Nr. 2 VOORSTEL VAN WET

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Alzo wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is nieuwe regels te stellen ter bevordering van het sparen door jongeren;

Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Artikel 1

In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

Onze Minister:

Onze Minister van Financiën;

bank:

een bank met zetel in Nederland als bedoeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht;

jongeren-spaarovereenkomst:

een spaarovereenkomst, met inachtneming van het bij of krachtens deze wet bepaalde gesloten tussen een bank en een natuurlijk persoon die de leeftijd van tien jaar doch niet die van negentien jaar heeft bereikt, waarbij een bijzondere rekening ten name van die persoon wordt geopend, en die geen met deze wet strijdige bepalingen bevat;

jongeren-spaarrekening:

de bij een jongeren-spaarovereenkomst geopende bijzondere rekening;

deelnemer:

degene te wiens name een jongeren-spaarrekening wordt geopend;

spaarjaar:

het kalenderjaar waarin een jongeren-spaarovereenkomst wordt gesloten, alsmede ieder daarop volgend kalenderjaar gedurende hetwelk de jongeren-spaarovereenkomst van kracht is.

Artikel 2

  • 1. Een jongeren-spaarovereenkomst wordt gesloten door ondertekening door de bank en een natuurlijk persoon als bedoeld in artikel 1 van een ingevuld formulier, waarvan het model wordt vastgesteld door Onze Minister, en storting van een eerste inleg op de jongeren-spaarrekening.

  • 2. Alvorens de bank een jongeren-spaarovereenkomst sluit, raadpleegt hij het register, bedoeld in artikel 16. Indien het de bank blijkt dat ten name van de toekomstige deelnemer reeds een jongeren-spaarrekening bestaat, sluit de bank geen jongeren-spaarovereenkomst met deze deelnemer af.

  • 3. Het formulier, bedoeld in het eerste lid, blijft onder berusting van de betrokken bank, de deelnemer ontvangt een afschrift.

Artikel 3

  • 1. Een jongeren-spaarovereenkomst kan worden gesloten zonder tussenkomst van de wettelijke vertegenwoordiger van de minderjarige deelnemer.

  • 2. Een minderjarige deelnemer kan zonder tussenkomst van zijn wettelijke vertegenwoordiger op de jongeren-spaarrekening inleggen.

  • 3. Een minderjarige deelnemer kan na ommekomst van ten minste zes spaarjaren zonder zijn wettelijke vertegenwoordiger uitbetaling van tegoed op de jongeren-spaarrekening verkrijgen, tenzij zijn wettelijke vertegenwoordiger tevoren tegen de uitbetaling bij de bank schriftelijk bezwaar heeft gemaakt.

  • 4. Het ten name van een minderjarige deelnemer staande tegoed valt niet onder het in artikel 253l van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek bedoelde vruchtgenot.

Artikel 4

  • 1. Een deelnemer is bevoegd het op de jongeren-spaarrekening aanwezige tegoed door de bank te doen overschrijven naar een andere bank voor zover deze een jongeren-spaarrekening aanbiedt.

  • 2. Na de in het eerste lid bedoelde overschrijving wordt de met de bank gesloten jongeren-spaarovereenkomst geacht te zijn gesloten met de bank naar welke het tegoed is overgeschreven.

Artikel 5

  • 1. Een jongeren-spaarovereenkomst eindigt:

    • a. door het overlijden van de deelnemer;

    • b. door het opnemen van het gehele tegoed op de jongeren-spaarrekening;

    • c. door het voltooien van negen spaarjaren;

    • d. door het voltooien van een spaarjaar waarin door de deelnemer niet ten minste € 100,- is ingelegd op de jongeren-spaarrekening;

    • e. door opzegging door de bank wegens een ter zake van de jongeren-spaarovereenkomst door de deelnemer of diens wettelijke vertegenwoordiger afgelegde onjuiste verklaring waaruit voor de deelnemer of voor derden voordeel kan voortvloeien.

  • 2. Na het eindigen van een jongeren-spaarovereenkomst is de betrokken bank bevoegd het op de jongeren-spaarrekening aanwezige tegoed over te boeken op een andere rekening van de deelnemer bij de betrokken bank of op een betaalrekening als bedoeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht.. Zij geeft van een overboeking onverwijld kennis aan de deelnemer of, in geval van diens overlijden, aan zijn rechtverkrijgenden.

