Gepubliceerd: 18 september 2012
Indiener(s): Liesbeth Spies (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA)
Onderwerpen: begroting financiƫn
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-33400-IIB-2.html
ID: 33400-IIB-2

Nr. 2 MEMORIE VAN TOELICHTING

Het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt, omdat het zonder meer instemmend luidt/uitsluitend opmerkingen van redactionele aard bevat (artikel 26, vijfde lid, van de Wet op de Raad van State).

Inhoudsopgave

   

Blz.

     

A.

ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING BIJ HET BEGROTINGSVOORSTEL

2

     

B.

DE BEGROTINGSTOELICHTING

3

     

1.

Leeswijzer

3

     

2.

Het beleid

4

2.1

De beleidsartikelen

4

 

Artikel 1. Raad van State

4

 

Artikel 2. Algemene Rekenkamer

7

 

Artikel 3. De Nationale ombudsman

9

 

Artikel 4. Kanselarij der Nederlandse Orden

14

 

Artikel 6. Kabinet van de Gouverneur van Aruba

17

 

Artikel 7. Kabinet van de Gouverneur van Curaçao

20

 

Artikel 8. Kabinet van de Gouverneur van Sint Maarten

23

2.2

Het niet-beleidsartikel

26

 

Artikel 10. Nominaal en onvoorzien

26

     

3.

Verdiepingsbijlage

27

A. ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING BIJ HET BEGROTINGSWETSVOORSTEL

Wetsartikel 1

De begrotingsstaten die onderdeel uitmaken van de Rijksbegroting, worden op grond van artikel 1, derde lid, van de Comptabiliteitswet 2001 elk afzonderlijk bij de wet vastgesteld. Het onderhavige wetsartikel strekt ertoe om de begrotingsstaat van de overige Hoge Colleges van Staat en de Kabinetten van de Gouverneurs (IIB) voor het jaar 2013 vast te stellen.

Alle voor dit jaar vastgestelde begrotingswetten tezamen vormen de Rijksbegroting voor het jaar 2013. Een toelichting bij de Rijksbegroting als geheel is opgenomen in de Miljoenennota 2013.

Met de vaststelling van dit wetsartikel worden de uitgaven, verplichtingen en de ontvangsten voor het jaar 2013 vastgesteld. De in de begroting opgenomen begrotingsartikelen worden in onderdeel B van deze memorie van toelichting toegelicht. (de zgn. begrotingstoelichting).

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, J. W. E. Spies

B. BEGROTINGSTOELICHTING

1. LEESWIJZER

Indeling van de begroting

Deze begroting is opgebouwd uit 7 begrotingsartikelen en 1 niet-beleidsartikel. Ieder college/kabinet heeft een eigen begrotingsartikel.

De begrotingsartikelen zijn ingedeeld in de volgende paragrafen:

  • A. Algemene doelstelling

  • B. Rol en verantwoordelijkheid

  • C. Beleidswijzigingen

  • D. Tabel budgettaire gevolgen van beleid

  • E. Toelichting artikelonderdeel

Budgettaire gevolgen van beleid

Juridisch verplicht

In de tabel budgettaire gevolgen van beleid is voor de Overige Hoge Colleges van Staat en de Kabinetten van de Gouverneurs geen regel met «juridisch verplicht» opgenomen. Met juridisch verplicht wordt inzichtelijk gemaakt welk deel van programmagelden juridisch verplicht is. Bij de Overige Hoge Colleges van Staat en Kabinetten van de Gouverneurs zijn de verschillende budgetten echter te duiden als apparaatskosten.

2. HET BELEID

2.1 DE BELEIDSARTIKELEN

ARTIKEL 1: RAAD VAN STATE
A. Algemene doelstelling

De Raad van State heeft de taak om als adviseur voor wetgever en bestuur en als hoogste algemene bestuursrechter bij te dragen aan behoud en versterking van de democratische rechtsstaat en daarbinnen aan de eenheid, legitimiteit en kwaliteit van het openbaar bestuur in brede zin, alsmede aan de rechtsbescherming van de burger.

De Grondwet en de Wet op de Raad van State vormen het wettelijk kader, waarbinnen de Raad van State zijn taken verricht. Het Statuut voor het Koninkrijk der Nederlanden vormt de grondslag voor zijn werkzaamheden als Raad van State van het Koninkrijk.

B. Rol en verantwoordelijkheid

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties is verantwoordelijk voor de beschikbaarheid van een voldoende begroting en het beheer van de begroting van de Overige Hoge Colleges van Staat en Kabinetten van de Gouverneurs. De Colleges voeren zelf het beheer over hun begroting of hun begrotingsdeel. Over de inhoud van dit beheer bestaan afspraken (de zogenaamde beheersafspraken) tussen de minister en de colleges, waarin recht gedaan wordt aan hun staatsrechtelijke positie.1

C. Beleidswijzigingen

Om de Raad van State in staat te stellen zijn institutionele taak in veranderende maatschappelijke omstandigheden en een expanderende Europese context naar behoren te kunnen blijven vervullen, is in 2010 de Wet tot herstructurering van de Raad van State tot stand gebracht. De Raad van State is doende zich te zetten naar dit gewijzigd kader, dat mede was bedoeld als antwoord op de groeiende werklast van de bestuursrechtspraak en de implementatie van de Procola jurisprudentie van het Hof in Straatsburg. Blijkens recente uitspraken voldoet de nieuwe opzet hieraan. Vooralsnog is er geen aanleiding tot verdere wijziging.

De afdeling advisering

Taak van de afdeling advisering is het op de meest doelmatige en kwalitatief goede wijze afdoen van binnengekomen adviesaanvragen. Tijdigheid, kenbaarheid en voorspelbaarheid zijn daarbij belangrijke kernbegrippen.

In de onderstaande tabel zijn de realisatie 2011 en voor de jaren 2012 en verder de planning van de afhandeling van adviesaanvragen door de afdeling advisering weergegeven.

Tabel 1.1 Afhandeling adviesaanvragen (in aantallen)
 

2011

2012

2013

2014

2015

2016

2017

Instroom

553

575

575

575

575

575

575

Uitstroom

510

575

575

575

575

575

575

De gemiddelde instroom van zaken ligt gedurende een reeks van jaren tussen de 550 en 600 per jaar. Dit aantal is nu aangehouden voor de te verwachte instroom van zaken. Geen rekening is meer gehouden met jaren waarin verkiezingen gehouden worden.

De afdeling bestuursrechtspraak

Taak van de afdeling bestuursrechtspraak is het op de meest doelmatige en kwalitatief goede wijze afdoen van binnengekomen zaken. Tijdigheid, kenbaarheid en voorspelbaarheid en bruikbare rechtsvorming zijn daarbij belangrijke aspecten.

In verband met de invoering van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht zijn de Milieukamer en de Hoger beroepkamer per 1 juni 2011 samengevoegd. Per deze datum bestaat de afdeling bestuursrechtspraak uit drie kamers: de Ruimtelijke-ordeningskamer, de Algemene kamer en de Vreemdelingenkamer.

In de onderstaande tabel is de realisatie van de afhandeling van zaken door de afdeling bestuursrechtspraak weergegeven. De gemiddelde doorlooptijden van alle hoofdzaken (met en zonder zitting) zijn weergegeven.

Tabel 1.2 Norm en gerealiseerde gemiddelde doorlooptijden van uitspraken van alle hoofdzaken (in weken)
 

Norm doorlooptijd

2011

2010

2009

Ruimtelijke-ordeningskamer

52

41

35

35

Milieukamer (tot 1 juni 2011)

36

25

29

Algemene kamer

40

27

26

30

Vreemdelingenkamer

23

20

13

13

In de onderstaande tabel is de gerealiseerde uitstroom van zaken in 2011 en de instroomverwachting voor 2012 en verdere jaren voor de Ruimtelijke-ordeningskamer, de Algemene kamer en de Vreemdelingenkamer weergegeven.

Tabel 1.3 Uitstroom 2011 en instroom 2012 e.v. van zaken Afdeling bestuursrechtspraak (in aantallen)
 

2011

2012

2013

2014

2015

2016

2017

Ruimtelijke-ordeningskamer

2 362

2 225

2 145

1 950

1 950

1 950

1 950

Algemene kamer

3 096

4 200

4 100

3 800

3 800

3 800

3 800

Vreemdelingenkamer

9 056

8 000

9 720

10 130

10 130

10 130

10 130

Waarvan:

             

Asiel

6 292

5 840

5 915

5 865

5 865

5 865

5 865

Regulier

2 764

2 160

3 805

4 265

4 265

4 265

4 265

Binnen de Ruimtelijke-ordeningskamer is het aandeel beroepen in het kader van de tijdelijke Crisis- en herstelwet geraamd op 400 zaken per jaar voor de jaren 2012 en 2013.

