Gepubliceerd: 12 juni 2012
Indiener(s): Charlie Aptroot (VVD)
Onderwerpen: belasting financiƫn
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-33287-5.html
ID: 33287-5

Nr. 5 VERSLAG

Vastgesteld 12 juni 2012

De vaste commissie voor Financiën belast met het voorbereidend onderzoek van bovenstaand wetsvoorstel, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen van haar bevindingen.

Onder het voorbehoud dat de regering de vragen en opmerkingen in dit verslag afdoende zal beantwoorden, acht de commissie hiermee de openbare behandeling van het voorstel van wet voldoende voorbereid.

Inhoudsopgave

Algemeen

2

Inleiding

2

Btw-schuif

4

Structurele verlaging tarief overdrachtsbelasting

7

Vergroening

8

Afschaffing vrijstelling kolenbelasting elektriciteitsopwekking

8

Aanpassing tarief energiebelasting aardgas

9

Afschaffing rode diesel

9

Niet afschaffen leidingwaterbelasting

10

Niet afschaffen Eurovignet

10

Pakket heffingskorting groene beleggingen

10

Overige maatregelen

11

Geen inflatiecorrectie IB/LB in 2013

11

Werkgeversheffingen hoge lonen en excessieve vertrekvergoedingen

11

Aanpassing aftrek deelnemingsrente

12

Verlaagd btw-tarief podiumkunsten en kunstvoorwerpen

18

Aanpassing btw-vrijstelling medische diensten

18

Niet afschaffen belasting op alcoholvrije dranken

19

Aanpassing alcoholaccijns

19

Aanpassing tabaksaccijns

20

Overig

20

Algemeen

De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel. Op een aantal onderdelen vragen deze leden nadere toelichting.

De leden van de fractie van de PvdA hebben met verbazing kennisgenomen van het wetsvoorstel. Deze leden vinden het zeer verwonderlijk dat de regering – zeker gelet op de demissionaire status – deze maatregelen, waarvan het overgrote gedeelte op 1 januari 2013 moet ingaan, nu al in wetsvoorstellen naar de Kamer stuurt. Deze fiscale voorstellen zouden, zoals gebruikelijk, in het Belastingplan 2013 moeten worden opgenomen. De situatie wordt nog wonderlijker doordat twee van de grootste fiscale maatregelen uit het Begrotingsakkoord 2013, te weten het afschaffen van de onbelaste reiskostenvergoeding van woon-werkverkeer (€ 1,3 mld. in 2013) en de aanpassing van de regels betreffende de hypotheekrenteaftrek (€ 5,4 mld. structureel), niet in het totaalpakket zijn opgenomen. Ook zijn de aanpassingen van het kindgebonden budget, zorgtoeslag en tijdsevenredige herleiding van het premiedeel van de heffingskortingen niet opgenomen in het wetsvoorstel.

De leden van de fractie van de PVV hebben kennisgenomen van het wetsvoorstel. Deze leden hebben de onderstaande vragen, aan- en of opmerkingen.

De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel. Deze leden hebben nog enkele vragen over het voorstel. Daarnaast vragen de leden van de CDA-fractie of de regering ook in kan gaan op de vragen en opmerkingen van de Nederlandse Orde van Belastingadviseurs (NOB).

De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van het wetsvoorstel. Waarom moet dit voorstel nog voor de verkiezingen behandeld worden? Zou dit niet kunnen wachten tot na de verkiezingen?

De leden van de fractie van D66 hebben met interesse kennisgenomen van het wetsvoorstel. De leden zijn de regering erkentelijk voor de snelle indiening van het wetsvoorstel. Hierdoor kunnen de maatregelen die zijn afgesproken in het begrotingsakkoord snel worden vastgelegd en is voor onderdelen invoering met ingang van 1 juli mogelijk. Deze leden hebben op enkele onderdelen van het wetsvoorstel vragen.

