Nr. 5 VERSLAG

Vastgesteld 13 november 2013

De vaste commissie voor Economische Zaken, belast met het voorbereidend onderzoek van bovengenoemd wetsvoorstel, heeft de eer als volgt een verslag uit te brengen van haar bevindingen.

Onder het voorbehoud dat de regering de vragen en opmerkingen in dit verslag afdoende zal beantwoorden, acht de commissie hiermee de openbare behandeling van het voorstel van wet voldoende voorbereid.

Inhoudsopgave

blz.

       

1.

Doel en aanleiding

1

2.

Nettarieven energie-intensieve industrie

2

 

2.1

Algemeen

2

 

2.2

De volumecorrectie

4

 

2.3

Vlakte van het verbruiksprofiel: bedrijfstijd

7

 

2.4

Het nut van een vlak verbruiksprofiel: verbruik

7

 

2.5

Effecten volumecorrectie

7

3.

Aanpassing systeemdienstentarief

7

4.

Europeesrechtelijke aspecten

8

5.

Uitvoerbaarheids- en handhaafbaarheidstoets

9

6.

Regeldruk en vaste verandermomenten

10

Overig

10

Artikelsgewijs

10

1. Doel en aanleiding

De leden van de VVD-fractie hebben met instemming kennisgenomen van de Wijziging van de Elektriciteitswet 1998 inzake de volumecorrectie van nettarieven voor de energie-intensieve industrie. Deze leden zijn verheugd dat de regering de energie-intensieve industrie tegemoet komt in de hoge energiekosten, maar hebben nog wel een aantal vragen aan de regering over onderdelen van het wetsvoorstel.

De leden van de PvdA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel. Zij wensen een spoedige behandeling van dit wetsvoorstel, omdat op deze manier een snelle bijdrage geleverd kan worden aan een level playing field met de energie-intensieve industrie in Duitsland. Net als de regering streven de leden van de PvdA-fractie naar inwerkingtreding per 1 januari 2014.

De leden van de SP-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het wijzigingsvoorstel.

De leden van de PVV-fractie hebben met gemengde gevoelens kennisgenomen van het voorliggende wetsvoorstel en willen de regering nog enkele vragen voorleggen.

De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de inhoud van het wetsvoorstel. Zij stellen daarbij enkele vragen.

De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van het wetsvoorstel. Deze leden steunen dit wetsvoorstel niet, gelet op het feit dat de beweegredenen onvoldoende onderbouwd lijken en de zorgen die er leven over de problemen die de beoogde snelle uitvoering met zich meebrengt. Deze leden stellen daarom in dit verslag verschillende vragen over het voorstel. De leden van de D66-fractie vragen de regering voorts of er sprake is geweest van een (internet)consultatie, waarbij betrokken maatschappelijke partijen, zoals de netbeheerders, stroomleveranciers en afnemers hebben kunnen reageren op het conceptvoorstel? Tot slot merken de leden van de D66-fractie op dat het beter zou zijn om de wetswijziging ten behoeve van de volumecorrectie en de systeemdiensten te splitsen, gelet op de verschillende doelen, de uiteenlopende gevolgen en het feit dat het moment van inwerkingtreding van beide wijzigingen verschilt. Is de regering daartoe bereid, zo vragen deze leden?

De leden van de fractie van de ChristenUnie hebben kennisgenomen van de Wijziging van de Elektriciteitswet 1998 (volumecorrectie nettarieven voor de energie-intensieve industrie). Deze leden hechten aan een goede concurrentiepositie voor de Nederlandse industrie en behoud van werkgelegenheid, zij stellen daarnaast vragen over de verhouding tussen grootverbruikers, zakelijke afnemers en consumenten.

