Kamerstuk 33553-6

Nota naar aanleiding van het verslag

Dossier: Regels omtrent de Kamer van Koophandel (Wet op de Kamer van Koophandel)

Gepubliceerd: 3 mei 2013
Indiener(s): Henk Kamp (minister economische zaken) (VVD)
Onderwerpen: economie organisatie en beleid
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-33553-6.html
ID: 33553-6

Nr. 6 NOTA NAAR AANLEIDING VAN HET VERSLAG

Ontvangen 3 mei 2013

1. Inleiding

Van de gestelde vragen is met belangstelling kennis genomen. Uit het verslag kan worden afgeleid dat het wetsvoorstel op steun van de verschillende fracties kan rekenen, maar dat er ook opmerkingen worden geplaatst en vragen zijn. In het navolgende wordt op deze vragen ingegaan in het vertrouwen dat deze nota naar aanleiding van het verslag zal bijdragen aan een voorspoedige behandeling van dit wetsvoorstel. Deze nota wordt mede uitgebracht namens de Minister voor Wonen en Rijksdienst.

Gelet op de diverse vragen die betrekking hebben op de met dit wetsvoorstel samenhangende moderniseringsoperatie van de Kamers van Koophandel, Kamer van Koophandel Nederland en Syntens is het recent door de betreffende organisaties opgestelde Detail Ontwerp als bijlage 1 bij deze nota gevoegd. Dit document, waar ik mij in grote lijnen in kan vinden, geeft de contouren van de nieuwe organisatie aan en – gegeven de in de begroting van het Ministerie van Economische Zaken opgenomen financiële kaders – de gemaakte keuzes met betrekking tot inrichting van de nieuwe organisatie en de transitieopgave. Hiermee geef ik ook invulling aan de toezegging van mijn ambtsvoorganger tijdens het Algemeen Overleg op 23 november 2011. Tijdens dat overleg over de plannen van het kabinet over de vormgeving van de ondernemerspleinen (Kamerstuk 32 004 nr. 3) is toegezegd om de Tweede Kamer te informeren over het voorstel van de nieuwe organisatie voor het aantal regio’s en het aantal fysieke ondernemerspleinen.

In lijn met de terminologie van wetsvoorstel en memorie van toelichting wordt in deze nota consequent het begrip «Kamer» gehanteerd als aanduiding voor het bestuursorgaan (in het spraakgebruik «raad van bestuur»). Wanneer de organisatie als geheel wordt bedoeld, wordt de term Kamer van Koophandel» of «KvK» gehanteerd.

De leden van de VVD-fractie vroegen wanneer inwerkingtreding van de nieuwe wet op de Kamer van Koophandel is voorzien en de haalbaarheid van de taakstelling, mocht er vertraging worden opgelopen. De intentie is om de wet per 1 januari 2014 van kracht te laten worden. Wanneer dit niet wordt gehaald dan zal dit naar verwachting tot hogere kosten leiden voor de organisatie. Aangezien de taakstelling op de Kamer van Koophandel (verder: KvK) in de meerjarenbegroting van het Ministerie van Economische Zaken is verwerkt zullen hogere transitiekosten in principe de ruimte voor reguliere activiteiten beperken.

De vraag over het tijdspad van de leden van de SP-fractie is daarmee ook beantwoord. Beoogd wordt de formele veranderingen per 1 januari 2014 gerealiseerd te hebben.

De D66-fractie vroeg of het kabinet het eens is met de stelling dat als een taak reeds door de markt wordt uitgevoerd, de KvK hier niets te zoeken heeft. In beginsel deelt het kabinet deze hoofdlijn. Bij de uitwerking daarvan is echter een nadere nuancering nodig. Op het niveau van de aan de KvK toegekende wettelijke taken is de overtuiging dat de markt hier onvoldoende zijn werk doet en het daarom in het belang van het ondernemerschap aangewezen is dat de KvK zich bijvoorbeeld met voorlichting en innovatiestimulering bezighoudt. Dit betekent echter niet dat dit ook geldt voor alle concrete activiteiten waarmee deze taken worden ingevuld. Onder de voorlichtingstaak worden er bijvoorbeeld seminars georganiseerd en onder de innovatietaak worden bedrijven begeleid. Er zijn ook marktpartijen die seminars organiseren en bedrijven begeleiden. Nog specifieker, er zijn ook marktpartijen (zoals banken) die startersseminars organiseren. Toch wordt door velen erkend dat juist voor de KvK als landelijk opererende, onafhankelijke publieke organisatie voor ondernemers hier onmiskenbaar een rol is weggelegd. Waar het dus om gaat is om binnen de wettelijke taken op basis van de werkelijke behoefte (vraagsturing) door ondernemers te komen tot een set van activiteiten die een duidelijke toegevoegde waarde heeft voor ondernemers, maar die niet leidt tot ongewenste mededinging met de markt. Het wetsvoorstel schept het kader waarbinnen deze afweging op een zuivere manier kan plaatsvinden.

Ondernemerspleinen

De leden van de PvdA-fractie vroegen hoe bij het principe «digitaal wat kan» de vraag van de ondernemers wordt meegewogen en hoe ondernemers met beperkte digitale vaardigheden tegemoet worden gekomen. Bij het inrichten van het nieuwe dienstverleningsconcept ondernemerspleinen wordt uitgegaan van het principe «digitaal wat kan, fysiek wat moet», waarbij de behoeften van ondernemers leidend zijn. Dit is in lijn met het regeerakkoord waarin staat dat burgers en bedrijven uiterlijk in 2017 hun zaken met de overheid digitaal kunnen afhandelen. Het ondernemersplein wordt voor ondernemers de toegang tot de overheid als het gaat om informatie, ondersteuning en advies over ondernemen en innoveren. Het digitale ondernemersplein zal ondernemers de mogelijkheid bieden om zo veel mogelijk zaken van achter hun computer te regelen wanneer het hen uitkomt. Dit zal leiden tot besparing van tijd, kosten en ergernis, bijvoorbeeld doordat nu nog noodzakelijke bezoeken aan KvK kantoren in verband met de inschrijving in het Handelsregister op termijn komen te vervallen. Het digitale ondernemersplein zal een compleet overzicht bieden over allerlei zaken over ondernemen op één plek.

Het is evident dat bij de dienstverlening van de KvK een grote digitaliseringslag zal moeten worden gemaakt. Voor een deel is deze digitalisering mede afhankelijk van andere digitaliseringstrajecten binnen de e-overheid, zoals de implementatie van e-herkenning. De overheidsbrede implementatie-agenda dienstverlening e-overheid, kortweg i-NUP, beschrijft de ambities voor de komende vier jaar. Het digitaal ondernemersplein maakt hiervan integraal onderdeel uit.

Bij de kanaalkeuze voor individuele producten en diensten zijn de wensen van ondernemers vanzelfsprekend leidend, bijvoorbeeld door klantenpanels te betrekken of door ondernemers naar hun mening te vragen in klanttevredenheidsonderzoek. Het kabinet realiseert zich dat er ook ondernemers zijn met beperkte digitale vaardigheden. Juist ook om deze ondernemers te kunnen bedienen zal – naast digitale en telefonische dienstverlening – zeker de komende jaren nog een landelijk fysiek netwerk met 19 frontoffices in stand worden gehouden.

De leden van de fractie van D66 vroegen naar onderbouwing van het nut en de toegevoegde waarde van een fysiek netwerk vanuit het oogpunt van ondernemers. Het fysieke netwerk van de 14 te fuseren organisaties zal per 1 januari 2014 sterk worden gereduceerd. Er zullen landelijk 19 locaties – frontoffices en loketfuncties – overblijven, nu zijn het er nog circa 55. Belangrijkste redenen zijn de financiële taakstelling en de toenemende mate van digitalisering. Ondernemers hebben in diverse door de KvK en het ministerie van Economische Zaken geëntameerde onderzoeken aangegeven behoefte te hebben aan fysieke kantoren. Op dit moment is het fysieke netwerk onvermijdelijk omdat ondernemers identificatieplicht hebben bij de inschrijving in het Handelsregister. Ondernemers zullen hun inschrijving in het Handelsregister pas digitaal kunnen regelen nadat de e-herkenning geïmplementeerd is.

Verwachting is dat de vraag naar fysieke dienstverlening met betrekking tot informatie en registratie in de toekomst zal afnemen. Echter, ondernemers hebben wel behoefte aan fysieke ondersteuning bij sterk gespecialiseerde vragen die noch via digitale noch via telefonische dienstverlening kunnen worden beantwoord. Bovendien zal het fysieke netwerk zeker nog in de beginjaren noodzakelijk zijn als achtervang voor de digitale dienstverlening.

Vijf van de 19 locaties zijn groter van omvang, dit zijn de zogenaamde fysieke ondernemerspleinen. Grootste toegevoegde waarde van deze ondernemerspleinen is dat ondernemers straks op één plek een gezamenlijk aanbod aan producten en diensten van verschillende partners kunnen vinden. Zo kunnen ondernemers naast de inschrijving ook gelijk voorlichting krijgen over bijvoorbeeld fiscale zaken en voor hen relevante vergunningen of exportdocumenten. Dit is efficiënt, overzichtelijk en leidt tot besparing van tijd en transactiekosten. Daarnaast hebben ondernemers behoefte aan fysieke ontmoetingsplekken. Deze functie zullen de fysieke ondernemerspleinen ook vervullen.

Organisatorische consequenties

De leden van de fractie van de PvdA vroegen naar de gehanteerde maximale reisafstand voor ondernemers naar een fysieke locatie. Bij het bepalen van de locaties is door de nieuwe organisatie een aanrijtijd van maximaal 1 uur als uitgangspunt genomen. Gelet op de reeds beschikbare digitale dienstverlening in combinatie met de mogelijkheid tot telefonisch contact zou deze aanrijtijd ook voor aspirant-ondernemers niet onoverkomelijk hoeven te zijn.

Verder vroegen deze leden naar de verhouding tussen behoefte van ondernemers aan een fysiek netwerk en het voornemen om 5 fysieke locaties in te richten en de wijze waarop ondernemers betrokken worden bij een beslissing tot uitbreiding van het fysieke netwerk. Ondernemers zullen steeds meer zaken via het digitale ondernemersplein kunnen regelen waardoor de noodzaak tot fysieke dienstverlening met betrekking tot informatieverstrekking en ondersteuning naar verwachting zal afnemen. Aan de andere kant geven ondernemers aan behoefte te hebben aan fysieke dienstverlening als het gaat om zeer specifieke vragen of als ze niet over (voldoende) digitale vaardigheden beschikken. Ook hebben ze behoefte aan ontmoetingsplaatsen. In deze behoefte wordt voorzien door – naast 15 KvK locaties met een loketfunctie – fysieke ondernemerspleinen in te richten. In beginsel zullen daartoe 5 fysieke ondernemerspleinen worden ingericht, maar het is goed denkbaar dat – afhankelijk van wensen en behoeften van ondernemers en partners in een bepaalde regio – dit aantal zal toenemen. Voorwaarde is wel dat regionale partners deze locaties van voldoende functionaliteit kunnen voorzien en de financiële exploitatie kan worden gewaarborgd. De KvK stelt zich hierbij uitnodigend op. Vraagsturing blijft het uitgangspunt, waarbij ondernemers (en regionale stakeholders) via de regioraden in desbetreffende regio invloed kunnen uitoefenen op de geleverde dienstverlening dan wel uitbreiding van het fysieke netwerk. De regioraden zullen dit jaar worden opgericht.

Met betrekking tot kosten vroegen de leden van de PvdA-fractie hoe kosten van een digitaal contact zich tot een fysiek contact verhouden en in hoeverre hierbij rekening wordt gehouden met ondernemers die afhankelijk zijn van fysiek contact. Deze vraag kan niet in algemene zin worden beantwoord. Het is helder dat de kosten van een digitaal contact in de regel aanzienlijk lager liggen dan die van fysiek contact, tenzij sprake is van zeer specifieke vraagstukken. Digitalisering zal dus ook leiden tot aanzienlijke kostenbesparingen binnen de KvK. Fysieke dienstverlening zal, zeker in beginjaren, nog gewoon beschikbaar zijn. Deels omdat de digitalisering afhankelijk is van andere digitaliseringstrajecten binnen de e-overheid (bijvoorbeeld de implementatie van e-herkenning) en deels als achtervang voor de digitale dienstverlening, ook omdat daar nog vraag naar is. Uitgangspunt hierbij is – zoals eerder gememoreerd – het principe «digitaal wat kan, fysiek wat moet». Wel onderkent het kabinet de behoefte aan fysieke dienstverlening (inclusief ontmoetingsplaatsen) onder ondernemers. Daarom worden fysieke ondernemerspleinen ingericht.

