Gepubliceerd: 3 juni 2013
Indiener(s): Ronald Plasterk (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (PvdA)
Onderwerpen: openbare orde en veiligheid organisatie en beleid
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-33555-7.html
ID: 33555-7
Origineel: 33555-2

Nr. 7 NOTA VAN WIJZIGING

Ontvangen 3 juni 2013

Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 1.4, onderdeel C, onder 1, wordt aan het slot de dubbelepunt vervangen door een puntkomma en een punt.

B

Na artikel 1.4 worden twee artikelen ingevoegd, luidende:

Artikel 1.4a

Indien het bij koninklijke boodschap van 24 augustus 2012 ingediende voorstel van wet houdende wijziging van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek en de Wet gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens in verband met het wijzigen van de voorwaarden voor en de bevoegdheid ter zake van wijziging van de vermelding van het geslacht in de akte van geboorte (33 351) tot wet is of wordt verheven en in werking is getreden of treedt, wordt in artikel 2.57, derde en vierde lid, van de Wet basisregistratie personen «een rechterlijke last tot wijziging van de vermelding van het geslacht in de geboorteakte» vervangen door: een wijziging van de vermelding van het geslacht in de geboorteakte.

Artikel 1.4b

Indien het bij koninklijke boodschap van 24 augustus 2012 ingediende voorstel van wet houdende wijziging van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek en de Wet gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens in verband met het wijzigen van de voorwaarden voor en de bevoegdheid ter zake van wijziging van de vermelding van het geslacht in de akte van geboorte (33 351) tot wet is of wordt verheven en later in werking treedt dan de Wet basisregistratie personen, wordt de eerstbedoelde wet als volgt gewijzigd:

A

Artikel II vervalt.

B

Artikel III, derde lid, komt te luiden:

3. Het voorschrift inzake de last tot wijziging van de vermelding van het geslacht, vermeld in artikel 2.57, derde en vierde lid, van de Wet basisregistratie personen, zoals deze bepalingen luidden tot het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet, blijft van kracht met betrekking tot de last tot wijziging die is gegeven voor dat tijdstip, alsmede in geval de gerechtelijke procedure met toepassing van het eerste lid is voortgezet.

C

Na artikel 1.15 worden twee artikelen ingevoegd, luidende:

Artikel 1.16

In de artikelen 4, tweede lid, derde en vierde volzin, en 28, eerste lid, van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften wordt «basisadministratie persoonsgegevens» vervangen door: basisregistratie personen.

Artikel 1.17

Indien het bij koninklijke boodschap van 24 oktober 2011 ingediende voorstel van wet houdende wijziging van enige bepalingen van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek inzake curatele, onderbewindstelling ter bescherming van meerderjarigen en mentorschap ten behoeve van meerderjarigen en enige andere bepalingen (Wet wijziging curatele, beschermingsbewind en mentorschap) (33 054) tot wet is verheven en artikel I, onderdeel J, van die wet in werking is getreden, wordt de Wet basisregistratie personen als volgt gewijzigd:

A

In artikel 2.13, eerste lid, wordt «curateleregister» vervangen door: curatele- en bewindregister.

B

Artikel 2.28, eerste lid, komt te luiden:

1. De griffier van de rechtbank die in het curatele- en bewindregister melding heeft gemaakt van een rechterlijke uitspraak waarbij met betrekking tot een persoon een voorziening in de curatele is getroffen, doet daarvan mededeling aan het college van burgemeester en wethouders van de bijhoudingsgemeente, onder vermelding van de persoon die het betreft en de datum waarop de rechtsgeldigheid van de voorziening ingaat.

D

In artikel 2.2, onderdeel D, wordt «Wet basisregistratie personen» vervangen door: hoofdstukken 1 en 4 van de Wet basisregistratie personen.

E

In artikel 2.3, onderdeel H, wordt «basisregistratie persoonsgegevens» vervangen door: basisadministratie persoonsgegevens.

F

Na artikel 2.5 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 2.5a

1. Indien het bij geleidende brief van 16 november 2005 aanhangig gemaakte voorstel van wet van de leden Dubbelboer, Duyvendak en Van der Ham, houdende regels inzake het raadgevend referendum (Wet raadgevend referendum) (30 372) tot wet is of wordt verheven wordt die wet als volgt gewijzigd:

A

In artikel 20 vervalt «in de gemeentelijke administratie».

B

In artikel 67 wordt «de gemeentelijke administratie» vervangen door: de registratie, bedoeld in artikel 20,.

