Gepubliceerd: 1 november 2013
Indiener(s): Jet Bussemaker (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (PvdA)
Onderwerpen: hoger onderwijs onderwijs en wetenschap
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-33680-8.html
ID: 33680-8
Origineel: 33680-2

Nr. 8 NOTA VAN WIJZIGING

Ontvangen 1 november 2013

Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:

A

Na artikel I, onderdeel T, wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:

T1

In artikel 4.21, eerste lid, wordt «4.7, eerste, derde en vierde lid» vervangen door: 4.7, eerste, derde, vierde en vijfde lid.

B

In het in artikel I, onderdeel V, voorgestelde artikel 5.2, vijfde lid, vervalt «, 3.2».

C

Artikel I, onderdeel Y, komt te luiden:

Artikel 5.7 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid komt te luiden:

1. Indien een student binnen de diplomatermijn hoger onderwijs met goed gevolg een hbo-bacheloropleiding of het geheel van een wo-bacheloropleiding en een wo-masteropleiding afrondt, wordt de aan hem toegekende prestatiebeurs voor de duur van de desbetreffende opleiding omgezet in een gift.

2. In het tweede lid wordt «het afsluitend examen van een opleiding in het hoger onderwijs met goed gevolg heeft afgesloten» vervangen door «met goed gevolg een opleiding als bedoeld in het eerste lid afrondt» en wordt na «in de zin van deze wet» een komma geplaatst.

3. Het derde en vierde lid komen te luiden:

3. Met het afronden van een opleiding als bedoeld in het eerste lid wordt gelijkgesteld het afronden van een deeltijdse opleiding of een opleiding van de Open Universiteit, voor zover deze opleiding door de WHW daarmee gelijk wordt gesteld.

4. Met het afronden van een opleiding als bedoeld in het eerste lid wordt eveneens gelijkgesteld het afronden van een wo-bacheloropleiding en het afronden van een programma als bedoeld in artikel 7.8a van de WHW, voor zover de student daartoe een aanvraag heeft ingediend.

D

In artikel I, onderdeel AA, subonderdeel 1, wordt «bedoeld in artikel 9.5, vierde lid» vervangen door: bedoeld in artikel 9.5, tweede lid.

E

Artikel I, onderdeel AG, wordt als volgt gewijzigd:

a. Subonderdeel 2 komt te luiden:

2. In het tweede lid, onderdeel c, vervalt de zinsnede «, de vorm van de studiefinanciering op grond van artikel 10.6, zevende lid, opnieuw wordt vastgesteld» en wordt «het reisvoorziening» vervangen door: de reisvoorziening.

b. Er wordt twee subonderdelen toegevoegd, luidende:

3. Het tweede lid, onderdelen e en f, komen te luiden:

e. geen gevolg is gegeven aan de aanvraag van de ouders, één van de ouders, of de studerende op grond van artikel 3.10 of aan de aanvraag van de debiteur op grond van artikel 6.12, omdat op dat moment niet werd voldaan aan de voorwaarde genoemd in artikel 3.10, tweede lid, respectievelijk artikel 6.12, tweede lid, maar blijkt dat wel aan die voorwaarde is voldaan,

f. gevolg is gegeven aan de aanvraag van de ouders, één van de ouders, of de studerende op grond van artikel 3.10 of aan de aanvraag van de debiteur op grond van artikel 6.12, en blijkt dat niet is voldaan aan de voorwaarde genoemd in artikel 3.10, tweede lid, respectievelijk artikel 6.12, tweede lid, of.

4. Het vierde lid vervalt.

F

Artikel I, onderdeel AH, komt te luiden:

AH

In artikel 9.5 vervallen het tweede tot en met vierde lid, onder vernummering van het vijfde lid tot tweede lid.

G

Na artikel I, onderdeel AI, wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:

AI1

Onder vernummering van artikel 10a.2, tweede lid, tot derde lid, wordt een lid ingevoegd, luidende:

2. Voor de debiteur die een aanvraag heeft ingediend als bedoeld in het eerste lid, beslaat de aflosfase, in afwijking van artikel 6.7, 15 kalenderjaren. Artikel 12.10a2, tweede lid, is niet van toepassing.