D. Budgettaire gevolgen van beleid
Tabel 1.4 Raad van State

(x € 1 000)

2012

2013

2014

2015

2016

2017

Verplichtingen

58 882

57 417

56 025

53 215

53 031

53 031

             

Uitgaven:

58 882

57 417

56 025

53 215

53 031

53 031

1.3 Raad van State

58 882

57 417

56 025

53 215

53 031

53 031

             

Ontvangsten

2 152

2 002

2 002

1 950

1 950

1 950

E. Toelichting artikelonderdelen

In de begroting 2012 zat in de meerjarige uitgavenreeks de generieke ombuigingstaakstelling verwerkt. Deze taakstelling begint in het jaar 2013 en loopt op tot € 3,6 mln. structureel vanaf 2018.

In vergelijking met de begroting 2012 neemt vanaf het jaar 2013 de instroom van zaken in de Vreemdelingenkamer toe met 3 000 zaken per jaar. In afwachting van de uitkomsten van de herijking van de bekostigingssystematiek van Hoger Beroep Vreemdelingen zijn de meerjarige budgettaire gevolgen van deze stijging, met uitzondering van de gevolgen voor het begrotingsjaar 2012, nog niet in de uitgavenreeks verwerkt.

De Wet ruimtelijke ordening, de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en de Wet elektronisch verkeer met de bestuursrechter stellen eisen met betrekking tot de digitale toegang tot de afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. In deze begroting zijn geen middelen opgenomen om door middel van digitalisering aan genoemde eisen te voldoen. Derhalve zal de Raad van State niet kunnen meegaan in het tempo van de digitale ontwikkelingen zoals voorzien in eerder genoemde wetgeving. De Raad is vooralsnog aan het onderzoeken hoe de invoering van de digitalisering van het verkeer met de afdeling bestuursrechtspraak gerealiseerd kan worden.

ARTIKEL 2: ALGEMENE REKENKAMER
A. Algemene doelstelling

De Grondwet en de Comptabiliteitswet 2001 (CW 2001) vormen het wettelijke kader voor de Algemene Rekenkamer om de ontvangsten en uitgaven van het Rijk en de daarmee verbonden organen te onderzoeken. De Algemene Rekenkamer heeft als doel het rechtmatig, doelmatig, doeltreffend en integer functioneren van het Rijk en de daarmee verbonden organen te toetsen en te verbeteren. Daarbij toetst zij ook de nakoming van verplichtingen die Nederland in internationaal verband is aangegaan.

De Algemene Rekenkamer voorziet de regering, de Staten-Generaal en degenen die verantwoordelijk zijn voor de aan het Rijk verbonden organen van bruikbare en relevante informatie, aan de hand waarvan zij kunnen bepalen of het beleid van een minister rechtmatig, doelmatig en doeltreffend is uitgevoerd.

De Algemene Rekenkamer keurt de rekening van uitgaven en ontvangsten van het Rijk goed. Jaarlijks stelt de Algemene Rekenkamer haar onderzoeksprogramma vast en bepaalt zij zelf wat zij openbaar maakt. Zij voorziet de regering, de Staten-Generaal en degenen die verantwoordelijk zijn voor de gecontroleerde organen van informatie. Deze informatie bestaat uit onderzoeksbevindingen, oordelen en aanbevelingen over organisatie, beheer en beleid en is in beginsel voor het publiek toegankelijk.

De Algemene Rekenkamer doet onderzoek bij de rijksoverheid, bij zelfstandige organisaties die met publiek geld een publieke taak uitvoeren en bij particulieren, bedrijven en overheden die Europese subsidies ontvangen.

Daarnaast rekent zij het tot haar verantwoordelijkheden om een bijdrage te leveren aan goed openbaar bestuur door kennisuitwisseling en samenwerking in binnen- en buitenland.

B. Rol en verantwoordelijkheid

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties is verantwoordelijk voor het beheer van de begroting van de Staten-Generaal en van de begroting van de Overige Hoge Colleges van Staat en Kabinetten van de Gouverneurs. De colleges voeren zelf het beheer over hun begroting of hun begrotingsdeel. Over de inhoud van dit beheer bestaan afspraken (de zogenaamde beheersafspraken) tussen de minister en de colleges, waarin recht gedaan wordt aan hun staatsrechtelijke positie.1

C. Beleidswijzigingen

De Algemene Rekenkamer steunt voor haar werkzaamheden voor een belangrijk deel op de controle door de Auditdienst Rijk. Deze «voorcontrole» draagt dan ook in belangrijke mate bij aan de resultaten van het werk van de Algemene Rekenkamer. De ISSAI standaarden vormen het kader voor de werkzaamheden van de Algemene Rekenkamer.

Het werkprogramma 2013 wordt in december 2012 gepubliceerd. Voor de werkzaamheden van de Algemene Rekenkamer wordt verwezen naar die publicatie. Van 2014–2017 bekleedt de Algemene Rekenkamer het voorzitterschap van EUROSAI, de European Organisation of Supreme Audit Institutions. Vanaf 2011 heeft de Algemene Rekenkamer als inkomend voorzitter zitting in de Governing Board van EUROSAI.

Als onderdeel van de internationale activiteiten leidt de Algemene Rekenkamer in opdracht van de Taskforce Griekenland van de Europese Commissie van 2012–2014 een project dat tot doel heeft de Rekenkamer van Griekenland te versterken. In dit project wordt samengewerkt met de Rekenkamers van Duitsland, België, Frankrijk en de Europese Rekenkamer.

D. Budgettaire gevolgen van beleid
Tabel 2.1 Algemene Rekenkamer

(x € 1 000)

2012

2013

2014

2015

2016

2017

Verplichtingen

30 284

28 895

29 566

28 031

27 904

27 904

             

Uitgaven:

30 284

28 895

29 566

28 031

27 904

27 904

2.1 Algemene Rekenkamer

30 284

28 895

29 566

28 031

27 904

27 904

             

Ontvangsten

1 217

1 217

1 217

1 217

1 217

1 217

E. Toelichting artikelonderdelen

Om de uit het lood geslagen overheidsfinanciën weer op orde te brengen is in het regeerakkoord afgesproken dat de Hoge Colleges van Staat en de Kabinetten van de Gouverneurs ook een bijdrage dienen te leveren in de vorm van een generieke efficiencytaakstelling. Het aandeel van de Algemene Rekenkamer is in de meerjarencijfers verwerkt.

De Algemene Rekenkamer heeft aangegeven voor nu niet in te kunnen stemmen met een inspanningsverplichting mede in verbande met de ontwikkelingen rondom de compacte Rijksdienst en de opbouwfase waarin de Auditdienst Rijk zich nu nog bevindt. Het kabinet staat op het standpunt dat iedereen moet mee delen in de bezuinigingen en dat de Algemene Rekenkamer hiervan niet gevrijwaard moet worden. Het kabinet verwacht dan ook dat de Rekenkamer haar inspanningsverplichting op zich neemt. Voorjaarsnota is het geijkte moment waarbij de Rekenkamer aangeeft hoe ze de inspanningsverplichting in denkt te gaan vullen danwel aangeeft waarom het realiseren van een inspanningsverplichting voor de Algemene Rekenkamer niet tot de mogelijkheden behoort.

ARTIKEL 3: DE NATIONALE OMBUDSMAN
A. Algemene doelstelling

De burger heeft recht op behoorlijke behandeling door de overheid. Meestal gebeurt dat ook, maar het lukt niet altijd. Dan kan de burger terecht bij de Nationale ombudsman, wiens missie is de burger te beschermen tegen onbehoorlijk overheidsoptreden.

In artikel 78a van de Grondwet is vastgelegd dat er een Nationale ombudsman is. In de Wet Nationale ombudsman zijn de institutionele regels opgenomen. De Algemene wet bestuursrecht ten slotte geeft de procedurele kaders voor het handelen door de Nationale ombudsman.

De Nationale ombudsman is een onafhankelijke organisatie gericht op het effectief oplossen van problemen tussen burgers en overheid door steeds een verbinding te leggen tussen rechtmatigheid en behoorlijkheid. Het voortdurend ontwikkelen van deze behoorlijkheid is het uitgangspunt, zowel voor het functioneren van de eigen professionals en organisatie, als voor overheidsinstanties.

