Gepubliceerd: 27 juni 2013
Indiener(s): Jet Bussemaker (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (PvdA)
Onderwerpen: hoger onderwijs onderwijs en wetenschap
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-33680-2.html
ID: 33680-2

Nr. 2 VOORSTEL VAN WET

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is het sociaal leenstelsel in te voeren voor studenten in de masterfase, de terugbetalingsperiode te verlengen en het stelsel van studiefinanciering efficiënter te maken;

Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I. WIJZIGING WET STUDIEFINANCIERING 2000

De Wet studiefinanciering 2000 wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1.1, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. In de begripsomschrijving van lening vervalt de zinsnede «, onverminderd omzetting, bedoeld in artikel 10.8».

2. De begripsomschrijving van toetsingsinkomen wordt vervangen door: inkomen als bedoeld in artikel 8, eerste en tweede lid, van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen, met dien verstande dat, behoudens bij de toepassing van artikel 3.17, voor berekeningsjaar wordt gelezen: peiljaar,.

B

Artikel 2.14, derde lid, komt te luiden:

  • 3. Onze Minister stelt vast of een opleiding buiten Nederland voldoet aan de criteria, bedoeld in het tweede lid. Onze Minister stelt voor de opleiding buiten Nederland de duur en de vorm van de studiefinanciering vast overeenkomstig de duur en vorm waarin deze voor een vergelijkbare opleiding in Nederland wordt verstrekt.

C

Artikel 3.2 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het tweede lid vervallen de dubbele punt, onderdeel a, alsmede de aanduiding van onderdeel b en wordt «één-oudergezin» vervangen door: eenoudergezin.

2. In het vierde lid wordt «artikel 3.18» vervangen door: artikel 3.18, eerste lid.

D

Artikel 3.3 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het tweede lid vervallen de dubbele punt, onderdeel a, alsmede de aanduiding van onderdeel b en wordt «één-oudergezin» vervangen door: eenoudergezin.

2. In het derde lid wordt «artikel 3.18» vervangen door: artikel 3.18, eerste lid.

E

Artikel 3.4 vervalt.

F

Artikel 3.5 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het opschrift en in het eerste lid wordt «één-oudergezin» vervangen door: eenoudergezin.

2. In het tweede lid, wordt «artikel 3.18» vervangen door: artikel 3.18, eerste lid.

G

Artikel 3.6 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt «artikel 3.18» vervangen door: artikel 3.18, eerste lid.

2. Het derde lid vervalt.

H

Na artikel 3.6 wordt een nieuw artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 3.6a Vorm toeslag eenoudergezin

  • 1. Voor de toepassing van hoofdstuk 4 kan de toeslag, bedoeld in artikel 3.5, onderdeel uitmaken van de basisbeurs.

  • 2. Voor de toepassing van hoofdstuk 5 kan de toeslag, bedoeld in artikel 3.5, worden verstrekt in de vorm van een prestatiebeurs gedurende de periodes, bedoeld in de artikelen 5.2, eerste tot en met vierde lid, 5.2a, 5.2b en 5.2c.

I

In artikel 3.8, tweede lid, wordt «artikel 3.18» vervangen door: artikel 3.18, eerste lid.

J

Artikel 3.9 komt te luiden:

Artikel 3.9. Berekeningsgrondslag veronderstelde ouderlijke bijdrage

  • 1. Maatstaf voor de bepaling van de veronderstelde ouderlijke bijdrage is het toetsingsinkomen van de afzonderlijke ouders van de studerende in het peiljaar.

  • 2. Op het toetsingsinkomen in het peiljaar wordt in mindering gebracht de vrije voet. Deze voet is naar de maatstaf van 2013 gelijk aan € 17.668,93. Indien één van de ouders is overleden, geldt voor de andere ouder een dubbele vrije voet. Indien een studerende die niet geadopteerd is en die als ingezetene in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens is ingeschreven, blijkens die basisadministratie slechts één ouder heeft, is de vorige volzin van overeenkomstige toepassing. Indien voor een ouder voor de inkomstenbelasting – naast de algemene heffingskorting – de alleenstaande-ouderkorting van toepassing is, en voor hem geen dubbele vrije voet geldt, geldt voor hem in afwijking van de tweede volzin een vrije voet die naar de maatstaf van 2013 gelijk is aan € 22.407,00.