Tot slot vroegen de leden van de PvdA-fractie of de naam Kamer van Koophandel voor de ondernemers in combinatie met ondernemersplein niet tot verwarring zal leiden.

Het kabinet onderkent dat de naam Kamer van Koophandel krachtig en (internationaal) bekend is. De nieuwe organisatie zal juist om deze reden vanaf 2014 onder deze naam doorgaan. Voor het dienstverleningsconcept is echter bewust en weloverwogen voor een andere naam gekozen. Belangrijkste overweging hierbij is dat het dienstverleningsconcept onafhankelijkheid en gezamenlijkheid moet uitstralen richting ondernemers en zeker ook richting (potentiële) partners. Het nieuwe dienstverleningsconcept is meer dan enkel dienstverlening van de KvK en daarom moet deze ook anders worden gepositioneerd. De naam ondernemersplein dekt de lading van het concept: een plek/plein waar diverse partners samenwerken aan een zo compleet mogelijk producten- en dienstenpakket voor ondernemers. Belangrijk hierbij is dat het voor de gebruikers te allen tijde duidelijk is waar beide namen voor staan en daartoe is een heldere positioneringsstrategie en communicatie-aanpak nodig.

De leden van de fractie van het CDA vroegen naar de relatie tussen Agentschap NL, het ondernemersplein en de Kamer van Koophandel. Het ondernemersplein is op zichzelf geen organisatie, maar een dienstverleningsconcept. De KvK beheert het digitale ondernemersplein en de fysieke ondernemerspleinen. Op die pleinen biedt zij haar eigen producten aan aan ondernemers (bijvoorbeeld handelsregister- of voorlichtingsproducten), maar ook producten van andere publieke en op termijn mogelijk ook private partners. Agentschap NL biedt haar voor ondernemers relevante producten (bijvoorbeeld op het gebied van internationaal ondernemen) aan op het ondernemersplein. De functionaliteit van Antwoord voor Bedrijven (thans onderdeel van Agentschap NL) wordt volledig geïntegreerd met het digitaal ondernemersplein. De prognose is dat eind dit jaar alle voor bedrijven relevante content van Agentschap NL/Antwoord voor Bedrijven beschikbaar is via het digitale ondernemersplein.

De leden van de D66-fractie vroegen om nader inzicht in het aantal fte dat voor de KvK zal blijven werken en hoeveel fte zich met welke taak zal bezighouden. Graag verwijs ik u hiervoor naar het bij deze nota gevoegde Detail Ontwerp van de nieuwe organisatie. Daaruit blijkt dat het totaal aantal fte van 2165 in 2013 terugloopt naar circa 1300 in 2018. Bij de start in 2014 wordt uitgegaan van een formatie van 1495 fte, waarvan ruim 800 bij het klantcontactcentrum (register- en voorlichtingstaak) en een kleine 400 bij ondernemersondersteuning (innovatiestimulering en regiotaak). Een nadere detaillering is op dit moment nog niet beschikbaar. Voor de verhouding met de taken van Agentschap NL verwijs ik naar het antwoord op de hierop betrekking hebbende vragen van de leden van de CDA-fractie.

Financiering

De leden van de PvdA-fractie vroegen of de mogelijkheid een inschrijfvergoeding in te voeren daadwerkelijk zal worden benut. Het wetsvoorstel schept de mogelijkheid tot het invoeren van een inschrijfvergoeding voor nieuwe inschrijvers, daadwerkelijke invoering hiervan zal altijd pas gebeuren nadat de Tweede Kamer in de gelegenheid is gesteld zich over een concreet voornemen uit te spreken. Ik heb op dit moment niet de intentie deze mogelijkheid daadwerkelijk te gaan benutten. Enerzijds zijn er goede redenen om tot invoering over te gaan: de initiële inschrijving van ondernemingen in het Handelsregister is een proces dat de nodige personele inzet vergt en daarmee ook een substantiële kostenpost vormt. Doorbelasting daarvan aan nieuwe inschrijvers (als een vorm van leges) is legitiem vanuit het profijtbeginsel en werpt bovendien een bescheiden drempel op tegen niet geheel doordachte inschrijvingen en gaat daarmee vervuiling van het Handelsregister tegen. Anderzijds wordt de KvK reeds vanuit de begroting van het Ministerie van Economische Zaken gefinancierd en ben ik terughoudend nieuwe lasten aan het bedrijfsleven op te leggen. Ik vind het dan ook niet verstandig op dit moment deze kosten door te berekenen aan nieuwe ondernemers. Opbrengsten van een eventuele inschrijfvergoeding komen vanzelfsprekend ten goede aan de KvK. Het niet introduceren daarvan zal noodzaken tot een herschikking van prioriteiten binnen de dienstverlening van de KvK.

Naar aanleiding van de diverse vragen over de inschrijfvergoeding heb ik door middel van de bij dit verslag gevoegde nota van wijziging een zogenoemde voorhangprocedure opgenomen in het wetsvoorstel. Hiermee is zekergesteld dat eventuele voornemens in de toekomst over te gaan tot invoering van een inschrijfvergoeding tijdig in de Tweede Kamer aan de orde zullen zijn.

De leden van de VVD-fractie vroegen hoe kan worden voorkomen dat de hoogte van de eventuele eenmalige vergoeding voor nieuwe inschrijvers ongecontroleerd oploopt. De eventuele inschrijfvergoeding is nadrukkelijk niet bedoeld om gaten in de KvK-begroting te dichten. In het geval dat besloten wordt tot introductie van een inschrijfvergoeding zal er op worden toegezien dat alleen specifiek met de inschrijving samenhangende kosten worden doorbelast aan nieuwe inschrijvers. De hoogte van het tarief wordt bij algemene maatregel van bestuur of in een regeling vastgelegd en is daarmee dus gereguleerd. In de toelichting bij deze regelgeving zal inzichtelijk worden gemaakt dat de hoogte van het tarief samenhangt met de specifiek aan de inschrijving verbonden kosten.

De leden van de SP-fractie stelden vragen over de mogelijke introductie van een inschrijfvergoeding. In het nader rapport naar aanleiding van het advies van de Raad van State is aangegeven dat na voorlegging aan de Raad van State besloten is in het wetsvoorstel de mogelijkheid te creëren om een eenmalige inschrijfvergoeding voor nieuwe inschrijvingen te introduceren. Het regeerakkoord was hier mede aanleiding toe. Enerzijds wordt via het regeerakkoord aan de nieuwe organisatie een extra financiële taakstelling opgelegd, anderzijds stimuleert het regeerakkoord het profijtbeginsel maximaal toe te passen. Zoals u kunt lezen in het bij deze nota gevoegde Detail Ontwerp van de nieuwe organisatie gingen de eerste gedachten van de KvK uit naar een inschrijfvergoeding van circa € 50,– met een totale jaarlijkse opbrengst van € 10 miljoen. Indien het kabinet in de toekomst besluit over te gaan tot de invoering van een inschrijfvergoeding zal dit door middel van een wettelijk gewaarborgde voorhangprocedure tijdig in de Tweede Kamer aan de orde worden gesteld. Voor het overige verwijs ik u naar de antwoorden op vergelijkbare vragen die over dit onderwerp zijn gesteld door leden van de overige fracties.

Ook leden van de fracties van D66 en van de SGP hebben een aantal vragen gesteld over de inschrijfvergoeding. Aanvullend aan de antwoorden op vergelijkbare vragen van andere fracties zij met nadruk gesteld dat een eenmalige inschrijfvergoeding voor nieuwe inschrijvers (waar net als bij bijvoorbeeld de aanvraag van een paspoort directe kosten tegenover staan («leges»)) iets anders is dan de introductie van een nieuwe jaarlijkse heffing voor alle ondernemers.

De leden van de D66-fractie vroegen naar de kosten van het Handelsregister over de laatste tien jaar en welk deel deze kosten uitmaken van het totale budget van de KvK. Sinds de inwerkingtreding van de wetswijziging van de Wet op kamers van koophandel 1997 per 1 januari 2008 maakt de Kamer van Koophandel Nederland op geconsolideerde wijze de kosten van het Handelsregister zichtbaar ten opzichte van de totale kosten van de Kamers van Koophandel. De kosten worden onderscheiden naar registratie, nationale en regionale taak. In de periode voor 2008 zijn de kosten van het Handelsregister deels centraal ondergebracht en deels als onderdeel van de begrotingen van de twaalf afzonderlijke Kamers van Koophandel. Dit vloeide mede voort uit de toenmalige verdeling van taken tussen de (landelijke) Vereniging van Kamers van Koophandel en de regionale Kamers van Koophandel. Ten slotte werd per 2008 de interne kostensystematiek van de Kamers van Koophandel ten aanzien van de registertaak ingrijpend gewijzigd. Voor deze periode valt daarom geen eenduidig overzicht te presenteren van de totale kosten van het Handelsregister en daarmee een goede vergelijking te maken met de periode er na.

Kosten Handelsregister en Totaal Budget Kamer van Koophandel2

€ miljoen

2008

2009

2010

2011

2012

2013

Kosten Handelsregister

119

119

118

117

116

115

Totaal budget KvK

237

248

244

243

239

230

Uit deze tabel blijkt dat de kosten van het Handelsregister steeds circa 50% uitmaakten van het totale budget van de Kamers van Koophandel.

De leden van de PvdA-fractie informeerden voorts of het kabinet de mening deelt dat eventueel na de transitie resterend vermogen in het werkgebied van de huidige KvK’s wordt ingezet. Het kabinet deelt deze visie. Zoals eerder richting de Tweede Kamer aangegeven (Kamerstukken II 2011/12, 32 004, nr 4) is de inzet om de komende transitiekosten van de KvK’s en Syntens zoveel mogelijk uit de eigen vermogens van betreffende organisaties te bekostigen. Vanzelfsprekend zal de nieuwe KvK straks ook dienen te beschikken over een adequaat eigen vermogen dat past bij het risicoprofiel van die organisatie. Eventuele resterende middelen kunnen in de regio worden benut waar ze werden opgebracht. Uit de businesscase in het bij deze nota gevoegde Detail Ontwerp voor de KvK blijkt echter dat – gegeven de verwachte transitiekosten en het voor de nieuwe organisatie benodigde eigen vermogen – er voor zover thans kan worden ingeschat geen financiële ruimte resteert voor het vormen van bestemmingsreserves voor de regio.

2. Taken

Algemeen

De leden van de PvdA-fractie hebben diverse vragen gesteld over de kwaliteit van het takenpakket, de taakverdeling tussen wat de KvK doet en de markt en de invulling van de regiotaak. Vanzelfsprekend is de kwaliteit van de dienstverlening en de toegevoegde waarde die – gegeven de beschikbare capaciteit – kan worden geleverd ook een issue bij de keuze welke activiteiten worden opgepakt door de KvK. Via de partnerraad worden tussen de verschillende bronleveranciers (waaronder Agentschap NL en de KvK zelf) afspraken gemaakt over de spelregels die gelden op het digitale ondernemersplein. Hierbij staat steeds het belang van de ondernemer en het tegengaan van doublures centraal. De KvK moet ook binnen haar wettelijke taken geen activiteiten verrichten die leiden tot ongewenste mededinging met de markt. Dit is een strikt principe dat daarom op een aantal plaatsen in het wetsvoorstel is verankerd.

Om ongewenste mededinging te voorkomen zal de KvK bij nieuwe activiteiten of nieuwe facultatieve taken een concurrentietoets hanteren waarin expliciet wordt afgewogen of bij die activiteiten sprake is van een goed werkende private markt. De Centrale Raad zal advies hierover kunnen uitbrengen. Het is primair aan de Centrale Raad (in hoofdzaak bestaand uit vertegenwoordigers van werkgevers- en werknemersorganisaties) om zich uit te spreken over de wenselijkheid van specifieke dienstverlening.

Daarnaast krijgen ondernemers het recht te allen tijde een mededingingsklacht in te dienen bij de KvK. De KvK is gehouden de klacht voortvarend te onderzoeken, de bevindingen op schrift aan de klager mede te delen en jaarlijks een zakelijke weergave van de klachten en de reacties daarop algemeen bekend te maken. Het kan bij een mededingingsklacht al naar gelang wenselijk zijn de zienswijze van de Centrale Raad in te winnen.