Artikel 6

  • 1. Een deelnemer heeft krachtens de jongeren-spaarovereenkomst, behoudens het derde lid, bij het eindigen van zijn jongeren-spaarovereenkomst recht op spaarpremie, mits op dat tijdstip ten minste zes spaarjaren zijn voltooid.

  • 2. De rechtverkrijgenden van een deelnemer wiens jongeren-spaarovereenkomst is geëindigd door overlijden, hebben, behoudens het derde lid, recht op spaarpremie voor zover het overlijden heeft plaatsgevonden in het spaarjaar waarin het recht op uitkering van de spaarpremie ontstaat.

  • 3. Aan een persoon wordt gedurende zijn leven geen bedrag aan spaarpremie uitgekeerd dat hoger is dan het maximumbedrag dat ingevolge het bepaalde bij of krachtens artikel 7, eerste lid, bij een maximum inleg bepaald krachtens artikel 15 kan worden uitgekeerd. De uitkering van een spaarpremie krachtens het tweede lid, wordt niet gerekend tot het in de eerste volzin genoemde maximumbedrag.

  • 4. Geen recht op spaarpremie ontstaat ter zake van een jongeren-spaarovereenkomst die ingevolge artikel 5, eerste lid, onderdeel e, is geëindigd, noch ter zake van een jongeren-spaarovereenkomst die werd gesloten op een tijdstip waarop reeds een jongeren-spaarovereenkomst ten behoeve van dezelfde deelnemer bestond.

Artikel 7

  • 1. De in artikel 6 bedoelde spaarpremie bedraagt een door Onze Minister bij algemene maatregel van bestuur nader te bepalen percentage van het tegoed, met uitzondering van de daarin begrepen rente, dat op de jongeren-spaarrekening aanwezig was bij het einde van het laatst voltooide spaarjaar.

  • 2. De voordracht voor een krachtens het eerste lid vast te stellen algemene maatregel van bestuur wordt niet eerder gedaan dan vier weken nadat het ontwerp aan beide kamers der Staten-Generaal is overgelegd.

Artikel 8

De spaarpremie wordt door de bank uitbetaald op schriftelijk verzoek van de deelnemer dan wel, indien dat verzoek niet is gedaan op 31 december van het kalenderjaar van het negende spaarjaar, door overboeking eigener beweging op een ten name van de deelnemer of diens rechtverkrijgende gestelde rekening.

Artikel 9

  • 1. De wettelijke vertegenwoordiger van een minderjarige deelnemer kan van de bank welke ten behoeve van deze deelnemer een jongeren-spaarovereenkomst heeft gesloten, geen uitbetaling van het tegoed van de deelnemer of van de spaarpremie voor zover daarop recht bestaat, vorderen dan met machtiging van de kantonrechter. De kantonrechter verleent deze machtiging indien hem zulks in het belang van de minderjarige noodzakelijk of wenselijk voorkomt.

  • 2. Door een betaling met toepassing van het eerste lid, is de bank rechtsgeldig gekweten tegenover de deelnemer.

Artikel 10

  • 1. Van hem die na het overlijden van een deelnemer uitbetaling wenst te verkrijgen van het tegoed of van de spaarpremie waarop hij als rechtverkrijgende van de deelnemer recht heeft, kan de bank de overlegging van een verklaring van erfrecht, afgegeven door de kantonrechter of door een notaris, verlangen.

  • 2. Na het verstrijken van een maand na het overlijden van een deelnemer kunnen het tegoed en de spaarpremie voor zover daarop recht bestaat, worden uitbetaald:

    • a. indien de deelnemer ongehuwd en minderjarig was: aan zijn wettelijke vertegenwoordiger;

    • b. indien hij gehuwd was: aan zijn echtgenoot;

    • c. indien hij een geregistreerd partnerschap is aangegaan: diens geregistreerde partner.

  • 3. Door een betaling met toepassing van het tweede lid is de bank rechtsgeldig gekweten tegenover alle rechtverkrijgenden van de deelnemer.

  • 4. Het tegoed van een deelnemer en de spaarpremie waarop hij recht heeft, kunnen na het overlijden van zijn echtgenoot of geregistreerde partner, ook indien deze bedragen in enige gemeenschap vallen, aan de deelnemer zelf worden uitbetaald.