2. Nettarieven energie-intensieve industrie

2.1 Algemeen

De leden van de VVD-fractie lezen dat de hoogte van de correctie is gemaximeerd op 90 procent, omdat volgens het Europees recht het nettarief altijd gebaseerd moet zijn op het beginsel van kostenoriëntatie. 90 procent is dus het maximum. De inschatting van de regering is dat in de praktijk de gemiddelde correctie voor de tien grootste verbruikers in Nederland circa 55 procent zal bedragen. De regering schrijft ook dat dat in Duitsland momenteel een regeling geldt op basis waarvan energie-intensieve bedrijven 80, 85 of 90 procent correctie kunnen ontvangen. De VVD-fractieleden vragen in hoeverre de feitelijke compensatie voor grootverbruikers in Duitsland afwijkt van de compensatie die Nederlandse bedrijven binnenkort krijgen? Krijgen Duitse energie-intensieve bedrijven gemiddeld meer of minder compensatie? Kan de regering een overzicht geven van de top tien van Nederlandse energie-intensieve bedrijven waarin wordt aangegeven hoeveel hun korting procentueel en in euro’s gaat bedragen? Kan de regering een soortgelijk overzicht geven van de top tien van Duitse grootverbruikers? Als het doel is om voor de Nederlandse industrie een gelijk speelveld te creëren ten opzichte van omliggende landen, en dan in het bijzonder Duitsland, waarom kiest de regering dan voor een andere systematiek dan in Duitsland? Beoordeelt de regering de voorgestelde Nederlandse regeling als gunstiger voor Nederlandse bedrijven dan de Duitse regeling? Is de Nederlandse regeling transparanter en lichter qua administratieve lasten? Is het mogelijk de berekeningssystematiek zodanig aan te passen dat energie-intensieve bedrijven eerder de maximale 90 procent korting ontvangen?

De fractieleden van de VVD lezen dat de voorgestelde korting op het nettarief uitgaat van een procentuele volumecorrectie en de vlakte in het verbruiksprofiel (gebaseerd op de bedrijfstijd) met een achterliggende berekeningssystematiek. In hoeverre vindt de doelgroep van energie-intensieve bedrijven deze systematiek werkbaar? Heeft de regering met hen overleg gehad over eventuele verschillende opties voor een grootverbruikersregeling?

De leden van de PvdA-fractie zijn van mening dat de wijziging en daarmee de facto een korting voor grootverbruikers noodzakelijk is om een gelijk speelveld te garanderen voor de zware industrie. Daarmee wordt voor hen dus een uitzondering gemaakt ten opzicht van alle andere gebruikers. Hoewel het maken van een uitzonderingen risico’s met zich meebrengt, vragen deze leden of er niet ook gekeken moet worden naar de situatie van corporaties die aan de slag willen met decentrale energie. Voor deze corporaties geldt dat de aansluitkosten een mogelijke belemmering vormen om een rendabele business case te realiseren. Ziet de regering dit probleem ook? Zo ja, op welke wijze zouden deze corporaties op dit punt tegemoet gekomen kunnen worden? Zo nee, kan de regering dan helder onderbouwen waarom zij meent dat dit geen financiële belemmering is voor dergelijke corporaties?

De leden van de SP-fractie zijn van mening dat de nettarieven kostengeoriënteerd dienen te zijn. Als er zakelijke argumenten zijn die onderbouwen dat grootverbruikers minder kosten veroorzaken dan hen nu in rekening worden gebracht, dan rechtvaardigt dit een aanpassing van de tarieven. Zo niet, dan bestaat daarvoor geen grond. Zij onderschrijven dat een bijdrage van een afnemer aan de stabiliteit van het net en aan de handhaving van de spanningskwaliteit door de netbeheerder een maatschappelijke baten is, die in beginsel financieel gewaardeerd kan worden.

De leden van de SP-fractie zouden graag een beschrijving krijgen van de bestaande kostenstructuur van het netbeheer, alsmede een analyse van de variabelen bij de gebruikers die de kosten beïnvloeden, zoals het spanningsniveau waarop de elektriciteit wordt afgenomen; de mate van variatie in de afname van elektriciteit en het tijdstip van piek- en dalbelasting.

Vervolgens zouden de leden van de SP-fractie graag een onderbouwing zien van de huidige tariefstructuur. Hoe is deze opgebouwd en waar houdt deze onvoldoende rekening met de werkelijke kosten op basis van het principe van «de veroorzaker betaalt»?

De regering stelt dat het vlakke verbruiksprofiel en de significante afname van het net de belangrijkste factoren zijn die een verlaging van de tarieven voor grootverbruikers rechtvaardigen, zo lezen de leden van de SP-fractie. Kan vanuit de veroorzaker-betaalt-analyse worden aangegeven hoe de relatie is tussen maatschappelijke baten en vermeden kosten? Hoe volgt hieruit de tariefwijziging?

Zijn er in de huidige tariefstructuur nog meer situaties waarin kostenstructuur en tariefstructuur niet goed op elkaar aansluiten? Zo ja, waarom worden deze fricties niet ook via dit wetsvoorstel weggewerkt, zo vragen de leden van de SP-fractie.

In het bijzonder wijzen de leden van de SP-fractie op het kostenverhogend effect van de vrije locatiekeuze voor grootschalige elektriciteitsproductie sinds de liberalisering van de energiemarkt. De concentratie van productievermogen op drie locaties aan de Nederlandse kust veroorzaakt veel extra maatschappelijke kosten bij de netbeheerder, die momenteel gesocialiseerd worden bij de afnemers. Waarom wordt hier het principe «de veroorzaker betaalt» niet toegepast, zo vragen de leden van de SP-fractie.