2. Indien het bij geleidende brief van 16 november 2005 aanhangig gemaakte voorstel van wet van de leden Dubbelboer, Duyvendak en Van der Ham, houdende regels inzake het raadgevend referendum (Wet raadgevend referendum) (30 372) tot wet is of wordt verheven en later in werking treedt dan deze wet, vervalt artikel 125 van die wet.

G

Artikel 2.7 komt te luiden:

Artikel 2.7

De Wet algemene bepalingen burgerservicenummer wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:

1. Onder verlettering van onderdelen f, g en h tot e, f en g vervalt onderdeel e.

2. Onderdeel g (nieuw) komt te luiden:

g. sociaal-fiscaalnummer: het nummer dat is toegekend op grond van artikel 47b van de Algemene wet inzake rijksbelastingen zoals dat artikel luidde op de dag voorafgaand aan de inwerkingtreding van de Wet basisregistratie personen.

B

In artikel 3, eerste lid, onderdeel e, wordt «op verzoek aan een college van burgemeester en wethouders» vervangen door: aan een college van burgemeester en wethouders, onderscheidenlijk Onze Minister,.

C

Artikel 8 komt te luiden:

Artikel 8

1. Het college van burgemeester en wethouders, onderscheidenlijk Onze Minister, kent onmiddellijk na de inschrijving van een persoon als ingezetene, onderscheidenlijk niet-ingezetene, in de basisregistratie personen, aan de ingeschrevene een burgerservicenummer toe, tenzij aan hem reeds een burgerservicenummer is toegekend.

2. Het burgerservicenummer wordt toegekend uit de nummers die op grond van artikel 7 ter beschikking zijn gesteld. Indien aan de ingeschrevene reeds een sociaal-fiscaalnummer is toegekend, wordt, in afwijking van de eerste volzin, dit nummer aan hem als burgerservicenummer toegekend.

3. Een burgerservicenummer wordt foutloos en slechts éénmaal toegekend.

4. In verband met de uitvoering van dit artikel maakt het bestuursorgaan dat het burgerservicenummer toekent, gebruik van de voorzieningen, bedoeld in artikel 3, eerste lid, onder c, d en e.

5. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld omtrent de uitvoering van dit artikel, waaronder regels betreffende de verplichtingen van overheidsorganen om gegevens te verstrekken die voor de uitvoering noodzakelijk zijn. De maatregel bepaalt in ieder geval welke gegevens in verband met de uitvoering van dit artikel worden verstrekt aan het bestuursorgaan dat het burgerservicenummer toekent.

D

In artikel 9, eerste lid, wordt «college van burgemeester en wethouders» vervangen door: bestuursorgaan.

H

Na artikel 2.14 worden twee artikelen ingevoegd, luidende:

Artikel 2.15

De Wet basisadministraties persoonsgegevens BES wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1, eerste lid, onderdeel d, komt te luiden:

d. andere basisadministratie: een basisadministratie over de bevolking in een ander openbaar lichaam, Aruba, Curaçao of Sint Maarten dan wel de basisregistratie personen in het Europese deel van Nederland.

B

In artikel 27b, tweede lid, wordt «de bijhouding van persoonsgegevens in de andere basisregistratie» vervangen door: de bijhouding van persoonsgegevens in de andere basisadministratie.

Artikel 2.16

De Wet basisregistratie personen wordt als volgt gewijzigd:

A

In de artikelen 2.7, eerste lid, onderdeel a, onder 4°, en 2.69, eerste lid, onderdeel a, onder 2°, wordt «met dien verstande dat geen gegevens over een vreemde nationaliteit naast gegevens over het Nederlanderschap worden opgenomen» vervangen door: met dien verstande dat geen gegevens over een vreemde nationaliteit worden opgenomen naast gegevens over het Nederlanderschap of het feit dat de betrokkene als Nederlander wordt behandeld.

B

In artikel 4.12, eerste volzin, wordt na «gegevens over het Nederlanderschap» ingevoegd: of het feit dat de betrokkene als Nederlander wordt behandeld.

I

Artikel 3.1 komt te luiden:

Artikel 3.1

De Leerplichtwet 1969 wordt als volgt gewijzigd:

A

In de artikelen 3a, eerste lid, 3b, eerste lid, en 6, eerste lid, wordt «de gemeente waar de jongere als ingezetene in de basisadministratie persoonsgegevens is ingeschreven» vervangen door: de gemeente waar de jongere als ingezetene met een adres in de basisregistratie personen is ingeschreven.