H

In het in artikel I, onderdeel AL, voorgestelde artikel 12.1cc wordt «artikel I, onderdeel T» vervangen door: artikel I, onderdeel V.

I

In artikel I, onderdeel AM, wordt «Artikel 12.2 vervalt» vervangen door: De artikelen 12.2 en 12.3 vervallen.

J

Artikel I, onderdeel AO, wordt als volgt gewijzigd:

a. De aanhef komt te luiden: Na artikel 12.9 worden twee artikelen ingevoegd, luidende:.

b. Het voorgestelde artikel 12.9b komt te luiden:

Artikel 12.9.0a. Cohortgarantie sociaal leenstelsel voor studenten aan een masteropleiding of ongedeelde opleiding

Op een student die vóór 1 september 2014 stond ingeschreven voor een voltijdse masteropleiding of ongedeelde opleiding en die studiefinanciering voor het volgen van hoger onderwijs toegekend heeft gekregen, blijven de artikelen 5.2, 5.6 en 5.7, zoals die artikelen luidden voor het tijdstip van inwerkingtreding van artikel I, onderdelen V, X en Y, van de Wet sociaal leenstelsel masterfase van toepassing.

c. Het opschrift van het voorgestelde artikel 12.9c komt te luiden:

Artikel 12.9.0b. Cohortgarantie sociaal leenstelsel voor studenten duplex ordo met vervolgopleiding

K

Het eerste lid van het in artikel I, onderdeel AR, voorgestelde artikel 12.10a2 komt te luiden:

1. Voor de debiteur die vóór het tijdstip van inwerkingtreding van artikel I, onderdeel AE, van de Wet sociaal leenstelsel masterfase voor het eerst studiefinanciering toegekend heeft gekregen en die zich voor 1 januari 2018 in de aflosfase bevindt, beslaat de aflosfase, in afwijking van artikel 6.7, 15 kalenderjaren.

L

Na artikel I wordt een artikel ingevoegd, luidende:

ARTIKEL Ia. Wijziging Wet inkomstenbelasting 2001

In de artikelen 3.104, onderdeel e, en 6.14, eerste lid, onderdeel c, van de Wet inkomstenbelasting 2001 vervalt: en 17.10.

M

In artikel VI, subonderdeel 3, wordt «In artikel VIII» vervangen door: In artikel VIIa.

N

Na artikel VII wordt een artikel ingevoegd, luidende:

ARTIKEL VIIa. Samenloop Wet hervorming kindregelingen

1. Indien het bij koninklijke boodschap van 2 september 2013 ingediende voorstel van wet (Wet hervorming kindregelingen, Kamerstukken 33 719) tot wet is of wordt verheven en artikel X, onderdeel A, van die wet eerder in werking is getreden of treedt dan artikel I, onderdeel J, van deze wet, komt in artikel I, onderdeel J, van deze wet artikel 3.9, tweede lid, laatste volzin, te luiden:

Indien het een ouder zonder partner betreft als bedoeld in artikel 2, zesde lid, van de Wet op het kindgebonden budget en voor hem geen dubbele vrije voet geldt, geldt voor hem in afwijking van de tweede volzin een vrije voet die naar de maatstaf van 2013 gelijk is aan € 22.407,00.

2. Indien het bij koninklijke boodschap van 2 september 2013 ingediende voorstel van wet (Wet hervorming kindregelingen, Kamerstukken 33 719) tot wet is of wordt verheven en artikel X, onderdeel A, van die wet later in werking treedt dan artikel I, onderdeel J, van deze wet, wordt in artikel X, onderdeel A, van die wet «artikel 3.9, derde lid, laatste volzin» vervangen door: artikel 3.9, tweede lid, laatste volzin.