Door de complexiteit van sommige ketens en de interne professionele ontwikkeling van de klachtbehandeling bij overheden, neemt de complexiteit toe van de klachten welke bij de Nationale ombudsman worden aangedragen.

De Nationale ombudsman ondersteunt de goede ontwikkeling van het klachtrecht door onder meer het benutten van de ervaringen en inzichten van collegae in het binnen- en buitenland, van maatschappelijke organisaties en van de wetenschap.

De ombudsman kan zijn functie alleen vervullen als hij bekend is bij mensen die hem nodig hebben en bij de overheid. De financiële middelen voor zijn voorlichtingsbeleid worden vooral ingezet voor zijn vindbaarheid en toegankelijkheid voor kwetsbare groepen.

In de hoofdstukken IIA en IIB van de Wet Nationale ombudsman is vastgelegd dat er een Kinderombudsman en een Veteranenombudsman is. De Kinderombudsman en de Veteranenombudsman hebben tot taak te bevorderen dat de rechten van respectievelijk jeugdigen en veteranen worden geëerbiedigd door bestuursorganen en door privaatrechtelijke organisaties. Zowel de Kinderombudsman als de Veteranenombudsman zijn ondergebracht bij de Nationale ombudsman.

De Nationale ombudsman staat voor dienstverlening, gerichte beïnvloeding, professionaliteit transparantie en kennisdeling. De doelstelling van de Nationale Ombudsman is om als onafhankelijke orgaan oplossingen te bieden voor individuele klachten van burgers en een bijdrage te leveren aan de oplossing van structurele behoorlijkheidproblemen. Het voorkomen van klachten door ondermeer het geven van preventie advies speelt hierbij ook een rol.

B. Rol en verantwoordelijkheid

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties is verantwoordelijk voor het beheer van de begroting van de Overige Hoge Colleges van Staat en Kabinetten van de Gouverneurs. De colleges voeren zelf het beheer over hun begroting of hun begrotingsdeel. Over de inhoud van dit beheer bestaan afspraken (de zogenaamde beheersafspraken) tussen de minister en de colleges, waarin recht gedaan wordt aan hun staatsrechtelijke positie.1

C. Beleidswijzigingen

Organisatieverandering (Panta Rhei).

In de jaren 2011 en 2012 is de organisatie aangepast aan de wensen en eisen van het heden en de toekomst. Hierbij is de dienstverlening aangepast aan de veranderende omgeving (decentralisatie, krimpende overheid). Het doel van deze aanpassingen was dat de effectiviteit en flexibiliteit van de organisatie versterkt wordt, de zelfredzaamheid van de burger wordt gestimuleerd (empowerment) en het lerend vermogen van de overheid wordt vergroot door het preventief wegnemen van klachten (doorontwikkelen ombudsmethode). Enkele voorbeelden zijn de directe aanpak van klachten, waarbij burgers direct door een onderzoeker telefonisch te woord worden gestaan en zo snel mogelijk worden geholpen, de digitalisering van het primaire proces waarin uiteindelijk de burger de voortgang van zijn dossier moet kunnen volgen, maar ook de differentiatie van onderzoek en het versterken van de professionaliteit van medewerkers door het krijgen en nemen van meer verantwoordelijkheid voor de kwaliteit van het werk en de eigen ontwikkeling. 2013 is vooral een jaar van verdere implementatie en borging van deze vernieuwingen.

D. Budgettaire gevolgen van beleid
Tabel 3.1 De Nationale ombudsman

(x € 1 000)

2012

2013

2014

2015

2016

2017

Verplichtingen

16 870

15 250

15 048

14 846

14 815

14 815

             

Uitgaven:

16 870

15 250

15 048

14 846

14 815

14 815

3.1 Reguliere klachten

15 097

13 477

13 275

13 073

13 042

13 042

             

3.2 Klachten van lagere overheden

1 773

1 773

1 773

1 773

1 773

1 773

             

Ontvangsten

1 789

1 789

1 789

1 789

1 789

1 789

E. Toelichting op artikelonderdelen

Het op verzoek van de burgers beoordelen van de behoorlijkheid van het optreden van de departementen, de zelfstandige bestuursorganen, de politie, de decentrale overheden en de publiekrechtelijke bedrijfsorganisatie.

De verwachting van de Nationale ombudsman is dat het aantal klachten ondanks onze preventieve activiteiten de komende jaren toeneemt.

Tabel 3.2
 

realisatie 2010

realisatie 2011

prognose 2012

prognose 2013

Totaal ontvangen klachten*

13 979

13 740

14 500

15 000

t.o.v. 2010

100 %

99%

104%

107%

X Noot
*

Inclusief ontvangen klachten ten behoeve van decentrale overheden.

De burger heeft de mogelijkheid via de Nationale ombudsman aandacht te vragen voor klachtafhandeling. Steeds meer overheidsorganisaties hebben een goede interne klachtenprocedure. Daarmee zijn de klachten die in tweede lijn door de Nationale ombudsman opgelost moeten worden complex van aard.

Bezuinigingen, (dé)centralisatie, nieuwe wet- en regelgeving leiden vaak, zeker in de aanloopfase, ook tot toename in klachten.

Onderzoek op eigen initiatief

Het uit eigen beweging instellen van onderzoek naar de behoorlijkheid van overheidsoptreden in structurele kwesties die uitstijgen boven het niveau van individuele verzoekschriften.

Het betreft de uitoefening van de bevoegdheid om onderzoek te doen. Dit is vaak gebaseerd op klachten of ontvangen signalen. Met dit onderzoek beschermt de ombudsman burgers tegen onbehoorlijk overheidsoptreden wanneer die burgers zelf niet of onvoldoende in staat zijn om klachten in te dienen, of als er door onderzoek structurele verbeteringen kunnen worden geïnitieerd.

Vanaf 2010 stijgt het aantal uitgevoerde onderzoeken op eigen initiatief. Voor 2013 wordt vooralsnog uitgegaan van een twintigtal uit te voeren onderzoeken.

Actief voorlichtingsbeleid

Vindbaar zijn voor mensen die de Nationale ombudsman nodig kunnen hebben. Financiële middelen worden vooral ingezet ten behoeve van kwetsbare groepen: mensen die gezien hun omstandigheden veel in aanraking kunnen komen met de overheid en die niet goed in staat zijn zelf hun weg te vinden of voor zichzelf op te komen. Financiële middelen worden ook ingezet om mensen via internet te helpen zelf de juiste weg te vinden voor het aanpakken van hun probleem.

De Nationale ombudsman heeft een actief publieksvoorlichtingsbeleid. Dat gebeurt langs twee sporen: continu vindbaar zijn voor mensen die naar hem op zoek gaan (online-strategie, website) en zes keer in 2013 massamediale campagnes (televisiespots, huis-aan-huisbladen, bannering, prerolls). Dit gebeurt op basis van evaluatie van de publieksvoorlichting in 2012. Voor het leveren van meer specifieke informatie wordt gebruik gemaakt van een website voor burgers, en een nieuwssite voor professionele doelgroepen. Ook onderhoudt de Nationale ombudsman de site vindeenombudsman.nl om mensen te helpen de juiste ombudsman te vinden voor hun probleem.

Daarnaast wordt via een actieve aanpak van de contacten met de media het werk van de Nationale ombudsman en de uitkomsten van zijn onderzoeken bekend gemaakt. Waar nodig geeft de Nationale ombudsman gevolg aan de wens van de Tweede Kamer zich te mengen in maatschappelijke discussies als hij in een publieke omgeving met gezag kan bijdragen aan de publieke meningsvorming.

Daarbij speelt de zichtbaarheid in de media van de Nationale ombudsman een grote rol. In toenemende mate spelen de sociale media een rol in het communicatiebeleid van de ombudsman. Chatten, naast telefonisch contact, wordt mogelijk. De kansen van webcare worden benut.

Ondersteunen van ombudsmaninstituten in het buitenland

In 2013 worden met name activiteiten ontplooid ten behoeve van collega-instituten in landen die vallen binnen de Nederlandse ontwikkelingssamenwerking, landen die binnen het nabuurschapbeleid van de Europese Unie vallen en/of landen waarmee Nederland historische banden heeft. Uitgangspunt bij deze samenwerkingsprojecten is dat de kosten extern gedekt worden.

Ontwikkelen klachtbehandeling Caribisch Nederland rijk

Op de eilanden worden klachten over de rijksoverheid, de politie en het openbaar ministerie op gelijkwaardige wijze behandeld als in het Europese deel.