De leden van de PvdA-fractie vroegen voorts welke rol de KvK kan spelen bij de aanpak van faillissementsfraude en het toezicht op rechtspersonen. Dit thema is reeds in diverse kamerbrieven aan de orde geweest, bijvoorbeeld in de brief van de Minister van Veiligheid en Justitie van 26 november 2012, over bestrijding georganiseerde criminaliteit (Kamerstukken II, 2012/13, 29 911 nr. 74) en het Voortgangsverslag aanpak malafide uitzendondernemingen van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 17 maart 2013, (Kamerstukken II, 2012/13, 17 050 nr. 427). Aan het slot van mijn brief aan de Tweede Kamer naar aanleiding van de evaluatie van de Handelsregisterwet 2007 (Kamerstukken II, 2012/13, 33 562 nr. 1) geef ik al aan dat de KvK een belangrijke rol kan en moet gaan spelen ter zake de bestrijding van criminaliteit. Door dat vast te leggen in de wettelijke doelstellingen van het handelsregister maak ik het mogelijk dat de KvK op eigen initiatief, dus anders dan op verzoek van een instantie hetgeen reeds vanouds mogelijk is, gegevens over natuurlijke personen waarover bij de KvK twijfels zijn gerezen, verstrekt aan opsporingsinstanties. Ook zeg ik in dat kader de KvK mijn steun toe om haar nieuwe rol als poortwachter waar te maken. Een belangrijke succesfactor bij de bestrijding van vele vormen van criminaliteit is samenwerking en gegevensuitwisseling tussen ketenpartners: KvK, opsporingsinstanties, het Openbaar Ministerie. Het kabinet zet daar dus sterk op in.

De leden van de PvdA-fractie vroegen ten slotte wat onder regionaal maatwerk wordt verstaan. Onder regionaal maatwerk wordt de regiotaak verstaan. Deze regiotaak zal straks plaatsvinden binnen nationale kaders die worden gesteld door regelgeving en begroting en die door de Kamer in samenspraak met de Centrale Raad en de regioraden moeten worden ingevuld. Zowel op nationaal als regionaal niveau zal door de KvK gewerkt worden met een jaarlijkse beleidscyclus waarin – met inachtneming van het landelijke respectievelijk regionale meerjarenprogramma – prioriteiten worden gesteld. Deze beleidscyclus mondt uit in het activiteitenplan en de bijbehorende jaarlijkse begroting die aan het ministerie voor goedkeuring worden voorgelegd.

De leden van de fractie van het CDA vroegen hoe wordt geborgd dat de KvK weliswaar meer wettelijke taken krijgt, maar niet noodzakelijk meer activiteiten gaat uitvoeren. De in het jaarlijkse activiteitenplan opgenomen activiteiten dienen te passen in de in het meerjarenprogramma bepaalde prioriteiten en de totaal beschikbare financiële ruimte. De EZ-begroting geeft hierbij de financiële kaders voor de jaarlijkse bijdrage aan. De Minister keurt jaarlijks de begroting en het activiteitenplan goed en kan hierbij bepalen hoe de rijksbijdrage over de wettelijke taken wordt verdeeld. Aangezien er slechts beperkte financiële middelen beschikbaar zijn is het noodzakelijk om prioriteiten te stellen en keuzes te maken welke activiteiten doorgang kunnen vinden en welke niet. Net zoals bij de huidige wet is het niet op voorhand de bedoeling op basis van artikel 29 nadere regels te stellen over de wijze waarop de wettelijke taken dienen te worden ingevuld. Het primaat hiervoor ligt bij de Centrale Raad en de regioraden.

De leden van de D66-fractie vroegen een nadere argumentatie waarom de huidige drie wettelijke taken noodzakelijk blijven en welke legitimiteit hieraan ten grondslag ligt. Deze argumentatie wordt gegeven bij de toelichting van de individuele taken. In essentie gaat het bij zowel de registratie-, de voorlichtings- als de regiostimuleringstaak om het wegnemen van bestaande marktimperfecties: het bestaan van een Handelsregister is cruciaal voor de rechtszekerheid in het economisch verkeer, onafhankelijke voorlichting aan starters en klein MKB vindt in de markt onvoldoende plaats en het vanuit ondernemersoptiek signaleren en oplossen van knelpunten op regionale schaal komt niet vanzelf tot stand en vereist ook publieke inzet. Uit de wetsevaluatie is gebleken dat er tevredenheid is over de KvK bij degenen die ermee bekend zijn. Binnen de taken moeten op activiteitenniveau scherpe keuzes worden gemaakt, maar deze keuzes en de daarbij te stellen prioriteiten zijn primair aan de doelgroep, vertegenwoordigd door de Centrale Raad en de regioraden. Het wetsvoorstel schept het kader waarbinnen deze afweging op een adequate en zuivere manier kan plaatsvinden. De Minister past hier terughoudendheid.

Beheer fysieke ondernemerspleinen

De leden van de VVD-fractie vroegen hoe het objectieve karakter van het ondernemersplein blijft gewaarborgd bij aansluiting van andere organisaties en wie verantwoordelijk is voor de content. Aansluiting van publieke partners is zonder meer wenselijk. Ook private partners kunnen op termijn worden aangesloten, echter voorop staat dat aansluiten alleen aan de orde is wanneer dat in het belang is van ondernemers en het geen afbreuk doet aan objectiviteit van het ondernemersplein. Dit is geborgd in artikel 4, vierde lid, van het wetsvoorstel. Aansluiting van private partners komt echter pas aan de orde als daartoe bepaalde voorwaarden door de Kamer nader uitgewerkt worden. De beoordeling van het wel of niet aansluiten wordt uitgevoerd door de KvK in nauw overleg met de partners in de regio. De KvK zal de rol van de marktmeester op het ondernemersplein vervullen. Vanuit deze rol zal de KvK, in overleg met de regionale partners, zorgdragen voor de inhoudelijke kwaliteit, overzichtelijkheid, complementariteit en toegankelijkheid van de content. De Minister van Economische Zaken kan nadere regels stellen waarbij bijvoorbeeld deelname in bepaalde gevallen uitgesloten kan worden.

De leden van de fracties van PvdA en SP vroegen of private organisaties al belangstelling voor aansluiting hebben getoond en of ook organisaties met collectief ondernemersbelang, zoals product- en bedrijfschappen, in beeld zijn. Zo ver is het nog niet. Een beperkt aantal private partijen heeft zich inmiddels in oriënterende zin bij de KvK en het Ministerie van Economische Zaken gemeld. Op korte termijn ligt de prioriteit echter bij het aansluiten van publieke organisaties, namelijk de Belastingdienst, gemeenten en de SZW-werkgeversservicepunten. In een later stadium zullen ook private partijen aangesloten kunnen worden, zoals brancheorganisaties en andere organisaties met collectief ondernemersbelang. Echter dit is pas mogelijk nadat de Kamer daar voorwaarden voor heeft geformuleerd. Dit zodat het neutrale en onafhankelijke karakter van de ondernemerspleinen niet onder druk komt te staan. De Minister heeft daarbij nog de mogelijkheid nadere voorwaarden te stellen of zelfs deelname uit te sluiten. Als private partijen aan deze voorwaarden voldoen, worden door hen aan te bieden producten en diensten onderworpen aan het toetsingskader om te bepalen of dit in lijn is met de missie, visie en beleid en hoe dit ingepast kan worden binnen de wettelijke taken.

De leden van de SP-fractie vroegen hoeveel fysieke locaties worden gesloten en hoe het aantal zich, gezien de ontwikkeling van digitale dienstverlening, de komende 5 á 10 jaar zal ontwikkelen.

Zoals ik hierboven reeds aangaf kunnen vanaf 1 januari 2014 ondernemers terecht bij 19 kantoren (nu nog 55) verspreid door het hele land. Vijf van deze 19 locaties zijn grotere kantoren (dus met fysieke ondernemerspleinen) waar dienstverlening van verschillende partners wordt aangeboden en waar ontmoetingsfaciliteiten voor ondernemers en partners aanwezig zijn. In de toekomst zijn meer fysieke ondernemerspleinen mogelijk wanneer meerdere (regionale) partijen daartoe inhoudelijk en financieel met de KvK samenwerken. De verwachting is dat het aantal fysieke frontoffices op termijn als gevolg van de voortschrijdende digitalisering verder af zal kunnen nemen.

De leden van de CDA-fractie vroegen hoe omgegaan wordt met het feit dat er geen exclusiviteit aan bepaalde partijen zal worden gegeven en welke risico’s de Minister hierbij ziet. Voorop staat dat aansluiten van private partners alleen aan de orde is wanneer dat in het belang is van ondernemers en het geen afbreuk doet aan objectiviteit van het ondernemersplein. Dienstverlening van private partijen zal op termijn mogelijk ontsloten kunnen worden onder bepaalde strikte voorwaarden, juist omdat het aansluiten van private partijen risico’s met zich meebrengt. Participatie van private partijen kan immers de onafhankelijkheid en neutraliteit van het dienstverleningsconcept ondermijnen. Van belang is hierbij om duidelijke afspraken te maken met partners over welke activiteiten partners wel of niet op het ondernemersplein ondernemen. De KvK heeft hier nu al enige ervaring mee, bijvoorbeeld bij het organiseren van de jaarlijke Startersdag van de KvK. Daar doen ook private partijen aan mee (bijvoorbeeld banken, overname-adviseurs etc.) en ervaring leert dat dit goed werkt, mits duidelijke afspraken zijn gemaakt. Bijvoorbeeld over het type van informatie en advies dat wordt verstrekt, het achterwege laten van acquisitie-activiteiten of over het optreden namens een brancheorganisatie of door meerdere branchegenoten tegelijkertijd toe te laten. Dit soort ervaringen zullen door de Kamer worden meegenomen in de nog op te stellen voorwaarden.

De leden van de D66-fractie vroegen een nadere duiding van de term «systeemfalen» en hoe dit zich verhoudt tot overheidsingrijpen. In de economie wordt gesproken van «systeemfalen» als sprake is van een onvermogen van een collectief van partijen om een bepaalde problematiek structureel aan te pakken. De aanwezigheid van systeemfalen kan aanleiding zijn voor overheidsingrijpen.

De publieke dienstverlening aan ondernemers is versnipperd. Diverse publieke partijen (zoals KvK, Syntens, Agentschap NL, Belastingdienst, Werkpleinen, maar ook ondernemersloketten van provincies en gemeenten) richten zich met hun dienstverlening tot ondernemers. Ondernemers zien door de veelheid aan loketten veelal door de bomen het bos niet meer. Publieke partijen zijn niet in staat gebleken de dienstverlening aan ondernemers te bundelen, te stroomlijnen en optimaal af te stemmen op de behoeften van ondernemers. Dit is een duidelijk geval van systeemfalen dat het kabinet Rutte I heeft aangegrepen om in het regeerakkoord op te nemen dat ondernemers voor alle overheidszaken terecht zullen kunnen bij één loket, een «ondernemersplein».

De leden van de fractie van D66 plaatsten daarnaast ook vraagtekens bij de mogelijkheid om private partners aan te laten sluiten op de ondernemerspleinen. Het kabinet beoogt met de oprichting van de ondernemerspleinen een integrale overheidsdienstverlening aan ondernemers, een «one-stop-shop». Het streven is dat ondernemers daar straks een zo compleet mogelijk pakket aan overheidsdienstverlening kunnen vinden, dat mogelijk aangevuld kan worden met private dienstverlening, mits dat in het belang is van ondernemers en het geen afbreuk doet aan objectiviteit van het ondernemersplein. Veel informatie die voor ondernemers relevant is, is afkomstig van (deels) private partijen, bijvoorbeeld brancheorganisaties. Ontsluiting van informatie van deze organisaties zal transactiekosten van ondernemers verlagen en biedt daarmee duidelijk een toegevoegde waarde voor ondernemers. Aansluiting van private organisaties zal zoals hiervoor is aangegeven pas aan de orde zijn nadat de Kamer daar bepaalde strikte voorwaarden toe heeft gedefinieerd, waarbij het altijd nog mogelijk is dat de Minister van Economische Zaken aansluiting van bepaalde partijen uitsluit.

Beheer digitale ondernemersplein

De leden van de PvdA- en de leden van de D66-fractie vroegen of het feit dat bijvoorbeeld gemeenten hun eigen digitale ondernemersplein kunnen inrichten niet in strijd is met het streven naar 1-loket voor ondernemers. Het digitaal ondernemersplein is de plek waar de dienstverlening van de overheid integraal voor de ondernemer wordt ontsloten. Om dit plein te realiseren is het de bedoeling dat op termijn informatie en transactie van alle overheidsinstanties voor zover op ondernemers gericht via het digitaal ondernemersplein ontsloten wordt. Verschillende overheidsorganisaties blijven zelf ook via hun eigen kanalen informatie aanbieden. Ambitie van het digitale ondernemersplein is dat daar op termijn (verwijzingen naar) alle overheidszaken te vinden zullen zijn zodat ondernemers die niet weten bij welke instantie ze moeten zijn dit gemakkelijk op één plek kunnen vinden en via het ondernemersplein ook bij verschillende publieke dienstverleners transacties kunnen verrichten. Ondernemers die wel weten waar ze moeten zijn kunnen rechtstreeks bij desbetreffende instantie terecht, maar kunnen voor een specifieke functionaliteit gemakkelijk worden doorgeleid naar de omgeving van het digitale ondernemersplein. Met het ondernemersplein wordt voor partners naast hun eigen kanaal een extra kanaal gecreëerd en voor ondernemers één plek waar alle informatie te vinden is. Dit betekent echter niet dat alle communicatie tussen rijksoverheid en ondernemers uitsluitend via het ondernemersplein zal plaatsvinden.