  • 3. De berekeningsgrondslag van de veronderstelde ouderlijke bijdrage voor een ouder op jaarbasis is 26% van het verschil tussen het toetsingsinkomen in het peiljaar en de vrije voet in het toekenningsjaar.

  • 4. De berekeningsgrondslag voor een ouder van de veronderstelde ouderlijke bijdrage op maandbasis is de bijdrage, bedoeld in het derde lid, gedeeld door 12.

K

In artikel 3.10, tweede lid, wordt na «verstaan» een dubbele punt geplaatst, wordt na «peiljaar» een punt geplaatst en vervalt de zinsnede «, met dien verstande dat:» evenals de onderdelen a en b.

L

In artikel 3.12 wordt «artikel 3.9, derde lid» vervangen door: 3.9, tweede lid.

M

Artikel 3.13 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt «artikel 3.9, negende lid» vervangen door: artikel 3.9, vierde lid.

2. In het derde lid wordt «meer dan een kind» vervangen door «meer dan één kind», vervalt «, met uitzondering van het kind dat tevens valt onder artikel 3.9, vijfde lid, onder b,» en wordt «en dat» vervangen door: en dat kind.

N

Artikel 3.14 komt te luiden:

Artikel 3.14. Verhouding ouder en studerende

De verhouding tussen ouder en studerende of onvindbaarheid van de ouder is geen grond voor toekenning van de aanvullende beurs.

O

In de artikelen 3.15 en 3.17, vierde lid, wordt «artikel 3.18» vervangen door: artikel 3.18, eerste lid.

P

Artikel 3.18 wordt als volgt gewijzigd:

1. Voor de tekst wordt de aanduiding «1.» geplaatst.

2. In overzicht 2 vervalt «Toeslag partner» en de bijbehorende bedragen.

3. In overzicht 2 wordt «Toeslag één-oudergezin» vervangen door: Toeslag eenoudergezin.

4. Er wordt een tweede lid toegevoegd, luidende:

  • 2. Indien er geen aanspraak meer bestaat op de basisbeurs in de vorm van een prestatiebeurs, bedraagt de basislening ten hoogste het normbedrag van de kosten voor levensonderhoud voor een uitwonende student, verminderd met het bedrag dat als aanvullende beurs voor deze periode wordt toegekend.

Q

Artikel 3.21 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het tweede lid komt te luiden:

  • 2. Een aanvraag voor studiefinanciering wordt voor het einde van het desbetreffende studiejaar ingediend.

2. Het derde lid komt te luiden:

  • 3. Aan de studerende die reeds studiefinanciering ontvangt en een aanvraag heeft ingediend om in aanmerking te komen voor:

    • a. het normbedrag voor een uitwonende studerende, of

    • b. een toeslag voor een eenoudergezin,

    wordt de verhoging van de studiefinanciering niet toegekend voor een periode gelegen voorafgaand aan het studiejaar waarin de aanvraag is ingediend.

R

Artikel 4.7 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het vierde lid wordt «en 3.18» vervangen door: en 3.18, eerste lid.

2. Het vijfde lid vervalt en het zesde lid wordt vernummerd tot het vijfde lid.

S

In artikel 4.14, derde lid, wordt «Indien een deelnemer niet in staat is» vervangen door: Indien een deelnemer als direct gevolg van bijzondere omstandigheden van structurele aard niet in staat is.

T

Artikel 4.18 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het tweede lid, wordt «en 3.18» vervangen door: en 3.18, eerste lid.

2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 3. Op aanvraag kan een deelnemer als bedoeld in artikel 3.5 gedurende de periode, bedoeld in het tweede lid, tevens in aanmerking komen voor een lening ter grootte van het bedrag, bedoeld in artikel 3.5, tweede lid.