De leden van de ChristenUnie-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel. De leden begrijpen het spoedeisende karakter van de wetswijziging. Deze leden committeren zich aan het Begrotingsakkoord 2013 en nemen de verantwoordelijkheid voor de fiscale maatregelen die hieruit voortvloeien. Tegelijkertijd zijn de leden van de ChristenUnie-fractie van mening dat de wetswijziging zorgvuldig dient plaats te vinden. Deze leden willen de regering daarom nog enkele vragen voorleggen.

Inleiding

Kijkend naar de fiscale maatregelen per 2013 constateren de leden van de PvdA-fractie dat het voorliggende wetsvoorstel voor slechts € 5,3 mld. aan voorstellen bevat, de overige voorstellen voor een bedrag aan € 1,4 mld. uit het Begrotingsakkoord 2013 zijn niet opgenomen. De regering stelt dat de ontbrekende maatregelen worden verwerkt in het Belastingplan 2013 en daarmee in de twee helft van het jaar zullen worden behandeld. Blijkbaar kan de gewone procedure dus wel gewoon worden doorlopen. Maar door deze splitsing behandelt de Kamer voor het zomerreces feitelijk geen totaalpakket van fiscale maatregelen voor 2013. De behandeling van de fiscale maatregelen wordt opgeknipt in twee momenten, waarover de Kamer in verschillende samenstellingen – afhankelijk van de verkiezingsuitslag van 12 september 2012 – zal besluiten. De leden van de fractie van de PvdA vinden het zeer bezwaarlijk en onzorgvuldig dat de Kamer niet op één moment over het totaalpakket van fiscale maatregelen per 2013 besluit. Dit ook gelet op de demissionaire status van het kabinet en de recente uitingen van de politieke partijen die het Kunduz-akkoord sloten waarin afstand wordt genomen van het afschaffen van de onbelaste reiskostenvergoeding, waardoor het de vraag is of deze voorstellen wel aan het pakket zullen worden toegevoegd.

Nationale fiscale wetgeving dient zorgvuldig en in samenhang door de Kamer worden behandeld. De leden van de fractie van de PvdA wijzen erop dat de minister-president in de media heeft uitgesproken dat het Kunduz-akkoord niet direct het startpunt voor een nieuw kabinet na de verkiezingen is. Dit regeringsstandpunt wordt ondersteund door deze leden en daarom de vraag om de behandeling van voorliggend wetsvoorstel uit te stellen tot de behandeling van het Belastingplan 2013. Gezien het spoedeisende karakter kan dan een uitzondering worden gemaakt voor de verhoging van de btw per 1 oktober 2012, de structurele verlaging van de overdrachtsbelasting naar 2%, en de verlaging van het btw-tarief voor podiumkunsten en kunstvoorwerpen. Deze maatregelen kunnen dan voor het zomerreces worden behandeld. Daarbij zij wel aangetekend dat de leden van de PvdA-fractie het een slecht idee vinden om in tijden van recessie, bestedingsuitval en laag consumentenvertrouwen de Nederlandse consument op te zadelen met een zeer forse btw-verhoging. Over de bankenbelasting heeft al in een ander debat besluitvorming plaatsgevonden. De fiscale maatregelen die in 2013 moeten ingaan willen de leden van de PvdA-fractie in het Belastingplan 2013 als totaalpakket behandelen en in de tweede helft van het jaar over besluiten met een nieuw gekozen Kamer. In voorbereiding daarop hebben de leden van de PvdA-fractie nog enkele vragen en opmerkingen.

De Raad van State uitte de kritiek dat de voorgenomen maatregelen uit het Begrotingsakkoord 2013 in samenhang moeten worden beoordeeld, omdat anders het totaaleffect van de maatregelen niet kan worden beoordeeld. Waarom neemt de regering deze aanbevelingen niet over? Wat is de reden dat deze twee grote voorstellen wel na Prinsjesdag 2013 kunnen worden behandeld, terwijl de voorliggende voorstellen volgens de regering wel voor het zomerrreces moeten worden behandeld? Wat zijn de gevolgen als de Kamer voorliggende voorstellen samen met de aanpassing van de regels rond de hypotheekrenteaftrek en de onbelaste reiskostenvergoeding woon/werk-verkeer behandelt bij het Belastingplan 2013, natuurlijk met behoud van de terugwerkende kracht van de structurele verlaging van de overdrachtsbelasting? Klopt het dat de verhoging van het btw-tarief met 2% zelfs na de verkiezingen van 12 september 2012 via een spoedprocedure per 1 oktober 2012 in werking zou kunnen treden?