Het streven van het ondernemersplein is dat zo veel mogelijk publieke partners worden aangesloten. Dit geldt zeker ook voor decentrale overheden. Sterker nog, gemeenten zijn -naast de Belastingdienst en SZW-werkgeversservicepunten- door ondernemers als prioritaire partners aangewezen. In samenspraak met de VNG wordt thans door het Kwaliteits Instituut Nederlandse Gemeenten (KING) onderzocht op welke wijze gemeenten bij het digitale en mogelijk ook het fysieke ondernemersplein in hun regio zouden kunnen aansluiten.

De leden van de fracties van de PvdA en van het CDA vroegen naar de samenstelling van de partnerraad. De partijen die aansluiten op het ondernemersplein zullen, al dan niet via vertegenwoordiging, deel uitmaken van de partnerraad. In de partnerraad zullen onder meer zaken als de ontwikkeling van het plein, het ontsluiten van informatie op het plein en de wijze van aansluiten en de spelregels op het ondernemersplein aan de orde komen.

De leden van PvdA-fractie vroegen of het naast elkaar gebruiken van de namen digitaal ondernemersplein en KvK voor ondernemers niet verwarrend is. In aanvulling op de eerdere antwoorden op vragen van de leden van de CDA-fractie («Organisatorische consequenties»): de KvK en haar toekomstige dienstverlening blijven gewoon bestaan. De digitale dienstverlening van de KvK zal via het digitale ondernemersplein worden geleverd, waarbij het merk KvK nog gewoon duidelijk zichtbaar is. Op deze manier heeft de ondernemer alle voor hem relevante informatie op 1 plek duidelijk zichtbaar. De dienstverlening van de KvK via het digitale ondernemersplein wordt met een communicatiecampagne ondersteund.

De leden van de CDA-fractie vroegen naar de verhouding van artikel 5 van het wetsvoorstel tot artikel 5 van de Dienstenwet. De Minister van Economische Zaken heeft in het kader van de implementatie van de Dienstenrichtlijn een wettelijke taak op het terrein van digitale informatievoorziening aan ondernemers. Deze taak wordt namens de Minister uitgevoerd door Antwoord voor Bedrijven. Het gaat daarbij om specifiek in de wet omschreven informatie die via een elektronische voorziening ten behoeve van bepaalde ondernemers (dienstverrichters) ontsloten wordt. Dit dienstenloket zal de facto deel gaan uitmaken van het digitaal ondernemersplein. De Minister geeft op deze manier niet alleen op een goede wijze invulling aan eenduidige elektronische informatieverstrekking aan ondernemers, maar heeft zo ook de mogelijkheid een goede aansluiting op andere ontwikkelingen inzake de elektronische overheid te bewerkstelligen.

De leden van de D66-fractie vroegen om een stand van zaken van het digitaal ondernemersplein, inclusief inzicht in de kosten, functionaliteiten en planning. Het digitale ondernemersplein is volop in ontwikkeling. De eerste versie (de zgn. bèta versie) is in november 2012 gelanceerd (www.ondernemersplein.nl ). De site wordt mede op basis van input van ondernemers continu verbeterd en uitgebreid. Naar verwachting zal het digitaal ondernemersplein nog voor de zomer van dit jaar officieel worden gelanceerd.

In 2013 ligt de focus op het vereenvoudigen van transacties en het verbinden van ondernemers. Hierbij kan gedacht worden aan bijvoorbeeld ontsluiten van transacties (van partners), zoekmogelijkheid per branche, e-learnings en webinars, mogelijkheid voor afrekenen op ondernemersplein.nl maar ook aanbieden van nieuwe functies zoals eigen omgeving voor ondernemers (gepersonaliseerd). Daarnaast ligt de focus op het aansluiten van partners, waar juist de ondernemer om vraagt. Streven is verder om de beschikbare E-herkenning dit jaar nog volledig te integreren.

Vanaf 2014 is de ambitie om zoveel mogelijk voor bedrijven relevante overheidsorganisaties aan te sluiten. Op basis van de wensen van ondernemers zal het digitaal plein dan binnen de kaders van het dienstverleningsconcept ondernemersplein verder worden uitgebouwd. Dan zal ook Single sign on worden gerealiseerd; ondernemers kunnen dan met één keer inloggen vanuit het ondernemersplein zaken doen met alle voor hen relevante overheidspartijen. De totale kosten zijn integraal verwerkt in de begroting van de KvK en bedragen enkele miljoenen. Het leeuwendeel van de kosten zit vooral in het opzetten van een «state of the art» website en een stabiele omgeving die de verwachte grote aantallen bezoeken aan het ondernemersplein aankan.

Ook vroegen de leden van de D66-fractie naar de toegevoegde waarde van het ook betrekken van private partijen op het genoemde platform. In aanvulling op eerdere antwoorden op vergelijkbare vragen wordt opgemerkt dat bij sommige faciliteiten, zoals het ondernemingsdossier, nu reeds private partijen betrokken zijn. Het is wenselijk dat het ondernemersplein hier een goede koppeling mee heeft om het voor ondernemers nog makkelijker te kunnen maken.

Registertaak

De leden van de VVD-fractie vroegen of de actualiteit van het Handelsregister kan worden verhoogd, bijvoorbeeld gezien de tijd die ondernemers krijgen om hun jaarrekeningen te deponeren. Binnen vijf maanden na afloop van het boekjaar moet het bestuur de jaarrekening opmaken en voorleggen aan de aandeelhouders. De aandeelhouders kunnen het bestuur maximaal 6 maanden uitstel verlenen als er bijzondere omstandigheden zijn. De jaarrekening moet uiterlijk 8 dagen na vaststelling worden gedeponeerd bij de KvK. Deze termijnen zijn vastgelegd in Boek 2 BW, overeenkomstig de Europese richtlijnen Vennootschapsrecht. Met betrekking tot deze formele termijnen is naar de mening van het kabinet niet veel winst te behalen. Wel zal, zodra de berichtenbox voor bedrijven operationeel is, de KvK een onderneming die beschikt over een berichtenbox-adres een signaal geven als de termijn van vijf maanden verstreken is en nog geen deponering heeft plaatsgevonden.

Tevens treedt, zodra de bestuursorganen (eventueel stapsgewijs) zijn aangesloten op het nieuwe handelsregister, de bepaling in werking die de bestuursorganen verplicht om aan de KvK een zogeheten terugmelding te doen wanneer zij constateren dat een onderneming niet juist is geregistreerd. Dat bevordert in hoge mate de actualiteit; het register wordt daarmee namelijk veel minder afhankelijk van de naleving door bedrijven van de verplichting om hun gegevens actueel te houden. Het niet of niet tijdig deponeren is overigens een delict in de zin van de Wet Economische Delicten; dit kan worden bestraft met een boete van ten hoogste € 19.500 (boete van de vierde categorie).

Tevens is het de bedoeling dat bestuursorganen een melding aan Kamer van Koophandel doen als zij constateren dat een ondernemer niet juist is geregistreerd. Dit bevordert de actualiteit eveneens.

Tevens vroegen de leden van de VVD-fractie of gezien de digitalisering de kosten van het aanvragen van bijvoorbeeld een uittreksel omlaag kunnen of gratis worden. De verdere digitalisering rond het Handelsregister kan leiden tot verlaging van de kosten van het onderhouden van het Handelsregister. Gezien de reeds dalende rijksbijdrage aan de KvK ligt een daling van de prijs voor een uittreksel (of gratis worden), met een daarmee gepaard gaande daling van inkomsten voor de KvK, niet direct voor de hand. Op dit moment is overigens het tarief voor een digitaal uittreksel aanzienlijk lager dan voor een papieren uittreksel. Het door middel van internet ontvangen van een elektronisch gewaarmerkte jaarrekening kost € 7,50 en uittreksels op papier € 11,–. Daarnaast kunnen ondernemingen en rechtspersonen, die zijn ingeschreven in het handelsregister eenmalig per kalenderjaar gratis een elektronisch gewaarmerkt uittreksel ontvangen.

Tenslotte vroegen de leden van de VVD-fractie of aanlevering van mutaties in het Handelsregister ook digitaal kan. Voor het notariaat is het al mogelijk om via een webapplicatie mutaties voor hun klanten (voornamelijk B.V.'s) digitaal door te geven aan het handelsregister. Dit is mogelijk omdat notarissen in het bezit zijn van een elektronische handtekening (certificaat) van het hoogste betrouwbaarheidsniveau. Ongeveer twintig procent van het aantal mutaties in het Handelsregister is afkomstig van het notariaat. Ook startende ondernemers kunnen hun inschrijving bij het Handelsregister digitaal indienen bij de KvK, wel moeten zij nog naar een kantoor van de KvK om zich te identificeren en om de inschrijving definitief te maken. Dit is nodig, omdat er voor organisaties en burgers nog geen laagdrempelig certificaat beschikbaar is met het hoogste betrouwbaarheidsniveau dat nodig is voor inschrijvingen en mutaties in het handelsregister, dit in verband met de openbaarheid van het register en derdenwerking die het heeft. Digi-D heeft hiervoor niet het vereiste betrouwbaarheidsniveau.

De KvK is dan ook deelnemer aan het E-id stelsel dat als doelstelling heeft om o.a. ondernemers in het elektronisch verkeer met de overheid te faciliteren door afspraken te maken over (ontwikkeling van) autorisatie- en identificatiemiddelen die een voldoende betrouwbaarheidsniveau hebben, en die tevens betaalbaar en laagdrempelig zijn in het gebruik. Zodra ondernemers en organisaties hierin in voldoende mate kunnen worden gefaciliteerd, zal de KvK hen ook toegang geven tot de digitale dienstverlening (bijvoorbeeld in de vorm van mutaties) voor het Handelsregister. Digitalisering van de processen is ook een nadrukkelijke doelstelling die is opgenomen in het organisatie-ontwerp voor de nieuwe KvK.

De leden van de CDA-fractie vroegen op welke wijze de besparingen op de registertaak worden gerealiseerd. Door verdere digitalisering van de processen rond het Handelsregister kunnen besparingen worden gerealiseerd. Zoals in het antwoord aan de leden van de VVD-fractie aangegeven kunnen, zodra het niveau van betrouwbaarheid voldoende is, ondernemers veel handelingen digitaal uitvoeren. Enerzijds leidt dit tot besparing van administratieve lasten bij de ondernemers, maar tevens kan de Kamer toe met minder fysieke bezoeken en loketten en kan verwerking van informatie verder worden geautomatiseerd. De Kamer is hierdoor in de mogelijkheid om bijvoorbeeld te besparen op kantoorruimte benodigd voor inschrijvingen, tevens betekent automatisering minder papier, minder handwerk en minder fouten in de administratie.

Centrale aansturing van het register leidt er toe dat afwegingen aangaande de inrichting van het register en bijbehorende investeringsbeslissingen nog maar op één plek plaatsvinden, waardoor het register in kwaliteit en uniformiteit toeneemt en minder risico bestaat op afwijkende ontwikkelingen.

Voorlichtingstaak

De leden van de PvdA-fractie vroegen naar de balans tussen vraagsturing en het proactief aanbieden van gerichte dienstverlening aan groepen ondernemers. Het is primair aan de Kamer om in samenspraak met de Centrale Raad en de regionale raden deze balans te bepalen. De Minister past hier terughoudendheid. Tegelijkertijd is natuurlijk helder dat het accent van de dienstverlening van de nieuwe organisatie zal liggen bij het kleinere MKB en de verschillende doelgroepen en thema’s daarbij in zekere mate aan bod zullen komen. Voor wat betreft de samenwerking met dienstverlening voor werkzoekenden vragen ondernemers zelf ook om een goede koppeling tussen ondernemerspleinen en Werkpleinen. In het bijzonder gaat het hierbij dan om ontsluiting van de zogenaamde werkgeversservicepunten.