Per 10 oktober 2010 is de Nationale ombudsman bevoegd klachten over de Rijksdienst Caribisch Nederland, de politie en het openbaar ministerie te behandelen.

Een gespecialiseerd team onderzoekers behandelt de klachten en bouwt ervaring uit. Aandacht hierbij verdienen de geografische ligging van de eilanden, de eigen taal en cultuur en het beperkt aantal inwoners.

Klachtbehandeling openbare lichamen Caribisch Nederland

Inwoners die te maken hebben met de bestuursorganen van de openbare lichamen beschikken over een passende klachtbehandeling.

De eilanden moeten voor 10 oktober 2012 beslissen of zij zich bij de Nationale ombudsman aansluiten of zelf een voorziening treffen. Nemen ze geen beslissing dan vallen ze automatisch binnen de bevoegdheid van de Nationale ombudsman.

Het op verzoek van burgers beoordelen van de behoorlijkheid van het optreden van de bij de Nationale ombudsman aangesloten decentrale overheden alsmede het ondersteunen van die overheden bij het voorkomen van klachten. Het betreft de uitvoering van een wettelijke taak.

Ook voor 2013 wordt rekening gehouden met een stijging van het aantal te ontvangen klachten.

Tabel 3.3
 

Realisatie 2010

Realisatie 2011

Prognose 2012

Prognose 2013

Ontvangen decentrale overheden:

       

Waterschappen

120

103

180

180

Gemeenten

1 890

1 953

2 158

2 400

Provincies

68

51

82

80

Gemeenschappelijke regelingen

170

200

170

170

Publiekrechtelijke bedrijfsorganisaties

13

20

10

10

Totaal

2 261

2 327

2 600

2 840

Naast de provincies, de waterschappen en bijna alle gemeenschappelijke regelingen is ruim 70 % van de gemeenten aangesloten bij de Nationale ombudsman. Het percentage deelnemende gemeenten stijgt jaarlijks. Mede door deze hoge dekkingsgraad fungeert de Nationale ombudsman als kenniscentrum voor klachtbehandeling door decentrale overheden.

Tabel 3.4 Meetbare gegevens/kengetallen
 

Realisatie 2010

Realisatie 2011

Prognose 2012

Prognose 2013

Prognose 2014

Aantal afgedane klachten

2 314

2 313

2 600

2 840

1 893

Bevorderen dat de rechten van jeugdigen worden geëerbiedigd door overheidsinstanties en door privaatrechtelijke organisaties

Het betreft de uitvoering van een wettelijke taak.

Op 1 april 2011 is de Kinderombudsman van start gegaan met zijn nieuwe taken. Deze zijn het voorlichten en geven van informatie over de rechten van jeugdigen, het gevraagd en ongevraagd advies geven aan de regering en de Tweede Kamer over wetgeving en beleid dat rechten van jeugdigen raakt, het doen van onderzoek naar eerbiediging van de rechten van jeugdigen naar aanleiding van klachten of uit eigen beweging. Ook houdt de Kinderombudsman toezicht op de wijze waarop klachten van jeugdigen of hun wettelijke vertegenwoordigers door de daartoe bevoegde instanties worden behandeld. In 2012 is de Kinderrechtenmonitor ontwikkeld met daarin de thema's die als richtsnoer dienen voor de prioritering van de werkzaamheden van de Kinderombudsman. Deze monitor gaat ieder jaar verschijnen.

Bevorderen dat de rechten van veteranen worden geëerbiedigd door overheidsinstanties en door privaatrechtelijke organisaties

Het betreft de uitvoering van een wettelijke taak.

Naar verwachting start per 1 januari 2013 de Veteranenombudsman. Daar kunnen veteranen een klacht indienen als zij vinden dat de minister niet aan zijn plichten aan veteranen voldoet (op het gebied van materiële zorg, maatschappelijke ondersteuning en geestelijke gezondheidszorg) of als de minister veteranen onheus bejegent. De Veteranenombudsman kan ook klachten van veteranen behandelen over niet-overheidsinstanties die een taak uitoefenen ten aanzien van veteranen. Verder mag de Veteranenombudsman de regering en het parlement ook adviseren over de uitvoering van de Veteranenwet en over beleid dat een behoorlijke behandeling van veteranen raakt.

ARTIKEL 4: KANSELARIJ DER NEDERLANDSE ORDEN
A. Algemene doelstelling

De Kanselarij der Nederlandse Orden werd bij Koninklijk Besluit (KB) van 3 juni 1 844 ingesteld. De Kanselarij der Nederlandse Orden is de organisatie die:

  • het Kapittel voor de Civiele Orden en het Kapittel der Militaire Willems-Orde huisvest en ambtelijk ondersteunt in hun advisering over de voorstellen tot decoratieverlening;

  • zorg draagt voor het beheer van de versierselen van de onderscheidingen en voor de correcte verzending ervan aan de betrokken ministeries;

  • zorgt dat registers worden aangehouden van in het Koninkrijk der Nederlanden onderscheiden personen;

  • in de persoon van de Kanselier der Nederlandse Orden de zuiverheid en waardigheid van de orden bewaakt.

De werkzaamheden die binnen de Kanselarij worden uitgevoerd vloeien direct voort uit de taakomschrijving van de Kanselier der Nederlandse Orden, de taakopdracht aan het Kapittel der Militaire Willems-Orde en aan het Kapittel voor de Civiele Orden.

Kapittel der Militaire Willems-Orde

De taken van het Kapittel der Militaire Willems-Orde behelzen:

  • het adviseren van het hoofd van het betrokken departement van algemeen bestuur over de voordrachten voor benoeming of bevordering in en ontslag uit de Orde dan wel over aanvragen om in de Orde te worden opgenomen of bevorderd;

  • het verstrekken van inlichtingen aan het hoofd van het betrokken departement van algemeen bestuur alsmede het geven van inzage in alle zakelijke gegevens en bescheiden aan deze departementen;

  • het aanhouden van registers voor elk der vier klassen van ridders;

  • het houden van aantekening van verlening van het ordeteken aan onderdelen van de krijgsmacht.

Kapittel voor de Civiele Orden

Het Kapittel voor de Civiele Orden heeft als adviescollege op landelijk niveau tot taak onze minister wie het aangaat te adviseren over het verlenen van onderscheidingen in één van de Civiele Orden.

De Kanselarij der Nederlandse Orden vormt met een aantal instanties een gesloten keten van actoren die leidt tot de (eventuele) toekenning van een Koninklijke onderscheiding of anderszins. Tot deze actoren worden gerekend de gemeenten, de provincies, het Kapittel voor de Civiele Orden, het Kapittel der Militaire Willems-Orde, de ministeries alsmede de verschillende diplomatieke posten – verspreid over de continenten – van het ministerie van Buitenlandse Zaken. De relatie tussen de actoren is in bestuurlijke zin hiërarchisch van aard (van lokale overheid naar rijksoverheid) waarin de Kanselarij der Nederlandse Orden enerzijds een intermediaire doch anderzijds een sterk administratief ondersteunende en beherende rol vervult naar de ministeries in totaliteit.

B. Rol en verantwoordelijkheid

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties is verantwoordelijk voor het beheer van de begroting van de Overige Hoge Colleges van Staat en Kabinetten van de Gouverneurs. De colleges voeren zelf het beheer over hun begroting of hun begrotingsdeel. Over de inhoud van dit beheer bestaan afspraken (de zogenaamde beheersafspraken) tussen de minister en de colleges, waarin recht gedaan wordt aan hun staatsrechtelijke positie.4

C. Beleidswijzigingen

De Kanselarij der Nederlandse Orden kent een aantal risico’s in de taakuitvoering dat van invloed zou kunnen zijn op de resultaten. Belangrijk is het totaal te verwerken aantal decoratieaanvragen van Koninklijke en niet-Koninklijke onderscheidingen op jaarbasis. Er zijn tal van factoren die het aantal decoratieaanvragen bepalen, maar waar de Kanselarij geen invloed op heeft. Het aantal aanvragen is in belangrijke mate van invloed op de benodigde formatie, bedrijfsvoering en aanschaf van versierselen. De wijze waarop het antecedentenonderzoek is ingericht, zal in samenwerking met het ministerie van Veiligheid en Justitie worden herijkt.

