Kamerstuk 33750-IV-41

Verslag van een algemeen overleg, gehouden op 25 maart 2014, over de stand van zaken met betrekking tot de Koninkrijksconferentie op 2 april 2014

Dossier: Vaststelling van de begrotingsstaat van Koninkrijksrelaties (IV) voor het jaar 2014

Gepubliceerd: 20 mei 2014
Indiener(s): Jeroen Recourt (PvdA)
Onderwerpen: begroting financiƫn
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-33750-IV-41.html
ID: 33750-IV-41

Nr. 41 VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG

Vastgesteld 20 mei 2014

De vaste commissie voor Koninkrijksrelaties heeft op 25 maart 2014 overleg gevoerd met Minister Plasterk van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over:

  • de brief van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties d.d. 21 maart 2014 met de stand van zaken met betrekking tot de Koninkrijksconferentie op 2 april 2014 (Kamerstuk 33 750-IV, nr. 34).

Van dit overleg brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.

De voorzitter van de vaste commissie voor Koninkrijksrelaties, Recourt

De griffier van de vaste commissie voor Koninkrijksrelaties, De Lange

Voorzitter: Recourt

Griffier: De Lange

Aanwezig zijn vijf leden der Kamer, te weten: Bosman, Fritsma, Van Laar, Recourt en Segers,

en Minister Plasterk van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, die vergezeld is van enkele ambtenaren van zijn ministerie.

Aanvang 16.30 uur.

De voorzitter: Goedemiddag, aanwezigen en zij die via de videoverbinding meekijken. Het onderwerp van dit overleg is de inzet van het kabinet tijdens de Koninkrijksconferentie op Aruba, die volgende week zal plaatsvinden. Er zijn vier sprekers namens de Tweede Kamer. Ik stel een spreektijd van vijf minuten voor. Ik geef het woord aan de eerste spreker, de heer Bosman.

De heer Bosman (VVD): Voorzitter. Het is goed dat we de tijd nemen om te spreken over de Koninkrijksconferentie. Er staat nogal wat op de agenda. Een belangrijk punt voor de VVD is de werkgroep Interlandelijk personen- en goederenverkeer. Uit de beantwoording van mijn Kamervragen van 10 oktober 2012 blijkt dat er destijds absoluut geen contact was met Curaçao en Sint-Maarten. Men weigerde zelfs het gesprek aan te gaan over het interlandelijk personenverkeer. We zijn nu in maart 2014. Kan de Minister aangeven hoe de vorderingen zijn ten aanzien van die specifieke werkgroep: zijn er intussen al contacten en/of overleggen geweest? De reden van mijn initiatiefwet is juist dat Curaçao en Sint-Maarten de mogelijkheid van een rijkswet personenverkeer blokkeren. De eerste termijn van de Kamer is nu geweest. Zonder inhoudelijk in te gaan op de beraadslaging stel ik vast dat het verzoek van de Kamermeerderheid was om te komen tot een rijkswet. Die oplossing heeft ook zeker de voorkeur van de VVD.

Ondertussen heb ik van veel mensen reacties ontvangen op mijn initiatiefwet. Mensen vragen waarom ik dit niet oplos in samenwerking met de landen in het Caribisch gebied. Het probleem is dat ik de landen niet kan dwingen tot samenwerking. Als Aruba, Curaçao en Sint-Maarten categorisch weigeren om samen te werken en zelfs niet de beleefdheid hebben om te reageren op diverse uitnodigingen, dan is samenwerking binnen het Koninkrijk echt een probleem.

Voor de VVD is samenwerken binnen het Koninkrijk van grote waarde: economische samenwerking, maar ook samenwerking op het gebied van personenverkeer. Ik hoop dus dat de landen de beleefdheid hebben om het gesprek alsnog aan te gaan om tot een gezamenlijke rijkswet personenverkeer te komen. Op die manier zijn namelijk ook de reisbewegingen tussen Bonaire, Sint-Eustatius en Saba, maar ook tussen Aruba, Curaçao en Sint-Maarten en onderling te vergemakkelijken. Pas als we op dit vlak samenwerken, is een oplossing mogelijk.

Van verschillende kanten is aangegeven dat het aannemen van mijn initiatiefwet een negatief effect kan hebben op de relaties binnen het Koninkrijk. Kan de Minister aangeven wat de gevolgen zijn voor de samenwerking binnen het Koninkrijk als de landen blijven weigeren om samen te komen tot een rijkswet personenverkeer?

Een ander punt van zorg zijn de ontwikkelingen in Venezuela. Ik zal niet treden in de interne problematiek van dit land, maar de effecten zijn direct voelbaar in de Caribische landen. Luchtvaartmaatschappijen die vliegen op Venezuela krijgen hun geld niet en lopen daardoor schulden op. Die schulden werken door naar de toeleveranciers van de luchtvaartmaatschappijen op die eilanden. Dat zijn allemaal kleine bedrijfjes die hun geld niet krijgen. Een faillissement van een bedrijf van die omvang op een van die eilanden is desastreus. Niet alleen de werkgelegenheid, maar ook de toeristenstroom staat hiermee onder druk. Hoe moeilijker het wordt en hoe minder concurrentie op de lijnen, hoe duurder de vliegtickets en hoe lager het aantal toeristen als gevolg daarvan.

Ik vraag de Minister om samen met zijn collega van Buitenlandse Zaken deze problemen met het buurland van Nederland, Venezuela, aan de orde te stellen. Ik refereer hierbij aan de brief van 11 maart 2014 naar aanleiding van vragen van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken. Kan de Minister aangeven welke risico's hij als gevolg van de ontwikkelingen in Venezuela ziet voor Aruba, Curaçao en Bonaire, gelegen op respectievelijk 30 km, 60 km en 80 km van de kust van Venezuela? Wij hebben het hier over problemen in ons buurland. Daarover maak ik mij ernstig zorgen.

De heer Van Laar (PvdA): Voorzitter. De PvdA-fractie wil de Minister graag bedanken voor het feit dat hij op heel korte termijn de Kamer een brief heeft gestuurd over de Koninkrijksconferentie.

We zijn verheugd te lezen dat de kinderrechten in het Caribisch gebied de volledige aandacht hebben van verschillende regeringen. Het mag echter niet blijven bij alleen agenderen. De situatie waarin kinderen opgroeien moet daadwerkelijk worden verbeterd. Wij vragen de Minister dan ook, zich in spannen om tot een gezamenlijke verklaring te komen waarin in ieder geval wordt opgenomen dat er in samenwerking aan een kinderrechtenplan wordt gewerkt, een concreet plan dus om de kinderrechten te verbeteren. Wat ons betreft kan dat plan dit jaar gereed zijn. Het moet leiden tot minder geweld tegen kinderen, minder armoede onder kinderen en meer participatie van kinderen. Is de Minister dat met ons eens?

Is hij bereid om te ijveren voor het oprichten van een werkgroep kinderrechten? Wil hij erop aandringen dat het onderwerp op iedere Koninkrijksconferentie terugkomt?

Verder zien wij graag dat de gezamenlijke regeringsleiders een krachtig signaal afgeven aan de vaders. Ook wijlen Helmin Wiels was heel actief op dit punt, en terecht. Vaders zijn en blijven verantwoordelijk voor de kinderen die ze op de wereld hebben gezet, wat de omstandigheden ook zijn. Veel kinderen in het Caribisch deel van het Koninkrijk groeien op zonder vader. Deze is uit beeld geraakt en vaak zelfs helemaal onbekend. Vaders moeten hun kinderen erkennen en de verantwoordelijkheid nemen voor de manier waarop ze opgroeien. Is de Minister bereid hiertoe het initiatief te nemen?

Aruba is een ambitieus duurzaamheidsprogramma gestart om onafhankelijk te worden van fossiele brandstoffen. Zo levert het vliegveld inmiddels meer energie dan het kost door de opwekking van zonne-energie en worden er energieneutrale huizen gebouwd. Aruba heeft een overeenkomst ondertekend met TNO om de transitie naar een duurzame energievoorziening vorm te geven. De PvdA juicht dergelijke initiatieven toe. Hoe haakt Nederland aan bij dit initiatief als het gaat om de BES-eilanden? Op welke termijn kunnen zij energieneutraal zijn? Hoe kan dat in samenwerking met Aruba en wellicht andere eilanden vorm en inhoud krijgen?

Er zijn legio economische kansen in het Caribisch deel van het Koninkrijk. Veel is afhankelijk van de stabiliteit en de kracht van het bestuur en de bestrijding van criminaliteit en corruptie. Dat blijft een aandachtspunt. Desalniettemin moeten we de kansen die er zijn grijpen. Vorig jaar hebben we de Minister gevraagd om te bekijken of het Programma Uitzending Managers (PUM) een positieve rol kan spelen in het Caribisch deel van het Koninkrijk. Via dit programma kunnen ervaren managers en ondernemers hun collega's op de eilanden hulp en advies geven. Zal de Minister een mogelijke rol van het PUM opnemen in de notitie die hij voor dit agendapunt opstelt? Stel dat er enthousiasme is bij de andere regeringen over de mogelijk meerwaarde van het PUM, kan hij dan toezeggen dat hij samen met de regeringen en betrokkenen zal bezien wat nodig is en wil hij de Kamer daarover informeren?