De netkosten zouden daarentegen kunnen dalen wanneer decentrale prosumenten duurzame energie gaan opwekken die in hun directe omgeving verbruikt wordt. In hoeverre honoreert de nieuwe tariefstructuur de maatschappelijke baten van deze ontwikkeling? Indien deze ontwikkeling nog niet is meegenomen, kan de regering aangeven op welke termijn zij met een voorstel op dit punt komt.

De leden van de D66-fractie lezen dat het doel van het wetsvoorstel zou zijn om «volumecorrectie toe te passen op de nettarieven voor energie-intensieve bedrijven in de mate waarin deze bedrijven een bijdrage leveren aan de stabiliteit van het elektriciteitsnetwerk». Deze leden vragen de regering nader te onderbouwen wat de concrete aanleiding is voor de wetswijziging? Welke redenen zijn er geweest om te betwijfelen of de huidige praktijk recht doet aan het afspiegelen van de werkelijk gemaakte kosten? Zijn er signalen ontvangen vanuit de Europese Commissie of de Autoriteit Consument en Markt (ACM) ontvangen dat er met de huidige tarieven geen recht wordt gedaan aan de in de genoemde Richtlijn en Verordening verankerde principes? Is er alleen gehandeld vanuit de wens om binnen deze kaders maximaal de ruimte te zoeken om energie-intensieve bedrijven een lagere energierekening te bezorgen? Hoe verklaart de regering dat de ACM spreekt over het feit dat «met dit wetsvoorstel wordt beoogd de concurrentiepositie van grootverbruikers te verbeteren, in het bijzonder meer gelijk te stellen met grootverbruikers in Duitsland», terwijl de memorie van toelichting niet ingaat op de relatieve concurrentiepositie? Is het wetsvoorstel inderdaad primair bedoeld om de concurrentiepositie van grootverbruikers van energie te verbeteren? Zo ja, waarom wordt dit niet expliciet benoemd en nader onderbouwd in de memorie van toelichting? In welke mate is er aanwijsbaar sprake van concurrentievervalsing, waarom is voor deze aanpak gekozen en welke andere alternatieven zijn daarvoor onderzocht, zo vragen de leden van de D66-fractie.

De leden van de fractie van de ChristenUnie vragen welke gevolgen de korting voor de energie-intensieve industrie heeft voor zakelijke afnemers en consumenten. Deze leden wijzen hierbij ook op het reeds bestaande degressieve karakter van zowel de energiebelasting als de Stimulering Duurzame Energieproductie (SDE+)-opslag op de energierekening. Kan de regering de gevolgen van het wetsvoorstel nader toelichten, uitgesplitst naar zakelijke afnemers en consumenten? Wat zijn de financiële gevolgen op jaarbasis voor de verschillende afnemers?

2.2. De volumecorrectie

In Duitsland zou een vergelijkbare korting bestaan op het transporttarief. Zijn daar ook de variabelen «netstabiliteit» en spanningskwaliteit» bepalend, zo vragen de leden van de PvdA-fractie. Zo nee, hoe is daar de korting op het transporttarief vormgegeven? Wat zijn de verschillen en overeenkomsten?

Waarom is de geschatte gemiddelde korting slechts 55 procent? Hoe is dat in Duitsland? Hoeveel bedrijven zullen naar schatting in totaal onder deze regeling vallen?

Hoe vaak ontstaat in de praktijk congestie? Hoe vaak wordt de regeling voor congestiemanagement, die in 2009 is vastgesteld, in de praktijk toegepast, zo vragen deze leden. Wat is de relatie tussen de bijdrage aan netstabiliteit van energie-intensieve industrie en de hoge bedrijfstijd en verbruik? Klopt het dat er op basis hiervan een gerechtvaardigd onderscheid gemaakt worden tussen de energie-intensieve industrie en afnemers, zo vragen de leden van de PvdA-fractie.