De leden van de CDA-fractie informeerden in hoeverre een kleinere Kamer van Koophandel in staat zal zijn haar dienstverlening vraaggestuurd vorm te geven en (regionaal) maatwerk te bieden. De financiële taakstelling maakt alleen nog maar urgenter om de vraagsturing van de nieuwe KvK te versterken. Waar mogelijk zullen algemene voorlichtingsactiviteiten digitaal worden vormgegeven. Met name bij de wettelijke taken innovatie- en regiostimulering is het van belang dit te doen op basis van heldere prioritaire thema’s waarbij de regionale raden een belangrijke rol zullen spelen bij de prioritering. Daardoor zal een regionaal gedifferentieerd dienstenpakket kunnen ontstaan. Het is helder dat internationalisering hierbij een prioritair thema zal zijn.

De leden van de CDA-fractie vroegen in welke gevallen en voor welke ondernemingen door de Kamer van Koophandel ook tweedelijnsondersteuning zal worden geboden. Door de KvK zal geen tweedelijnsondersteuning worden geboden aangezien dit activiteiten zijn die per definitie in voldoende mate door de markt worden aangeboden. Aanbieden daarvan door de KvK zou leiden tot ongewenste mededinging met de markt. Wel zullen binnen de wettelijke taken naast algemene voorlichtingsactiviteiten ook meer maatwerkactiviteiten worden verricht, met name binnen de taken innovatie- en regiostimulering. Hierbij zal de prioriteit liggen bij activiteiten die daadwerkelijk bijdragen aan groei van ondernemingen. Deze activiteiten worden gefinancierd vanuit de rijksbijdrage, waarbij het profijtbeginsel waar mogelijk en wenselijk wordt toegepast. Hierbij wordt ook gekeken naar de mogelijkheid van cofinanciering van activiteiten door andere publieke partijen (gemeenten, provincies, EU), mits deze liggen binnen de gekozen missie en positionering van de nieuwe KvK en passen bij de vraag c.q. behoefte die door de diverse regioraden wordt gedefinieerd.

De leden van de D66-fractie hebben enkele vragen gesteld over de voorlichtingstaak en in het bijzonder over de verhouding daarbij van de KvK tot de markt en de nadruk daarbij op kleine en startende ondernemingen. Onder deskundigen op het gebied van ondernemerschap is op zichzelf weinig discussie over dat er met name op het gebied van voorlichting en advies aan starters (inclusief zzp’ers) en pre-starters nog steeds sprake is van marktimperfecties. Dit hangt samen met een relatief gebrekkige toegang van deze partijen tot kennis en vaardigheden op het gebied van ondernemerschap. Er is daarom een publieke rol om deze marktimperfectie (deels) weg te nemen vanuit de veronderstelling dat dit leidt tot meer economische groei. Lag het accent eerst meer op het bevorderen van ondernemerschap in algemene zin («meer ondernemerschap»), de laatste jaren is het accent meer en meer verschoven naar de kwaliteit van ondernemerschap («beter» en «ambitieus» ondernemerschap). Het klopt dat rondom de «start» ook andere marktpartijen actief zijn, maar ondernemers geven telkenmale aan in de veelheid van beschikbare informatie behoefte te hebben aan neutrale, objectieve informatie en advies, bijvoorbeeld over geldende wet- en regelgeving. Daarom blijft er een rol voor de KvK liggen op het gebied van eerstelijns voorlichting en advies. Vanzelfsprekend dient steeds gewaarborgd te zijn dat geen ongewenste mededinging met de markt plaatsvindt. Het wetsvoorstel schept het kader waarbinnen deze afweging op een zuivere manier kan plaatsvinden: vraagarticulatie via de Centrale Raad en de regionale raden, toepassen van een concurrentietoets op alle nieuwe en bestaande activiteiten en introductie van de mededingingsklacht voor ondernemers die desondanks van mening zijn dat de mededinging door specifieke activiteiten wordt verstoord. Mij is overigens geen veelheid van klachten van marktpartijen bekend, er wordt in de regel door de KvK juist goed met marktpartijen samengewerkt. Uit de door Berenschot uitgevoerde wetsevaluatie waaruit de D66 leden citeren blijkt dat 50% van de bevraagde ondernemers het belangrijk vindt dat de KvK voorlichting geeft. Het klopt dat uit die evaluatie ook naar voren komt dat kleinere bedrijven wat minder tevreden zijn over de voorlichting dan grotere bedrijven. Dit is dan ook een aansporing geweest om de vraagsturing verder te versterken.

Innovatiestimuleringstaak

De leden van de VVD-fractie vroegen of de Kamers van Koophandel nieuwe taken op het gebied van innovatiestimulering krijgen ten opzichte van de taken die Syntens had. Het werkpakket van Syntens zal binnen de nieuwe organisatie zo goed mogelijk worden ingepast, zij het dat de generieke taakstelling natuurlijk ook hier doorwerkt en er dus ook voor innovatiestimulering beduidend minder middelen beschikbaar zullen zijn. Op activiteitenniveau zullen dus scherpe keuzes moeten worden gemaakt. Het is dan ook aannemelijk dat dit leidt tot accentverschuivingen binnen het huidige werkpakket. Daarbij zullen de uitkomsten van de lopende evaluatie, waar de leden van de D66-fractie terecht op wijzen, zeker meegenomen worden. De eerste conclusies van die evaluatie wijzen er overigens op dat de dienstverlening van Syntens doeltreffend is en dat Syntens daarbij voldoende doelmatig te werk gaat. Syntens weet jaarlijks voldoende (nieuwe) bedrijven te bereiken. Syntens heeft daarbij een gunstig effect op het innovatievermogen van deze bedrijven, op de innovatieprestaties en het aantal gestarte vernieuwingstrajecten. Klanten van Syntens zijn over het algemeen positief over de dienstverlening van Syntens.

Ondernemers zullen bij de nieuwe organisatie terecht kunnen voor informatie, voorlichting en advies over innoveren. Daarbij hoort ook doorverwijzing naar de innovatieregelingen van het ministerie van Economische Zaken die worden uitgevoerd door Agentschap NL. De meerwaarde ten opzichte van de taken van Agentschap NL zit met name in de regionale toegang die de KvK voor ondernemers zal gaan bieden en de informatievoorziening via het digitale ondernemersplein. De KvK werkt dan ook nauw samen met Agentschap NL om de dienstverlening aan ondernemers zoveel mogelijk te concentreren en zo goed mogelijk op elkaar af te stemmen.

De leden van de PvdA-fractie vroegen of het kabinet het belang van sociale innovatie onderkent. Het kabinet onderkent het belang van sociale innovatie en daarom wordt dit ook genoemd in de memorie van toelichting. Het is aan de KvK om hier verder inhoud aan te geven. Het door de fractieleden genoemde maximum aantal bestede uren per ondernemer («quotum») bij de uitvoering van de innovatiestimuleringstaak bestaat om de KvK geen ongewenste concurrentie met private partijen te laten aangaan.

Daarbij vroegen de leden van de PvdA fracties wat er wordt gedaan voor mkb’ers met specifieke kenmerken, zoals bijvoorbeeld een etnische achtergrond. De innovatiestimuleringstaak is een generiek innovatie-instrument voor het MKB. Dat betekent dat het instrument toegankelijk is voor alle MKB-bedrijven in alle sectoren, van starter tot familiebedrijf. Er wordt geen onderscheid gemaakt naar specifieke groepen MKB.

Bij de samenwerking met de regionale ontwikkelingsmaatschappijen (ROM’s) moeten er heldere afspraken onderling worden gemaakt over effectieve taakverdeling waarbij het bij de KvK zal gaan om advies en ondersteuning in de eerste lijn en de ROM’s zich toespitsen op tweedelijns activiteiten (intensievere begeleiding van clusters).

De leden van de CDA-fractie vroegen naar de mogelijkheden tot maatwerk bij (de voorlichting over) innovatiestimulering door de KvK en de urencriteria die daarvoor worden gehanteerd. Syntens richt zich thans op ondernemers die kunnen en willen innoveren en op economisch legitieme activiteiten: activiteiten waar de markt niet in voorziet, zoals voorlichting en helpdeskfunctie. Bewustwording bij ondernemers van het belang van innovatie is daarbij een belangrijk doel. Activiteiten op het gebied van activering zijn economisch legitiem voor zover die zich richten op de eerste fasen van het innovatieproces en het makelen en schakelen tussen ondernemers en kennisinstellingen.

Zoals hiervoor is aangegeven zal het werkpakket van Syntens zo goed mogelijk binnen de nieuwe KvK worden ingepast. Maatwerk voor individuele ondernemingen blijft in beginsel mogelijk, zij het met minder middelen en mensen dan thans. Het maximaal aantal te besteden uren per ondernemer blijft gehandhaafd. Deze beperking ziet erop dat Syntens niet concurreert met commerciële dienstverleners. Uit de lopende evaluatie volgt dat dit «quotum» duidelijk is en door klanten en belanghebbenden als reëel wordt ervaren.

De leden van D66 constateerden dat er op dit moment een evaluatie van Syntens gaande is en dat zij daarom op een later moment wensen in te gaan op de positie van innovatiestimulering in dit wetsvoorstel. In dit verband merk ik op dat Syntens sinds de start in 1998 regelmatig is geëvalueerd. De vorige evaluatie van Syntens is in 2008 afgerond (tweemeting). In het najaar van 2012 is adviesbureau Dialogic gestart met de driemeting van Syntens. Dialogic legt op dit moment de laatste hand aan het eindrapport van de driemeting. Ik verwacht dat het eindrapport in april opgeleverd wordt. Mijn beleidsreactie kan dan op korte termijn volgen. Mijn verwachting is dat het rapport en de beleidsreactie voor de plenaire behandeling van het wetsvoorstel door de Tweede Kamer zal zijn ontvangen.

Regiospecifieke activiteiten

De leden van fracties van de VVD, PvdA en SGP vroegen of de huidige rol van de KvK op het gebied van de ruimtelijke ordening ook in de toekomst blijft bestaan. Bij de advisering op het gebied van ruimtelijke ordening zijn verschillende spelers actief. Tot voor kort speelde de Decentrale Advisering Detailhandel (DAD) van het Hoofdbedrijfschap Detailhandel bij de ro-advisering een belangrijke rol. De huidige inzet van de KvK is in vergelijking daarmee relatief beperkt. Of deze rol in de toekomst blijft bestaan is in principe aan de regioraden binnen de centraal gestelde kaders. Bij de invulling van de regiospecifieke activiteiten staan de wensen van ondernemers centraal. Regionale raden adviseren de Kamer over de uitvoering van het meerjarenprogramma en het jaarlijkse activiteitenplan. Gelet op de beperkte middelen zullen echter scherpe keuzes moeten worden gemaakt welke activiteiten kunnen worden uitgevoerd. De prioriteit zal liggen bij activiteiten die daadwerkelijk bijdragen aan groei van ondernemingen. Brede interventies op het vlak van de ontwikkeling van ruimtelijke ordening dragen hier minder direct aan bij. Maar het is zeker mogelijk dat de KvK vraaggestuurd in een bepaalde regio ondersteuning biedt bijvoorbeeld bij het opstellen van een regionale detailhandelsvisie.

De leden van de VVD fractie vroegen in hoeverre het nieuwe ondernemersplein ook het loket wordt waar de ondernemer voor lokale vergunningen terecht kan. Het is de ambitie van het kabinet om in het digitale ondernemersplein zoveel mogelijk transacties met de overheid te bundelen. In het verbeteren van de dienstverlening naar burgers en bedrijven spelen gemeenten een belangrijke rol. Gemeenten, provincies, waterschappen, uitvoeringsorganisatie en het Rijk hebben een gemeenschappelijke visie op dienstverlening opgesteld. De overheidsbrede implementatie-agenda dienstverlening e-overheid, kortweg i-NUP, beschrijft de ambities voor de komende vier jaar. Een aantal van deze projecten is zeer belangrijk voor het (welslagen van het) digitaal ondernemersplein. Zo sluiten gemeenten aan op centrale overheidsloketten zoals MijnOverheid , Dienstenloket en Antwoord voor Bedrijven . Na de implementatie van deze iNUP bouwstenen en aansluiting op het ondernemersplein door gemeenten kan een ondernemer straks voor een lokale vergunning terecht op het digitale plein. De afhandeling van de vergunning zal echter nog steeds plaatsvinden in de backoffice van gemeenten. Via de beta versie van het ondernemersplein kunnen ondernemers bij een aantal gemeenten nu reeds direct naar de voor hen relevante pagina van de vergunning/transactie worden toegeleid.

De VVD-fractieleden informeerden in hoeverre er – gelet op de kosten voor transitie – nog middelen overblijven die in de regio’s waar deze werden opgebracht kunnen worden benut. Uit de businesscase in het bij deze nota gevoegde Detail Ontwerp voor de KvK blijkt dat gegeven de verwachte transitiekosten en het voor de nieuwe organisatie benodigde eigen vermogen er – voor zover thans kan worden ingeschat – geen financiële ruimte resteert voor het vormen van bestemmingsreserves voor de regio.