Ik noemde de criminaliteit en de corruptie op de eilanden al even. De PvdA is benieuwd naar de juridische samenwerking tussen de landen. Hierover hebben wij de afgelopen weken en maanden veel berichten gelezen. We lazen dat Nederland gehoor heeft gegeven aan de oproep van Curaçao om de moordgolf die over het eiland gaat, te stoppen. Dat is goed nieuws. Als Koninkrijkspartners moeten we elkaar helpen in deze tijden. Welke verzoeken hebben de regering de afgelopen periode bereikt om mee te helpen met het terugdringen van criminaliteit op de eilanden? Zijn al deze verzoeken ingewilligd? Wat kan Nederland de andere landen in aanvulling daarop eventueel nog bieden, mocht daarom gevraagd worden?

De heer Fritsma (PVV): Voorzitter. We hebben afgelopen vrijdag de brief gekregen over de inzet van het kabinet tijdens de Koninkrijksconferentie op Aruba. Eén ding is haarfijn duidelijk: het kabinet loopt weg voor alle problemen en misstanden, het kiest ervoor om in de makkelijke fase van ontkenning te blijven. Te midden van alle corruptie en maffiaschandalen, te midden van alle financiële puinhopen en problemen heeft het kabinet twee agendapunten ingebracht: kinderrechten en economische samenwerking.

De echt relevante punten en problemen worden niet aangesneden, en dat vindt de PVV triest. Ik vraag dan ook om de agenda te veranderen. Ga het hebben over zaken die wel cruciaal zijn, zoals corruptie en verdwenen Nederlands belastinggeld.

Tijdens de conferentie komen er rapportages aan bod van vier werkgroepen, waaronder de werkgroep interlandelijk personenverkeer. Collega Bosman stelde er ook al vragen over. Wat is er precies misgegaan in het overleg hierover met de eilanden? Ik weet dat er minimaal twee uitnodigingen uit zijn gegaan naar de eilanden om over dit onderwerp te praten. Hierop is echter niet gereageerd, naar mijn weten. Hoe vaak is Nederland precies geschoffeerd op dit terrein? Zo mag je het immers wel noemen.

Er worden door bijvoorbeeld Curaçao wel vestigingseisen gesteld aan Europese Nederlanders, maar als wij dat omgekeerd ook willen doen, dan is de wereld te klein en wordt de deur keihard in ons gezicht dichtgeslagen. Gelukkig ligt er nu het initiatiefwetsvoorstel van de heer Bosman om alsnog vestigingseisen te creëren voor mensen van Curaçao, Sint-Maarten en Aruba die naar Nederland willen komen. Maar omdat partijen als de SP en de PvdA zich tot nu toe tegen de wet verzetten, is het nog maar de vraag of het er van gaat komen.

De PVV blijft zeggen dat de echte oplossing voor alle problemen eruit bestaat dat we afscheid moeten nemen van alle voormalige Antillen. We wachten nog steeds op de moed van het kabinet en de andere partijen om hierop aan te sturen. De PVV blijft hierom vragen. Ik doe dat bij dezen. Dat de bevolking van ons land hierover niets te vertellen heeft, blijft onverteerbaar. Dat we als enig land binnen het Koninkrijk geen zelfbeschikkingsrecht en geen onafhankelijkheid hebben, valt niet uit te leggen. Dat alle andere partijen daar anders over denken, ondanks suggesties dat het niet zo is, is heel jammer, maar wij hopen dat dit gaat veranderen.

Ik heb een vraag over de assistentie die Nederland aan Curaçao geeft inzake het terugdringen van misdaad. Waar bestaat die assistentie precies uit? Wat zijn de kosten ervan? In Nederland kennen we ook misdaad. De pakkans hier is maar een paar procent. In dat licht is het dan ook niet vreemd om hierbij vragen te stellen.

Ik heb ook vragen over het laten overkomen van Antilliaanse gevangen naar Nederland. Volgens nieuwsberichten is de vermoedelijke moordenaar van de heer Wiels naar Nederland overgebracht. Met hoeveel andere criminelen is dit gebeurd? Wat zijn de totale kosten daarvan? Wanneer houdt dit op? Met andere woorden, wanneer heeft men de zaken op orde?

De voorzitter: Voordat ik het woord geef aan de heer Segers, heb ik nog een algemene opmerking. Zowel de heer Van Laar als de heer Fritsma heeft vragen gesteld over de bijstand aan Curaçao op justitieel gebied. Het is aan de Minister om te beoordelen in hoeverre hij daarop antwoord kan geven. Het onderwerp van vandaag is immers de vraag welke positie Nederland moet innemen op de Koninkrijksconferentie. Het aangesneden punt lijkt wel heel ver verwijderd van dit onderwerp. Het is aan de Kamer om te vragen wat zij wil, maar het is vervolgens aan de Minister om te bepalen of hij zijn antwoord moet beperken, gezien de agenda.

De heer Segers (ChristenUnie): Voorzitter. Dank aan de Minister voor de brief op korte termijn en voor de gelegenheid om de conferentie voor te bespreken. Wij willen graag nader van hem horen wat zijn inzet zal zijn.

Ik heb drie onderwerpen, te beginnen bij de initiatiefwet van de collega Bosman. Wij hebben het voorstel drie weken geleden besproken in de Kamer. Het was een goed en stevig debat. Het is nog niet duidelijk of het voorstel kan rekenen op een meerderheid, het is zelfs zeer twijfelachtig. Toen wij met een Kamerdelegatie naar de eilanden gingen, was de «wet-Bosman» steeds een van de eerste gespreksonderwerpen. Ik kan mij dan ook voorstellen dat de Minister de vraag krijgt wat de stand van zaken is. Wat zal hij daarop zeggen? Soms bestaat het beeld dat dit een wet is van hét Nederlandse parlement of dé Nederlandse regering. In welke nuances zal de Minister hierover spreken?

In het regeerakkoord staat het voornemen om tot een regeling te komen. Wat, als de wet van collega Bosman het niet haalt? Is de Minister dan nog steeds voornemens om zelf een wetsvoorstel in te dienen? Met andere woorden, zal Nederland hoe dan ook tot een regeling komen? Die vraag zal de Minister krijgen en ik ben heel benieuwd naar zijn antwoord.

De heer Bosman (VVD): De heer Segers spreekt van twijfelachtig. Dat weten we pas bij de stemming. Immers, it ain't over till the fat lady sings. Ik vind het jammer dat collega Segers niet inzet op datgene dat op de conferentie zal worden besproken, maar in plaats daarvan voortborduurt op een initiatiefwet van mij die eigenlijk, zoals ik in mijn inbreng heb aangegeven, een consequentie is van het niet-samenwerken. Ik had gehoopt dat collega Segers had gevraagd naar de samenwerking. Ik zou het jammer vinden als de Minister gaat voortborduren op een initiatiefwet die in het Nederlandse parlement wordt besproken en die niet aan de orde is in het Koninkrijk, maar die wel het volg is van het niet-samenwerken binnen het Koninkrijk. Ik vind het jammer dat collega Segers de nadruk legt op mijn initiatiefwet, eenzijdige wetgeving, terwijl in principe interlandelijk personenverkeer op de agenda staat. Ik had gehoopt dat collega Segers daarvoor wat meer aandacht zou hebben.

De heer Segers (ChristenUnie): De mate waarin ik aan iets aandacht besteed, is de vrijheid van mijn fractie. Het gaat inderdaad om het verslag van de werkgroep Interlandelijk personen- en goederenverkeer. Dat onderwerp komt ter sprake. Tijdens de reis die we gezamenlijk hebben gemaakt, heb ik ervaren dat de initiatiefwet van collega Bosman een van de eerste gespreksonderwerpen is. Het is heel voor de hand liggend dat dit onderwerp op tafel komt. Tegelijkertijd staat er in het regeerakkoord iets dat raakt aan dit onderwerp. Ik vraag de Minister dan ook hoe hij hieraan invulling gaat geven. Of de heer Bosman het leuk vindt of niet, zijn wet zal in dat kader echt ter sprake komen.

In het plenaire debat heb ik ook gezegd dat het de voorkeur verdient dat er een regeling komt op Koninkrijksniveau. Vooralsnog ziet het er daar niet naar uit, maar ik ben benieuwd naar de inzet van het kabinet.

De heer Bosman (VVD): Het mooie is dat wij nu van te voren spreken over de conferentie. We praten over de agenda. Dan zou het mooi zijn als Nederland, als een van de landen binnen het Koninkrijk, zegt: de inzet is dat wij hier gezamenlijk uit moeten komen. Ik had gehoopt dat de ChristenUnie die nadruk ook zou leggen. De nadruk van de ChristenUnie ligt nu sterk op de Bosman-wet. Ik vind dat prima, want hij gaat er wel komen, maar het mooiste zou zijn als wij hier gezamenlijk uit zouden komen. Ik had gehoopt dat de ChristenUnie daarop de nadruk had gelegd.

De heer Segers (ChristenUnie): Dat is een mooie aanmoediging. In het debat over de initiatiefwet van collega Bosman heb ik ook gezegd dat dit absoluut de voorkeur verdient. In die zin gaat ook het regeerakkoord te ver. Je moet immers eerst inzetten op gezamenlijkheid. Het is een gezamenlijk probleem. Criminele jongeren veroorzaken daar en hier overlast. In het debat heb ik gezegd dat het een gezamenlijke uitdaging is. Dus is een eenzijdige maatregel niet de oplossing. De juiste route is het gezamenlijk werken aan een oplossing. Ik ben benieuwd naar de inzet van de Minister. Nogmaals, dat kan niet zonder een reactie op wat hier drie weken geleden is besproken in de plenaire zaal.