De leden van de PVV-fractie vinden dit wetsvoorstel noodzakelijk voor het behoud van de Nederlandse energie-intensieve industrie, maar hebben wel hun bedenkingen over in hoeverre dit wetsvoorstel daaraan een bijdrage levert. Zo blijkt ten eerste dat de volumecorrectie van 90 procent in de praktijk niet of nauwelijks zal worden toegepast vanwege een aantal restrictieve voorwaarden. Volgens de regering komt het er in de praktijk op neer dat voor de tien grootste verbruikers in Nederland de correctie circa 55 procent zal bedragen. De grootste verbruikers komen middels de verbruiksvoorwaarden in aanmerking voor de maximale correctie en scoren qua bedrijfstijd vermoedelijk ook hoog. Deze leden zijn benieuwd welke factor ervoor zorgt dat deze bedrijven niet 90 procent korting op de transportkosten genieten, maar slechts gemiddeld 55 procent? Daarbij vragen de leden van de PVV-fractie of het in de praktijk niet zo is, dat geen enkel bedrijf in aanmerking komt voor de 90 procent reductie op het transporttarief? Kan de regering een bedrijf noemen waar dit wel voor geldt? Verder zijn deze leden benieuwd wat de gemiddelde korting op het transporttarief is voor alle bedrijven die binnen de bandbreedte van dit wetsvoorstel vallen. Deze leden zouden graag zien dat dit in de beantwoording middels een geupdate tabel conform de brief van de regering de dato 8 november 2013 (Resultaten van het onderzoek van PricewaterhouseCoopers (PWC) naar de verschillen in elektriciteitskosten tussen Nederland en Duitsland voor verschillende typen gebruikers) wordt weergeven. Zij zien immers dat daarin ook een inschatting gemaakt is van de gemiddelde netkosten in Duitsland in 2014 als gevolg van de gewijzigde regelgeving aldaar en deze leden zijn erg benieuwd in hoeverre deze wet dit verschil gelijktrekt. Daarbij vragen deze leden in hoeverre het afschakelen door deze bedrijven op piekmomenten een negatief effect heeft op de bedrijfstijdscore. De leden van de PVV-fractie constateren dat er weliswaar rekening is gehouden in de complexe bedrijfstijdsberekening met het afschakelen of verminderen van het gebruik tijdens piekmomenten, maar het is nog onduidelijk of dit uiteindelijk een positief of negatief effect heeft op de bedrijfstijdscore en derhalve de volumecorrectie. Volgens deze leden zou het zo moeten zijn dat bedrijven die zich inzetten voor de systeemstabiliteit van het net, hiervoor beloond worden in hun korting op het transporttarief. Kan de regering middels een rekenvoorbeeld aantonen of dit het geval is?

Een onnodige factor in de berekening van de bedrijfstijd is volgens deze leden het verbruik van elektriciteit uit restproducten. Als dit voor een bedrijf tot de mogelijkheden behoort, dan wordt dit veelal reeds toegepast, omdat het de algehele energierekening en dus de kosten verlaagt. Bovendien is het zo dat bedrijven die hier niet de mogelijkheid toe hebben of slechts in beperkte mate, dankzij het opnemen van deze factor in de bedrijfstijd berekening nu worden benadeeld. Kan de regering wederom middels een rekenvoorbeeld verduidelijken in hoeverre deze factor een rol speelt in de bedrijfstijdberekening en daarmee uiteindelijk dus ook in de uiteindelijke korting op het transporttarief? Kan de regering daarbij ook aangeven voor hoeveel procent van de energie-intensieve bedrijven deze factor vermoedelijk een beperkende rol heeft in de korting op het transporttarief? Kan de regering daarbij ook de bandbreedte van deze beperking weergeven?

Verder vinden deze leden de redenering om een verbruiksrange in te voeren in plaats van een simpelere verbruiksgrens niet volledig opgaan. Is het immers niet zo dat de reeds aan het verbruik gerelateerde energiebelastingen en de extra energiekosten ervoor zorgen dat bijvoorbeeld 1 gigawattuur (GWh) extra verbruiken, zodat men net binnen deze regeling valt, niet loont? Bovendien, mocht het juist wel opwegen tegen de extra energiekosten en belastingen om door meer te gebruiken een hogere korting op het transporttarief te krijgen, dan loont het dus voor alle bedrijven die gebruik maken van deze regeling die onder de maximale verbruiksfactor van 250GWh zitten om meer te gebruiken, dus wat is dan nog het nut hiervan? Kan de regering ook aangeven wat de minimale verbruiksfactor is van deze regeling en wat dit betekent voor de korting op het transporttarief?

Tenslotte blijkt dat circa 35 bedrijven door deze wetswijziging kunnen rekenen op een totale korting van circa 21 miljoen euro per jaar. Kan de regering aangeven wat de verwachte korting zou zijn als al deze bedrijven daadwerkelijk gebruik zouden kunnen maken van de maximale 90 procent reductie op de transportkosten? Klopt het dat de 21 miljoen euro aan transportkosten die deze bedrijven volgend jaar minder betalen automatisch en in zijn geheel betaald moeten worden door alle overige bedrijven en huishoudens, zo vragen de leden van de PVV-fractie.