U

Artikel 5.1 vervalt.

V

Artikel 5.2 wordt vervangen door vier artikelen, luidende:

Artikel 5.2. Vorm en duur studiefinanciering

  • 1. De basisbeurs en de aanvullende beurs worden aan een student in de vorm van een prestatiebeurs verstrekt:

    • a. voor een opleiding in het hoger beroepsonderwijs als bedoeld in artikel 7.3a, tweede lid, van de WHW gedurende de periode waarop de studielast van een bacheloropleiding als bedoeld in artikel 7.3a, tweede lid, onderdeel a, van de WHW, is gebaseerd, of

    • b. voor een opleiding in het wetenschappelijk onderwijs als bedoeld in artikel 7.3a, eerste lid, van de WHW gedurende de periode waarop de studielast van een bacheloropleiding als bedoeld in artikel 7.3a, eerste lid, onderdeel a, van de WHW is gebaseerd.

  • 2. In afwijking van het eerste lid, wordt de aanvullende beurs in de eerste 5 maanden waarvoor aanspraak op studiefinanciering bestaat, verstrekt in de vorm van een gift.

  • 3. De aanvullende beurs wordt na de periode, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, gedurende 1 jaar verstrekt in de vorm van een prestatiebeurs aan studenten die een masteropleiding in het hoger beroepsonderwijs als bedoeld in artikel 7.4b, tweede tot en met zevende lid, van de WHW volgen.

  • 4. De aanvullende beurs wordt na de periode, bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, verstrekt in de vorm van een prestatiebeurs aan studenten die een opleiding in het wetenschappelijk onderwijs als bedoeld in artikel 7.3a, eerste lid, van de WHW volgen, gedurende de periode waarop de studielast van een masteropleiding als bedoeld in 7.4a, tweede tot en met zevende lid, van de WHW is gebaseerd.

  • 5. Studiefinanciering, met uitzondering van het collegegeldkrediet, wordt gedurende 36 maanden na de periodes, bedoeld in het eerste, derde en vierde lid, verstrekt in de vorm van een lening. Het bedrag dat per maand kan worden geleend, bedraagt in afwijking van de artikelen 3.1, derde lid, 3.2, 3.3, 3.13 en 3.18, eerste lid, naar de maatstaf van 1 januari 2013 € 873,12. Tevens kan een reisvoorziening worden verstrekt.

  • 6. De basislening en de aanvullende lening kunnen worden verstrekt gedurende de periode waarin aanspraak kan worden gemaakt op de aanvullende beurs. Het collegegeldkrediet kan worden verstrekt gedurende de periode, bedoeld in de eerste volzin, en gedurende de periode, bedoeld in het vijfde lid.

  • 7. Op aanvraag kan een student als bedoeld in artikel 3.5 gedurende de periode, bedoeld in het vijfde lid, tevens in aanmerking komen voor een lening ter grootte van het bedrag, bedoeld in artikel 3.5, tweede lid.

Artikel 5.2a. Verlenging duur basisbeurs en aanvullende beurs vanwege het volgen van een lerarenkopopleiding

De basisbeurs en de aanvullende beurs worden op aanvraag 1 jaar langer verstrekt in de vorm van een prestatiebeurs indien:

  • a. het een student betreft die met goed gevolg het afsluitende examen van een bacheloropleiding heeft behaald, voor zover bij ministeriële regeling aangewezen, of een daarmee gelijkgesteld diploma, en

  • b. deze student is ingeschreven voor de hbo-lerarenopleiding, voor een daarbinnen te volgen eenjarig programma, waarvan in bedoelde ministeriële regeling is aangegeven dat die opleiding verwant is aan de onder a bedoelde opleiding.

Artikel 5.2b. Verlenging duur basisbeurs en aanvullende beurs vanwege handicap of chronische ziekte

De basisbeurs en de aanvullende beurs worden op aanvraag eenmalig 1 jaar langer verstrekt in de vorm van een prestatiebeurs, indien de student blijkens gedagtekende verklaringen van een arts en van het bestuur van de onderwijsinstelling waar hij is ingeschreven, als gevolg van een handicap of chronische ziekte niet in staat is het afsluitend examen met goed gevolg af te ronden binnen het aantal jaren waarop de studielast van de opleiding, bedoeld in artikel 7.3a, van de WHW gebaseerd is.