De leden van de PvdA-fractie hebben vragen gesteld over de regio-indeling en de bereikbaarheid van de fysieke KvK-dienstverlening. De Kamer bepaalt zelf de regio’s en dit is uitgewerkt in het meegezonden detail ontwerp. Er is gekozen voor een landsdelige indeling in vijf regio’s, net zoals voorzien in het regeerakkoord. Zoals eerder gememoreerd zal gestart worden met 19 locaties, waarvan 5 « integrale» locaties waar naast de loketfunctie ook back office activiteiten plaatsvinden en waar ook een fysiek ondernemersplein is gevestigd.

Bij de keuze voor de front offices speelde aantal inschrijvingen in de regio, de reistijd tot een frontoffice, het financieel plaatje met betrekking tot verkoop huidige locatie en de locatie van toekomstige backoffice mee. Zie ook de antwoorden op vragen van de leden van de PvdA-fractie onder het kopje «organisatorische consequenties».

De leden van de PvdA-fractie vroegen voorts welke activiteiten er onder de regiotaak vallen, of er ruimte is voor regionaal maatwerk en of er capaciteit beschikbaar blijft voor euregionale samenwerking. De regiotaak omvat een breed palet aan mogelijke activiteiten waarmee direct of indirect het regionaal bedrijfsleven wordt ondersteund. Bij de uitwerking staat samenwerking met brancheorganisaties, lokale- en regionale ondernemersverenigingen voorop. De KvK zorgt voor organiserend vermogen. Zij heeft de capaciteit om partijen bij elkaar te brengen en samenwerking tot stand te laten komen. Binnen de regiotaak heeft zij de mogelijkheid tot een aanjaagsubsidie van beperkte omvang. Deze subsidies komen ten laste van het betreffende regiobudget. Decentrale overheden waarderen de rol van de KvK in de regio en zien deze als cruciaal. Het zorgt ook voor binding met ondernemers die vaak lokaal en of regionaal opereren. De KvK heeft daarbij toegevoegde waarde.

De regionale raad speelt vanzelfsprekend ook zijn rol door het uitbrengen van een voorstel voor de in het activiteitenplan voor die regio op te nemen activiteiten en het vaststellen van een regionaal meerjarenprogramma (gehoord hebbende overige relevante partijen in de regio). Op deze manier is regionaal maatwerk mogelijk. Als dit van toepassing is dan zal er vanuit de raden en de organisatie zeker ook aandacht zijn voor activiteiten op het gebied van grensoverschrijdende samenwerking.

Tenslotte vroegen de leden van de PvdA-fractie naar de samenstelling van de regionale raden. Maximaal zes leden van de regionale raad worden door de Kamer benoemd op voordracht van regionale werkgeversorganisaties en maximaal drie leden op voordracht van de regionale werknemersorganisaties. De Kamer vult deze voordrachten aan met drie deskundigen op het vlak van ondernemen en innovatie (bijvoorbeeld economische stakeholders in de regio) of benoemt kandidaten die anderszins het belang van een evenwichtige samenstelling dienen. De Kamer zorgt in dit kader ook dat in de regioraden de belangen van bijvoorbeeld zelfstandigen zonder personeel voldoende vertegenwoordigd zijn. Bedoeling is dat de regioraden zo worden samengesteld dat de belangrijkste doelgroepen in de regio zich vertegenwoordigd voelen. Dit is in eerste instantie aan de partijen die een voordracht doen in samenspraak met de Kamer. Voor het overige verwijs ik naar de antwoorden op vragen van de leden van de PvdA-fractie onder het kopje «Wijziging met betrekking tot het bestuur van de KvK».

De leden van de SP-fractie vroegen naar de effecten van de teruggang van regionale middelen voor de krimpregio’s. De KvK richt zich op alle regio’s en zal bij elke regio een specifieke aanpak kiezen. De gevolgen van de teruggang in middelen voor de nieuwe organisatie zal ook gevolgen hebben voor de krimpregio’s. Het is aan de regionale raden om te adviseren over activiteiten die in het jaarlijks activiteitenplan worden opgenomen. Het ligt op zich voor de hand dat de regioraad bij de planvorming ook oog heeft voor de problematiek van krimpgebieden binnen betreffende regio en daarvoor specifieke activiteiten adviseert. De Minister past hier enige terughoudendheid.

De leden van de CDA-fractie vroegen naar wat de relatie van de regionale raad tot de Kamer is. De regionale raden stellen na consultatie van overige partijen in de regio het ontwerp voor een regionaal meerjarenprogramma vast. Op basis daarvan stelt de Kamer het meerjarenprogramma vast. Slechts in bijzondere gevallen kan de Kamer gemotiveerd afwijken van het ontwerp. Het eenmaal vastgestelde meerjarenprogramma is vervolgens leidend voor de regionale activiteiten voor de betreffende regio in het jaarlijks vast te stellen activiteitenplan. De regionale raden doen jaarlijks voorstellen aan de Kamer welke activiteiten opgenomen zouden moeten worden in het activiteitenplan. De Kamer stelt het activiteitenplan vast maar is wel gebonden aan de in het regionale meerjarenprogramma opgenomen hoofdlijnen.

De leden van de CDA fractie vroegen naar het aantal regio’s en de benoeming en betaling van de leden van de regionale raden. In aanvulling op bovenstaande antwoorden op vergelijkbare vragen van de PvdA-fractie: de leden van de regioraden krijgen van de KvK een standaardvergoeding per vergadering. De hoogte van deze vergoeding wordt door de Minister vastgesteld. Deze zal in overeenstemming met het daarvoor geldend rijksbeleid worden vastgesteld en zal van een vergelijkbare orde zijn als de huidige vergoeding (een lid van het algemeen bestuur van een KvK ontvangt thans € 110,– per vergadering exclusief reiskosten).

De leden van de D66 fractie vroegen hoe wordt gewaarborgd dat regiospecifieke activiteiten complementair zijn aan activiteiten van lokale verenigingen en brancheorganisaties. De ondernemers die zich verenigd hebben in de lokale en regionale organisaties sturen juist de activiteiten van de KvK via regionale raden. Zij zullen letten op complementariteit en heldere afspraken wie wat doet. Overigens behoort het voeren van een regionale of landelijke lobby nadrukkelijk niet tot de taken van de KvK en/of de regionale raden.

De Kamer en de Wet Markt en Overheid

De leden van de CDA-fractie stelden enkele vragen over de mogelijkheid voor de Kamer van Koophandel om facultatieve taken uit te voeren. Op basis van de ervaringen met de huidige Kamers van Koophandel (de huidige wet kent een vergelijkbare bepaling) kan worden gesteld dat er naar verwachting zeer beperkt gebruik van deze mogelijkheid zal worden gemaakt. In de huidige wet is opgenomen het op verzoek afgeven van verklaringen ten dienste van handel, industrie, ambacht en dienstverlening; het op verzoek legaliseren van handtekeningen van personen die bij handel, industrie, ambacht en dienstverlening zijn betrokken; het in depot nemen van algemene voorwaarden en daarover verstrekken van informatie, bedoeld in artikel 234, eerste lid, van Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek.

De Kamer beslist over het uitvoeren van dergelijke taken mede op basis van een advies van de Centrale Raad. Hierbij wordt een door de Kamer te ontwikkelen toetsingskader gehanteerd. Ook zal de Kamer Europeesrechtelijke aspecten bij haar afweging moeten betrekken. Bij facultatieve taken kan desgewenst worden gedifferentieerd naar regio’s. Het ligt voor de hand dat in dat geval de betreffende regioraden worden betrokken. Een nieuwe facultatieve taak behoeft de goedkeuring van de Minister.

De leden van de D66-fractie plaatsten kanttekeningen bij de uitfaseringstermijn van een jaar voor het geval er taken zowel door de markt als de KvK worden gedaan. Het is evident dat de KvK kritisch moet zijn bij het oppakken van nieuwe activiteiten. Het wetsvoorstel schept daar dan ook het kader voor, zoals in antwoorden op eerdere vragen reeds is gememoreerd. Voor een uitfaseringstermijn van maximaal een jaar (korter kan dus ook) is gekozen om te voorkomen dat ondernemers een activiteit van de KvK (bijvoorbeeld een net ontwikkelde e-learning module) kopiëren en vervolgens zelf gaan aanbieden. Dan zouden namelijk individuele ondernemers profiteren van ontwikkelkosten die zijn gemaakt door het bedrijfsleven gezamenlijk. In het geval dat zou blijken dat de concurrentietoets voorafgaand aan het besluit een bepaalde nieuwe activiteit te gaan voeren niet adequaat is uitgevoerd ligt het voor de hand dat door de Kamer gekozen wordt voor een kortere of in het geheel geen uitfaseringstermijn.

3. Bestuurlijke positionering en visie stakeholders

De fractieleden van VVD en D66 vroegen om nadere uitleg over de «redelijke kaders» waarbinnen de KvK in staat wordt gesteld om eigen inkomsten te genereren. Allereerst moet worden opgemerkt dat betreffende passage in de MvT (paragraaf 3) een weergave is van de visie van werknemersorganisaties. Deze visie wordt door mij echter wel gedeeld. Gelet op de stevige financiële taakstelling is het van belang dat het verdienvermogen van de KvK wordt versterkt. In dat kader wordt dan ook in het regeerakkoord gesteld dat «Op de ondernemerspleinen kan worden bespaard door meer producten en diensten tegen een kostendekkende vergoeding aan te bieden...». Eigen inkomsten kunnen bestaan uit cofinanciering/subsidies van derde partijen (met name op het gebied van innovatiestimulering/regionale activiteiten) en inkomsten uit producten en diensten. Bij cofinanciering/subsidies van derde partijen is van belang dat betreffende activiteiten passen binnen de wettelijke en/of facultatieve taken van de KvK. Bij inkomsten uit producten en diensten is van belang dat het profijtbeginsel voor zover mogelijk en wenselijk wordt doorgevoerd. Dat kan vanzelfsprekend niet altijd volledig (bijvoorbeeld bij voorlichting aan starters of stimulering van innovatie). Het is aan de Kamer om – in afstemming met de Centrale Raad – met tariefvoorstellen te komen en aan de Minister om die al dan niet vast te stellen. De jaarlijkse begroting geeft het totaaloverzicht van geprognotiseerde inkomsten en uitgaven, waarbij de rijksbijdrage de sluitpost vormt.

De VVD-fractieleden vroegen voorts hoe de ICT-expertise geborgd is binnen de raad van bestuur en de rest van de organisatie. Binnen de raad van bestuur (Kamer) zal de verantwoordelijkheid voor ICT (mede gelet op het Handelsregister en het digitaal ondernemersplein) in het kader van de portefeuilleverdeling nadrukkelijk bij één van de leden worden belegd. Direct onder de Kamer is voorzien in een stafafdeling ICT Ontwikkeling en Beheer (ontwikkeling en beheer van de voor de primaire en ondersteunende processen benodigde applicaties) en een Bureau Digitaal Ondernemersplein. Daarnaast zal binnen het Klantcontactcentrum een stafafdeling Handelsregister/Exportdocumenten worden gevormd waar de primaire verantwoordelijkheid voor het beheer van het Handelsregister rust. Hiermee is de verantwoordelijkheid voor de kwaliteit van de ICT binnen de organisatie mijns inziens afdoende geborgd.

De leden van de CDA-fractie vroegen in hoeverre voor de KvK een andere vormgeving is overwogen dan een zelfstandig bestuursorgaan. Aan de keuze om de status van de KvK van bestuur als zelfstandig bestuursorgaan te handhaven ligt een grondige afweging ten grondslag. Paragraaf 3 van de Memorie van Toelichting vormt daar de weerslag van. Het meest voor de hand liggende alternatief, de agentschap-status is te licht bevonden, omdat dit onvoldoende ruimte biedt voor de gewenste participatie van werkgevers- en werknemersorganisaties in de besluitvorming en de daarmee samenhangende plaatsing op gepaste afstand van de Minister.

