Kamerstuk 33692-27

Amendement van het lid Ouwehand over het vergunningstelsel betreffende niet niet-menselijke primaten

Dossier: Wijziging van de Wet op de dierproeven in verband met implementatie van richtlijn 2010/63/EU


Nr. 27 AMENDEMENT VAN HET LID OUWEHAND

Ontvangen 14 november 2013

De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:

In artikel I, onderdeel Q, tweede punt wordt het vierde lid vervangen door twee leden, luidende:

  • 4. Dieren, niet zijnde niet-menselijke primaten, en behorende tot bij of krachtens algemene maatregel van bestuur aangewezen bedreigde diersoorten worden niet in een dierproef gebruikt.

  • 4a. In afwijking van het vorige lid kan een projectvergunning worden verleend voor een project waarbij de in het eerste lid genoemde dieren worden gebruikt, indien:

    • a. er een essentiële behoefte bestaat aan dierproeven op het terrein van de gezondheid en het welzijn van deze dieren of op het terrein van ernstige bedreigingen voor het milieu of de gezondheid van mens en dier; en

    • b. door middel van een wetenschappelijke motivering wordt aangetoond dat het doel van de dierproef niet kan worden bereikt door gebruikmaking van dieren behorende tot andere dan de in de algemene maatregel van bestuur aangewezen bedreigde diersoorten; en

    • c. de dierproef een van de doeleinden genoemd in artikel 1c, onderdeel b, eerste gedachtestreepje, onderdeel c, of onderdeel e, tot doel heeft.

Toelichting

In het voorgestelde vierde lid van artikel 10e wordt bepaald dat bedreigde diersoorten die middels een algemene maatregel van bestuur worden aangewezen, niet in een dierproef mogen worden gebruikt. Op dit verbod is in hetzelfde lid een uitzondering gemaakt, die qua formulering echter verschilt van soortgelijke uitzonderingsbepalingen in de wet. Dit amendement regelt dat de uitzonderingsbepaling in artikel 10e, vierde lid, aansluit bij de formulering van de uitzonderingsbepalingen in artikel 10h van het wetsvoorstel.

Ouwehand