3. Indien het bij koninklijke boodschap van 2 september 2013 ingediende voorstel van wet (Wet hervorming kindregelingen, Kamerstukken 33 719) tot wet is of wordt verheven en artikel X, onderdeel C, van die wet eerder in werking is getreden of treedt dan artikel I, onderdeel P, van deze wet, vervalt artikel I, onderdeel P, derde lid, van deze wet.

4. Indien het bij koninklijke boodschap van 2 september 2013 ingediende voorstel van wet (Wet hervorming kindregelingen, Kamerstukken 33 719) tot wet is of wordt verheven en artikel X, onderdeel C, van die wet later in werking treedt dan artikel I, onderdeel P, van deze wet, wordt in de aanhef van artikel X, onderdeel C, van die wet «Artikel 3.18» vervangen door: Artikel 3.18, eerste lid,.

Toelichting

Algemeen

Deze nota van wijziging is grotendeels technisch van aard. Het wetsvoorstel wordt voorts nog op de volgende punten inhoudelijk gewijzigd, die destijds nog niet waren voorzien maar die een nadere logische invulling zijn van eerder gemaakte keuzes:

  • 1. de herziening van beslissingen over de hoogte van het inkomen in een peiljaar wordt aan minder voorwaarden verbonden, in lijn met de versoepeling die reeds in het wetsvoorstel is opgenomen (onderdeel E van deze nota van wijziging);

  • 2. het naast elkaar bestaan van keuzemogelijkheden voor het van toepassing zijnde aflossingsregime wordt in banen geleid ter voorkoming van een dubbele keuzemogelijkheid voor debiteuren en de daarmee samenhangende onuitvoerbaarheid voor de Dienst Uitvoering Onderwijs (hierna: DUO) (onderdeel G); en

  • 3. de reikwijdte van het overgangsrecht wordt verduidelijkt en uitgebreid (onderdelen J en K van deze nota van wijziging).

Artikelsgewijs

Onderdeel A (artikel 4.21, nieuw onderdeel T1) – technisch

In artikel 4.21 ontbrak abusievelijk een verwijzing naar het nieuwe vijfde lid (het huidige zesde lid) van artikel 4.7. Hierdoor zou de reeds bestaande mogelijkheid ontbreken om voor een opleiding niveau 3 of 4 in het buitenland het bedrag van de eenoudertoeslag te lenen in de jaren na de nominale duur van de prestatiebeurs. Dit wordt hersteld door de toevoeging van dit onderdeel T1 aan het wetsvoorstel.

Onderdeel B (artikel 5.2) – technisch

Dit betreft een technische wijziging. In het voorgestelde artikel 5.2, vijfde lid, wordt afgeweken van een aantal artikelen uit hoofdstuk 3 van de Wet studiefinanciering 2000 (WSF 2000). Op dit punt is de huidige tekst van artikel 5.2 overgenomen, waarmee ook een verwijzing naar artikel 3.2 is overgenomen terwijl dat artikel niet in de opsomming van artikel 5.2, vijfde lid, thuishoort. Artikel 3.2 betreft het beroepsonderwijs en geldt dus niet voor studenten in het hoger onderwijs.

Onderdeel C (artikel 5.7) – technisch

Dit betreft een technische wijziging. De in het wetsvoorstel voorgestelde wijzigingen op artikel 5.7 maakten het artikel enigszins onduidelijk en moeilijk leesbaar. Door nu consequent in alle artikelleden de woorden «het afronden van een opleiding» te gebruiken, is duidelijk dat omzetting van de prestatiebeurs in een gift het gevolg is van het met goed gevolg afronden van een opleiding binnen de diplomatermijn.

Onderdeel D (artikel 5.9) – technisch

Dit onderdeel behelst een technische wijziging van artikel 5.9. De verwijzing naar artikel 9.5, derde lid, wordt aangepast. Dit hangt samen met het vernummeren van genoemd derde lid vanwege de vervallen tempobeurs (zie blz. 5 van de memorie van toelichting bij onderhavig wetsvoorstel en de artikelsgewijze toelichting bij artikel I, onderdeel AI).