De leden van de CDA-fractie merken op dat de kern van het wetsvoorstel de introductie van een volumecorrectie betreft. Afnemers met een bedrijfstijd van ten minste 65 procent en een verbruik van ten minste 50 GWh per jaar krijgen een volumecorrectie van maximaal 90 procent op het transporttarief voor elektriciteit. Daarmee wordt de energie-intensieve industrie ontzien, zodat zij kunnen blijven opereren op een gelijk Europees speelveld en wordt hun bijdrage aan netstabiliteit beloond. Beschouwt de regering deze regeling als een tijdelijke maatregel in afwachting van de harmonisatie van dergelijke regelingen tussen de verschillende EU-lidstaten, zo vragen de leden van de CDA-fractie.

In de formule voor het berekenen van de volumecorrectie wordt nu evenveel gewicht gegeven aan de component bedrijfstijd als de component verbruiksvolume, zo lezen de leden van de CDA-fractie. Stemt dat overeen met het gewicht die beide factoren hebben in hun bijdrage aan de netstabiliteit?

Ziet de regering een mogelijkheid om de bijdrage van de afnemer aan een duurzame energiehuishouding te verdisconteren of belonen in de hoogte van deze volumecorrectie? Voor een deel wordt daar al rekening mee gehouden door bij de berekening van de bedrijfstijd ook het verbruik van elektriciteit uit restproducten van een productieproces in ogenschouw te nemen. Ziet de regering mogelijkheden om de mate van energie-efficiency en/of de eigen productie van hernieuwbare energie nog sterker tot uitdrukking te brengen in deze volumecorrectie, zo vragen de leden van de CDA-fractie.

De leden van de D66-fractie vragen de regering om te schetsen of het klopt dat bij gelijkblijvende kosten een volumecorrectie voor de energie-intensieve bedrijven betekent dat de tarieven voor andere gebruikers zullen stijgen? In welke mate wordt dan met een dergelijke wijziging recht gedaan aan de daadwerkelijk gemaakte kosten voor andere gebruikers dan de energie-intensieve bedrijven? Deze leden vragen de regering uit te leggen of de gevolgen van het gebruiksprofiel worden doorvertaald naar de kosten die andere gebruikers maken, bijvoorbeeld door hogere kosten te rekenen aan afnemers met een grilliger verbruiksprofiel. Zo nee, is er dan niet sprake van het inconsistent toepassen van dit principe?

De leden van de D66-fractie vragen de regering om de percentages van de hoogte van de correctie te onderbouwen. Kan de regering per betrokken bedrijfssector en per grootverbruiker inzichtelijk maken wat het gebruiksprofiel gedurende de voorbije twintig jaar geweest is en wat dit aan kosten op de bedrijfsvoering van de netbeheerders aan investeringen of operationele kosten gescheeld heeft?

De leden van de fractie van de ChristenUnie vragen of de bijdrage van energie-intensieve industrie aan de netstabiliteit meer relevantie heeft dan de bijdrage van (groepen) afnemers. Er zijn immers meer aansluitingen die een positief effect hebben op de netstabiliteit. Deze leden noemen energiecoöperaties als voorbeeld, omdat coöperaties van «prosumenten» vraag en aanbod van elektriciteit samenbrengen. Kan het voordeel voor grootverbruikers via de nettarieven om deze reden als uniek voordeel worden gezien, in vergelijking met energiecoöperaties en de opkomst van «smart grids»? Op dit moment zijn grootverbruikers vrijgesteld van het transporttarief voor enkel invoedende aansluitingen. Waarom zou dit gezien de genoemde objectieve criteria, anders zijn voor energiecoöperaties, zo vragen deze leden.

2.3 Vlakte van het verbruiksprofiel: bedrijfstijd

Bij de bepaling van het verbruik wordt uitgegaan van het verbruik tijdens de daluren en wordt dit verbruik geëxtrapoleerd, zo lezen de leden van de CDA-fractie. Daarmee wordt het verminderen van het verbruik tijdens piekmomenten niet ontmoedigd, zo is de motivatie van de regering. Waarom overweegt de regering niet om het verminderen van het verbruik tijdens piekmomenten actiever te stimuleren door daar in de formule rekening mee te houden? Met andere woorden: ziet de regering een mogelijkheid om de formule zodanig op te stellen, dat een lager piekverbruik ook actief gewaardeerd wordt in deze formule? Of acht zij dit niet wenselijk? Zo ja, waarom niet?