Mijn volgende onderwerp betreft kinderrechten. Het is heel goed dat dit onderwerp is geagendeerd. Mooi dat Curaçao hierin het voortouw wil nemen, samen met Aruba. In de gesprekken die we daar hadden viel mij op dat het rapport van UNICEF nog onvoldoende was geland op de verschillende eilanden. Het was nog niet in alle parlementen besproken. Ik mag hopen dat dit ter voorbereiding op de conferentie inmiddels wel is gebeurd. Wat is de inzet? Eerder, alweer anderhalf jaar geleden, heeft mijn fractie een amendement ingediend over het werken aan expertise. Dat was namelijk een van de aanbevelingen van het rapport van UNICEF. Het amendement heeft het niet gehaald, maar is de Minister inmiddels bereid om expertise beschikbaar te stellen? Ik sluit mij verder aan bij eerdere vragen op dit punt.

Mijn laatste punt betreft een motie die is ingediend bij de begrotingsbehandeling en die is meeondertekend door collega Van Laar (33 750-IV, nr. 16). Deze motie gaat over mensenhandel. De eilanden zijn genoemd in het Trafficking in Persons Report (TIP) van het Ministerie van Buitenlandse Zaken van de Verenigde Staten. Naar aanleiding daarvan is de genoemde motie ingediend waarin de regering wordt verzocht om gezamenlijk met de andere landen te komen tot een onderzoek. In welke mate vindt het plaats? Wat kunnen we daartegen doen? Ik ben zeer benieuwd naar het vervolg, naar de uitvoering van de motie. Ik hoop dat hierover ook gesproken wordt tijdens de conferentie, opdat gezamenlijk wordt gestreden tegen het kwaad van mensenhandel.

De voorzitter: Daarmee zijn we gekomen aan het eind van de eerste termijn van de Kamer. De Minister heeft aangegeven meteen te kunnen antwoorden.

Minister Plasterk: Voorzitter. Het is voor het eerst dat we een overleg over Koninkrijkrelaties voorbereiden in de Kamer. Het is altijd wel gebruik geweest om na afloop een rapportage aan de Kamer te sturen. Dat zullen we nu natuurlijk ook doen. Nu er veel beweging is en 10-10-10 eigenlijk nog maar kortgeleden is – sindsdien is er slechts één Koninkrijksconferentie geweest – is het een goed idee om van tevoren de inzet van Nederland te bespreken. Vorig jaar is er een Koninkrijksberaad gehouden, in de vorm van een conferentie maar met een iets andere status, ook omdat er op dat moment nog onvoldoende voorwerk was gedaan voor de agenda. Ik heb het gevoel dat er nu ruim voldoende voorwerk is gedaan door de verschillende landen, ook ambtelijk, waardoor we daadwerkelijk knopen kunnen doorhakken en actie ondernemen.

Ik bespeur ook bij de andere landen een behoefte om dat te doen. Neem het onderwerp kinderrechten. Ik was blij te ervaren dat ook de andere regeringen naar aanleiding van het UNICEF-rapport zeiden dat hieraan iets gedaan moest worden, gezamenlijk, en dat ze daartoe ook stappen hebben gezet en de meerwaarde inzien van het zetten van gemeenschappelijke stappen.

Op initiatief van het gastland Aruba is een aantal punten aan de agenda toegevoegd, bijvoorbeeld het onderwerp van kleine landen. Dat lijkt me typisch een onderwerp dat we in deze context kunnen bespreken. Dat geldt ook voor het onderwerp verbinden. Dat is wellicht een wat abstracter onderwerp, maar daaruit maak ik op dat Aruba de behoefte heeft om vooruit te kijken en te formuleren wat ons bindt. Dat heeft alles te maken met je langetermijnperspectief: waar wil je heen met het Koninkrijk? In die context zal er van gedachten worden gewisseld over het langetermijnperspectief.

Laat ik dat onderwerp meteen maar bij de kop pakken, hoewel de heer Bosman daar niet naar vroeg. De heer Van Raak heeft hierover een initiatiefnota geschreven, dus zou het niet gek zijn om in deze context de vraag te krijgen wat de positie van Nederland daarin is. Ik zal me gehouden voelen om te staan voor de constellatie waarop ik een gelofte heb gedaan, namelijk het Statuut van het Koninkrijk. Dat beschrijft de situatie waarin de landen nu verkeren. Daarmee is het voor mij niet in steen gebeiteld, maar ik sta daar wel voor als Minister van Koninkrijksrelaties. Dat mag iedereen ook van mij verwachten.

We gaan een en andere evalueren per 2015. Nu zijn we bezig met de opzet van de evaluatie.

Ik ga meteen in op de opmerking van de heer Fritsma dat Nederland het enige land in het Koninkrijk is dat geen zelfbeschikkingsrecht heeft. Ik zou het niet zo verwoorden, maar de heer Fritsma heeft gelijk dat er een asymmetrie bestaat. Die ligt vast in het volkerenrecht. Een voormalige kolonie heeft op elk moment zelfbeschikkingsrecht. Zij mag zich vrij maken uit het verband met de voormalige kolonisator. De voormalige kolonisator mag echter niet op enig moment eenzijdig besluiten om de boel de boel te laten. Die asymmetrie vloeit natuurlijk voort uit de geschiedenis, uit het feit dat een land op enig moment heeft besloten om, zonder bij anderen te informeren wat ze daarvan vinden, mensen in groten getale te verplaatsen en aan te stellen in een verband dat we gelukkig niet meer kennen, namelijk de slavernij. Volkenrechtelijk is dat een reden om asymmetrie aan te brengen in de vrijheid die je hebt om uit zo'n verband te treden.

Daarmee is niet gezegd dat Nederland geen zelfbeschikkingsrecht heeft. Immers, we zijn zelf bij wat we in zo'n verband doen. Zo heeft de regering besloten om andere landen in het Koninkrijk in principe geen begrotingssteun meer te geven. De landen zijn financieel op zichzelf aangewezen en moeten hun eigen begroting op orde krijgen. Nergens op de Nederlandse begroting staat nog een uitgavenpost «Curaçao», «Aruba» of «Sint-Maarten». We hebben per 10-10-10 beschikt dat dat niet langer de bedoeling is. De asymmetrie waarnaar de heer Fritsma verwijst, erken is dus, maar ik wil het niet uitleggen als zou Nederland als land geen zelfbeschikkingsrecht hebben binnen het Koninkrijk der Nederlanden.

De heer Bosman (VVD): De Minister zegt dat het historisch is bepaald. Geldt dat tot in de eeuwigheid of zit er een eindigheid in? Ik kan mij voorstellen dat het niet eeuwigdurend is. Nederland is ooit onderdeel geweest van Frankrijk en van Spanje. Nu zijn daar geen relaties meer mee. Tot wanneer is het houdbaar?

Minister Plasterk: Het volkerenrecht kent geen horizon voor deze situatie. Je ziet natuurlijk wel ontwikkelingen. Landen krijgen steeds meer de behoefte om de eigen zaken te doen. Ik herken die zeker bij de drie andere landen in het Koninkrijk. Niet voor niets is soevereiniteit opgenomen in de naam van sommige politieke partijen op Curaçao. Niet voor niets zeggen politieke leiders regelmatig in campagnes dat het hun einddoel is om de eigen zaken volledig te regelen. Daar zullen dergelijke beslissingen uiteindelijk ook genomen moeten worden. Op dit moment bespeur ik bij de andere landen in het Koninkrijk echter geen acute wens om uit het Koninkrijksverband te treden of om dat verband heel veel losser te maken. Op terreinen als defensie, buitenlandse zaken, justitie maar ook financieel toezicht zeggen ze steun te hebben. Dat is de feitelijke situatie.

De heer Fritsma (PVV): Als de Nederlandse bevolking voor eeuwig moet vastzitten aan de overzeese gebiedsdelen terwijl het merendeel van de bevolking dat niet wil, dan is er natuurlijk geen zelfbeschikkingsrecht, in ieder geval niet op dit punt. De Minister geeft toe dat er asymmetrie is. Laat ik in die terminologie meegaan zonder iets aan mijn eigen woorden af te willen doen. Erkent de Minister ook dat die asymmetrie opgeheven kan worden? We weten wat de bron is van die asymmetrie, namelijk het VN-Handvest volgens welke een voormalig kolonisator niet eenzijdig de banden kan doorsnijden, in tegenstelling tot de voormalige gekoloniseerde landen. Erkent de Minister dat dit VN-Handvest veranderd kan worden, dat die asymmetrie niet in beton is gegoten? Dat helpt de andere partijen hier misschien ook om te beseffen dat het wel degelijk kan worden veranderd.