Met deze nota van wijziging vervallen in artikel 9.5 naast het huidige derde lid ook het tweede en vierde lid (zie hierna onderdeel F). Artikel 5.9 verwijst op dit moment abusievelijk naar het derde lid van artikel 9.5, in plaats van naar het vijfde lid. Nu zowel het tweede, derde als vierde lid vervallen, wordt het dus een verwijzing naar het nieuwe tweede lid. Zie ook de toelichting bij de wijzigingen van artikel 9.5 (hierna in onderdeel F).

Onderdeel E (artikel 7.1) – technisch en inhoudelijk

Met de aanpassing van het tweede lid, onder c, en het schrappen van het vierde lid van artikel 7.1 worden twee verwijzingen naar de inmiddels uitgewerkte tempobeurs geschrapt (zie paragraaf 1.1.3 van de memorie van toelichting bij onderhavig wetsvoorstel en de artikelsgewijze toelichting bij artikel I, onderdeel AI, van het wetsvoorstel).

Het huidige artikel 7.1 regelt de mogelijkheid van herziening van de beslissingen van DUO over de toekenning van studiefinanciering.

In het tweede lid, onderdelen e en f, van artikel 7.1 wordt de mogelijkheid tot herziening vanwege het onjuist vaststellen van de peiljaarverlegging gewijzigd.

Met het onderhavige wetsvoorstel vervallen in de artikelen 3.10 en 6.12 van de WSF 2000 enkele voorwaarden waaraan de aanvrager moet voldoen om het peiljaar te kunnen verleggen. De peiljaarverlegging wordt daarmee versoepeld. Ook de herziening van de eventuele peiljaarverlegging moet hierop aansluiten. Daartoe dient deze technische wijziging van de onderdelen e en f van het tweede lid van artikel 7.1 (zie ook paragraaf 3.4.1 van de memorie van toelichting bij onderhavig wetsvoorstel).

De enig overgebleven herzieningsgrond bij peiljaarverlegging is of al dan niet is voldaan aan de inkomensdaling van 15% ten opzichte van het peiljaar. Het voorgestelde onderdeel e beschrijft in dit verband de situatie waarin DUO, namens de Minister van OCW, geen peiljaarverlegging heeft toegekend omdat op het moment van de aanvraag werd vastgesteld dat er geen sprake was van een inkomensachteruitgang van minimaal 15% ten opzichte van het peiljaar.

Het voorgestelde onderdeel f beschrijft de omgekeerde situatie. In die situatie is de gevraagde peiljaarverlegging toegekend, terwijl achteraf blijkt dat er geen sprake was van een inkomensachteruitgang van minimaal 15% ten opzichte van het peiljaar.

De reden van een onjuiste vaststelling van de inkomensdaling kan bijvoorbeeld zijn dat de ouders van de student een inkomen hebben uit onderneming of de debiteur zelf een inkomen heeft uit onderneming. In dat geval kan het inkomen ook later nog wijzigen, bijvoorbeeld als gevolg van nog te verrekenen verliezen uit latere jaren. Bij het definitief vaststellen van het inkomen in de jaren waarvoor de peiljaarverlegging is aangevraagd, kan DUO de toekenning of afwijzing van peiljaarverlegging herzien.

Onderdeel F (artikel 9.5) – technisch

In artikel 9.5 vervallen, naast het derde lid, ook het tweede en vierde lid. Deze artikelleden regelen het verstrekken van voortgangsinformatie door de instellingen over de tempobeursstudenten. De tempobeurs is inmiddels uitgewerkt en genoemde artikelleden kunnen derhalve worden geschrapt (zie paragraaf 1.1.3 van de memorie van toelichting bij onderhavig wetsvoorstel en de artikelsgewijze toelichting bij artikel I, onderdeel AI, van dat wetsvoorstel). In dat wetsvoorstel werd al voorgesteld om het derde lid te schrappen.