De leden van de D66-fractie vragen de regering om een lijst te verstrekken met Nederlandse bedrijven die qua bedrijfstijd binnen geschetste grenzen vallen. In welke mate verwacht de regering dat als gevolg van de financiële prikkel die uit de volumecorrectie volgt, bedrijven hun verbruiksprofiel kunstmatig gaan aanpassen om binnen de grenzen te vallen? Indien dat zou gebeuren, kan de regering aangeven wat voor gevolgen dat heeft voor de omvang van de regeling en of er dan sprake is van een perverse prikkel? Deze leden vragen de regering of zij kan aangeven of er andere varianten overwogen zijn. Zo ja, welke gevolgen zouden die hebben? Tot slot vragen deze leden of de regeling anders zal werken in een schrikkeljaar.

2.4 Het nut van een vlak verbruiksprofiel: verbruik

De leden van de D66-fractie merken op dat het nut van een vlak verbruikersprofiel alleen kwalitatief omschreven lijkt te worden. Kan de regering een inschatting geven van de kwantitatieve meerwaarde van dit nut? Deze leden vragen de regering precies aan te geven welke oploop er beoogd wordt de komende jaren.

2.5 Effecten volumecorrectie

De leden van de D66-fractie vragen of de regering de 30 tot 35 afnemers kan noemen en kan aangeven voor welke andere regelingen (belastingvrijstellingen, subsidieregelingen, convenanten) deze bedrijven in aanmerking komen. Als blijkt dat een groter deel van de afnemers in aanmerking zou komen voor de regeling, bijvoorbeeld alle bedrijven van het Methodiek Energie-Efficiency (MEE)-convenant, hoeveel hoger zou de correctie dan komen te liggen?

3. Aanpassing systeemdienstentarief

Kan de regering toelichten waarom integratie van het systeemdienstentarief in het transporttarief noodzakelijk is in het kader van een betere kostenallocatie op basis van het beginsel «de veroorzaker betaalt», zo vragen de leden van de SP-fractie. Hoeveel omzet (absoluut en procentueel) van de netbeheerders bestaat uit systeemdiensten? Hoe hoog zijn de administratieve lasten bij de netbeheerders en bij de afnemers in verband met het aparte tarief voor systeemdiensten? Als een groep afnemers een tariefverlaging krijgt, zullen andere afnemers meer gaan betalen. De leden van de SP-fractie horen graag wie de gederfde inkomsten voor netbeheerders, als gevolg van de verlaging van tarieven voor grootverbruikers, gaan compenseren? Kan een indicatie gegeven worden van de tariefverhogingen voor een doorsnee huishouden en verschillende maatgevende typen midden- en kleinbedrijf (MKB)-afnemers?

De leden van de PVV-fractie constateren dat het afschaffen van het systeemdienstentarief resulteert in herverdelingseffecten. Deze leden zijn benieuwd of deze korting is opgenomen in de eerder benoemde 21 miljoen euro en wat de exacte omvang is van de herverdelingseffecten.

De leden van de D66-fractie vragen de regering inzichtelijk te maken wat de gevolgen zijn van de beoogde wijziging voor de energierekening van verschillende gebruikers, uitgesplitst naar energiegebruik. Kan de regering voorrekenen wat dit op jaarbasis betekent voor een gemiddeld gezin, of een MKB-gebruiker uit de tweede en derde schijf van de energiebelasting? De leden van de D66-fractie vragen de regering om aan te geven hoe hoog de benoemde lasten als gevolg van het bestaan van het systeemdienstentarief zijn. In welke andere lidstaten bestaat een dergelijk tarief en wat is de hoogte ervan?

4. Europeesrechtelijke aspecten

De VVD-fractieleden lezen dat de regering zijn compensatieregeling goed laat aansluiten bij de kaders die het Europese recht hiervoor schetst. Zij stelt daarom dat «mag worden geconcludeerd» dat de in dit wetsvoorstel voorgestelde volumecorrectie geen staatssteun betreft als bedoeld in artikel 107, eerste lid, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie. Heeft de regering dit zwart-op-wit medegedeeld gekregen van de Europese Commissie of een andere EU-instelling? Hoe groot is de kans dat alsnog blijkt dat de regeling niet conform het Europees recht is?

Klopt het dat dit wetsvoorstel in overeenstemming is met de Europeesrechtelijke eisen, vragen de leden van de PvdA-fractie. In hoeverre verhoudt dit wetsvoorstel zich met artikel 107, eerste lid van het Verdrag betreffende de werking van de EU, en dat handelt over staatssteun?

Een belangrijk argument voor het wetsvoorstel is de korting die grootverbruikers in een aantal andere EU-lidstaten, waaronder Duitsland, krijgen op de nettarieven. Wat zijn de resterende verschillen (na de inwerkingtreding van dit wetsvoorstel) tussen de Nederlandse en Duitse nettarieven voor de verschillende categorieën verbruikers, zo vragen de leden van de SP-fractie.