Minister Plasterk: Die asymmetrie kan op twee manieren worden opgeheven. Een land kan zelf uittreden. Dat heeft Suriname bij eerdere gelegenheid gedaan. Dat is dus als onderdeel van de asymmetrie de beschikking van een voormalige kolonie zelf. Je kunt het Handvest van de Verenigde Naties willen wijzigen, maar de regering heeft dat voornemen niet. Wij zien immers de morele grondslag die voor de Verenigde Naties een reden was om het zo in het Handvest te zetten. Dat wil niet zeggen dat Nederland geen zelfbeschikkingsrecht heeft. Zo hebben wij eerder besloten dat het, gezien de autonome positie van de andere landen in het Koninkrijk, niet meer dan billijk is dat men daar zelf verantwoordelijk is voor de eigen financiën en de begroting en het op orde krijgen daarvan. Men moet zelf onderwijs en zorg regelen. In het Statuut voor het Koninkrijk zijn de landstaken nadrukkelijk geëxpliciteerd en blijven maar een paar Koninkrijkstaken over, waaronder defensie. Ik kan mij heel goed voorstellen dat een land met 150.000 inwoners niet een eigen legermacht op de been kan krijgen. Ik zie dat een groot belang voor de landen daar, maar overigens ook voor de stabiliteit in de regio, gediend is met een fatsoenlijke defensie. Vergeet niet dat de gebieden liggen tussen Zuid-Amerika, waar veel drugs worden geproduceerd, en Noord-Amerika, waar veel drugs worden geconsumeerd. Het is dus een gevoelig gebied. Dan is het belangrijk dat wordt voorkomen dat de eilanden een doorvoergebied worden voor allerlei rottigheid. Niet alleen de eilanden zelf hebben daar belang bij, maar ook de wereld als geheel.

De heer Fritsma (PVV): De Minister erkent in ieder geval dat het VN-Handvest kan worden gewijzigd. Ik wil natuurlijk vragen om daarop aan te sturen, maar de Minister heeft al gezegd dat Nederland dat niet wil. Heel veel Nederlanders willen dat wel, volgens sommige onderzoeken meer dan de helft. Hoe lang wil het kabinet nog vasthouden aan die banden? Moet ik denken aan honderden jaren, of zegt het kabinet: ook al is het 5.000 jaar, wat ons betreft blijft de situatie zoals die is? Wat is de visie voor de heel lange termijn?

Minister Plasterk: Het kabinet zit tot 2017, deo volente of populo volente of camera volente. Ik sta voor de verhouding zoals wij die nu hebben. Ik zie die ook voor de middellange termijn als doelstelling. Ik denk dat we daar goed bezig zijn en een grote meerwaarde creëren. Onze Minister-President heeft tijdens zijn bezoek zoiets gezegd als «samen lekker geld verdienen». Ik moet eerlijk zeggen dat de andere landen in het Koninkrijk daar helemaal niet van schrokken. Ze vonden het, geloof ik, nog niet eens zo'n slechte doelstelling. Het onderwerp van economische samenwerking en het zoeken naar een meerwaarde namen ze heel serieus op. Ze hebben het ook zelf op de agenda willen zetten. Verder delen we een geschiedenis. De leden van de commissie zijn er natuurlijk regelmatig geweest. Tijdens een bezoek ervaar je dat ook. Ik ben er met de Koning en de Koningin op bezoek geweest. De mensen halen niet de Koning van Nederland binnen, maar hun Koning.

Natuurlijk kan zo'n constellatie in de loop der eeuwen eens veranderen, dat sluit ik niet uit, maar als de landen daar het op prijs stellen om onderdeel te zijn van het Koninkrijk – laten we eerlijk zijn, die landen zijn te klein om eigen universiteiten te hebben, dus willen ze dat kinderen de Nederlandse taal blijven leren zodat ze kunnen gaan studeren in Nederland – kunnen we in die vorm bijdragen aan een iets betere wereld. Wij kunnen helpen mensen op te leiden die dan vervolgens weer teruggaan naar hun land en een bijdrage leveren aan de samenleving. Behalve het aspect van hub-functie en van geld verdienen, mag er van mij ook wel een idealistisch aspect aan zitten. Ik zie de Cariben als pars pro toto – we zijn nog toch in het Latijn aan het spreken – voor andere gebieden in de wereld waar armoede is. We kunnen niet alle ellende van de wereld torsen op onze schouders, maar als we binnen ons Koninkrijk proberen op terreinen als kinderrechten of armoede wat te doen en we doen dat ook nog eens zo dat het niet al te eenzijdig is, dus dat Nederland bepaalt wat er gebeurt, dan vind ik dat een mooi doel. We hebben niet het voornemen om daar zo snel mogelijk een einde aan te maken.

Ik ga de vragen van de verschillende sprekers langs. De heer Bosman vroeg naar de werkgroep Interlandelijk personenverkeer. De rapportages van de vier werkgroepen staan inderdaad op de agenda. De meeste werkgroepen hebben de afgelopen jaren niet zo veel opgeleverd. Deze ook niet, daarin heeft de heer Bosman gelijk. Dat heeft ermee te maken dat de bereidheid van andere landen om mee te werken aan een rijkswet om het personenverkeer te regelen niet groot is gebleken. Dat is voor de heer Bosman reden geweest om te zeggen: als het niet kan op de manier waarop de regering het sinds jaar en dag liever zou willen, namelijk via een rijkswet, dan kom ik met een initiatief. Dit is niet de plek om dit Kamerinitiatief te bespreken, dus dat zal ik ook niet doen.

De heer Segers heeft gevraagd hoe ik tijdens de conferentie zal reageren op vragen over de Bosman-wet. Strikt genomen is het een wet die wordt besproken met de Staatssecretaris van V en J, maar op de conferentie spreek ik namens de Nederlandse regering. Ik zal benadrukken dat de wet nog in behandeling is. Misschien zal ik zeggen dat nog niet vaststaat dat het voorstel in de huidige vorm een meerderheid zal krijgen. De heer Segers zei dat mensen zouden kunnen denken dat het al vaststaat. Dat is, dacht ik, niet het geval. Volgens mij kunnen we dat in eerlijkheid concluderen. Het is niet nieuw dat de Nederlandse regering op zichzelf de voorkeur geeft aan een rijkswet. We zullen zien of ten aanzien van agendapunt 9 van de Koninkrijksconferentie nieuwe inzichten blijken te bestaan.

De heer Bosman (VVD): Kan de Minister iets zeggen over activiteiten van die werkgroep? Zijn die er niet geweest? Daar gaat het mij om. Ik heb al in 2012 Kamervragen gesteld. Toen was er al sprake van dat er niets gebeurde. Nu is het 2014. Is er in de tussentijd nog altijd niets gebeurd? In de brief staat wel dat er verschillende videoconferenties zijn geweest. Is dat in die werkgroep ook aan de orde geweest?

Minister Plasterk: Het is aan de orde geweest, maar het heeft weinig opgeleverd. Dat heb ik de Kamer ook al eerder gemeld. Naar ik heb begrepen, was dat voor de heer Bosman reden om te zeggen: nu hebben we lang genoeg gewacht, nu komen we met een initiatief. Ik deel zijn constatering dat het weinig heeft opgeleverd.

De heer Bosman (VVD): Mijn initiatief is al van 2011, veel langer geleden dus. Onder Minister Leers is mijn initiatief gestart. Welk contact is er geweest? Wie waren er betrokken bij dat overleg? Waren alle landen betrokken bij die videoconferentie? Wat is er precies gezegd? Is er gezegd: onmogelijk, never nooit niet? Of zijn er ook positieve geluiden? Vindt men dat er toch begonnen moet worden? Ik hoop dat de reactie van de Minister is: jongens, interlandelijk personenverkeer staat op de agenda, laten we het daarover hebben, want dat is de kern van de zaak; als overleggen hierover een probleem blijft, gaat die Bosman verder.

Minister Plasterk: Ik krijg even de werkwijze van de werkgroep aangereikt. Die behelst niet veel. Op sommige onderdelen is er wel wat doorgesproken. Problemen zijn geïnventariseerd, waar men dan weer op terugkomt. Ook is geïnventariseerd welke wet- en regelgeving al bestaat. Onderliggend is het gevoelen van de andere landen in het Koninkrijk echter: we zijn één land, met één paspoort, en verder hoeft er niets geregeld te worden. Er is a priori weinig enthousiasme om tot een rijkswet te komen. Dat is echt een wens die steeds van Nederlandse kant is ingebracht. Ik moet eerlijk zeggen dat ik de neiging heb om de behandeling van de initiatiefwet in de Tweede Kamer haar beslag te laten krijgen. We hebben de wens om te komen tot een rijkswet als voorkeursoptie niet van tafel gehaald. Het staat op de agenda, we zullen zien.

De heer Segers (ChristenUnie): Het is mooi dat dat de Minister zegt dat het onze voorkeur heeft om te komen tot een rijkswet en dat hij de behandeling van de initiatiefwet afwacht. Voor alle duidelijkheid: dat heeft ook de voorkeur van de ChristenUnie-fractie. We willen dus niet komen tot een eenzijdige regulering. Tegelijkertijd is er wel een regeerakkoord waarin het klip-en-klaar staat. Zegt de Minister: mocht de initiatiefwet van de heer Bosman geen meerderheid halen, dan kom ik met een eigen voorstel?