B

In artikel 7 wordt «de gemeente, waar de jongere als ingezetene in de basisadministratie persoonsgegevens is ingeschreven» vervangen door: de gemeente waar de jongere als ingezetene met een adres in de basisregistratie personen is ingeschreven.

C

In artikel 19 wordt «basisadministratie persoonsgegevens» vervangen door: basisregistratie personen.

J

Artikel 3.2, onderdelen C en D, komen te luiden:

C

Artikel 2.2.4a wordt als volgt gewijzigd:

1. In het opschrift vervalt «of, bij het ontbreken daarvan, sociaal-fiscaalnummer».

2. In het eerste lid, aanhef, en tweede lid vervalt «of, bij het ontbreken daarvan, het sociaal-fiscaalnummer».

D

In artikel 2.2a.2, vijfde lid, aanhef, wordt «basisadministratie persoonsgegevens, bedoeld in de Wet gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens,» vervangen door: basisregistratie personen.

K

Artikel 3.7 wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel A wordt «artikel 1.5, eerste lid,» vervangen door: artikel 1.5, eerste lid, onderdelen a en b,.

2. Onderdelen D en E komen te luiden:

D

Artikel 9.9, tweede lid, komt te luiden:

2. De herziening vindt plaats met ingang van de datum van de laatste adreswijziging van de studerende in de basisregistratie personen. Indien de ouders van de studerende of een van hen na de laatste adreswijziging, bedoeld in de vorige volzin, zijn of is ingeschreven op hetzelfde woonadres als de studerende, dan vindt de herziening plaats met ingang van de dag van deze adreswijziging.

E

Artikel 9.9a, tweede lid, komt te luiden:

2. De herziening vindt plaats met ingang van de dag na de laatste dag van de periode waarop de herziening, bedoeld in artikel 9.9, eerste lid, ziet of, indien dit een latere datum betreft, de dag van de laatste adreswijziging van de studerende in de basisregistratie personen. Indien de ouders van de studerende of een van hen na de laatste dag van de periode waarop de herziening, bedoeld in artikel 9.9, eerste lid, ziet of na de laatste adreswijziging, bedoeld in de vorige volzin, zijn of is ingeschreven op hetzelfde woonadres als de studerende, dan vindt de herziening plaats met ingang van de dag van deze adreswijziging.

L

Artikel 4.1, onderdelen B en C, komen te luiden:

B

In artikel 3, tweede lid, aanhef, en derde lid, wordt «op hetzelfde woonadres als de belanghebbende staat ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens» vervangen door: als ingezetene op hetzelfde woonadres is ingeschreven in de basisregistratie personen als de belanghebbende.

C

Artikel 4 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid, eerste volzin, wordt «op hetzelfde woonadres als de belanghebbende staat ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens» vervangen door: als ingezetene op hetzelfde woonadres als de belanghebbende is ingeschreven in de basisregistratie personen.

2. In het tweede lid, eerste volzin, wordt «gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens» vervangen door «basisregistratie personen» en wordt «staat ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens» vervangen door: is ingeschreven in de basisregistratie personen.

M

Artikel 4.2, onderdeel B, onder 4, komt te luiden:

4. In het zesde lid wordt «een naar aard en strekking met de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens overeenkomende administratie buiten Nederland» vervangen door: een naar aard en strekking met de basisregistratie personen overeenkomende registratie buiten Nederland.

N

Artikel 4.4, onderdeel B, onder 1, komt te luiden:

1. Het opschrift komt te luiden:

Artikel 1.9. Gelijkstelling met basisregistratie personen.

O

Artikel 6.2 wordt vervangen door twee artikelen, luidende:

Artikel 6.2

De Wegenverkeerswet 1994 wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 4aa, eerste lid, onderdeel i, komt te luiden:

i. het afgeven van gehandicaptenparkeerkaarten aan aanvragers die niet als ingezetene zijn ingeschreven in de basisregistratie personen;.

B

In artikel 50, eerste lid, wordt «basisadministratie persoonsgegevens» vervangen door: basisregistratie personen.