Onderdeel G (artikel 10a.2) – inhoudelijk

Door de toevoeging van dit nieuwe tweede lid aan artikel 10a.2 wordt voorkomen dat debiteuren op verzoek zowel kunnen kiezen voor de moderne terugbetalingssystematiek als voor een andere duur van de terugbetalingstermijn. Een combinatie van deze keuzes is niet uitvoerbaar voor DUO.

De oud-student die vóór het studiejaar 2009–2010 voor het eerst studiefinanciering toegekend heeft gekregen en die in de komende jaren voor het eerst gaat aflossen, kan vóór aanvang van de aflosfase een verzoek indienen om onder de moderne terugbetalingssystematiek van hoofdstuk 6 af te lossen. Als de debiteur dat doet, geldt automatisch ook dat de aflosfase 15 jaar blijft duren. Een verzoek op grond van artikel 12.10a2, tweede lid, kan dan niet worden ingewilligd.

Onderdeel H (artikel 12.1cc) – technisch

Het voorgestelde artikel 12.1cc verwijst abusievelijk naar onderdeel T terwijl onderdeel V wordt bedoeld.

Onderdeel I (artikel 12.3) – technisch

Artikel 12.3 is net als artikel 12.2 uitgewerkt en kan daarom vervallen.

Onderdeel J (artikelen 12.9b en 12.9c) technisch en inhoudelijk

Dit betreft in de eerste plaats een technische aanpassing. De volgorde van de ingevoerde artikelen bleek incorrect. De beide overgangsartikelen zien op de artikelen 5.2, 5.6 en 5.7 en moeten daarom direct na artikel 12.9 worden geplaatst.

Verder wordt de inhoud van het overgangsrecht in artikel 12.9.0a iets aangepast. Het overgangsrecht was niet geheel duidelijk over de reikwijdte ervan (wie er wel en wie er niet onder het overgangsrecht vallen). Dat wordt hiermee nader geduid.

Onderdeel K (artikel 12.10a2) – inhoudelijk

In artikel 12.10a2 is abusievelijk geen rekening gehouden met studerenden die in de jaren 2012, 2013 of 2014 afstuderen en die in januari van respectievelijk de jaren 2015, 2016 of 2017 in de aflosfase terecht komen. Zij hebben immers studiefinanciering genoten vóór invoering van het sociaal leenstelsel in de masterfase. Ook voor die groep moet het oude terugbetalingsregime in stand blijven.

Onderdeel L (artikel Ia)

In de genoemde artikelen van de Wet inkomstenbelasting 2001 vervalt de verwijzing naar artikel 17.10 van de WHW; een verwijzing naar de uitgewerkte tempobeurs. Zie verder blz. 5 van de memorie van toelichting bij onderhavig wetsvoorstel en de artikelsgewijze toelichting bij artikel I, onderdeel AI, van het wetsvoorstel.

Onderdeel M (samenloop met artikel 3.9) – technisch

Dit betreft een technische wijziging van artikel VI.

Op advies van de Raad van State was de samenloopbepaling met het wetsvoorstel hervorming kindregelingen uit het onderhavige wetsvoorstel gehaald omdat het wetsvoorstel hervorming kindregelingen nog niet bij de Raad van State aanhangig was gemaakt. Nu laatstgenoemd wetsvoorstel inmiddels bij de Tweede Kamer is ingediend, dient de samenloop alsnog te worden geregeld (zie het voorgestelde artikel VIIa). De verwijzing in artikel VI naar artikel VIII was een verwijzing naar de verwijderde samenloopbepaling die per abuis niet was geschrapt. Die verwijzing wordt nu aangepast aan het nieuwe artikelnummer.

Onderdeel N (samenloop met de artikelen 3.9 en 3.18) – technisch

Voor de juiste verwerking van de verschillende wijzigingen op de artikelen 3.9 en 3.18 die in het wetsvoorstel hervorming kindregelingen en in het onderhavige wetsvoorstel zijn opgenomen, wordt in artikel VIIa een samenloopregeling voorgesteld.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, M. Bussemaker