Minister Plasterk: Het regeerakkoord spreekt over reciprociteit, als ik het wel heb, over gelijke criteria. De regering is gehouden om dat uit te voeren. Dat zou zijn beslag kunnen krijgen in een initiatiefwet, als daarvoor een Kamermeerderheid ontstaat. Anders is het aan de regering zelf om dit op te pakken. Dat moet natuurlijk wel altijd gebeuren binnen de grenzen van rechtsstatelijkheid en internationale verdragen. Gelijke gevallen moeten gelijk worden behandeld. Dan kom je terecht in de discussie – die moeten we hier niet voeren – in welke mate de verschillende landen ook gelijke gevallen zijn als het gaat om personenverkeer. Maar het regeerakkoord is inderdaad leidend.

De heer Segers (ChristenUnie): Het zou toch een helder politiek statement zijn als de Minister zegt: we zijn bereid om dit even tussen haken te zetten en opnieuw te bekijken of we tot een rijkswet kunnen komen door met elkaar om tafel te gaan zitten? Dat zou heel goed mogelijk zijn. Dan kunnen we gezamenlijke problemen gezamenlijk aanpakken.

Minister Plasterk: Het is niet aan mij om een initiatiefwet van de Kamer op te geven, dat kan niemand verwachten. Ik heb de indiener ervan wel horen zeggen dat een rijkswet de voorkeur heeft van de VVD. De voorkeur van de Nederlandse regering is nooit van tafel gehaald. In die zin is het niet nieuw dat de Nederlandse regering sinds jaar en dag de voorkeur heeft voor een rijkswet om dit te regelen.

De heer Fritsma (PVV): Ik heb het even opgeschreven. De Minister zei letterlijk: «men denkt daar: één land, één paspoort, dus er hoeft niets geregeld te worden». Dat is niet waar, want voor zichzelf hebben ze het wel geregeld. Voor Europese Nederlanders die naar Curaçao willen, zijn er allerlei vestigingseisen. Zelf doen ze het dus wel, maar wij mogen het niet doen. Het is, in één woord, hypocriet. Ik ben wel nieuwsgierig naar die contacten. Ik vind niet dat Nederland zich zomaar moet laten schofferen. Ik weet dat er uitnodigingen zijn verstuurd naar de eilanden om hierover te praten. De vraag is simpel: hoe is op die uitnodigingen gereageerd? Is er een brief teruggestuurd met de mededeling: wij zijn hierin toch niet geïnteresseerd; wij blijven het lekker wel doen, maar jullie mogen het niet doen? Is er helemaal niet op gereageerd? Ik heb behoefte aan inzicht in die processen. Dan weten we gewoon waar we aan toe zijn.

Minister Plasterk: Ik dacht dat ik dat juist had gezegd. Vier conferenties hebben plaatsgevonden. Dan wordt gesignaleerd: we moeten nog wat inventariseren, we moeten nog naar de wetgeving kijken. Er zit echter niet veel schot in, dat is een eerlijke weergave van de gang van zaken. Het is niet zo dat men zegt «wij beantwoorden telefoongesprekken niet» natuurlijk niet. De werkgroep komt echter niet dichter bij een consensus. Dat is de stand van zaken op dit moment. Ik deed net een poging om te verklaren hoe dat zou kunnen komen, maar dat is slechts een taxatie.

De heer Fritsma (PVV): Dat verhaal van die werkgroep kennen we. Ik neem aan dat het kabinet zelf ook actie heeft ondernomen om te gaan praten. Daar ben ik met name nieuwsgierig naar. Heeft het kabinet uitnodigingen verstuurd naar de eilanden? Zo ja, hoe is daarop gereageerd, dus los van de werkgroep?

Minister Plasterk: Die werkgroep is natuurlijk de manier waarop de verschillende regeringen samen proberen om consensus te bereiken over een voorstel tot het maken van een rijkswet. Dat is belegd in die werkgroep. De Nederlandse deelnemers daaraan zitten daar namens het kabinet. Dat is de manier waarop we geprobeerd hebben om dit tot stand te brengen.

De voorzitter: Ik stel voor om eventuele vragen in de tweede termijn te stellen. Ik schat zo in dat die er toch wel komt. Dan kan de Minister door met zijn betoog.

Minister Plasterk: Ik was nog steeds bij de eerste spreker, al heb ik meteen een paar vragen van de heer Segers en de heer Fritsma over hetzelfde onderwerp beantwoord. De heer Bosman heeft gewezen op de positie van Venezuela. Dat is inderdaad het grootste buurland van het Koninkrijk der Nederlanden. Als je de kaart erbij pakt, zie je dat het een gigantisch uitgestrekt land is. Politiek is het onrustig. Op een heldere dag kun je het vanuit het Koninkrijk der Nederlanden zien liggen. Het buitenlands beleid inzake Venezuela is voor het Koninkrijk dan ook van groot belang. Dat is typisch een rijkstaak en geen landstaak, dus is collega Timmermans er ook al op bezoek geweest, zowel in de Cariben als in Venezuela. Hij heeft hiervoor alle aandacht. De heer Bosman vroeg of ik dit punt onder zijn aandacht wilde brengen. Dat wil ik met alle plezier toezeggen, maar eerlijk gezegd denk ik dat dat niet nodig is, omdat het belang collega Timmermans scherp voor ogen staat.

De heer Bosman (VVD): Mijn vraag ging bewust over luchtvaartmaatschappijen en andere bedrijven die te maken hebben met deviezen en er niet uitkomen. Er ontstaat dus schuld. Als luchtvaartmaatschappijen failliet gaan, heeft dat een enorm effect. Natuurlijk heeft het de aandacht. Politiek klinkt dat altijd heel prettig, maar dit is wel urgent. Kan de Minister deze urgentie overbrengen aan de Minister van Buitenlandse Zaken? Of pakt hij dit zelf op?

Minister Plasterk: Ik zeg dat toe, al komt een luchtvaartmaatschappij wel in de buurt van een landsaangelegenheid.

De heer Bosman (VVD): Het probleem zit in Venezuela.

Minister Plasterk: Ja. In dat geval is het een zaak voor Buitenlandse Zaken.

De heer Van Laar en de heer Segers informeerden naar kinderrechten. Laat ik positief beginnen. Het UNICEF-rapport over de kinderrechtensituatie in het Koninkrijk was niet alleen maar negatief. Gesignaleerd wordt dat op een aantal terreinen de situatie behoorlijk goed is en dat er forse vorderingen zijn gemaakt, zeker in vergelijking met de andere eilanden in de Cariben. Er is sprake van een leerplicht en van toegang tot de zorg. Daarnaast wordt een aantal specifieke problemen van verschillende aard gesignaleerd. Zo is op Curaçao obesitas een groot probleem. Dat is een vorm van verwaarlozing van kinderen. Obesitas is immers niet goed voor kinderen. Er is schooluitval op Curaçao en Aruba, maar ook ernstige verwaarlozing komt voor, net als mishandeling, tienerzwangerschappen en seksueel misbruik. Dat laatste is niet kwantitatief geanalyseerd, maar over de hele linie is het beeld dat het niet goed genoeg gaat. Ik ben blij dat alle vier de regeringen in het Koninkrijk dit hebben opgevat als een waarschuwing en hebben gezegd dat hieraan wat moet worden gedaan in gezamenlijkheid. Vier landen in het gebied hebben daar ook belang bij. Vergeet niet, de drie Nederlandse eilanden hebben te maken met vergelijkbare problematiek. Je zou er dan goed aan doen om van elkaar te leren en gezamenlijk te proberen dit aan te pakken, dus Nederland, de BES-eilanden en de andere drie landen.

De inzet van de Nederlandse regering is om te komen tot een taskforce kinderrechten. Wat mij betreft heeft die als doelstelling om een plan te maken. Ik denk dat dit plan er binnen maximaal een jaar zou moeten zijn of zo veel eerder als mogelijk. Dat zou dan op de volgende Koninkrijksconferentie aan de orde moeten zijn. Ik zeg toe dat ik me ervoor inzet dat het de volgende Koninkrijksconferentie op de agenda staat. Of dit onderwerp vervolgens op iedere Koninkrijksconferentie op de agenda staat, kunnen we misschien bij een volgende gelegenheid bekijken.

De heer van Laar vroeg naar de rol van vaders. Hij verwees daarbij ook naar Hermin Wiels. Ik heb wat dat betreft een goede herinnering aan laatstgenoemde. Op diens begrafenis heb ik de volgende anekdote verteld. Wiels zei dat vaders veel te weinig aanwezig zijn in het gezin, dat dit als te vanzelfsprekend wordt gezien en dat dit een van de onderliggende oorzaken is van opvoedingsproblemen en de gevolgen daarvan. Hij vertelde dat hij met zijn kind in een mandje naar het consultatiebureau ging, terwijl geen enkele andere vader dat deed. Hij zei: ze dachten dat ik homoseksueel was omdat ik met mijn kind kwam, maar ik heb ze uitgelegd dat het normaal is om je als vader verantwoordelijk te voelen voor je baby. Ik vond het een mooi verhaal. Hij was als leider van zijn eigen volk ook wel in de positie om zo'n onderwerp op die manier te agenderen. Als de heer Van Laar vraagt of ik in staat zou zijn om dat op eenzelfde manier te doen, dan moet ik antwoorden dat ik niet dezelfde positie heb. Ik zie het probleem van de rol van de vaders, maar ik geloof niet dat ik dat op eenzelfde manier zou kunnen uitdragen. Het is primair aan de regeringen van de landen daar om dit te agenderen.