C

Artikel 107, derde lid, komt te luiden:

3. Indien de aanvrager als ingezetene is ingeschreven in de basisregistratie personen, wordt het in de basisregistratie opgenomen burgerservicenummer, bedoeld in artikel 1, onder b, van de Wet algemene bepalingen burgerservicenummer, op de bij ministeriële regeling vastgestelde wijze op het rijbewijs vermeld. Indien de aanvrager niet als ingezetene is ingeschreven in de basisregistratie personen, wordt op het rijbewijs een bij ministeriële regeling vastgestelde aanduiding vermeld.

D

In de artikelen 116, eerste lid, en 117 wordt «als ingezetene was ingeschreven in de basisadministratie persoonsgegevens» vervangen door: als ingezetene met een adres was ingeschreven in de basisregistratie personen.

Artikel 6.2a

1. Indien het bij koninklijke boodschap van 17 september 2012 ingediende voorstel van wet houdende wijziging van de Wegenverkeerswet 1994 in verband met de modernisering van de wijze van tenaamstelling van kentekenbewijzen en enkele andere wijzigingen van uiteenlopende aard (33 504) tot wet is verheven en artikel I, onderdeel H, van die wet eerder in werking is getreden dan deze wet, wordt in artikel 6.2, onderdeel B, van deze wet «artikel 50, eerste lid,» vervangen door: artikel 50, tweede lid,.

2. Indien het bij koninklijke boodschap van 17 september 2012 ingediende voorstel van wet houdende wijziging van de Wegenverkeerswet 1994 in verband met de modernisering van de wijze van tenaamstelling van kentekenbewijzen en enkele andere wijzigingen van uiteenlopende aard (33 504) tot wet is of wordt verheven en artikel I, onderdeel H, van die wet later in werking treedt dan deze wet, wordt in dat onderdeel in artikel 50, tweede lid, «basisadministratie persoonsgegevens» vervangen door: basisregistratie personen.

P

Artikel 6.3 vervalt.

Q

In artikel 8.3 wordt «artikel 19a, eerste lid» vervangen door: artikel 19a, eerste lid,.

R

Artikel 8.5, onderdelen A en B, komen te luiden:

A

Artikel 50, tweede lid, komt te luiden:

2. Indien dit adres onjuist blijkt te zijn, raadpleegt de pensioenuitvoerder de basisregistratie personen over het adres van de deelnemer, gewezen deelnemer, pensioengerechtigde of gewezen partner.

B

Artikel 93 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het opschrift komt te luiden:

Artikel 93. Informatie uit de basisregistratie personen.

2. In de tekst wordt «de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens» vervangen door: de basisregistratie personen.

S

Artikel 8.8, onderdeel C, komt te luiden:

C

Artikel 61, tweede lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. Onderdeel b komt te luiden:

b. de premie voor de volksverzekeringen niet of niet geheel kan worden ingevorderd omdat is nagelaten te voldoen aan de krachtens de artikelen 2.38, 2.39 en 2.43 van de Wet basisregistratie personen geldende verplichtingen; of.

2. Onderdeel c komt te luiden:

c. de premieplichtige de bekendmaking van de beslissing op grond van het eerste lid bemoeilijkt of onmogelijk maakt omdat is nagelaten te voldoen aan de krachtens de artikelen 2.38, 2.39 en 2.43 van de Wet basisregistratie personen geldende verplichtingen.

T

In de artikelen 8.9, onderdeel B, onder 2, en 8.10, onderdeel B, onder 2, vervalt «binnen een door het college te stellen termijn».

U

Na artikel 8.13 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 8.13a

Indien het bij koninklijke boodschap van 14 maart 2013 ingediende voorstel van wet houdende wijziging van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen en enige andere wetten in verband met fraudeaanpak door gegevensuitwisselingen en het effectief gebruik van binnen de overheid bekende zijnde gegevens (33 579) tot wet is verheven en eerder in werking is getreden dan deze wet, wordt artikel 8.13 van deze wet als volgt gewijzigd:

A

In onderdeel A wordt «Artikel 1, onderdeel h,» vervangen door: Artikel 1, eerste lid, onderdeel h,.

B

In onderdeel H wordt «artikel 54, zesde lid,» vervangen door: artikel 54, negende lid,.

C

Onderdeel J vervalt.

V

Artikel 8.14, onderdelen A en B, komen te luiden:

A

Artikel 61, tweede lid, komt te luiden:

2. Indien dit adres onjuist blijkt te zijn, raadpleegt de pensioenuitvoerder de basisregistratie personen over het adres van de deelnemer, gewezen deelnemer, pensioengerechtigde of gewezen partner.

B

Artikel 101 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het opschrift komt te luiden:

Artikel 101. Informatie uit de basisregistratie personen.