D. Budgettaire gevolgen van beleid
Tabel 4.1 Kanselarij der Nederlandse Orden

(x € 1 000)

2012

2013

2014

2015

2016

2017

Verplichtingen

4 427

3 424

3 516

3 414

3 378

3 378

             

Uitgaven:

4 427

3 424

3 516

3 414

3 378

3 378

4.1 Apparaat

2 074

1 737

1 738

1 636

1 601

1 601

             

4.2 Decoraties

2 348

1 682

1 773

1 773

1 772

1 772

             

4.3 Riddertoelagen

5

5

5

5

5

5

             

Ontvangsten

29

29

29

29

29

29

E. Toelichting artikelonderdelen

Verstrekking van versierselen

De afdeling Facilitaire Zaken is onder andere belast met de aanschaf, beheer en verstrekking van de versierselen en oorkondes behorende bij de Orde van Oranje-Nassau, de Orde van de Nederlandse Leeuw en de Militaire Willems-Orde. Daarnaast vragen de Politiekorpsen en Brandweerkorpsen hun medailles en oorkonden aan.

Activiteiten 2013

  • uitlevering van versierselen;

  • uitlevering van trouwe dienst medailles Koninklijke Landmacht/Koninklijke Luchtmacht/Koninklijke Marechaussee;

  • uitlevering van vrijwilligersmedailles en jaartekens;

  • uitlevering van officiersdienstkruizen;

  • uitlevering van trouwe dienst medailles de Nationale Politie;

  • uitlevering van overige versierselen.

Tabel 4.2
 

2007–2008

2008–2009

2009–2010

2010–2011

2011–2012

Totaal ingediend

6 500

6 300

6 928

5 762

5 863

Niet decorabel

650

630

463

422

457

Verstrekking Versierselen1

5 850

5 670

7 176

5 340

5 406

X Noot
1

het betreft hier uitsluitend de Koninklijke onderscheidingen (Orde van Oranje-Nassau en Orde van de Nederlandse Leeuw), exclusief onderscheidingen die uitgegeven zijn tijdens staatsbezoeken.

Interne behandeling van decoratievoorstellen

De afdeling Toetsing & Advisering (T&A) van de Kanselarij der Nederlandse Orden is belast met de voorbereiding en uitvoering van werkzaamheden ontleend aan de taken van het Kapittel voor de Civiele Orden. In concreto worden alle voorstellen voor decoratie met betrekking tot de Civiele Orden voorzien van een inhoudelijk pré-advies. De afdeling Facilitaire Zaken (FZ) verricht ondersteunende werkzaamheden.

H.M. de Koningin ondertekent het Koninklijk Besluit (KB) waarna de minister die het aangaat dit contrasigneert. De ontvangst van een exemplaar van dit KB is voor de Kanselarij der Nederlandse Orden de legitimering (opdracht) om het versiersel met toebehoren uit te geven aan het betrokken ministerie.

Activiteiten 2013:

  • Procedurele controle en registratie van decoratievoorstellen (FZ);

  • Splitsing van voorstellen op Algemene en Bijzondere Gelegenheid (FZ en T&A);

  • Inhoudelijke beoordeling en toetsing van voorstellen alsmede het prepareren en uitbrengen van preadviezen ten behoeve van het Kapittel voor de Civiele Orden (T&A);

  • Het omzetten van het preadvies naar definitief advies en het verzenden naar de minister die het aangaat (T&A en FZ).

Basiswaarde: gemiddeld 5 500 preadviezen

Streefwaarde: gemiddeld 6000/6300 preadviezen

Realisatie: eind februari/begin maart van het lopende decoratiejaar (1 mei – 30 april).

De activiteiten van het Kapittel voor de Civiele Orden, het Kapittel der Militaire Willems-Orde worden in het reguliere jaarverslag nader verwoord.

ARTIKEL 6: KABINET VAN DE GOUVERNEUR VAN ARUBA
A. Algemene doelstelling

De missie van het kabinet is het optimaal ondersteunen van de Gouverneur in de uitoefening van zijn taken. Gezien deze ondersteunende rol zijn de taken van het kabinet een afgeleide van de wettelijke taken en bevoegdheden van de Gouverneur. De belangrijkste taken en bevoegdheden zijn opgenomen in het Statuut voor het Koninkrijk, de Staatsregeling van Aruba en het Reglement van de Gouverneur. Verder is de regelgeving voor naturalisatie, optie, paspoorten en visa van belang (de Rijkswet op het Nederlanderschap, de Paspoortwet, de Paspoortuitvoeringsregeling Nederlandse Antillen en Aruba en de visuminstructies van de Minister van Buitenlandse zaken en de Staatssecretaris van Veiligheid & Justitie). Daarnaast zijn de taken en inrichting van het kabinet vastgelegd in een instellings- en beheersbesluit, alsmede een organisatie en formatieplan.

B. Rol en verantwoordelijkheid

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties is verantwoordelijk voor het beheer van de begroting van de Overige Hoge Colleges van Staat en Kabinetten van de Gouverneurs. De colleges voeren zelf het beheer over hun begroting of hun begrotingsdeel. Over de inhoud van dit beheer bestaan afspraken (de zogenaamde beheersafspraken) tussen de minister en de colleges, waarin recht gedaan wordt aan hun staatsrechtelijke positie.4

C. Beleidswijzigingen

De bestuurlijke rol van de Gouverneur zowel binnen Aruba als in relatie tot het Koninkrijk brengt met zich mee dat op het gehele werkveld van de overheid contacten worden onderhouden met bestuurders en instellingen in Nederland en Aruba.

Met name bij de uitvoering van rijkswetgeving werkt het kabinet samen met verschillende ministeries, agentschappen en diensten. Dit zijn in het bijzonder de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) en het agentschap Basisadministratie Persoonsgegevens en Reisdocumenten (BPR) van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en het ministerie van Buitenlandse Zaken. Lokaal werkt het kabinet intensief samen met de directie Beleid, Toelating en Integratie van Vreemdelingen DIMAS, Bureau Burgerlijke Stand en Bevolkingsregister, het Openbaar Ministerie en overige landsdiensten. Genoemde diensten maken onderdeel uit van de vreemdelingenketen en spelen een belangrijke rol in het naturalisatieproces. De samenwerking met Bureau Bevolking krijgt tevens vorm in het kader van de paspoortuitgifte.

De meest relevante omgevingsfactor is een toename van de externe vraag naar dienstverlening door het kabinet (consulaire zaken) en het toenemende beroep op de gouverneur om toezicht te houden op diverse werkterreinen van de overheid en om daarover te rapporteren. De beperkte omvang van het kabinet brengt met zich mee dat de vereiste expertise en adviescapaciteit niet altijd beschikbaar is. Enige flexibiliteit bij de inzet van derden is daarom aangewezen. Bij de meeste consulaire processen is het kabinet afhankelijk van de informatie die door landsdiensten wordt verstrekt. De bereidheid tot en de mate van samenwerking is daarom bepalend voor het resultaat.

D. Budgettaire gevolgen van beleid
Tabel 6.1 Kabinet van de Gouverneur van Aruba

(x € 1 000)

2012

2013

2014

2015

2016

2017

Verplichtingen

2 065

1 865

1 764

1 764

1 772

1 772

             

Uitgaven:

2 065

1 865

1 764

1 764

1 772

1 772

6.1 Apparaat

2 065

1 865

1 764

1 764

1 772

1 772

             

Ontvangsten

60

60

60

60

60

60

E. Toelichtingen artikelonderdelen

Ondersteuning van de Gouverneur

Het kabinet signaleert en analyseert politiek bestuurlijke en maatschappelijke ontwikkelingen en adviseert de Gouverneur daarover. Het kabinet is geen beleidsvormend orgaan. De informatieverwerving en analyses zijn uitsluitend bedoeld ter advisering van de Gouverneur.

De ambtelijke ondersteuning van de Gouverneur is er op gericht dat deze zijn taken als Lands- en Koninkrijksorgaan optimaal kan vervullen.

Het kabinet bereidt overleggen, ontvangsten en werkbezoeken voor en stelt in dat kader adviezen op en begeleidt genoemde activiteiten.

Daar waar mogelijk zal het uiterste gedaan worden om de doelstelling van de taakstelling te behalen. Versobering zal nog verder doorgevoerd worden in materiële uitgaven, alsmede in representatie- en reisuitgaven van Gouverneur en kabinet.

Bekrachtiging Landsverordeningen en Landsbesluiten

Het kabinet bereidt de toetsing voor van landsverordeningen en landsbesluiten en adviseert de Gouverneur over de verdere afdoening.

De Gouverneur bekrachtigt als hoofd van de Arubaanse regering landsverordeningen en landsbesluiten. Aan de Gouverneur voorgedragen landsverordeningen en landsbesluiten worden getoetst aan de Staatsregeling, Rijkswetgeving, Algemene Maatregelen van Rijksbestuur en Verdragen, als ook aan de wetgeving en het beleid van Aruba.