De leden van de PVV-fractie constateren dat energie-intensieve bedrijven in Duitsland een regeling kennen, waarbij zij een korting van 80, 85 of 90 procent kunnen ontvangen. De hoogte ervan hangt af van de bedrijfstijd. Kan de regering aangeven op basis van welke factoren in Duitsland de bedrijfstijd wordt berekend en in hoeverre deze berekening overeenkomt met de middels dit wetsvoorstel voorgestelde berekening? Kan daarbij ook aangegeven worden of er, naast de bedrijfstijd, nog andere factoren in Duitsland gehanteerd worden waarvan de hoogte van de correctie afhangt? Deze leden nemen aan dat ook in Duitsland gekeken wordt naar het totale verbruik en dat daarbij ook grenzen zijn opgenomen voor de drie verschillende kortingstarieven. Kan de regering aangeven wat deze grenzen zijn? Deze leden vernemen ook graag het aantal bedrijven dat in Duitsland binnen iedere kortingscategorie valt en welk totaal bedrag zij aan jaarlijkse korting ontvangen? Klopt het dat ook na deze wetswijziging het ongelijke speelveld tussen Nederland en Duitsland op dit terrein blijft bestaan, aangezien onze energie-intensieve bedrijven met een korting uiteenlopend van nagenoeg nihil tot 55 procent gemiddeld moeten concurreren met een minimale korting van 80 procent oplopend tot 90 procent in Duitsland? Kan de regering aangeven waarom er niet voor gekozen is de regeling uit Duitsland één op één te kopiëren en wat het naar schatting zou kosten om dit te doen?

Uit artikel 32 van richtlijn 2009/72 en artikel 14, eerste lid, van verordening 714/2009 volgt dat de nettarieven transparant moeten zijn, gebaseerd op het beginsel van kostenoriëntatie en non-discriminatoir moeten worden toegepast, zo lezen de leden van de CDA-fractie. In hoeverre worden afnemers door deze wetswijziging op een eerlijke, non-discriminatoire wijze beloond voor hun bijdrage aan netstabiliteit? Is niet vooral een stabiele afname van elektriciteit doorslaggevend voor de bijdrage aan netstabiliteit en niet zozeer het afgenomen volume? Oftewel: leveren honderd afnemers met een stabiel elektriciteitsverbruik van 100 GWh tezamen niet een even grote bijdrage aan de netstabiliteit als één enkele afnemer met een verbruik van eveneens 100 GWh, zo vragen de leden van de CDA-fractie.

De leden van de D66-fractie vragen de regering of het concept wetsvoorstel onder de aandacht gebracht is van de Europese Commissie, gelet op de bezwaren die eerder tegen soortgelijke regelingen in andere lidstaten zijn geuit? Deze leden vragen de regering om expliciet in te gaan op de kritiek van de ACM dat het primaire belang dat het wetsvoorstel nastreeft, te weten de verbetering van de concurrentiepositie van energie-intensieve bedrijven in Nederland, niet een, door het Europeesrechtelijk kader voor de tariefregulering, erkend belang is? In hoeverre is dit wetsvoorstel op deze punten in overeenstemming met Europeesrechtelijke eisen?

5. Uitvoerbaarheids- en handhaafbaarheidstoets

De leden van de D66-fractie hebben met enige verbazing kennisgenomen van het feit dat de brief van de ACM gedateerd is op 26 september 2013, terwijl deze verwijst naar een verzoek van 19 september 2013. Deze leden vragen de regering of het klopt dat de ACM niet meer dan een week de tijd had om een uitvoerbaarheids- en handhaafbaarheidstoets uit te voeren? Is er sprake van een haastklus van een week en is de regering van mening dat de ACM alleen kans heeft gehad zich op de hoofdlijnen uit te spreken?

De leden van de D66-fractie vragen de regering om nader in te gaan op de inhoudelijke kritiek en zorgen van de ACM, vooral waar deze stelt dat «het is. nog onvoldoende duidelijk hoe de – blijkens de toelichting – bijdrage aan netstabiliteit van energie intensieve industrie zich verhoudt tot hoge bedrijfstijd en verbruik» en «vervolgens of er een gerechtvaardigd onderscheid wordt gemaakt tussen de energie-intensieve industrie en andere afnemers. Daarnaast is een nadere onderbouwing voor wat betreft kostenoriëntatie wenselijk.» Kan de regering hierop ingaan?