2. In de tekst wordt «gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens» vervangen door: basisregistratie personen.

W

Artikel 8.15, onderdelen A en B, komen te luiden:

A

Artikel 40 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste en tweede lid komen te luiden:

1. Het recht op bijstand bestaat jegens het college van de gemeente waar de belanghebbende woonplaats heeft als bedoeld in de artikelen 10, eerste lid, en 11 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek. Bij algemene maatregel van bestuur kan worden bepaald dat bijstand aan een belanghebbende die niet is ingeschreven in de basisregistratie personen wordt verleend door het college van een bij die maatregel aan te wijzen gemeente.

2. Het college verbindt aan de verlening van bijstand aan een belanghebbende die niet is ingeschreven in de basisregistratie personen de verplichting dat hij aangifte doet van een door hen ter beschikking gesteld briefadres.

2. In het derde lid wordt «in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens staat ingeschreven» vervangen door: in de basisregistratie personen is ingeschreven.

3. In het vijfde lid wordt «stelt hem daarbij in de gelegenheid de in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens opgenomen adresgegevens te doen aanpassen» vervangen door: geeft daarbij de gelegenheid tot adreswijziging in de basisregistratie personen.

B

In artikel 41, tweede lid, wordt «zonder adres is als bedoeld in artikel 1 van de Wet gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens» vervangen door: die niet is ingeschreven in de basisregistratie personen.

X

Na artikel 8.18 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 8.19

De Wet gemeentelijke schuldhulpverlening wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 1 komt de begripsomschrijving van inwoner te luiden:

inwoner: degene die als ingezetene in de basisregistratie personen is ingeschreven.

B

Artikel 3 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid komt te luiden:

1. Het college is verantwoordelijk voor de schuldhulpverlening aan de inwoners van zijn gemeente en voert daarbij het plan, bedoeld in artikel 2, eerste lid, uit.

2. Onder vernummering van het vijfde lid tot vierde lid vervalt het vierde lid.

Y

Artikel 9.2 komt te luiden:

Artikel 9.2

De Wet gebruik burgerservicenummer in de zorg wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 7, derde lid, wordt «een basisadministratie van persoonsgegevens als bedoeld in artikel 2 van de Wet gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens» vervangen door: de basisregistratie personen.

B

In artikel 17, eerste lid, aanhef, wordt «de Wet gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens» vervangen door: de Wet basisregistratie personen.

C

In artikel 17a, eerste lid, en tweede lid, onderdelen a en b, vervalt «of, bij het ontbreken daarvan, het sociaal-fiscaalnummer».

Z

Artikel 9.5 komt te luiden:

Artikel 9.5

Artikel 53, vierde en vijfde lid, van de Wet op de jeugdzorg vervallen.

AA

Artikel 9.6 komt te luiden:

Artikel 9.6

Artikel 10 van de Wet op de orgaandonatie wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt «Wet gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens» vervangen door: Wet basisregistratie personen.

2. In het vierde lid wordt in de tweede volzin «personen die na het bereiken van de leeftijd van negentien jaar nieuw in een basisadministratie zijn ingeschreven» vervangen door: personen die na het bereiken van de leeftijd van negentien jaar nieuw als ingezetene zijn ingeschreven dan wel opnieuw als ingezetene zijn geregistreerd in de basisregistratie personen,.

BB

Artikel 9.10 komt te luiden:

Artikel 9.10

De Wet maatschappelijke ondersteuning wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 18 vervalt «of, bij het ontbreken daarvan, het sociaal-fiscaalnummer».

CC

Artikel 10.1 vervalt.

B

Artikel 21e vervalt.

TOELICHTING

De meeste wijzigingen betreffen herstel van (wets)technische onvolkomenheden. Deze worden verder niet toegelicht.

Onderdeel B

De nieuwe artikelen 1.4a en 1.4b betreffen de samenloop tussen het voorstel voor de Wet basisregistratie personen (Wbrp) en wetsvoorstel 33 351, dat onder meer voorziet in wijziging van de Wet gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens (Wet GBA). Indien wetsvoorstel 33 351 tot wet wordt verheven en eerder in werking treedt dan de Wbrp, verzekert artikel 1.4a van het onderhavige wetsvoorstel dat de Wbrp dienovereenkomstig wordt gewijzigd. Indien het later in werking treedt dan de Wbrp, hoeft alleen de Wbrp te worden gewijzigd (artikelen 1.4a en 1.4b, onderdeel A). Voorts bevat artikel III, derde lid, van wetsvoorstel 33 351 overgangsrecht. Indien de Wbrp eerder in werking treedt, dient dit overgangsrecht betrekking te hebben op de wijziging van de Wbrp. Daarin voorziet artikel 1.4b, onderdeel B.

