Kamerstuk 33834-22

Reactie op de twee vragen van het lid Van Veldhoven die tijdens de wetsbehandeling wijziging Wet milieubeheer ten behoeve van register hernieuwbare energie vervoer van 20 mei 2014 gesteld zijn

Dossier: Wijziging van de Wet milieubeheer (jaarverplichting hernieuwbare energie vervoer, hernieuwbare brandstofeenheden en elektronisch register hernieuwbare energie vervoer)

Gepubliceerd: 23 mei 2014
Indiener(s): Wilma Mansveld (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (PvdA)
Onderwerpen: natuur en milieu organisatie en beleid
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-33834-22.html
ID: 33834-22

Nr. 22 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN INFRASTRUCTUUR EN MILIEU

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 23 mei 2014

Hierbij stuur ik u de toegezegde schriftelijke antwoorden op de twee vragen van het lid Van Veldhoven die tijdens de wetsbehandeling wijziging Wet milieubeheer ten behoeve van register hernieuwbare energie vervoer van 20 mei 2014 zijn gesteld (Handelingen II 2013/14, nr. 84).

De eerste vraag was hoe ervoor gezorgd kan worden dat biobrandstoffen die in het buitenland ingezet zijn voor de hernieuwbare energie doelstelling niet ook in Nederland voor deze doelstelling ingezet worden.

Aan de voorkant is geregeld dat alleen biobrandstoffen uit een gecertificeerde keten in Nederland en in andere lidstaten gebruikt kunnen worden voor het halen van de hernieuwbare energie doelstelling. Deze certificering gebeurt door duurzaamheidssystemen die door de Europese Commissie zijn erkend. Onder deze systemen moeten alle schakels in de aanvoerketen – van teler tot producent tot handelaar – een massabalans bijhouden waaruit blijkt dat de inkomende en uitgaande stroom biobrandstoffen met elkaar in evenwicht zijn, en de biobrandstof is doorgeleverd aan de volgende schakel.

Als een biobrandstof in een land geclaimd wordt, kan het conform de massabalans niet doorgeleverd worden naar een volgende schakel. Dat betekent dat dubbele claiming in de aanvoerketen uitgesloten wordt. Wanneer een bedrijf ervoor kiest om biobrandstoffen in het Nederlandse register in te boeken, moet het aantonen dat deze uit de gecertificeerde keten voortkomt. De NEa en de inboekverificateur controleren of deze Nederlandse inboeker geen duurzaamheidscertificaten dubbel inboekt. Inzicht in de massabalans geeft dus aanknopingspunten voor controle. Onevenwichtigheden in de massabalans van de inboeker kunnen een indicatie zijn dat er iets niet goed is gegaan, en aanleiding zijn voor handhavingsacties.

Het omgekeerde geldt uiteraard ook: een in Nederland geclaimde biobrandstof mag niet als duurzaam doorgeleverd worden en kan dus niet nogmaals worden geclaimd in het buitenland.

De tweede vraag was of bedrijven de mogelijkheid hebben om zich als meerdere entiteiten op de markt te begeven; en zo ja of dit fraude in de hand werkt.

Ja, bedrijven kunnen zich als meerdere entiteiten op de markt begeven, zo lang dit overeenkomt met de fiscale en fysieke werkelijkheid.

Als bedrijven hiervoor kiezen, werkt dit fraude niet in de hand. Rekeningen in het NEa-register zijn gekoppeld aan fysieke locaties met een vergunning van de Belastingdienst. De inboekingen moeten zijn geleverd van deze fysieke locatie, die bovendien gecertificeerd moet zijn door een duurzaamheidssysteem.

Daarnaast levert het splitsen bedrijven geen spaarvoordeel op. De spaarlimiet van een inboeker is immers procentueel gekoppeld aan ingeboekte – en dus geleverde – hoeveelheden biobrandstoffen. Er kunnen dus geen «spookbedrijven»» worden opgericht die iets sparen als ze niet fysiek brandstof op de markt brengen.

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, W.J. Mansveld