De leden van de D66-fractie vragen de regering of met het wetsvoorstel inbreuk wordt gedaan op de bevoegdheid van de ACM tot vaststelling of goedkeuring van de tarieven, dan wel de methode om de hoogte van de tarieven te berekenen? Treedt de regering hiermee niet indirect in de bevoegdheden van de onafhankelijke toezichthouder?

De leden van de D66-fractie vragen de regering in te gaan op het voorstel van de ACM, om de congestie-inkomsten te betrekken in de regulering, zodat alle afnemers hiervan profiteren. Kan de regering aangeven wat die wijziging zou betekenen voor de tarieven?

6. Regeldruk en vaste verandermomenten

De leden van de VVD-fractie lezen met instemming dat de regeldrukeffecten beperkt zijn. Zo’n 35 grootverbruikers met een eigen productie-installatie moeten eenmalig beperkte kosten van 875 euro maken voor het verzoek tot het meenemen van de eigen productie in de berekening van de bedrijfstijd. Beheerders van een Gesloten Distributiesysteem (GDS) die op dit moment een apart systeem hebben voor de administratie, facturatie en inning van het systeemdienstentarief hoeven deze activiteit door het vervallen van het systeemdienstentarief niet meer uit te voeren, wat hen naar schatting 62.500 euro bespaart. Kunnen de VVD-fractieleden concluderen dat per saldo dus de lasten worden verlicht door dit wetsvoorstel?

De leden van de D66-fractie vragen de regering om te kwantificeren wat de uitvoeringslasten zijn als gevolg van de wijzigingen in de codes die nodig zijn door het wetsvoorstel.

De leden van de fractie van de ChristenUnie lezen dat het wetsvoorstel mogelijk met terugwerkende kracht wordt ingevoerd (bij publicatie na 31 december 2013). Welke gevolgen heeft invoering met terugwerkende kracht voor de verschillende afnemers?

Overig

Bij brief (Kamerstuk 29 023, nr. 115) van 30 januari 2012 heeft de toenmalige regering de Kamer geïnformeerd over de aanpak van de «administratieve netverliezen» bij het transport van elektriciteit. Hoe staat het met de uitvoering van de acties die in deze brief zijn toegelicht? Met hoeveel is de 120 miljoen euro per jaar aan schade inmiddels teruggebracht dan wel verhaald op de veroorzakers?

Is de toedeling van de 280 miljoen euro per jaar kosten aan fysieke netverliezen via de voorgestelde kostenstructuur nog steeds in lijn met het beginsel «de veroorzaker betaalt»? Waaruit blijkt dit, zo vragen de leden van de SP-fractie.

De leden van de fractie van de ChristenUnie vragen een nadere analyse van het kostprijsverschil van elektriciteit tussen Nederland en buurlanden. Zoals aangekondigd in de kabinetsbrief van 4 oktober 2013 (Kamerstuk 32 637, nr. 82) wordt voorliggend wetsvoorstel vervroegd ingevoerd en wordt 78 miljoen euro gereserveerd voor compensatie van indirecte Emission Trading Scheme (ETS)-kosten voor de energie-intensieve industrie ten behoeve van een gelijk speelveld. Met voorliggend wetsvoorstel wordt bovendien aangesloten bij de Duitse regeling. Tegelijkertijd is de daling van de elektriciteitsprijs van elektriciteit in Duitsland vooral toe te schrijven aan daling van de kostprijs in vergelijking met Nederland. In hoeverre is voorliggend wetsvoorstel een oplossing voor het wegnemen van ongelijke concurrentie en het creëren van een gelijk speelveld?

ARTIKELSGEWIJS

Onderdeel E

De leden van de D66-fractie vragen de regering inzichtelijk te maken welke verschillen er nu bestaan in de door netbeheerders gehanteerde daluren. Hoe werkt het wegnemen van deze verschillen door in de regulering?

Onderdeel J

De leden van de D66-fractie vragen de regering of door de nacalculatie er geen extra en onnodige onzekerheid bestaat ten aanzien van de tarieven in 2014. Waarom is niet gekozen om ook dit deel van de wetswijziging pas per 2015 te laten ingaan, zoals bij de systeemdienstentarief? Hoeveel administratieve lasten zal het met terugwerkende kracht aanpassen van deze tarieven naar verwachting met zich meebrengen?

Artikel III

Kan de regering onderbouwen hoe het kan, dat «overige afnemers hiervan geen nadeel ondervinden»? Er moet toch sprake zijn van een tariefstijging voor de overige afnemers, indien met terugwerkende kracht de tarieven verlaagd worden voor de begunstigde energie-intensieve bedrijven en de totale kosten gelijk blijven?

De voorzitter van de commissie, Hamer

De adjunct-griffier van de commissie, Van Bree