Onderdelen C en P

De wijziging van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften wordt in deze onderdelen verplaatst van hoofdstuk 6 (Infrastructuur en Milieu) naar hoofdstuk 1 (Veiligheid en Justitie).

Het nieuwe artikel 1.17 betreft de samenloop tussen het voorstel voor de Wbrp en het voorstel voor de Wet wijziging curatele, beschermingsbewind en mentorschap (33 054). Dit laatste voorstel voorziet in wijziging van de Wet GBA (artikel IIIa) dan wel, indien de Wbrp reeds in werking is getreden, van de Wbrp (artikel IIIb). In aansluiting hierop regelt artikel 1.17 dat indien de Wet wijziging curatele, beschermingsbewind en mentorschap de Wet GBA heeft gewijzigd, de Wbrp dienovereenkomstig wordt aangepast.

Onderdeel D

Artikel 4.1, derde lid, van de Wbrp verklaart de regelingen van de Gemeentewet inzake indeplaatsstelling en schorsing en vernietiging bij koninklijk besluit ten aanzien van de uitvoering van hoofdstukken 2 en 3 Wbrp buiten toepassing.1 Het is daarom niet nodig deze hoofdstukken op de bijlage bij artikel 124b, eerste lid, van de Gemeentewet op te nemen.

Onderdeel F

Het nieuwe artikel 2.5a betreft de samenloop tussen het voorstel voor de Wbrp en het voorstel voor de Wet raadgevend referendum (30 372). Indien dit laatste voorstel tot wet wordt verheven, wordt daarin de term «in de gemeentelijke administratie» geschrapt (onderdeel 1). Hiermee wordt aangesloten bij de aanpassing van deze term in de Kieswet in artikel 2.3 van dit wetsvoorstel. Voorts vervalt artikel 125 van de Wet raadgevend referendum indien deze wet later in werking treedt dan de Wbrp (onderdeel 2). Dit artikel strekt tot wijziging van de Wet GBA en is na de inwerkingtreding van de Wbrp niet langer nodig. Anders dan de Wet GBA voorziet de Wbrp reeds in de mogelijkheid om ten behoeve van de uitvoering van de Wet raadgevend referendum kiesrechtelijke gegevens te verstrekken.

Onderdelen G en CC

In onderdeel G, onder A, wordt de begripsomschrijving van «sociaal-fiscaalnummer» in artikel 1 van de Wet algemene bepalingen burgerservicenummer (Wabb) aangepast. Deze aanpassing is nodig omdat de bestaande omschrijving verwijst naar artikel 2, derde lid, onderdeel k, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, dat ingevolge artikel 4.2, onderdeel A, van dit wetsvoorstel vervalt. Na de inwerkingtreding van de Wbrp heeft het begrip «sociaal-fiscaalnummer» immers in beginsel geen betekenis meer. Een uitzondering geldt voor de vermelding van het begrip in artikelen 8 en 23 van de Wabb, waar wordt geregeld dat een (voormalig) sociaal-fiscaalnummer na een inschrijving in de basisregistratie personen wordt toegekend als burgerservicenummer respectievelijk dat een bestaande vermelding van een (voormalig) sociaal-fiscaalnummer in enige registratie, document of wettelijk voorschrift wordt gelijkgesteld met een vermelding van het burgerservicenummer. In de voorgestelde begripsomschrijving van «sociaal-fiscaalnummer» in artikel 1, onderdeel g, Wabb komt tot uitdrukking dat het begrip in het kader van de Wabb en daarop berustende regelgeving ziet op voormalige sociaal-fiscaalnummers, zoals deze werden toegekend vóór de inwerkingtreding van de Wbrp.