Naar verwachting zullen circa 40 Landsverordeningen en circa 3 000 Landsbesluiten ter ondertekening worden aangeboden. In voorkomende gevallen zal daarover nader overleg over worden gevoerd dan wel over worden gecorrespondeerd.

Uitvoeringstaken

Het kabinet voert namens de Gouverneurs taken uit die aan hem zijn opgedragen op grond van de diverse Rijkswetten en -regelingen.

De Gouverneur is belast met de uitvoering van de Rijkswet op het Nederlanderschap, de Paspoortwet, de Paspoortuitvoeringsregeling Caribische landen en de visuminstructies van de Minister van Buitenlandse zaken.

Naar verwachting zullen circa 300 reisdocumenten en 150 visa worden uitgegeven. Daarnaast is de verwachting dat in een aantal optie- en paspoortzaken bezwaar- en beroepsprocedures zullen worden gevoerd.

Paspoortuitgifte aan ingezetenen Aruba

Bij de uitgifte van paspoorten aan ingezetenen van Aruba werkt het kabinet samen met Bureau Burgerlijke Stand Bevolkingsregister (BBSB). De Gouverneur is verantwoordelijk voor de uitgifte van paspoorten aan ingezetenen van Aruba. De uitvoering heeft hij op basis van een zekere taakverdeling gemandateerd aan BBSB en aan het kabinet, teneinde een kwaliteitsslag bij BBSB te bevorderen en te ondersteunen. De samenwerking van het kabinet met BBSB wordt voortgezet. Daarbij worden circa 14.000 paspoortaanvragen afgehandeld.

ARTIKEL 7: KABINET VAN DE GOUVERNEUR VAN CURAÇAO
A. Algemene doelstelling

De missie van het kabinet is het optimaal ondersteunen van de Gouverneur in de uitoefening van zijn taken in zijn beide hoedanigheden: als het onschendbare hoofd van de regering van het land Curaçao en als orgaan van het Koninkrijk. De taken van het kabinet zijn afgeleid van de wettelijke taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden van de Gouverneur. De belangrijkste taken en bevoegdheden van de Gouverneur van Curaçao zijn opgenomen in het Statuut voor het Koninkrijk, de Staatsregeling van Curaçao, verschillende (organieke) Curaçaose landsverordeningen, Koninkrijkswetgeving en het Reglement van de Gouverneur van Curaçao. Aan het feit dat de Gouverneur bevoegd orgaan is in de uitvoeringsregelingen van de Rijkswet op het Nederlanderschap en van de Rijkswet Paspoortwet ontleent het Kabinet van de Gouverneur veel dienstverlenende, uitvoerende werkzaamheden. Daarnaast zijn de taken en inrichting van het kabinet vastgelegd in een instellings- en beheersbesluit, evenals in een organisatie- en formatieplan.

De bestuurlijke rol van de Gouverneur zowel binnen Curaçao als landsorgaan, als in relatie tot het Koninkrijk als Koninkrijksorgaan brengt met zich mee dat op het gehele werkveld van deze overheden contacten worden onderhouden, ook door het kabinet ten behoeve van de Gouverneur met de Staten van Curaçao, met ministers, andere bestuurders en instituties in het Koninkrijk, Curaçao en Nederland. De relaties met de collega Gouverneurs van Aruba en Sint Maarten zijn verder geïnstitutionaliseerd.

Met name bij de uitvoering van rijkswetgeving werkt het kabinet samen met verschillende ministeries, agentschappen en diensten. Dit zijn in het bijzonder de Immigratie- en Naturalisatiedienst en het agentschap Basisadministratie Persoonsgegevens en Reisdocumenten van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en het ministerie van Buitenlandse Zaken. Binnen het land Curaçao werkt het kabinet intensief samen met de Staten, de Raad van Ministers, het Openbaar Ministerie en met overige landsdiensten. De Gouverneur van Curaçao heeft de procedure van de aanvraag en uitgifte van nationale paspoorten gemandateerd aan de landsdienst voor Burgerzaken (Kranchi).

B. Rol en verantwoordelijkheid

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties is verantwoordelijk voor het beheer van de begroting van de Overige Hoge Colleges van Staat en Kabinetten van de Gouverneurs. De colleges en kabinetten voeren zelf het beheer over hun begroting of hun begrotingsdeel. Over de inhoud van dit beheer bestaan afspraken (de zogenaamde beheersafspraken) tussen de minister en de colleges, waarin recht gedaan wordt aan hun staatsrechtelijke positie.1

C. Beleidswijzigingen

De meest relevante omgevingsfactor is de omvang van de externe vraag naar dienstverlening door het kabinet (consulaire zaken, waaronder de verlening van visa voor Nederland, Caribisch Nederland en het Schengengebied, en de justitiële zaken met betrekking tot de verlening van het Nederlanderschap door naturalisatie en optie) en het beroep op de Gouverneur van Curaçao om als orgaan van het Koninkrijk toezicht te houden op bestuursdaden van de raad van Ministers in de diverse werkterreinen van de overheid.

De beperkte omvang van het kabinet brengt met zich mee dat de vereiste expertise en adviescapaciteit niet altijd beschikbaar is. Enige flexibiliteit bij de inzet van derden is daarom aangewezen. Bij de een aantal consulaire en justitiële processen is het Kabinet afhankelijk van de informatie die door landsdiensten wordt verstrekt. De kwaliteit en de bereidheid tot en de mate van samenwerking is daarom bepalend voor het resultaat.

D. Budgettaire gevolgen van beleid
Tabel 7.1 Kabinet van de Gouverneur van Curaçao

(x € 1 000)

2012

2013

2014

2015

2016

2017

Verplichtingen

2 828

2 786

2 786

2 686

2 698

2 698

             

Uitgaven:

2 828

2 786

2 786

2 686

2 698

2 698

7.1 Apparaat

2 828

2 786

2 786

2 686

2 698

2 698

             

Ontvangsten

200

200

200

200

200

200

E. Toelichting artikelonderdelen

Ondersteuning van de Gouverneur

Het kabinet analyseert maatschappelijke, politieke, juridische, bestuurlijke, economische, sociale en financiële ontwikkelingen en adviseert de Gouverneur hierover. Het gaat hierbij om een veelheid aan onderwerpen, van belastingwetgeving tot constitutionele verhoudingen, van armoedebeleid tot budgetdiscipline, van privatisering tot Niet-gouvernementeel organisatiebeleid. Het kabinet is geen beleidsvormend orgaan. De informatieverwerving en analyses zijn uitsluitend bedoeld ter advisering van de Gouverneur.

De ambtelijke ondersteuning van de Gouverneur is erop gericht dat de Gouverneur zijn taken als Lands- en Koninkrijksorgaan op adequate wijze kan vervullen.

Bekrachtiging Landsverordeningen en Landsbesluiten

De Gouverneur is belast met het toezicht op de naleving van Rijkswetten, Algemene Maatregelen van Rijksbestuur en Verdragen. In verband hiermee bereidt het kabinet de toetsing voor van de aan de Gouverneur voorgelegde Curaçaose (concept-) regelgeving aan het hoger wettelijk kader, Koninkrijksbelangen en algemene beginselen van behoorlijk bestuur.

Aangeboden stukken worden tijdig en in correcte vorm aan de Gouverneur ter tekening of ter goedkeuring voorgelegd.

Uitvoeringstaken

Uit enkele verdragen en Rijkswetten vloeit voort, dat de Gouverneur de uitvoering daarvan verzorgt. Hierbij gaat het met name om de Wet op Naturalisatie en Optie, en de Paspoortwet en – voor wat betreft de uitgifte van visa – het Verdrag van Schengen. Het kabinet bereidt de afkondiging van Rijkswetten en Algemene Maatregelen van Rijksbestuur voor, behandelt de aanvragen voor overvliegvergunningen en havenbezoeken, verzoekschriften en voorstellen voor Koninklijke onderscheidingen.

Aanvragen voor naturalisatie en/of optie, paspoorten en visa worden volgens de geldende voorschriften behandeld. Op de uitgifte van paspoorten door het land Curaçao wordt actief toezicht gehouden.

Bedrijfsvoering

De zorg voor de medewerkers en het beheer van de huisvesting, het secretariaat, de (financiële) administratie, de receptie en het archief maken het gezamenlijk mogelijk dat het kabinet zijn inhoudelijke taken naar behoren kan uitoefenen. Het kabinet ondersteunt tevens de logistieke en facilitaire taken ten behoeve van het Paleis van de Gouverneur.