De heer Van Laar (PvdA): Zou het niet mooi zijn als de regeringsleiders van de verschillende landen samen met de Minister een dergelijke oproep zouden doen? Ik heb het dan over premier Asjes, premier Eman en premier Wescott. Het lijkt me mooi om juist gezamenlijk een signaal af te geven dat we ook iets van vaders verwachten. Daarbij kan worden verwezen naar de rol van de heer Wiels.

Minister Plasterk: Ik zal het ter sprake brengen bij het agendapunt.

Er is gevraagd naar de rol van Nederland ten aanzien van duurzaamheid, ook op de BES-eilanden. Wij vertegenwoordigen op de Koninkrijksconferentie immers ook de BES-eilanden. Bij het agendapunt economische samenwerking zullen we ook spreken over kennisuitwisseling op het gebied van duurzaamheid en innovatie. De andere landen hechten er ook zeer aan dat we dit bespreken. Ieder land werkt al op het gebied van duurzaamheid en innovatie, maar we kunnen schaalvoordelen realiseren en ook van elkaar leren. Nieuwe energievormen zoals getijden, zon, aardwarmte en wind zijn alle vier te vinden op de Cariben. Om die reden is het ook voor Nederland een aantrekkelijke plek om onderzoek te doen. Er wordt samengewerkt met de universiteit van Wageningen. Ik heb begrepen dat TNO een loket gaat openen op Bonaire om ondersteuning te geven op het gebied van innovatie en duurzaamheid.

De heer Van Laar heeft verder gevraagd naar het PUM. Daarover hebben we eerder met elkaar gesproken. Naar aanleiding van het verzoek van de heer Van Laar tijdens het begrotingsdebat heb ik de Kamer hierover een brief gestuurd. Er is ambtelijk contact geweest met het PUM. Zeker in Caribisch Nederland blijkt men een rol van betekenis te hebben. De bestuurscolleges hebben daarop positief gereageerd. Ik ben ook bereid een deel van de kosten op mij te nemen. Het gaat dan om kosten voor organisatie. Het is aan de landen om te bepalen of ze van het PUM gebruik willen maken. Aangezien wij de organisatiekosten voor onze rekening nemen, kan het voor de landen aantrekkelijk zijn om ervan gebruik te maken. De kosten voor de inzet van mensen, de salariskosten dus, moet men wel zelf dragen. Kennelijk is het een aantrekkelijk programma. Veel managers hebben al veel gedaan en kunnen hun ervaring en wijsheid delen. Laten we eerlijk zijn, het is bovendien aantrekkelijk om eens een overzichtelijk project op te pakken in een omgeving waar nog relatief veel te organiseren valt. Ik denk dat dat de reden is dat het programma een goed idee is.

Welke verzoeken hebben we gekregen om mee te helpen aan het terugdringen van de criminaliteit? De voorzitter wees er al op dat dit ook een vraag aan Justitie is. Vanuit mijn coördinerende verantwoordelijkheid wil ik de stand van zaken wel weergeven. We wisselen in ieder geval best practices uit. Verder ondersteunen we bij ordehandhaving als er wordt gevraagd om noodhulp. In november 2013 heeft Navarro, de Minister van Justitie van Curaçao, een verzoek gericht aan V en J om de huidige Nederlandse projectleider van het plan van aanpak voor de gevangenis in te zetten voor het opzetten van een jeugdinrichting. Dat verzoek is nog in behandeling bij het Ministerie van V en J. Daarnaast heeft de Minister van Defensie eind 2013 een verzoek uit Curaçao ingewilligd om een unmanned aerial system in te zetten bij de bestrijding van de zware geweldscriminaliteit. Van Sint-Maarten zijn er verzoeken om bijstand gekomen. Die zijn in behandeling bij V en J. Het gaat dan om: een verlenging van de termijn van de korpschef, twee parketsecretarissen voor het OM en vier rechercheurs voor de Landsrecherche en ondersteuning bij de aanpak van jeugdcriminaliteit.

Ik ga door naar de bijdrage van de heer Fritsma. We praten vanuit verschillend perspectief over het Koninkrijk, zo is al duidelijk geworden. Dat kan. De heer Fritsma vraagt om de agenda te veranderen. Die is wel in samenspraak vastgesteld, dus als ik dat al zou willen, wat niet het geval is, dan kan ik dat ook feitelijk niet toezeggen. De heer Fritsma heeft specifiek naar corruptie gevraagd. Onlangs hebben we een besluit van de rijksministerraad gezien om een integriteitsonderzoek naar het politieke bestuur op Sint-Maarten in te stellen. Ik kan de Kamer melden dat dit onderzoek nu loopt. Het is dus niet zo dat dit onderwerp nooit is geagendeerd.

De heer Fritsma (PVV): Je kunt kinderrechten en economische samenwerking wel agenderen, maar zolang die corruptie en maffiapraktijken bestaan, zolang zakkenvullerij en financiële puinhopen bestaan, komt het met kinderwelzijn en economische samenwerking ook niet goed. Mijn suggestie is alleen: pak die kern aan, anders doe je aan symptoombestrijding. Dat is de achtergrond van mijn vraag. Kan de Minister er in die zin op reageren?

Minister Plasterk: Integriteit is de basis van alle vooruitgang die je als politiek bestuur kunt realiseren. Integriteit moet dus ook op de agenda. Ik ga niet te vaak nostalgisch naar de heer Wiels verwijzen, maar de eerste keer dat ik hem ontmoette, was ik ervan overtuigd dat hij de goede lijn inzette, toen hij zei: er komt nu een nieuwe regering en daarbij staat de integriteit voorop. De mensen zijn grondiger gescreend dan de Nederlandse bewindspersonen. Er werd bloed geprikt om te zien of er geen bepaalde substanties in zaten. In Nederland mag dat niet. Ik heb stellig de indruk dat dit heeft geleid tot een grote politieke verandering in het politieke bestel van Curaçao. Daarmee is natuurlijk niet alle criminaliteit uit een land weg, maar het feit dat je ervan uitgaat dat de regering het landsbelang dient en niet de eigen portemonnee, is de basis van fatsoenlijk bestuur. We benadrukken dit ook, maar eigenlijk is dat niet nodig omdat men dat zelf ook wel inziet.

Wat het bestrijden van criminaliteit betreft, verwijs ik naar mijn antwoord op de vraag die zojuist werd gesteld. Als er een verzoek om bijstand wordt gedaan, levert Nederland expertise. Als er een politieke moord wordt gepleegd, verleent Nederland steun bij het politieonderzoek ter plekke. Als een verdachte in dat onderzoek zich zorgen maakt omdat hij spreekt en er reden is om te twijfelen aan zijn veiligheid, dan is onderdeel van het entameren van integriteit dat Nederland zegt: u wordt in een Nederlandse gevangenis ondergebracht. Dat hoort erbij, wil het recht zijn beloop hebben. In zo'n geval moeten getuigen of, in dit geval, verdachten beschermd worden. Daar waar het kan doen we dus alles om integriteit te ondersteunen.

De heer Fritsma (PVV): De Minister zegt dat de integriteit van het bestuur in die landen vooropstaat. Ik hoop dat hij dat ook waarmaakt tijdens de Koninkrijksconferentie. Zaken als kinderrechten en economische samenwerking zijn daar immers afgeleiden van.

Minister Plasterk: Ik deel de analyse dat het begint met een integer bestuur, zodat je ervan kunt uitgaan dat overheidsgeld wordt besteed en belastinggeld geïnd met de bedoeling om het algemene belang van het land te dienen, en niet het belang van een persoon. Ik heb gezien dat er veel vooruitgang is geboekt, bijvoorbeeld op Curaçao, het grootste land binnen het Koninkrijk. Daar is duidelijk een cesuur. Wij steunen dat vanuit Nederland. In elk land ter wereld blijft integriteit een ingewikkeld onderwerp. In Nederland hebben we het Bureau Integriteitsbevordering Openbare Sector (BIOS) ter bevordering van de integriteit. In Nederland gaat er natuurlijk ook weleens wat mis. Daar komt nog bij dat naarmate gemeenschappen kleiner worden, het risico toeneemt dat je elkaar kent en elkaar de bal toespeelt. Ik heb verder al gewezen op de ligging: een gevoelige plek. De kans dat bootjes met cocaïne in Nederland aan wal gaan, is kleiner dan de kans dat dit in de Cariben gebeurt. Een aantal factoren maakt dus dat dit punt extra aandacht behoeft en ik ben blij dat de regeringen van de landen die aandacht ook geven. Van Nederlandse kant zal ik dit blijven ondersteunen. Er is tussen mij en de commissieleden geen verschil van mening over de vraag of dit onderwerp belangrijk is.

En passant heb ik antwoord gegeven op de vraag over de verdachte van de moord op Wiels.

De heer Fritsma (PVV): Om misverstanden te voorkomen, de PVV-fractie hoopt ook dat het onderzoek naar de moord op de heer Wiels niet wordt geschaad. Er moet alles aan gedaan worden om de daders te vinden, daarover geen misverstand. Ik wilde alleen weten wanneer men daar de boel op orde heeft, zodat een overdracht van gevangenen niet meer nodig is.