In artikel 10.1 van dit wetsvoorstel werd geregeld dat de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties na inschrijving van een niet-ingezetene in de basisregistratie personen een eventueel (voormalig) sociaal-fiscaalnummer van de ingeschrevene aan hem toekent als burgerservicenummer. Deze bepaling is beter op haar plaats in de Wabb, die reeds een vergelijkbare bepaling kent voor de inschrijving van ingezetenen door het college van burgemeester en wethouders (artikel 8, tweede lid, tweede volzin, van de Wabb) en de in verband daarmee noodzakelijke technische voorzieningen regelt (artikel 3, eerste lid, onderdeel e, van de Wabb). Daarom worden de betreffende bepalingen van de Wabb uitgebreid tot de toekenning door de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties na inschrijving van een niet-ingezetene (onderdeel G, onder B en C) en vervalt artikel 10.1 van dit wetsvoorstel (onderdeel CC). Bij deze gelegenheid wordt tevens een verschrijving gecorrigeerd in artikel 8 van de Wabb, zoals opgenomen in het oorspronkelijke wetsvoorstel. De huidige tekst van artikel 8, tweede lid, tweede volzin, van de Wabb, bepaalt reeds dat een eerder aan de ingeschrevene toegekend sociaal-fiscaalnummer slechts als burgerservicenummer wordt toegekend indien is komen vast te staan dat het sociaal-fiscaalnummer daadwerkelijk aan de betrokkene is toegekend.

Onderdeel G, onder D, voorziet erin dat de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, evenals de colleges van burgemeester en wethouders, in beginsel binnen vier weken na de toekenning van een burgerservicenummer degene aan wie het nummer is toegekend daarvan in kennis stelt.

Tot slot brengt onderdeel G mee dat artikel 2.7 van dit wetsvoorstel niet langer voorziet in het vervallen van artikel 22 van de Wabb. Ook na de inwerkingtreding van de Wbrp blijft artikel 22 van de Wabb noodzakelijk als grondslag voor de opneming van de in artikel 22 van de Wabb genoemde gegevens in het nummerregister.

Onderdeel H

Het nieuwe artikel 2.15 voorziet in aanpassing van de Wet basisadministraties persoonsgegevens BES. De wijziging in onderdeel A maakt duidelijk dat in het kader van deze wet en daarop berustende regelgeving onder «andere basisadministratie» ook de basisregistratie personen in het Europese deel van Nederland wordt verstaan. De wijziging in onderdeel B betreft herstel van een verschrijving.

Het nieuwe artikel 2.16 strekt tot verduidelijking van artikelen 2.7, 2.69 en 4.12 van de Wbrp. In deze artikelen ontbreekt momenteel een expliciete vermelding van de behandeling als Nederlander op grond van de Wet betreffende de positie van Molukkers, terwijl deze op andere plaatsen in de Wbrp wel expliciet naast het Nederlanderschap wordt genoemd (bijvoorbeeld in artikel 1.1, onderdeel i). Deze aanvulling dient ertoe misverstanden te voorkomen.

Onderdeel I

De toevoeging van de zinsnede «met een adres in de gemeente» aan artikel 19 van de Leerplichtwet 1969 maakt duidelijk dat het college van burgemeester en wethouders uitsluitend de jongeren controleert die ingezetene zijn van de betreffende gemeente.

Onderdeel L

In onderdeel C wordt aan artikel 4 van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen de zinsnede «als ingezetene» toegevoegd, evenals in de wijzigingen van artikelen 2, eerste lid, onder e, en 3, tweede en derde lid, in onderdelen A en B.

Onderdeel O

Het nieuwe artikel 6.2, onderdeel A, voorziet in aanpassing van artikel 4aa van de Wegenverkeerswet 1994, dat sinds 1 januari 2013 een verwijzing naar de GBA bevat. In artikel 6.2, onderdeel D, wordt aan artikelen 116, eerste lid, en 117 van de Wegenverkeerswet 1994 de zinsnede «met een adres» toegevoegd, evenals in vergelijkbare aanpassingen (bijvoorbeeld artikelen 1.14 en 3.1). Het nieuwe artikel 6.2a bevat een voorziening in verband met de samenloop tussen de wijzigingen van artikel 50 van de Wegenverkeerswet 1994 in het onderhavige wetsvoorstel en in wetsvoorstel 33 504.

Onderdeel R

In onderdeel A wordt de aanpassing van artikel 50, tweede lid, van de Pensioenwet in overeenstemming gebracht met de aanpassing van artikel 61, tweede lid, van de Wet verplichte beroepspensioenregeling in artikel 8.14, onderdeel A, van dit wetsvoorstel. Deze bepalingen hebben momenteel ook dezelfde inhoud. De aanpassing in artikel 8.14, onderdeel A, verdient de voorkeur, omdat het onder de Wbrp niet voor de hand ligt om de pensioenuitvoerder te verplichten navraag te doen bij een specifiek college van burgemeester en wethouders.