Artikel 5.2c. Verlenging duur aanvullende beurs

In aanvulling op artikel 5.2, vierde lid, wordt de aanvullende beurs langer verstrekt in de vorm van een prestatiebeurs, gedurende:

  • a. 2 jaar indien het onderwijs betreft tot leraar of ambtsdrager van een kerkgenootschap volgend op een masteropleiding gericht op levensbeschouwelijk ambt of beroep, bedoeld in artikel 7.4a, vijfde lid, van de WHW;

  • b. 1 jaar op aanvraag indien het een masteropleiding als bedoeld in artikel 7.30c van de WHW betreft. Dit onderdeel is niet van toepassing, indien reeds eerder op grond van onderdeel c van dit artikel aanvullende beurs is toegekend;

  • c. 1 jaar op aanvraag indien met goed gevolg het afsluitende examen van een masteropleiding als bedoeld in artikel 7.4a, met uitzondering van het derde lid, van de WHW is behaald en daarna een masteropleiding als bedoeld in artikel 7.4a, derde lid, van de WHW wordt gevolgd. Dit onderdeel is niet van toepassing, indien reeds eerder op grond van artikel 5.2a of onderdeel b van dit artikel prestatiebeurs is toegekend. Dit onderdeel is eveneens niet van toepassing, indien reeds eerder op grond van artikel 5.2, derde lid, prestatiebeurs is toegekend, voor zover dat betrekking had op een opleiding als bedoeld in artikel 7.4b, vierde lid, van de WHW; of

  • d. 1 jaar op aanvraag indien reeds eerder prestatiebeurs is toegekend op grond van artikel 5.2a en een masteropleiding als bedoeld in artikel 7.4a, derde lid, van de WHW wordt gevolgd.

W

Artikel 5.3, eerste lid, komt te luiden:

  • 1. Studiefinanciering in de vorm van een reisvoorziening wordt in de vorm van een prestatiebeurs verstrekt gedurende de periode, bedoeld in artikel 5.2, eerste, derde of vierde lid, en gedurende de periode, bedoeld in de artikelen 5.2a, 5.2b of 5.2c, vermeerderd met 1 jaar.

X

Artikel 5.6 vervalt.

Y

Artikel 5.7 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid komt te luiden:

  • 1. Indien een student binnen de diplomatermijn hoger onderwijs:

    • a. het afsluitend examen van een hbo-bacheloropleiding, of

    • b. het geheel van een wo-bacheloropleiding en een wo-masteropleiding,

    met goed gevolg heeft afgelegd, wordt de aan hem toegekende prestatiebeurs voor de duur van de desbetreffende opleiding omgezet in een gift.

2. In het tweede lid wordt na »in de zin van deze wet» een komma geplaatst.

Z

Artikel 5.8 vervalt.

AA

Artikel 5.9 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt «bedoeld in artikel 9.5, derde lid» vervangen door: bedoeld in artikel 9.5, vierde lid.

2. In het tweede lid wordt «in de artikelen 5.7 of 5.8» vervangen door: in artikel 5.7.

AB

In artikel 5.16, derde lid, wordt «Indien de student niet in staat is» vervangen door: Indien een student als direct gevolg van bijzondere omstandigheden van structurele aard niet in staat is.

AC

Na artikel 6.2 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 6.2a. Kwijtschelding studieschuld voor opleidingen in tekortsectoren met groot maatschappelijk belang

  • 1. Aan de debiteur kan een bij ministeriële regeling te bepalen deel van de lening en de daarmee samenhangende rente worden kwijtgescholden, indien de debiteur met goed gevolg een bij algemene maatregel van bestuur aan te wijzen opleiding heeft afgerond en hij die opleiding is begonnen nadat die opleiding werd aangewezen.