Artikel 11

  • 1. De spaarpremie die een bank met inachtneming van het bij of krachtens deze wet bepaalde heeft uitbetaald, wordt op haar schriftelijk verzoek uit ’s Rijks kas vergoed.

  • 2. De vergoeding, bedoeld in het eerste lid, wordt niet verleend, indien het verzoek daartoe door de bank is ingediend later dan zes maanden na het einde van het kalenderjaar, volgende op dat waarin het recht van de deelnemer of zijn rechtverkrijgenden op spaarpremie is ontstaan.

Artikel 12

  • 1. Met het toezicht op de naleving van de bij of krachtens deze wet gestelde regels zijn belast de bij besluit van Onze Minister aangewezen personen.

  • 2. De toezichthouders beschikken niet over de bevoegdheden, genoemd in de artikelen 5:18 en 5:19 van de Algemene wet bestuursrecht.

  • 3. Van een besluit als bedoeld in het eerste lid wordt mededeling gedaan door plaatsing in de Staatscourant.

Artikel 13

  • 1. Indien een bank het bij of krachtens deze wet bepaalde onvoldoende in acht neemt, kan Onze Minister besluiten dat geen vergoeding als bedoeld in artikel 12, eerste lid, plaats vindt van spaarpremies die door die bank worden uitbetaald over tegoeden op jongeren-spaarrekeningen die bij die bank aanwezig zijn na een door Onze Minister bij zijn besluit te bepalen tijdstip.

  • 2. Het in het derde lid bedoelde tijdstip kan niet vroeger worden gesteld dan drie maanden na de in het derde lid bedoelde bekendmaking.

  • 3. Wanneer het besluit van Onze Minister onherroepelijk is geworden, wordt het in de Staatscourant bekend gemaakt.

Artikel 14

  • 1. Een bank die de hoedanigheid van bank in de zin van de Wet op het financieel toezicht verliest, alsmede een bank ten aanzien waarvan een besluit als bedoeld in artikel 13, eerste lid, onherroepelijk is geworden, schrijft binnen drie maanden na het tijdstip waarop zij die hoedanigheid verloor, onderscheidenlijk binnen drie maanden na de bekendmaking van dat besluit in de Staatscourant, het bij haar op jongeren-spaarrekeningen aanwezige tegoed over naar een andere bank, ter keuze van de deelnemers, voor zover deze bank op het moment van overschrijving reeds jongeren-spaarovereenkomsten aanbiedt.

  • 2. Na de in het eerste lid bedoelde overschrijving worden de met de bank gesloten jongeren-spaarovereenkomsten geacht te zijn gesloten met de bank naar welke het tegoed is overgeschreven.

Artikel 15

Bij algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld over:

  • a. de bij het sluiten van een jongeren-spaarovereenkomst over te leggen bescheiden;

  • b. de inhoud van een jongeren-spaarovereenkomst, onder meer met betrekking tot de minimum-inleg alsmede tot de jaarlijkse maximum-inleg;

  • c. de uitbetaling van spaarpremie;

  • d. de vergoeding van spaarpremie, bedoeld in artikel 12;

  • e. het overschrijven van tegoed op een jongeren-spaarrekening naar een andere bank.

Artikel 16

  • 1. Er is een jongeren-spaarovereenkomstregister. Onze Minister is verantwoordelijk voor de verwerking van gegevens in dit register.

  • 2. Het register heeft als doel om voor banken inzichtelijk te maken of ten name van een toekomstige deelnemer reeds een jongeren-spaarovereenkomst afgesloten is, zonder dat deze is geëindigd.

  • 3. Bij algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld met betrekking tot de inrichting en het beheer van het jongeren-spaarovereenkomstregister en de mogelijkheid van verstrekking van persoonsgegevens aan banken.

Artikel 17

In de Wet inkomstenbelasting 2001 wordt na artikel 5.10 een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 5.11. Vrijstelling inzake jongeren-spaarrekening

Tot de bezittingen behoort niet het tegoed dat wordt aangehouden op een jongeren-spaarrekening als bedoeld in artikel 1 van de Jongerenspaarwet.

Artikel 18

Deze wet wordt aangehaald als: Jongerenspaarwet.

Artikel 19

Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven,

De Minister van Financiën,