Toezicht op doelmatigheid en rechtmatigheid van de ontvangsten en uitgaven vormen eveneens een belangrijk onderdeel van het bedrijfsvoeringproces.

ARTIKEL 8: KABINET VAN DE GOUVERNEUR VAN SINT MAARTEN
A. Algemene doelstelling

De missie van het kabinet is het optimaal ondersteunen van de Gouverneur in de uitoefening van zijn taken in zijn beide hoedanigheden: als het onschendbare hoofd van de regering van het land Sint Maarten en als orgaan van het Koninkrijk. De taken van het kabinet zijn afgeleid van de wettelijke taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden van de Gouverneur. De belangrijkste taken en bevoegdheden van de Gouverneur van Sint Maarten zijn opgenomen in het Statuut voor het Koninkrijk, de Staatsregeling van Sint Maarten, verschillende (organieke) Sint Maartense landsverordeningen, Koninkrijkswetgeving en het Reglement van de Gouverneur van Sint Maarten. Aan het feit dat de Gouverneur bevoegd orgaan is in de uitvoeringsregelingen van de Rijkswet op het Nederlanderschap en van de Rijkswet Paspoortwet ontleent het Kabinet van de Gouverneur veel dienstverlenende, uitvoerende werkzaamheden. Daarnaast zijn de taken en inrichting van het Kabinet vastgelegd in een instellings- en beheersbesluit, evenals in een Organisatie- en Formatieplan.

B. Rol en verantwoordelijkheid

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties is verantwoordelijk voor het beheer van de begroting van de Overige Hoge Colleges van Staat en Kabinetten van de Gouverneurs. De colleges voeren zelf het beheer over hun begroting of hun begrotingsdeel. Over de inhoud van dit beheer bestaan afspraken (de zogenaamde beheersafspraken) tussen de minister en de colleges, waarin recht gedaan wordt aan hun staatsrechtelijke positie.8

C. Beleidswijzigingen

Na de opbouwfase van 2010 en 2011, kon het kabinet in 2012 conform de wettelijke en constitutionele opdracht acteren. In 2013 zal het kabinet de uitvoering daarvan verder bestendigen. Ook in 2013 zal de meest relevante omgevingsfactor de omvang zijn van de externe vraag naar dienstverlening door het kabinet op consulair gebied (waaronder de verlening van Schengen- en Caribische visa en de juridische aandachtspunten met betrekking tot de verlening van het Nederlanderschap door naturalisatie en optie) en het beroep op de Gouverneur van Sint Maarten om als orgaan van het Koninkrijk toezicht te houden op bestuursdaden van de raad van Ministers op de diverse werkterreinen van de overheid. Het werkaanbod wordt voorts voor een belangrijk deel bepaald door de agenda van de Gouverneur, inkomende stroom uit de diverse ministeries, verzoekschriften van burgers alsmede bezwaar- en beroepschriften van ambtenaren. Het kabinet is in die zin afhankelijk van dat proces zonder verdere beleidsruimte.

Bij een aantal consulaire en juridische processen is het kabinet afhankelijk van de informatie die door landsdiensten wordt verstrekt. De kwaliteit daarvan alsmede de bereidheid tot en de mate van samenwerking is daarin bepalend voor het resultaat. De beperkte omvang van het kabinet brengt met zich mee dat de vereiste expertise en adviescapaciteit niet altijd beschikbaar is. Enige flexibiliteit bij de inzet van derden blijft daarom aangewezen.

D. Budgettaire gevolgen van beleid
Tabel 8.1 Kabinet van de Gouverneur van Sint Maarten

(x € 1 000)

2012

2013

2014

2015

2016

2017

Verplichtingen

2 167

2 119

2 017

2 017

1 946

1 934

             

Uitgaven:

2 167

2 119

2 017

2 017

1 946

1 934

8.1 Apparaat

2 167

2 119

2 017

2 017

1 946

1 934

             

Ontvangsten

50

50

50

50

50

50

E. Toelichting artikelonderdelen

Ondersteuning van de Gouverneur

Het kabinet signaleert en analyseert politieke, bestuurlijke en maatschappelijke ontwikkelingen en adviseert de Gouverneur daarover. Het Kabinet is geen beleidsvormend orgaan. De informatieverwerving en analyses zijn uitsluitend bedoeld ter ondersteuning en advisering van de Gouverneur.

De ambtelijke ondersteuning van de Gouverneur in de vorm van het Kabinet van de Gouverneur is er op gericht dat de Gouverneur zijn taken als Lands- en Koninkrijksorgaan op optimale wijze kan vervullen. In algemene zin wordt de Gouverneur primair door een junior jurist, een senior jurist en directeur ondersteund. Het schrijven van toespraken, het verzamelen van bestuurlijke voorinformatie en bijvoorbeeld het voorbereiden van buitenlandse bezoeken wordt mede door directeur en senior jurist verzorgd. De directeur vergezelt de Gouverneur bij buitenlandse reizen. De adjudant is verantwoordelijk voor agendering, beveiliging en begeleiding van de Gouverneur.

Bekrachtiging Landsverordeningen en Landsbesluiten

Bij het voorbereidend proces rond Landswetgeving heeft de Gouverneur, naast de directeur, de beschikking over een junior en een senior jurist. Het kabinet draagt bij aan de rechtsstatelijkheid binnen het land Sint Maarten. Aangeboden stukken worden voorzien van juridisch en bestuurlijke adviezen en aangeboden aan de Gouverneur.

Uitvoeringstaken

In enkele verdragen en Rijkswetten is bepaald dat de Gouverneur belast is met de uitvoering. Hierbij gaat het bijvoorbeeld om de Paspoortwet, het Verdrag van Schengen en de Rijkswet op het Nederlanderschap. Het kabinet zorgt voor afkondiging van Rijkswetten en Algemene Maatregelen van Rijksbestuur, geeft namens de Gouverneur paspoorten, laissez-passers en visa uit, beoordeelt en besluit op optieverklaringen, registreert naturalisatieverzoeken, neemt de leges in ontvangst en geleidt de naturalisatieverzoeken door, organiseert de naturalisatieceremonies en beoordeelt aanvragen voor toestemming voor schepen en luchtvaartuigen die het Sint Maartense deel van het Koninkrijk doorkruizen of willen bezoeken.

Aanvragen voor paspoorten en visa worden volgens vaste procedures en wettelijke bepalingen behandeld. Voorts is op landsniveau de paspoortuitgifte van de burgeradministratie deels door de Gouverneur gemandateerd aan het hoofd van de Burgeradministratie.

Paspoortuitgifte aan ingezetenen Sint Maarten

Per 10 oktober 2011 heeft de Gouverneur de uitgifte van paspoorten aan ingezetenen van Sint Maarten gemandateerd aan het hoofd van de Burgeradministratie.

In de rapporten van de Commissie Toetsing Overheidsapparaten heeft de Voortgangscommissie Sint Maarten zich opeenvolgend positief uitgelaten over de bereikte resultaten bij de Burgeradministratie. Dit heeft er toe geleid dat de Gouverneur de uitgifte van paspoorten aan ingezeten van Sint Maarten met ingang van 10 oktober 2011 heeft gemandateerd aan het hoofd van de Burgeradministratie. Tegelijkertijd blijft het op 10-10-2010 gesloten convenant – en het daarin opgenomen toezichtsinstrument – onverkort van kracht. Op basis daarvan vindt, aan de hand van maandrapportages, maandelijks overleg plaats tussen het hoofd Burgeradministratie en de directeur van het Kabinet van de Gouverneur, die vervolgens de Gouverneur informeert.