De leden van de D66-fractie vroegen waarom ervoor is gekozen de voordracht van de leden van de Centrale Raad en de regionale raden door werkgevers- en werknemersorganisaties te laten doen en of hierbij niet een representativiteitseis gesteld moet worden. Het kabinet erkent dat lang niet alle ingeschrevenen in het Handelsregister tevens lid zijn van een werkgevers- of werknemersorganisatie. Tegelijkertijd vindt zij het van groot belang dat deze partijen beide hun rol als participant bij de KvK blijven spelen. De in de huidige wet bestaande verhouding tussen werkgevers- en werknemersorganisaties (2:1) blijft gehandhaafd. Bij de aanwijzing van algemeen erkende centrale algemene werkgevers- en werknemersorganisaties door de Minister en regionale algemeen erkende werkgevers- en werknemersorganisaties zal de representativiteit van betreffende organisaties een belangrijke rol spelen. Representativiteit wordt voorts geborgd doordat in de betreffende wetsartikelen is opgenomen dat door werkgeversorganisaties voor te dragen leden «uit de kring van ondernemers» afkomstig dienen te zijn en door werknemersorganisaties voor te dragen leden «uit de kring van werknemers».

De leden van de D66-fractie vroegen voorts om een puntsgewijs overzicht van de input die door betrokkenen is geleverd en de wijze waarop dit in het wetsvoorstel is meegenomen. De kern hiervan is in de memorie van toelichting weergegeven. Werkgeversorganisaties onderschreven tijdens de consultatie de urgentie van de moderniseringsoperatie en hebben met name aandacht gevraagd voor een heroriëntatie op het takenpakket («back to basics») waarbij de wensen van ondernemers centraal staan, een duidelijker taakverdeling tussen wat de KvK doet en de markt, het op een zakelijker wijze invullen van de regionale taak (geen lobbyactiviteiten). Werknemersorganisaties benadrukten het belang van regionale autonomie bij invulling van de regiotaak, dat het ministerie echt op gepaste afstand moet staan, de KvK binnen redelijke kaders in staat moet worden gesteld eigen inkomsten te genereren en bepleiten daarnaast toezicht op de digitale activiteiten en een tijdige evaluatie van dit wetsvoorstel. Deze punten zijn meegenomen in het wetsvoorstel.

De leden van de SGP-fractie vroegen waarom een beperkte vertegenwoordiging van werkgevers- en werknemersorganisaties afbreuk zou doen aan de slagkracht van het bestuur van de Kamer van Koophandel. Uit de recente wetsevaluatie bleek dat de huidige governance van de KvK’s, waarbij bestuursleden rechtstreeks door werkgevers- en werknemersorganiaties worden benoemd, onnodig complex is ingericht. Deze complexiteit is niet alleen het gevolg van het grote aantal bestuursleden, maar ook vanwege de dubbele verantwoordelijkheid die bestuursleden nu hebben: een algemene bestuurlijke verantwoordelijkheid en een verantwoordelijkheid als vertegenwoordiger/participant. Bij participatie via bestuursbenoemingen is een brede vertegenwoordiging belangrijk voor de legitimatie van het beleidsprogramma. Dit moet zich wel vertalen in een relatief groot aantal (parttime) bestuursleden. Slagvaardigheid verhoudt zich slecht met een omvangrijk bestuur.

Vandaar dat gekozen is om beide verantwoordelijkheden in de nieuwe opzet in aparte organen onder te brengen. Er komt een raad van bestuur van een beperkte omvang (maximaal 5 leden inclusief voorzitter) met full-time professionele bestuurders. Participatie van werkgevers- en werknemersorganisaties is ondergebracht in de Centrale Raad (12 parttime leden) en in de regionale raden (per regio 12 parttime leden).

Bij de keuze voor het besturingsmodel heeft ook een rol gespeeld dat een aantal van de wettelijke taken van de KvK (met name de registertaak) kenmerken heeft van strikt regelgebonden uitvoering waarbij voor invloed van werkgevers- en werknemersorganisaties in zoverre uiteraard veel minder plaats is.

4. Wijzigingen met betrekking tot het bestuur van de Kamer van Koophandel

De leden van de PvdA-fractie hebben vragen gesteld over de regionale verankering van de regioraden en de verenigbaarheid van functies binnen de governance van de organisatie. Een goede regionale verankering van de nieuwe organisatie blijft van belang. Om die reden zal per regio een regionale raad worden geformeerd. Een regionale raad moet slagvaardig kunnen opereren en is daarom van beperkte omvang (maximaal twaalf leden). Bedoeling is dat de regioraden zo worden samengesteld dat de belangrijkste doelgroepen in de regio zich vertegenwoordigd voelen. De leden zijn voorts verantwoordelijk voor het betrekken van andere relevante regionale spelers bij het opstellen van het regionale deel van het activiteitenplan en meerjarenprogramma. Wie dat zijn en hoe dat wordt georganiseerd verschilt per regio en is primair aan de nieuwe organisatie om in te vullen. Het detailontwerp stelt in dit opzicht dan ook (p.29) «Per regio zal worden nagegaan hoe de samenwerking en binding met het regionale bedrijfsleven en andere stakeholders in de belangrijkste deelregio’s effectief en efficiënt kan worden gewaarborgd. (...) Concreet wordt gedacht aan de vorming van regionale platforms, bestaande uit representatieve ondernemersorganisaties uit de regio, waarbij de KvK een stevige faciliterende rol zal spelen (...). Deze platforms zullen via de regionale raden voorstellen kunnen doen voor regionale initiatieven, projecten en ondersteuning.»

De leden van fracties van PvdA, CDA en SGP vroegen waarom niet gekozen is voor het instellen van een Raad van Toezicht. Oorspronkelijk was in de governance van de nieuwe organisatie hierin wel voorzien, zoals bijvoorbeeld aangegeven in de eerder met de Tweede Kamer besproken brief (Kamerstukken II, 2011–2012, 32 004, nr 3.) De Tweede Kamer heeft in juni 2012 via de motie Heijnen-Schouw (Kamerstukken II, 2011–2012, 33 240 VII, nr 9) tot een fundamentele herziening van het ZBO-stelsel opgeroepen. Tijdens het debat daarover kwam ook de (on)wenselijkheid van Raden van Toezicht bij ZBO’s aan de orde, omdat die het toezicht door de Minister en daarmee de rol van het parlement mogelijk zouden kunnen bemoeilijken. In het regeerakkoord wordt zoals bekend een heroverweging ten aanzien van zelfstandige bestuursorganen (ZBO’s) aangekondigd. Tegen deze achtergrond wordt voorgesteld bij de nieuwe KvK geen Raad van Toezicht in te stellen.

De leden van de PvdA- en de SP-fractie vroegen een toelichting hoe de tekst op pagina 15 van de memorie van toelichting over de organisatiestructuur zich verhoudt tot artikel 9 derde lid. De redactie van de desbetreffende zin op pagina 15 van de memorie van toelichting kan inderdaad aanleiding geven tot misverstand. De leden van de Centrale Raad zijn géén lid van de Kamer (raad van bestuur). De centrale governance van de nieuwe organisatie zal bestaan uit een raad van bestuur (de intern-organisatorische aanduiding voor de leden van de Kamer gezamenlijk) én een Centrale Raad. Daarnaast komt er per regio een regionale raad. Leden van de Centrale raad en de regioraden kunnen niet tegelijkertijd ook lid zijn van of in dienst zijn van de Kamer.

De leden van de CDA-fractie vroegen naar het aantal full-time en parttime bestuurders van de nieuwe organisatie. De Kamer zal bestaan uit maximaal vijf full time leden. In de nieuwe situatie zal er niet langer sprake zijn van part-time bestuurders. Wel zal er één Centrale Raad en zullen er vijf regionale raden zijn die een programmerende rol hebben binnen de Kamer van Koophandel. Deze raden hebben elk (maximaal) 12 parttime leden. In het bij dit verslag gevoegde Detailontwerp van de nieuwe organisatie is in hoofdstuk 4 een schematische weergave van de governance opgenomen.

De leden van de CDA-fractie vroegen voorts in hoeverre de Minister nog betrokken is bij benoemingen en in hoeverre dat verschilt van de huidige situatie. In de huidige situatie worden de bestuursleden van de twaalf Kamers van Koophandel via coördinatie door de SER rechtstreeks door werkgevers- en werknemersorganisaties benoemd. Bij de Stichting Syntens vindt benoeming van de bestuurder en de leden van de Raad van Toezicht plaats door de Minister. Bij de nieuwe Kamer van Koophandel benoemt de Minister de leden van de Kamer en van de Centrale Raad (op voordracht van werkgevers- en werknemersorganisaties via de Kamer). De leden van de regionale raden worden door de Kamer benoemd op voordracht van regionale werkgevers- en werknemersorganisaties.

De leden van de CDA-fractie vroegen tenslotte naar de precieze taakverdeling tussen Centrale Raad en raad van bestuur. De raad van bestuur bestaat uit de leden van de Kamer en vormt het bestuur en de dagelijkse leiding van de organisatie Kamer van Koophandel. De Centrale Raad is verantwoordelijk voor de inbreng van de doelgroep en heeft een zware inhoudelijke programmerende rol en adviesrol. De Centrale Raad stelt het ontwerp meerjarenprogramma vast en geeft onder andere advies over het jaarlijks activiteitenplan. De Kamer kan bij overwegende bezwaren het meerjarenprogramma in afwijking van het ontwerp vaststellen, maar moet deze afwijkingen dan wel met redenen omkleed weergeven in het meerjarenprogramma dat vervolgens aan de Minister ter goedkeuring wordt aangeboden. De inbreng van de Centrale Raad is daarmee in beginsel leidend voor de wijze waarop de landelijke taken van de organisatie inhoudelijk worden ingevuld, terwijl de eindverantwoordelijkheid binnen de organisatie bij de Kamer ligt.

5. Toezicht door de Minister

De leden van de fractie van D66 vragen hoe zij geïnformeerd zullen worden over het reilen en zeilen van de Kamer van Koophandel. Dit zal gebeuren via het toesturen van het jaarverslag zoals ook nu al gebeurt. Bij de behandeling van de begroting van het Ministerie van Economische Zaken zal de financiering van de Kamer van Koophandel ook aan de orde komen. Zoals eerder aangegeven zal er daarnaast periodiek een evaluatie komen van de KvK waar de doelmatigheid en doeltreffendheid van de nieuwe organisatie centraal zullen staan.

6. Wijzigingen met betrekking tot het personeel

De leden van de PvdA-fractie vroegen hoe wordt geborgd dat de kennis en expertise van de medewerkers van de «oude» organisatie in de nieuwe structuur behouden blijft. Bij het opstellen van functiebeschrijvingen en de invulling van de functies in de nieuwe organisatie is het behoud van aanwezige kennis en expertise vanzelfsprekend een centraal thema.

De leden van de SP- en de CDA-fractie hebben om nadere informatie gevaagd over de gevolgen voor het personeel van de bestaande organisaties. Graag verwijs ik u hiervoor naar het bij deze nota gevoegde detailontwerp van de nieuwe organisatie. Daaruit blijkt dat het totaal aantal fte naar verwachting van 2165 in 2013 met 40% terugloopt naar ca 1300 in 2018. De fusie leidt naar verwachting tot het herplaatsen van 300 à 400 medewerkers. Naar mijn overtuiging is het met de in het detailontwerp ingezette koers goed mogelijk met een compactere organisatie een gefocust en kwalitatief aantrekkelijk dienstverleningspakket aan te kunnen bieden.

De leden van de CDA-fractie stelden de vraag in hoeverre de regio’s straks nog zeggenschap hebben over de in een bepaalde regio opgebrachte regiomiddelen en in hoeverre goed gedrag van regio’s daarbij wordt beloond. Zoals eerder richting de Tweede Kamer aangegeven (Kamerstukken II, 2011/12, 32 004 nr. 4) is de inzet om de komende transitiekosten van de KvK’s en Syntens zoveel mogelijk uit de eigen vermogens van betreffende organisaties te bekostigen. Vanzelfsprekend zal de nieuwe KvK straks ook dienen te beschikken over een adequaat eigen vermogen dat past bij het risicoprofiel van die organisatie. Eventuele resterende middelen kunnen in de regio worden benut waar ze werden opgebracht. Uit de businesscase in het bij deze nota gevoegde Detail Ontwerp voor de KvK blijkt echter dat – gegeven de verwachte transitiekosten en het voor de nieuwe organisatie benodigde eigen vermogen- er voor zover thans kan worden ingeschat – geen financiële ruimte resteert voor het vormen van bestemmingsreserves voor de regio. Overigens mag van elk bestuur worden verwacht dat zij al het nodige in het werk stellen om de transitiekosten te minimaliseren.

7. Europeesrechtelijke aspecten en staatssteun

Regionale ondernemerspleinen

De leden van de PvdA-fractie vroegen naar de regionale spreiding van ontmoetingsplaatsen en welke dienstverlening daar aangeboden wordt. Vijf van de 19 fysieke locaties hebben een ontmoetingsfunctie. Dit zijn de fysieke ondernemerspleinen die naast de ontmoetingsfunctie ook geïntegreerde dienstverlening bieden. Het aanbod van verschillende partners is hier op één fysieke plek te vinden. Welke dienstverlening daar precies aangeboden wordt is afhankelijk van de regionale partners die hierin participeren en de afspraken die daarmee zijn gemaakt. Daarnaast hangt de dienstverlening nauw samen met het voor de desbetreffende regio overeengekomen activiteitenplan. De landelijke activiteiten worden in nauwe samenspraak met de Centrale Raad bepaald. Regionale raden adviseren over regiospecifieke activiteiten en stellen hierbij een regionaal activiteitenplan op in samenspraak met regionale stakeholders.