Minister Plasterk: Aan het eerste twijfelde ik niet. Eenieder wenst natuurlijk dat het wordt opgelost. Het gevangeniswezen is een apart circuit waarover we lang zouden kunnen praten. Ook in de andere delen van het Koninkrijk – dat bleek ook uit recent onderzoek – is het niet op orde. Er doen zich situaties voor die vanuit het oogpunt van mensenrechten niet wenselijk zijn. Bij de collega-regeringsleiders dringen wij er voortdurend op aan om daar meer aandacht aan te besteden. Dat gaat niet helemaal vanzelf doordat men, zeker daar, nogal eens geneigd is om te denken: dan moet je maar geen misdaad begaan, dan heb je ook geen last van de situatie in de gevangenissen. Maar uiteindelijk gelden de mensenrechten natuurlijk ook voor gevangenen. Daar hoort bij dat je in de gevangenis veilig bent, en dat is niet in alle gevangenissen in het Koninkrijk in gelijke mate het geval, laat ik het maar zo formuleren.

Tot slot kom ik op de bijdrage van de heer Segers. Ik heb gereageerd op zijn eerste punt, net als op het punt van de kinderrechten. Verder heeft hij specifiek gevraagd wat er is gebeurd met de in november 2013 aangenomen motie van hem en de heer Van Laar. Daarin wordt verzocht om samen met de ministeries van Aruba, Curaçao en Sint-Maarten en met de bijzondere gemeenten, de BES dus, de mogelijkheid te bezien van een onderzoek naar de aard en de omvang van mensenhandel, gedwongen prostitutie en seksueel misbruik op de genoemde eilanden en de effectiviteit van het huidige beleid. Er is al het een en ander aan onderzoek gedaan op dat terrein. Ik heb dat zelf geïnventariseerd; ik zal het nu niet opsommen. Bij de inventarisatie hebben we de regeringen van de andere landen gevraagd om te bezien of er een gezamenlijk onderzoek kan komen en of dat verder kan worden uitgewerkt. We doen dat overigens samen met V en J, waar primair de portefeuilleverantwoordelijkheid ligt. Van twee van de drie landen hebben we een reactie binnen. We wachten nog op de derde. Dan is het de bedoeling om uiterlijk medio april, binnen een maand dus, de Kamer te informeren over de stand van zaken van de uitvoering van de motie.

De voorzitter: Dank aan de Minister. Ik geef het woord aan de heer Bosman voor zijn tweede termijn.

De heer Bosman (VVD): Voorzitter. De Minister begon wat filosoferend over de constellatie waarin we zitten in het Koninkrijk. Hij was daar zeer positief over. Dat kan, maar ik kreeg wel de indruk dat de Minister vooral bezig was om het Statuut naar zich toe te halen. Zo ontstaat de indruk dat het Statuut van Nederland is, terwijl Nederland onderdeel is van het Statuut. Wij zijn een van de landen binnen het Statuut. Het Statuut regelt de onderlinge verhoudingen. Wij zijn dus geen eigenaar van het Statuut; dat zijn wij gezamenlijk. Daarbinnen kun je een keuze maken hoe de constellatie eruit moet zien. Daarom is het iedere keer de vraag, ook van de VVD – onze initiatiefnota gaan wij zeker nog bespreken – of een gemenebest geen mogelijkheid is. Kijken we naar mogelijkheden en potentiële kansen. Ik denk dat de zaken beter gaan lopen als mensen meer verantwoordelijkheid krijgen en daarvoor aansprakelijk zijn.

Neem de binnenstad van Willemstad, dat is UNESCO-gebied. Daar is sprake van achterstallig onderhoud. Dat is de verantwoordelijkheid van Curaçao, maar wie is verdragspartner bij de UNESCO? Het Koninkrijk. Van het achterstallige onderhoud in Willemstad komen problemen. UNESCO zal zeggen: je moet wat doen. Willemstad antwoordt: geen geld. Dan zegt UNESCO: wacht even, de verdragspartner is het Koninkrijk. Wat is het adres van het Koninkrijk? Het Binnenhof. Het eindigt dus altijd hier, en dat is het probleem van het Statuut. Dat is het probleem met verantwoordelijkheden die niet liggen waar ze zouden moeten liggen. Maar goed, die discussie gaan we zeker nog voeren.

Ik kom op de rijkswet. Geen verzoek van de andere landen, zegt de Minister. Ik ben het niet met hem eens. Als ik goed luister naar al mijn collega's, of het nu op de BES is of op Aruba, Curaçao of Sint-Maarten, dan spreken ze hun ongenoegen uit over de problemen die ze ondervinden bij onderling personenverkeer, of het nu van Bonaire naar Curaçao is, of van Aruba naar Sint-Maarten. Daar zit onderling een probleem. Een rijkswet personenverkeer is het uitgelezen middel om te komen tot een oplossing voor al die problemen. Dan zijn we daar in één keer van af. Weliswaar is er geen formeel verzoek om te komen tot een rijkswet, maar iedere keer weer doet zich het probleem voor dat het zo verdomd lastig is om van Bonaire naar Curaçao te gaan. Ik zou het niet aanbevelen, maar je kunt het bijna zwemmen. Laten we het gezamenlijk oppakken, met alle landen in het Koninkrijk, en dan komen we met oplossingen, binnen het Koninkrijk. Dat is volgens mij het verzoek van alle landen.

De heer Van Laar (PvdA): Voorzitter. In het kader van antwoord geven op vragen die niet zijn gesteld, wil ik aangeven dat de PvdA zich meer herkent in de beschrijving van de toekomst van het Koninkrijk door de Minister dan in de beschrijving van anderen.

Wij zijn erg blij met de toezeggingen die de Minister heeft gedaan over onder ander de taskforce kinderrechten, het plan en de agendering voor de volgende Koninkrijksconferentie. Dit is immers een serieuze zaak. De Minister zegt dat er ook goed nieuws is, maar bij ons overheerst het slechte nieuws, moet ik eerlijk zeggen. Zo komen tienerzwangerschappen daar tien keer vaker voor dan hier. Let wel: tien keer vaker! Dat is een symptoom van een nog veel groter probleem dat wijd verspreid is op de eilanden. In de UNICEF-rapporten komt het soms al heel duidelijk naar voren, maar als je de onderzoekers persoonlijk spreekt, komt het nog duidelijker naar voren. Dan blijkt dat de onderzoekers niet alles hebben opgeschreven wat ze hebben ontdekt. Een en ander moet natuurlijk ook in voldoende mate hard te maken zijn.

We zijn blij dat er geen verzoeken zijn afgewezen. Het ging snel bij de verzoeken om ondersteuning bij de bestrijding van criminaliteit. Ik heb de Minister zo begrepen dat er tot nu toe geen verzoeken zijn afgewezen en dat een aantal nog in behandeling is. Dat is in ieder geval goed nieuws.

Dank ook voor de toezegging over het PUM. Gaat de Minister dit actief onder de aandacht brengen? Komt het in een notitie te staan, of gaat hij het op een andere manier onder de aandacht brengen?

Ten aanzien van mensenhandel had de heer Segers een punt. Binnenkort komen we nog te spreken over BES-aangelegenheden. We hebben begrepen dat het op Bonaire een steeds groter probleem is. Daar is een bordeel dichtgegaan, waardoor er helemaal geen zicht meer is op prostitutie. Wellicht kan de Minister zich hierin verdiepen ter voorbereiding op het AO over BES-aangelegenheden.

De heer Fritsma (PVV): Voorzitter. Dank aan de Minister voor de gegeven antwoorden.

Allereerst maar het punt van de banden met de eilanden. De PVV-fractie vindt het echt uit de tijd dat alle landen binnen het Koninkrijk, behalve Nederland, hun lot in eigen handen kunnen nemen. Als men het op de eilanden wil, zitten we voor eeuwig aan de eilanden vast. De oorzaak hiervan is het VN-Handvest, zo hebben we gehoord. Het kabinet heeft aangegeven dat niet te willen veranderen, dus is mijn hoop gericht op andere partijen. De PVV zal nog regelmatig een motie indienen om het VN-Handvest te veranderen.

Een ander punt is het interlandelijk personenverkeer, waarover we het uitgebreid hebben gehad. Een van de kritiekpunten met betrekking tot de initiatiefwet van mijn collega Bosman was: waarom maakt u er geen rijkswet van? We hebben nu het bewijs dat dit gewoon niet lukt vanwege onwil op de eilanden, dus die vraag is een gepasseerd station.

Mijn laatste punt betreft de agenda. Onderwerpen als kinderrechten en economische samenwerking staan op de agenda. Ik ben blij dat het kabinet erkent dat alles begint met integriteit van bestuur, corruptiebestrijding, misdaadbestrijding et cetera.

De heer Segers (ChristenUnie): Voorzitter. Dank aan de Minister voor de gegeven antwoorden. Mooie woorden aan het begin over de manier waarop de geschiedenis ons aan elkaar heeft verbonden. Je hoort bij elkaar, in goede dagen, maar ook in kwade; het lijkt wel een huwelijk. Er zitten ook kwade dagen bij. Er zitten absoluut rafelrandjes aan de relatie tussen de eilanden en Nederland, maar de uitspraak van de Minister dat we bij elkaar horen en dat we elkaar vasthouden, wil ik graag onderstrepen. Vanuit die gezindheid ga je problemen aan.