  • 2. De aanwijzing, bedoeld in het eerste lid, vindt plaats uiterlijk in januari van het kalenderjaar waarin studerenden starten aan die aangewezen opleiding.

  • 3. Voorwaarde voor de aanwijzing is dat de opleiding een groot maatschappelijk belang dient en is gericht op een sector met een bestaand of dreigend arbeidsmarkttekort.

  • 4. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld met betrekking tot de toepassing van het eerste lid.

AD

Artikel 6.4 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het vijfde lid vervalt, onder vernummering van het zesde tot het vijfde lid.

2. In het vijfde lid (nieuw) wordt «tweede tot en met het vijfde lid» vervangen door: tweede tot en met het vierde lid.

AE

In artikel 6.7 wordt «15 kalenderjaren» vervangen door: 20 kalenderjaren.

AF

In artikel 6.12, tweede lid, wordt na «vastgesteld» een punt geplaatst en vervalt de zinsnede «, met dien verstande dat:» evenals de onderdelen a en b.

AG

Artikel 7.1 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid, onderdeel j, wordt «het reisvoorziening niet tijdig heeft beëindigd» vervangen door: het reisproduct niet tijdig heeft stopgezet.

2. In het tweede lid, onderdeel c, wordt «het reisvoorziening» vervangen door: de reisvoorziening.

AH

In artikel 9.5 vervalt het derde lid, onder vernummering van het vierde en vijfde lid tot het derde en vierde lid.

AI

Artikel 9.7 en hoofdstuk 10 vervallen.

AJ

Artikel 11.1 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt «3.4, tweede lid, 3.9, derde lid» vervangen door: 3.9, tweede lid.

2. In het eerste lid wordt «, 5.2 en 10.3» vervangen door: en 5.2.

3. In het eerste lid en het tweede lid, eerste en tweede volzin, wordt «artikel 3.18» vervangen door: artikel 3.18, eerste lid.

AK

In artikel 11.5, tweede lid, komt onderdeel e te luiden:

  • e. artikel 3.14.

AL

Na artikel 12.1ca worden drie artikelen ingevoegd, luidende:

12.1cb. Partnertoeslag in de maanden september t/m december 2014

  • 1. Voor de toepassing van hoofdstuk 4, met uitzondering van artikel 4.7, vijfde lid, kan de toeslag, bedoeld in artikel 3.4, onderdeel uitmaken van de basisbeurs.

  • 2. Voor de toepassing van hoofdstuk 5 kan de toeslag, bedoeld in artikel 3.4, worden verstrekt in de vorm van een prestatiebeurs gedurende de periodes, bedoeld in de artikelen 5.2, eerste tot en met vierde lid, 5.2a, 5.2b en 5.2c.

  • 3. Op aanvraag kan een student als bedoeld in artikel 3.4, gedurende de in artikel 5.2, vijfde lid, bedoelde periode tevens in aanmerking komen voor een lening ter grootte van het bedrag, bedoeld in artikel 3.4, derde lid.

  • 4. Dit artikel vervalt op 1 januari van het jaar volgend op de datum van inwerkingtreding.

Artikel 12.1cc. Reeds toegekende partnertoeslag

Op de studerende die een toeslag als bedoeld in artikel 3.4, zoals dat artikel luidde voor het tijdstip van inwerkingtreding van artikel I, onderdeel E, van de Wet sociaal leenstelsel masterfase, toegekend heeft gekregen, blijven ten aanzien van de toegekende toeslag de artikelen 3.4, 3.6, 4.7, eerste lid, 4.10, 5.2, eerste lid, en 5.7, zoals die artikelen luidden voor het tijdstip van inwerkingtreding van artikel I, onderdeel T, van de Wet sociaal leenstelsel masterfase van toepassing.

