Bussemaker (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (PvdA)
Onderwerpen: belasting financiƫn
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-33840-8.html
ID: 33840-8
Origineel: 33840-2

Nr. 8 TWEEDE NOTA VAN WIJZIGING

Ontvangen 3 april 2014

Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel I, onderdeel I, komt te luiden:

Artikel 6.2, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. De tweede volzin vervalt.

2. In de derde volzin wordt «vierde lid» vervangen door: derde lid.

B

Artikel I, onderdeel E1 komt te luiden:

E1

Artikel 5a.9 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het achtste lid komt te luiden:

8. Indien een instellingsbestuur voor de datum, bedoeld in het tweede lid, een aanvraag om accreditatie heeft ingediend, is, in afwijking van het zevende lid, de periode van de accreditatie verlengd tot het moment dat op de aanvraag om accreditatie is beslist indien het accreditatieorgaan niet voor afloop van de periode, bedoeld in het zevende lid, een besluit heeft genomen. In dat geval wordt de periode van de accreditatie verlengd tot aan het einde van het studiejaar of, indien nodig, tot aan het einde van het daaropvolgende studiejaar.

2. Het negende lid komt te luiden:

9. De instelling is het accreditatieorgaan een vergoeding verschuldigd van de kosten van de aanvraag om accreditatie en visitatie overeenkomstig een door Onze minister, na overleg met het accreditatieorgaan, vast te stellen tarief.

C

Artikel IV komt te luiden:

ARTIKEL IV INWERKINGTREDING

1. Met uitzondering van artikel I, onderdeel E1, onder 2, treedt deze wet in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.

2. Artikel I, onderdeel E1, onder 2, treedt in werking met ingang van de eerste dag na plaatsing in het Staatsblad van deze wet en werkt terug tot en met 1 januari 2014.

Toelichting

Onderdeel A

Abusievelijk is in artikel 6.2 voor een tweede maal een grondslag gecreëerd om bij ministeriële regeling nadere voorschriften te kunnen stellen aan de aanvraag om instemming voor nieuw of ander onderwijsaanbod. Die grondslag is reeds geïntroduceerd in een tweede nota van wijziging bij de Wet kwaliteit in verscheidenheid hoger onderwijs (Kamerstukken II, 2012/13, 33 519, nr. 7). De bij dit wetsvoorstel geïntroduceerde delegatiegrondslag wordt in onderdeel A weer ongedaan gemaakt.

Onderdeel B

Artikel 5a.9 is bij de Wet versterking kwaliteitswaarborgen hoger onderwijs (Stb. 2013, 558) herschreven. In het nieuwe negende lid is het volgende geregeld: «De instelling is het accreditatieorgaan een vergoeding verschuldigd van de kosten van de aanvraag om accreditatie en visitatie waaronder begrepen de kosten van de commissie van deskundigen, bedoeld in artikel 5a.2, tweede lid, overeenkomstig een door Onze Minister, na overleg met het accreditatieorgaan, vast te stellen tarief.» Anders dan oorspronkelijk voorgesteld, is de verantwoordelijkheid voor het instellen en de werkzaamheden van de commissie van deskundigen, bedoeld in artikel 5a.2, tweede lid, niet bij de NVAO komen te liggen. Deze verantwoordelijkheid is bij de instellingen zelf gebleven. Het negende lid wordt in verband hiermee aangepast. De zinsnede «waaronder begrepen de kosten van de commissie van deskundigen, bedoeld in artikel 5a.2, tweede lid,» is geschrapt.

Onderdeel C

In artikel I, onderdeel F, van de Wet versterking kwaliteitswaarborgen hoger onderwijs is artikel 5a.9 (verlening accreditatie) gewijzigd. Het Besluit van 13 december 2013 (Stb. 2013, 559) regelt de inwerkingtreding van de Wet versterking kwaliteitswaarborgen hoger onderwijs. Daarin is onder meer bepaald dat het tweede, negende en tiende lid van artikel 5a.9 in werking treden op 1 juni 2014. De overige wijzigingen van artikel 5a.9 zijn ingevolge hetzelfde inwerkingtredingsbesluit reeds op 1 januari in werking getreden. Eén van die wijzigingen behelst het laten vervallen van het oorspronkelijke negende lid, waarin de verplichting tot het betalen van een vergoeding aan de NVAO was geregeld. Aldus is in het tijdvak 1 januari 2014–1 juni 2014 een leemte ontstaan, in die zin dat in die periode geen formele grondslag voor de NVAO bestaat om een vergoeding te vragen voor te maken kosten in verband met een aanvraag om accreditatie. Het voorliggende wetsvoorstel is een geschikte mogelijkheid om deze leemte weg te nemen. De inwerkingtredingsbepaling is in verband hiermee aangepast.

Deze nota van wijziging wordt gegeven mede namens de Minister van Economische Zaken.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, M. Bussemaker