Zelf had ik een goede ervaring met het Interparlementair Koninkrijksoverleg (IPKO), de gezamenlijke parlementaire conferentie. Ik hoop dat dit ook geldt voor de andere leden van de commissie. Alle lastige onderwerpen die rechts van mij zijn genoemd, zijn daar aan de orde gekomen, inclusief criminaliteit en integriteit van bestuur. Dit is in wederkerigheid en in alle openheid besproken. Ik ben het met collega Fritsma eens dat integriteit ook betrekking heeft op economische samenwerking en dat dit een belangrijk thema is, maar als het kan in de geest van het IPKO, dan kan het op een goede manier. We kunnen elkaar dan over en weer aanscherpen op dit punt.

Dank voor de toezegging om in te zetten op een taskforce kinderrechten en het plan dat binnen een jaar moet volgen. Wij zullen daar kennis van nemen.

Dank voor de toezegging over de uitvoering van de motie over mensenhandel.

Rest mij nog om de Minister een goede tijd en goede gesprekken toe te wensen.

De voorzitter: Hiermee is de Kamer aan het einde gekomen van de tweede termijn. Ik geef de Minister het woord voor zijn tweede termijn.

Minister Plasterk: Voorzitter. Ik loop maar meteen de diverse bijdragen langs. De heer Bosman heeft gelijk dat het Statuut niet van Nederland is, maar van de vier landen. Dat is meteen ook de reden dat we niet eenzijdig het Statuut kunnen veranderen. Dat is de context die ons allen bindt en die alleen bij eenstemmigheid kan worden veranderd. De heer Bosman zei zelf al dat we bij een andere gelegenheid terugkomen op het onderwerp van de organisatie binnen het Koninkrijk, ook naar aanleiding van zijn initiatiefnota.

We hebben vandaag eigenlijk twee onderwerpen besproken waarvoor geldt dat het Koninkrijk wordt aangesproken op wat een land binnen het Koninkrijk doet. De heer Bosman gaf het voorbeeld van het verwaarlozen van UNESCO-monumenten. Zelf heb ik het voorbeeld gegeven van mensenrechten in gevangenissen. Dat is typisch een onderwerp waarop je als natie wordt aangesproken. Het Koninkrijk wordt erop aangesproken, terwijl het gaat om een landsverantwoordelijkheid. Dus stappen wij vanuit de rijksministerraad naar de desbetreffende regering toe met de vraag: dit en dat is gesignaleerd, wat denkt u daaraan te gaan doen? Nederland zit daarbij niet direct aan de knoppen, dat is de constellatie waarin we zitten. Ik heb er nota van genomen dat de heer Bosman pleit voor een andere constellatie. Bij een andere gelegenheid zullen we daarover spreken. Nogmaals, ik sta voor de constellatie zoals we die nu hebben. Ten eerste omdat dat mijn rol is in het bestel en ten tweede omdat ik denk dat we niet toe zijn aan vormen van vrijblijvendheid in de samenwerking. Het iets meer vastgelegde verband zoals we dat nu kennen, heeft meer waarde. Het land kan niet zomaar financieel van de rails lopen zonder dat de commissie financieel toezicht dat signaleert en ook ingrijpt. Dat hebben we in Curaçao gezien. Daar was men aanvankelijk niet blij mee, laten we eerlijk wezen, maar nu wel. Nu zeggen we dat het eigenlijk in het belang van de bevolking van Curaçao is dat we de financiën geleidelijk op orde krijgen. Anders kan een economie immers niet verder in de wereld.

De voorzitter: Ik geef het woord aan de heer Bosman, maar ik zeg wel, zowel tegen hem als tegen de Minister, dat we dit debat op een later moment inhoudelijk zullen voeren.

De heer Bosman (VVD): De Minister wijdt stiekem iets verder uit dan ik had gehoopt... Althans, ik accepteer deze uitdaging natuurlijk. Aruba heeft geen financieel toezicht. Het functioneert in de constellatie en zal prima als gemenebestland aan de slag kunnen, binnen alle verantwoordelijkheden die we gezamenlijk hebben. Als het straks op orde is, kan Curaçao prima als gemenebestland functioneren. Dat wil niet zeggen dat er vrijblijvendheid is. De discussie die straks ontstaat over een gevangenis – we zijn al heel lang bezig met die gevangenis op Curaçao – maar ook de binnenstad van Willemstad, komt dan wel te liggen waar die moet liggen, namelijk bij de landen. Er is geen escape mogelijk. Dat is mijn punt. Een escape blijft nu altijd mogelijk. Immers, de rijksministerraad gaat andere landen aanspreken en als er niets gebeurt, hebben we verder geen mandaat. Tot zover mijn verhaal over de gemenebest, waar we zeker op terugkomen.

Minister Plasterk: Ik zal niet toehappen, maar ik wil nog wel reageren op het punt van Aruba. De staatsschuld van Aruba is twee keer zo groot als die van Curaçao en Sint-Maarten. In het Koninkrijk staan drie van de vier landen onder financieel toezicht. Nederland staat onder toezicht van de Europese Unie – denk aan de 3%-norm – en Curaçao en Sint-Maarten staan ook onder toezicht. Dat geldt niet voor Aruba. Vrolijk zeggen dat we die kant op moeten, zou niet mijn conclusie zijn.

De heer Bosman (VVD): Dat is de kern van het probleem. Aruba is een financieel risico voor Nederland en voor het Koninkrijk, en we hebben er geen zeggenschap over. Dat is de kern van het probleem. Dus moeten we daar zo snel mogelijk van af.

Minister Plasterk: Dat laatste is een uitsmijter die ik niet onderschrijf.

De heer Bosman (VVD): Het gaat mij om de constellatie.

Minister Plasterk: Ja, maar daarmee natuurlijk ook om de landen binnen de constellatie.

De heer Bosman (VVD): Een gemenebest.

Minister Plasterk: Ik heb het goed gehoord, maar we gaan dit op een ander moment verder bespreken.

Het pleidooi van de heer Bosman voor een rijkswet voor personenverkeer beschouw ik als een indirecte uitnodiging aan de andere landen binnen het Koninkrijk. Daar zit de bottleneck. Die heeft nooit gezeten bij de Nederlandse regering.

De heer Bosman (VVD): Dit gaat om de inzet van het kabinet. De Minister moet het niet doorschuiven naar «de overkant». Wat is de inzet van het kabinet? De Minister zegt dat het nooit van tafel is geweest. Hij zegt ook dat hij de initiatiefwet wil afwachten, maar er is nu een Koninkrijksconferentie, dus ik hoop dat hij inzet op een rijkswet en dat ook duidelijk maakt op de conferentie.

Minister Plasterk: Ik heb al in de eerste termijn gezegd dat dit onveranderd de inzet is van de Nederlandse regering.

De heer Van Laar vestigde de aandacht op tienerzwangerschappen. Inderdaad komt dat tien keer zo vaak voor als in Nederland. Daarmee wil ik overigens niet zeggen dat het in Nederland goed is, maar daar is het wel erg hoog. Dat heeft ook alles te maken met onvolledige gezinnen en soms ook met misbruik.

Inderdaad is er nog geen verzoek om bijstand afgewezen.

Het punt van het PUM zal ik onder de aandacht brengen, dat zeg ik toe.

Ik zal me in het kader van het AO over BES-aangelegenheden alvast voorbereiden op het punt dat werd genoemd.

De heer Fritsma heeft gezegd dat de rijkswet een gepasseerd station is, maar stations worden vaak gepasseerd op een dag. Dat is op zich dus geen bezwaar.

Zonder de discussie over te doen, de heer Fritsma heeft nogmaals benadrukt dat het Handvest van de Verenigde Naties Nederland beperkt in het creëren van een losser verband. Ik wil van mijn kant benadrukken dat het niet alleen gaat om een juridische onmogelijkheid. Nederland heeft er ook een moreel oordeel over, dat geldt althans voor mij. Ik deel de gedachte die ten grondslag ligt aan de juridische beperking zoals opgenomen in het VN-Handvest. Overigens, ook als ik dat niet zou doen, zou het Handvest blijven gelden.

De heer Segers sprak warme woorden over het IPKO. Via diverse kanalen, onder andere via de pers, had ik al begrepen dat het een geslaagde bijeenkomst was. De manier waarop we met elkaar communiceren binnen het Koninkrijk is ten opzichte van een paar jaar geleden wel verbeterd. Het gaat nu allemaal veel productiever. Je kunt het erover eens zijn dat je het ergens niet over eens bent, maar alles begint met respect en met naar elkaar luisteren. Dat is de basis van elke vorm van fatsoenlijke communicatie. Ik ben er overigens van overtuigd dat de Koninkrijksconferentie ook in die sfeer zal verlopen. Dank voor de goede wensen.

De voorzitter: Dank. Ik zal de toezeggingen nog even herhalen:

  • In het verslag van de komende Koninkrijksconferentie op Aruba zal de Minister ook ingaan op de wijze waarop hij invulling heeft gegeven aan de tijdens dit AO gedane toezeggingen.

  • De Minister zal uiterlijk medio april de Kamer nader informeren over de uitvoering van de motie-Segers/Van Laar inzake mensenhandel.

Daarmee zijn we gekomen aan het einde van dit AO. Ik dank alle aanwezigen hier in de zaal en elders.

Sluiting 17.48 uur.