Onderdeel U

Het nieuwe artikel 8.13a bevat een voorziening voor de samenloop tussen de wijzigingen van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen in het onderhavige wetsvoorstel en wetsvoorstel 33 579.

Onderdeel X

Het nieuwe artikel 8.19 voorziet in aanpassing van de op 1 juli 2012 in werking getreden Wet gemeentelijke schuldhulpverlening (Wgs). Deze wet verplicht de gemeenteraad om ten aanzien van de inwoners van de gemeente een schuldhulpverleningsplan op te stellen (artikel 2, eerste lid), voor de uitvoering waarvan het college van burgemeester en wethouders verantwoordelijk is (artikel 3, eerste lid). Daarbij wordt «inwoner» omschreven als de ingezetene die op grond van de Wet GBA bij een gemeente is ingeschreven (artikel 1). Als verantwoordelijke voor de schuldhulpverlening aan ingezetenen waarvan in de GBA geen adres is opgenomen, wordt het college van burgemeester en wethouders aangewezen dat krachtens artikel 40 van de Wet werk en bijstand is aangewezen voor de verlening van bijstand (artikel 3, vierde lid). Onder de Wbrp is het uitgangspunt dat van iedere ingezetene ofwel een woonadres, ofwel een briefadres wordt opgenomen.2 Het college van burgemeester en wethouders wordt bevoegd om ambtshalve een briefadres op te nemen indien het woonadres ontbreekt en door de betrokken ingezetene geen aangifte wordt gedaan van een briefadres. Artikel 3, vierde lid, van de Wgs kan daarmee vervallen. Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente waarvan betrokkene ingezetene is, zal immers verantwoordelijk zijn voor de schuldhulpverlening. De wijziging van artikel 3, eerste lid, van de Wgs beoogt deze verantwoordelijkheid duidelijker tot uitdrukking te brengen.

Onderdelen Z en BB

Artikel 53, vierde en vijfde lid, van de Wet op de jeugdzorg en artikel 21e van de Wet maatschappelijke ondersteuning, zoals voorzien in de Wet tot wijziging van diverse wetten in verband met de invoering van de verplichte meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling (Stb. 2013, 142),3 bevatten specifieke bepalingen inzake de verstrekking van gegevens uit de gemeentelijke basisadministratie aan stichtingen die een bureau jeugdzorg in stand houden (in verband met het fungeren als een advies- en meldpunt kindermishandeling) respectievelijk steunpunten huiselijk geweld. Deze bepalingen kunnen vervallen, omdat hoofdstuk 3 van de Wbrp een algemene regeling inzake de verstrekking van gegevens uit de basisregistratie personen bevat. Daarbij voorziet artikel 3.22, derde lid, van de Wbrp in de mogelijkheid om over het verstrekken van gegevens geen mededelingen aan de betrokkene te doen voor zover dit noodzakelijk is in het belang van de voorkoming, opsporing en vervolging van strafbare feiten (artikel 53, vijfde lid, van de Wet op de jeugdzorg en artikel 21e, tweede lid, van de Wet maatschappelijke ondersteuning). Deze bepaling zal voor wat betreft de advies- en meldpunten kindermishandeling en steunpunten huiselijk geweld nader worden uitgewerkt in de algemene maatregel van bestuur gebaseerd op artikel 3.22, vierde lid, van de Wbrp.

Onderdeel AA

In artikel 9.6 werd abusievelijk alleen het eerste lid van artikel 10 van de Wet op de orgaandonatie gewijzigd en niet het vierde lid. Dit vierde lid voorziet onder meer in de mogelijkheid om bij algemene maatregel van bestuur te bepalen dat een donorformulier wordt toegezonden aan personen die na het bereiken van de leeftijd van negentien jaar «nieuw in een basisadministratie zijn ingeschreven». Onder de huidige Wet GBA omvat deze formulering de situatie waarin personen die in een GBA zijn ingeschreven op jonge leeftijd emigreren en zich bij terugkomst in een andere gemeentelijke basisadministratie laten inschrijven. Onder de Wbrp wordt de betrokkene na terugkomst echter niet (nieuw) ingeschreven in de basisregistratie personen, maar opnieuw als ingezetene geregistreerd. Gekozen is daarom voor de formulering «nieuw zijn ingeschreven dan wel opnieuw als ingezetene zijn geregistreerd».

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, R.H.A. Plasterk