Artikel 12.1cd. Aanvullende beurs bij reeds vastgestelde weigerachtigheid of onvindbaarheid ouders

Op een studerende die op grond van artikel 3.14, zoals dat artikel luidde voor het tijdstip van inwerkingtreding van artikel I, onderdeel N, van de Wet sociaal leenstelsel masterfase, een aanvullende beurs toegekend heeft gekregen, blijft gedurende de periode waarin de aanvullende beurs wordt verstrekt, ten aanzien van deze toegekende aanvullende beurs artikel 3.14, zoals dat artikel luidde voor het tijdstip van inwerkingtreding van artikel I, onderdeel N, van de Wet sociaal leenstelsel masterfase van toepassing.

AM

Artikel 12.2 vervalt.

AN

Artikel 12.4 komt te luiden:

Artikel 12.4. Afwijking van artikel 3.21 in de periode september tot en met december 2014

In afwijking van artikel 3.21, wordt studiefinanciering niet toegekend of verhoogd voor de periode, gelegen voorafgaand aan de inwerkingtreding van artikel I, onderdeel Q, van de Wet sociaal leenstelsel masterfase.

AO

Na artikel 12.9a worden twee artikelen ingevoegd, luidende:

Artikel 12.9b. Cohortgarantie sociaal leenstelsel voor studenten aan een masteropleiding of ongedeelde opleiding

Op een student die vóór 1 september 2014 ingeschreven stond voor een masteropleiding of ongedeelde opleiding en die studiefinanciering toegekend heeft gekregen, blijven de artikelen 5.2, 5.6 en 5.7, zoals die artikelen luidden voor het tijdstip van inwerkingtreding van artikel I, onderdelen V, X en Y, van de Wet sociaal leenstelsel masterfase van toepassing.

Artikel 12.9c. Cohortgarantie sociaal leenstelsel voor studenten duplex ordo met vervolgopleiding

Op een student die vóór 1 september 2014 onderwijs volgt volgend op een opleiding gericht op een levensbeschouwelijk ambt of beroep als bedoeld in 7.4a, vijfde lid, van de WHW, en die daarvoor studiefinanciering toegekend heeft gekregen, blijven de artikelen 5.2, 5.6 en 5.7, zoals die artikelen luidden voor het tijdstip van inwerkingtreding van artikel I, onderdelen V, X en Y, van de Wet sociaal leenstelsel masterfase van toepassing.

AP

Artikel 12.10 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het opschrift wordt «artikel 5.6» vervangen door: voormalig artikel 5.6.

2. In het eerste, tweede en derde lid wordt «In afwijking van artikel 5.6 wordt tot een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip» vervangen door: Tot een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, wordt in afwijking van artikel 5.6, zoals dat artikel luidde voor het tijdstip van inwerkingtreding van artikel I, onderdeel X, van de Wet sociaal leenstelsel masterfase,.

3. In het vierde lid wordt «In afwijking van artikel 6.5» vervangen door: In afwijking van artikel 5.6, zoals dat artikel luidde voor het tijdstip van inwerkingtreding van artikel I, onderdeel X, van de Wet sociaal leenstelsel masterfase,.

AQ

Na artikel 12.10 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 12.10.0. Afwijking van artikel 6.2a in verband met aanwijzing opleidingen cohort 2014/2015

In afwijking van artikel 6.2a, tweede lid, kan een aanwijzing van een opleiding plaatsvinden bij inwerkingtreding van deze wet.

AR

Na artikel 12.10a1 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 12.10a2. Afwijking van artikel 6.7 in verband met keuzemogelijkheid lengte aflosfase

  • 1. Voor de debiteur die zich voor het tijdstip van inwerkingtreding van artikel I, onderdeel AE, van de Wet sociaal leenstelsel masterfase in de aflosfase bevindt, beslaat de aflosfase, in afwijking van artikel 6.7, 15 kalenderjaren.

  • 2. Voor de debiteur die vóór het tijdstip van inwerkingtreding van artikel I, onderdeel AE, van de Wet sociaal leenstelsel masterfase voor het eerst studiefinanciering toegekend heeft gekregen, en voor wie na 31 december 2017 voor het eerst de aflosfase aanvangt, beslaat de aflosfase, in afwijking van artikel 6.7, 15 kalenderjaren, tenzij de debiteur voor aanvang van de aflosfase, maar na 31 december 2016, verzoekt om een aflosfase van 20 kalenderjaren.