Informatie, voorlichting, innovatiestimulering en regiostimulering

De leden van de PvdA-fractie informeerden of het mogelijk is dat de middelen per wettelijke taak jaarlijks worden aangepast en hoe in dat geval de continuïteit van de taken wordt gewaarborgd. Het wetsvoorstel geeft de Minister de mogelijkheid om de budgetten per wettelijke taak te sturen. Vanzelfsprekend zal dit plaatsvinden in overleg met de KvK en op een zodanige wijze dat de continuïteit van wettelijke taken en cruciale activiteiten (bijvoorbeeld het operationeel houden van het handelsregister) niet in gevaar komt.

Facultatieve taken

De leden van de D66-fractie stelden vragen over de toegevoegde waarde van facultatieve taken en waarom hierbij regionale differentiatie nodig zou moeten zijn. Het is wenselijk dat de KvK de ruimte behoudt om nieuwe taken die nuttig zijn in het licht van de in artikel 2 van het wetsvoorstel neergelegde algemene doelstelling, maar niet vallen onder de voorziene wettelijke taken op te pakken zonder daarvoor de wet te hoeven wijzigen. Met de bestaande open formulering zijn goede ervaringen opgedaan in de zin dat het aantal facultatieve taken beperkt is en deze zich als nuttig hebben bewezen. De rol die sommige KvK’s hebben gespeeld bij bedrijfshuuradviescommissies is daar een voorbeeld van. Tegelijkertijd toont dit voorbeeld aan dat soms regionale differentiatie wenselijk is: in bepaalde regio’s werd namelijk door marktpartijen al in deze taak voorzien (bijvoorbeeld door makelaarskantoren) terwijl in andere regio’s de betreffende KvK een lacune in de markt opvulde. Het is aan de Kamer zelf in samenspel met Centrale Raad en regionale raden om te bepalen of het wenselijk is een facultatieve taak op te pakken. Mede vanuit de wens het takenpakket van de KvK beheersbaar te houden behoeft een nieuwe facultatieve taak wel de goedkeuring van de Minister.

8. Financiële effecten

De leden van de VVD-fractie vroegen naar de reikwijdte van de afschaffing van de KvK-heffingen als compenserende maatregel. Vanaf dit jaar wordt de KvK voor het grootste deel gefinancierd uit de algemene middelen. Conform afspraken uit het vorige regeerakkoord is afschaffing van de heffingen een compenserende maatregel geweest voor gestegen lasten voor het bedrijfsleven elders. Hierbij ging het met name om stijging van WW- en zorgpremies. VvE’s kenden deze lasten in de regel niet. Richting bedrijfsleven wordt zorgvuldig gecommuniceerd over het afschaffen van de heffingen, waarbij de nadruk wordt gelegd op de verminderde administratieve lasten en het wegnemen van een jaarlijkse bron van ergernis (zie MvT paragraaf 9, administratieve lasten).

De leden van de PvdA-fractie vroegen wat de totale financiële taakstelling voor de KvK in 2015 bedraagt en hoe wordt gegarandeerd dat het principe «de ondernemer blijft betalen» in stand blijft.

De totale inkomsten uit heffingen/rijksbijdrage van KvK en Syntens gezamenlijk lopen terug van € 183 miljoen in 2012 naar € 114 miljoen in 2015 en verder. In hoeverre in de toekomst sprake zal zijn van een verschuiving van de verhouding tussen de budgetten per wettelijke taak is op dit moment nog niet veel te zeggen, dit is afhankelijk van de nadere uitwerking van bijvoorbeeld activiteitenplannen. Daar wil ik dan ook niet op vooruitlopen. Helder is in elk geval dat er voor alle wettelijke taken voldoende middelen beschikbaar zullen zijn om daar op een serieuze manier invulling aan te blijven geven. Het principe «de ondernemer blijft betalen» blijft ook uitgangspunt bij eventuele toekomstige budgettaire herallocaties.

De leden van de CDA-fractie vroegen wat de gevolgen zijn van de invoering van begrotingsfinanciering voor het financieel toezicht door het ministerie. De overgang naar begrotingsfinanciering heeft vanzelfsprekend consequenties voor de intensiteit van het financieel toezicht vanuit het ministerie. Dit maakt het relevant om in overleg met de KvK te komen tot praktische sturingsafspraken zoals dat ook gebruikelijk is bij andere zelfstandig bestuursorganen. Aanvullend aan de nu reeds geldende afspraken zal bijvoorbeeld door KvK per kwartaal een voortgangsrapportage worden opgesteld en een periodiek overleg plaatsvinden tussen het lid van de Kamer dat verantwoordelijk is voor financiën en de directie Financieel-Economische Zaken van het ministerie. Dit leidt tot een enigszins hogere toezichtlast voor het ministerie. Tegelijkertijd neemt die toezichtlast ook af doordat het toezicht zich nu concentreert op één organisatie in plaats van op 12 ZBO’s, een stichting en een vereniging.

De leden van de CDA-fractie hebben vragen gesteld over de bijdrage van ondernemers aan de nieuwe KvK en de omvang van de verwachte cofinanciering en subsidies van derde partijen. Allereerst moet worden opgemerkt dat het afschaffen van de KvK-heffingen een compenserende maatregel was voor gestegen lasten voor het bedrijfsleven elders. Hoewel de rijksbijdrage aan de KvK uit de algemene middelen wordt gefinancierd, betaalt de ondernemer hier dus feitelijk voor. Voor wat betreft de geprognotiseerde inkomsten uit cofinanciering en subsidies van derde partijen verwijs ik u naar het bij dit verslag gevoegde detailontwerp van de nieuwe organisatie. Uit de daarin opgenomen businesscase (hoofdstuk 9) blijkt dat als «overige opbrengsten» de komende jaren een bedrag rond de 75 miljoen wordt geprognotiseerd. Dit betreft zowel inkomsten uit producten en diensten als inkomsten uit cofinanciering en subsidies van derde partijen. Voor wat betreft cofinanciering en subsidies van derden gaat het hierbij om een geprognotiseerd bedrag van een kleine 10 miljoen per jaar. Hierbij moet worden aangetekend dat -zoals dat hoort in een businesscase- hierbij uitgegaan is van een relatief conservatieve schatting. De ambitie is om in het belang van ondernemend Nederland deze prognose te overtreffen.

Met de overgang naar schatkistbankieren wordt met name bedoeld dat de KvK in de toekomst haar liquide middelen (bankrekeningsaldo en reserves) primair aanhoudt in de Nederlandse schatkist. De overgang naar schatkistbankieren leidt niet tot extra financiële ruimte voor de KvK.

9. Bedrijfseffecten

Dienstverlening

De leden van de VVD fractie vroegen hoe er overzicht over de informatie kan worden gehouden.

Streven is dat ondernemers straks op www.ondernemersplein.nl een zo compleet mogelijk aanbod van informatie over ondernemen kunnen vinden. Op den duur zal dit een relatief grote hoeveelheid informatie zijn. Daarom is het cruciaal om ervoor te zorgen dat het voor ondernemers te allen tijde overzichtelijk blijft. Dit kan op verschillende niveaus gebeuren. Allereerst kan dit door de digitale werkomgeving intuïtief te maken en informatie strak en logisch per onderwerp te organiseren. Verder kunnen ondernemers door middel van een slimme zoekfunctie op zoek naar voor hen relevante informatie. Ook een overzicht van «frequently asked questions» kan behulpzaam zijn bij het zoeken naar relevante informatie. Op termijn zal ook een personalisatie-functie van de website ontwikkeld worden, die ondernemers de mogelijkheid biedt in te loggen en hun eigen werkomgeving te creëren. Daardoor krijgen ze steeds alleen de voor hen relevante informatie of resultaten van eerder opgegeven zoektermen te zien. Op deze manier kan overzicht over de informatie worden gehouden. Bij het ontwikkelen en optimaliseren van dergelijke tools worden ondernemers voortdurend uitgenodigd om mee te denken en hun ervaringen te delen met ontwikkelaars. Dit zal gebeuren via de website en doordat dit vraaggestuurd gebeurt zal de informatie die meeste wordt gevraagd ook het makkelijkst te vinden zijn. Ondernemers zullen hier bijvoorbeeld via Ondernemerspanels nauw bij worden betrokken.

De leden van de PvdA fractie vroegen of er periodiek klanttevredenheidsonderzoek wordt uitgevoerd en welke elementen daarin worden meegewogen. Ondernemerspleinen worden in het leven geroepen om overheidsdienstverlening aan ondernemers te verbeteren, vergemakkelijken en verduidelijken. Of deze doelstelling is behaald moet uit de perceptie van ondernemers blijken. Een van de prestatie-indicatoren van de nieuwe KvK wordt daarom klanttevredenheid. Door de PvdA-fractie genoemde aspecten: nabijheid, kennis, expertise en regionale inbedding, maar ook andere aspecten zoals tijdbesparing, klantvriendelijkheid of volledigheid zullen in het periodieke klanttevredenheidsonderzoek worden meegenomen.

Administratieve lasten

De leden van de PvdA fractie vroeg naar de doelstelling met betrekking tot de administratieve lasten. In de eerste plaats worden de financiële lasten voor ondernemers direct al verlaagd door de afschaffing van de jaarlijkse heffingen per 2013. Naast het wegnemen van de bron van irritatie vermindert dit de administratieve lasten voor ondernemers jaarlijks met ruim 12 miljoen euro. Tegelijkertijd bespaart dit de KvK 5 miljoen euro. Verder zal de toenemende mate van digitalisering en efficiëntere inrichting van dienstverlening tijdbesparing en verlaging van de administratieve lasten voor ondernemers opleveren. Hoeveel het precies zal zijn hangt af van hoeveelheid aan te sluiten partners en transacties en de mate van digitalisering, maar dit kan oplopen tot een besparing van miljoenen euro’s.

10. Evaluatie

De leden van de fracties van PvdA, VVD en SP fractie stelden enkele vragen over de evaluatie en met name over de termijn waarop de eerste evaluatie plaatsvindt. In de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen is bepaald dat er elke vijf jaar een verslag aan de Kamers der Staten-Generaal worden gezonden over de doelmatigheid en doeltreffendheid van ZBO’s. Ik heb veel sympathie voor de suggestie van werknemersorganisaties niet te lang te wachten met de eerste evaluatie. Drie jaar na inwerkingtreding van de wet lijkt mij een termijn waarop een redelijk eerste beeld gevormd kan worden. Hoofdaspecten van de evaluatie zijn rechtmatigheid, doeltreffendheid en doelmatigheid. Deze worden opgebouwd uit een aantal onderliggende prestatie-indicatoren, zoals bijvoorbeeld klanttevredenheid. Daarbij zal ook worden gedifferentieerd naar de diverse wettelijke taken. Het gehele prestatie-dashboard wordt op dit moment in samenwerking tussen EZ en KvK ontwikkeld. Zaken ter onderbouwing van de prestatie-indicatoren zal KvK zelf bijhouden en monitoren en daarover regelmatig rapporteren aan het ministerie. Deze indicatoren worden vervolgens meegenomen in de evaluatie die met bovengenoemde regelmaat door een onafhankelijke externe partij wordt uitgevoerd.

11. Artikelsgewijs

Artikel 3, vierde lid

De leden van de PvdA-fractie informeerden wanneer de Minister wettelijke voorschriften zal vaststellen om voldoende regionale spreiding te garanderen. De huidige plannen geven mij op dit moment geen aanleiding om op dit punt over te gaan tot aanvullende regelgeving.

Artikel 51, onderdeel P

De leden van de PvdA-fractie vroegen of het kabinet een nader overzicht kan geven van de criteria op grond waarvan wordt overgegaan tot het instellen van een inschrijfvergoeding. Zie het antwoord op eerdere vragen van diverse fracties op dit punt. Naar aanleiding daarvan heb ik door middel van de bij dit verslag gevoegde nota van wijziging een zogenoemde voorhangprocedure opgenomen in het wetsvoorstel. Hiermee is zekergesteld dat eventuele voornemens in de toekomst om over te gaan tot invoering van een inschrijfvergoeding tijdig in de Tweede Kamer aan de orde zullen zijn.

De minister van Economische Zaken, H.G.J. Kamp