2.2 HET NIET-BELEIDSARTIKEL

ARTIKEL 10: NOMINAAL EN ONVOORZIEN
Tabel 10.1 Nominaal en onvoorzien

(x € 1 000)

2012

2013

2014

2015

2016

2017

Verplichtingen

290

191

290

286

286

86

             

Uitgaven:

290

191

290

286

286

86

10.1: Loonbijstelling

0

0

0

0

0

0

             

10.2: Prijsbijstelling

296

299

301

301

301

101

             

10.3: Onvoorzien

–6

–108

–11

–15

–15

–15

             

Ontvangsten

0

0

0

0

0

0

3. VERDIEPINGSBIJLAGE

Opbouw uitgaven (x € 1 000)

1. Raad van State

2012

2013

2014

2015

2016

2017

Stand ontwerpbegroting 2012

56 000

53 972

53 471

52 187

52 004

 
             

Mutaties 1e suppletoire begroting 2012

2 253

2 835

1 948

435

434

434

             

Nieuwe mutaties

629

610

606

593

593

593

             

Stand ontwerpbegroting 2013

58 882

57 417

56 025

53 215

53 031

53 031

Opbouw ontvangsten (x € 1 000)
 

2012

2013

2014

2015

2016

2017

Stand ontwerpbegroting 2012

1 852

2 002

2 002

1 950

1 950

 
             

Mutaties 1e suppletoire begroting 2012

300

0

0

0

0

0

             

Stand ontwerpbegroting 2013

2 152

2 002

2 002

1 950

1 950

1 950

Opbouw uitgaven (x € 1 000)

2: Algemene Rekenkamer

2012

2013

2014

2015

2016

2017

Stand ontwerpbegroting 2012

29 077

28 334

28 034

27 534

27 408

 
             

Mutaties 1e suppletoire begroting 2012

867

221

221

220

220

220

             

Nieuwe mutaties

340

340

1 311

277

276

276

waarvan:

           

a. EUROSAI

   

1 000

     
             

Stand ontwerpbegroting 2013

30 284

28 895

29 566

28 031

27 904

27 904

Opbouw ontvangsten (x € 1 000)
 

2012

2013

2014

2015

2016

2017

Stand ontwerpbegroting 2012

1 217

1 217

1 217

1 217

1 217

 
             

Stand ontwerpbegroting 2013

1 217

1 217

1 217

1 217

1 217

1 217

2.1.a EUROSAI

De Algemene Rekenkamer is in 2014 voorzitter van EUROSAI (European Organisation of Supreme Audit Institutions). Als voorzitter zal de Algemene Rekenkamer onder meer een internationaal congres organiseren.

Opbouw uitgaven (x € 1 000)

3: De Nationale ombudsman

2012

2013

2014

2015

2016

2017

Stand ontwerpbegroting 2012

15 657

14 761

14 561

14 361

14 330

 

3.1: Reguliere klachten

13 884

12 988

12 788

12 588

12 557

 

3.2: Klachten van lagere overheden

1 773

1 773

1 773

1 773

1 773

 
             

Mutaties 1e suppletoire begroting 2012

1 124

408

408

407

407

407

3.1: Reguliere klachten

1 124

408

408

407

407

407

3.2: Klachten van lagere overheden

0

0

0

0

0

0

             

Nieuwe mutaties

89

81

79

78

78

78

3.1: Reguliere klachten

89

81

79

78

78

78

3.2: Klachten van lagere overheden

0

0

0

0

0

0

             

Stand ontwerpbegroting 2013

16 870

15 250

15 048

14 846

14 815

14 815

3.1: Reguliere klachten

15 097

13 477

13 275

13 073

13 042

13 042

3.2: Klachten van lagere overheden

1 773

1 773

1 773

1 773

1 773

1 773

Opbouw ontvangsten (x € 1 000)
 

2012

2013

2014

2015

2016

2017

Stand ontwerpbegroting 2012

1 789

1 789

1 789

1 789

1 789

 
             

Stand ontwerpbegroting 2013

1 789

1 789

1 789

1 789

1 789

1 789

Opbouw uitgaven (x € 1 000)

4: Kanselarij der Nederlandse Orden

2012

2013

2014

2015

2016

2017

Stand ontwerpbegroting 2012

3 485

3 333

3 421

3 321

3 287

 

4.1: Apparaat

1 802

1 703

1 703

1 603

1 569

 

4.2: Decoraties

1 678

1 625

1 713

1 713

1 713

 

4.3: Riddertoelagen

5

5

5

5

5

 
             

Mutaties 1e suppletoire begroting 2012

883

37

38

38

37

37

4.1: Apparaat

252

13

13

13

13

13

4.2: Decoraties

631

24

25

25

24

24

4.3: Riddertoelagen

0

0

0

0

0

0

             

Nieuwe mutaties

59

54

57

55

54

54

4.1: Apparaat

20

21

22

20

19

19

4.2: Decoraties

39

33

35

35

35

35

4.3: Riddertoelagen

0

0

0

0

0

0

             

Stand ontwerpbegroting 2013

4 427

3 424

3 516

3 414

3 378

3 378

4.1: Apparaat

2 074

1 737

1 738

1 636

1 601

1 601

4.2: Decoraties

2 348

1 682

1 773

1 773

1 772

1 772

4.3: Riddertoelagen

5

5

5

5

5

5

Opbouw ontvangsten (x € 1 000)
 

2012

2013

2014

2015

2016

2017

Stand ontwerpbegroting 2012

29

29

29

29

29

 
             

Stand ontwerpbegroting 2013

29

29

29

29

29

29

Opbouw uitgaven (x € 1 000)

6: Kabinet van de Gouverneur van Aruba

2012

2013

2014

2015

2016

2017

Stand ontwerpbegroting 2012

1 832

1 832

1 732

1 732

1 741

 
             

Mutaties 1e suppletoire begroting 2012

213

13

13

13

12

12

             

Nieuwe mutaties

20

20

19

19

19

19

             

Stand ontwerpbegroting 2013

2 065

1 865

1 764

1 764

1 772

1 772

Opbouw ontvangsten (x € 1 000)
 

2012

2013

2014

2015

2016

2017

Stand ontwerpbegroting 2012

60

60

60

60

60

 
             

Stand ontwerpbegroting 2013

60

60

60

60

60

60

Opbouw uitgaven (x € 1 000)

7: Kabinet van de Gouverneur van Curaçao

2012

2013

2014

2015

2016

2017

Stand ontwerpbegroting 2012

2 830

2 730

2 730

2 630

2 642

 
             

Mutaties 1e suppletoire begroting 2012

–37

23

23

23

23

23

             

Nieuwe mutaties

35

33

33

33

33

33

             

Stand ontwerpbegroting 2013

2 828

2 786

2 786

2 686

2 698

2 698

Opbouw ontvangsten (x € 1 000)
 

2012

2013

2014

2015

2016

2017

Stand ontwerpbegroting 2012

200

200

200

200

200

 
             

Stand ontwerpbegroting 2013

200

200

200

200

200

200

Opbouw uitgaven (x € 1 000)

8: Kabinet van de Gouverneur van Sint Maarten

2012

2013

2014

2015

2016

2017

Stand ontwerpbegroting 2012

1 886

1 817

1 717

1 717

1 647

 
             

Mutaties 1e suppletoire begroting 2012

258

279

279

279

279

267

             

Nieuwe mutaties

23

23

21

21

20

20

             

Stand ontwerpbegroting 2013

2 167

2 119

2 017

2 017

1 946

1 934

Opbouw ontvangsten (x € 1 000)
 

2012

2013

2014

2015

2016

2017

Stand ontwerpbegroting 2012

70

70

70

70

70

 

Mutaties 1e suppletoire begroting 2012

–20

–20

–20

–20

–20

–20

             

Stand ontwerpbegroting 2013

50

50

50

50

50

50

Opbouw uitgaven (x € 1 000)

10: Nominaal en onvoorzien

2012

2013

2014

2015

2016

2017

Stand ontwerpbegroting 2012

595

464

656

637

634

 

10.1: Loonbijstelling

439

421

416

406

404

 

10.2: Prijsbijstelling

163

151

251

246

245

 

10.3: Onvoorzien

–7

–108

–11

–15

–15

 
             

Mutaties 1e suppletoire begroting 2012

–77

–60

–158

–150

–148

–348

10.1: Loonbijstelling

85

91

93

96

97

97

10.2: Prijsbijstelling

–163

–151

–251

–246

–245

–445

10.3: Onvoorzien

1

0

0

0

0

0

             

Nieuwe mutaties

–228

–213

–208

–201

–200

–200

10.1: Loonbijstelling

–524

–512

–509

–502

–501

–501

             

10.2: Prijsbijstelling

296

299

301

301

301

301

waarvan:

           

a. Taakstelling prijsbijstelling

296

296

296

296

296

296

b. Toedeling prijsbijstelling 2012

656

632

629

616

614

614

c. Verdeling prijsbijstelling 2012

–656

–629

–624

–611

–609

–609

             

10.3: Onvoorzien

0

0

0

0

0

0

             

Stand ontwerpbegroting 2013

290

191

290

286

286

86

10.1: Loonbijstelling

0

0

0

0

0

0

10.2: Prijsbijstelling

296

299

301

301

301

101

10.3: Onvoorzien

–6

–108

–11

–15

–15

–15

10.2.a Taakstelling prijsbijstelling

Op basis van de beheersafspraken is de eerder opgelegde ABK taakstelling op de prijsbijstelling teruggedraaid.