  • 3. Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld met het oog op een goede uitvoering van dit artikel.

AS

Artikel 12.10b vervalt.

ARTIKEL II. WIJZIGING WET OP HET HOGER ONDERWIJS EN WETENSCHAPPELIJK ONDERZOEK

Hoofdstuk 17, titel 9, van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek vervalt.

ARTIKEL III. WIJZIGING WET TEGEMOETKOMING ONDERWIJSBIJDRAGE EN SCHOOLKOSTEN

In artikel 2.22 van de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten vervalt «of tempobeurs» en wordt «de hoofdstukken 5 of 10 van de Wet studiefinanciering 2000» vervangen door: hoofdstuk 5 van de Wet studiefinanciering 2000.

ARTIKEL IV. WIJZIGING WET UNIFORMERING LOONBEGRIP

Artikel XXXIV van de Wet uniformering loonbegrip komt te luiden:

ARTIKEL XXXIV

Artikel 3.9, tweede lid, van de Wet studiefinanciering 2000 wordt als volgt gewijzigd:

1. In de tweede volzin wordt «€ 17.668,93» vervangen door: € 16.494,18.

2. In de vijfde volzin wordt «€ 22.407,00» vervangen door: € 20.897,24.

ARTIKEL V. WIJZIGING WET WERK EN BIJSTAND

De Wet werk en bijstand wordt als volgt gewijzigd:

A

In de artikelen 25, 26 en 33, tweede lid, wordt «artikel 3.18» telkens vervangen door: artikel 3.18, eerste lid,.

B

In artikel 33, tweede lid, wordt «als bedoeld in artikel 3.4 of artikel 3.5» vervangen door: als bedoeld in artikel 3.5.

ARTIKEL VI. SAMENLOOP MET WET UNIFORMERING LOONBEGRIP

Indien artikel XXXIV van de Wet uniformering loonbegrip eerder in werking is getreden of treedt dan artikel I, onderdeel J, van deze wet, wordt deze wet als volgt gewijzigd:

1. In artikel I, onderdeel J, wordt «17.668,93» vervangen door «16.494,18» en wordt «22.407,00» vervangen door: 20.897,24.

2. Artikel IV vervalt.

3. In artikel VIII wordt «22.407,00» vervangen door: 20.897,24.

ARTIKEL VII. SAMENLOOP AANPASSINGSWET WET BASISREGISTRATIE PERSONEN

1. Indien het bij koninklijke boodschap van 23 februari 2013 ingediende voorstel van wet (Aanpassing van wetten aan de Wet basisregistratie personen, Kamerstukken 33 555) tot wet is of wordt verheven en artikel 3.7, onderdeel B, van die wet eerder in werking is getreden of treedt dan artikel I, onderdeel J, van deze wet, wordt in artikel I, onderdeel J, van deze wet «gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens» vervangen door «basisregistratie personen» en wordt «die basisadministratie» vervangen door: de basisregistratie personen.

2. Indien het bij koninklijke boodschap van 23 februari 2013 ingediende voorstel van wet (Aanpassing van wetten aan de Wet basisregistratie personen, Kamerstukken 33 555) tot wet is of wordt verheven en artikel 3.7, onderdeel B, van die wet later in werking treedt dan artikel I, onderdeel J, van deze wet, wordt in artikel 3.7, onderdeel B, van die wet «artikel 3.9, derde lid, vierde volzin» vervangen door: artikel 3.9, tweede lid, vierde volzin.

ARTIKEL VIII. INWERKINGTREDING

  • 1. De artikelen van deze wet treden in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.

  • 2. In afwijking van het eerste lid treden van artikel I de onderdelen S en AB in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin zij worden geplaatst en werken terug tot en met 1 september 2010.

ARTIKEL IX. CITEERTITEL

Deze wet wordt aangehaald als: Wet sociaal leenstelsel masterfase.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,