De leden van de fractie van de PvdA zien geen aanleiding de voorstellen overhaast voor het zomerreces te behandelen. Deze leden maken zich zorgen over de onmogelijkheid van een integrale beoordeling met het Belastingpakket 2013 en de mogelijke budgettaire consequenties van de gescheiden behandelingen.

De leden van de CDA-fractie vragen een nadere toelichting voor het ontbreken van de wettelijke regeling waarin in mogelijkheid van de onbelaste reiskostenvergoeding komt te vervallen. Op 29 mei 2012 schreef de minister-president aan de Kamer dat de besparing van € 1,3 miljard, die hiermee gepaard gaat, geregeld wordt in voorliggend wetsvoorstel. Echter dit onderdeel ontbreekt. Op welke wijze denkt de regering de besparing alsnog te halen volgens het afgesproken tijdspad?

De leden van de fractie van D66 zijn verheugd dat er in het pakket fiscale maatregelen een flinke stap wordt gezet in vergroening van het belastingstelsel. De leden hebben in het bijzonder vragen over de milieueffecten van de afzonderlijke maatregelen.

Btw-schuif

De leden van de VVD-fractie zijn content over het feit dat de opbrengst van de btw-verhoging teruggaat naar de werkende door middel van een verlaging van de belasting op arbeid. Dit komt volgens deze leden tegemoet aan de wens van de leden van de VVD-fractie dat werken moet lonen. In de memorie van toelichting staat echter het voornemen om de verlaging van de inkomsten- en loonbelasting voor 2014 en 2015 in het Belastingplan 2014 te regelen. Kan de regering toelichten waarom deze verlaging niet al in het Belastingplan 2013 wordt vastgelegd om daarmee meer zekerheid te geven omtrent de verlaging van belasting op arbeid? Wat de leden van de VVD-fractie betreft komt deze verlaging volledig tegemoet aan de hard werkende Nederlanders. Ten aanzien van de btw-verhoging stellen de leden van de VVD-fractie tevreden vast dat een overgangsregeling voor onroerende zaken is vastgesteld, om te voorkomen dat bij onroerende zaken waarbij in termijnen wordt betaald, de belasting moet worden herzien die is begrepen in de reeds vervallen termijnen. Kan de regering aangeven welke sectoren nog meer gebruik maken van vooruitbetalingen en of deze sectoren gebaat zijn bij een brede toepassing van de overgangsregeling, bijvoorbeeld de in scheepsbouw/jachtbouw sector waarbij doorgaans eveneens in termijnen wordt betaald?

Bij de leden van de PvdA-fractie rijst de vraag of de verhoging ook geldt voor goederen en diensten die besteld zijn voor 1 oktober 2012 maar die daarna afgerekend worden. Een voorbeeld is een koper van een nieuwbouwwoning in aanbouw, die zich contractueel aan het project verbindt in 2011, maar de woning waarschijnlijk eind 2012 krijgt opgeleverd. Bij een prijs exclusief btw van € 200 000 zou de aanschaf inclusief btw van 19% op € 238 000 uitkomen. Door de verhoging naar 21% wordt de prijs nu € 242 000. Het verschil is toch € 4 000. Hoe gaat de regering met deze grensgevallen om?

De regering zegt toe een deel van de btw-opbrengst terug te sluizen via tarieven in de IB en LB. Waarom is deze terugsluis niet in het pakket opgenomen, zo vragen de leden van de PvdA-fractie. De argumentatie voor de verhoging van de btw-tarieven is dat de tarieven in onze buurlanden hoger liggen. In veel van onze buurlanden liggen de tarieven van de winstbelasting (Vpb), inkomstenbelasting (Box 1) en vermogensbelasting (Box 3) ook hoger dan in Nederland. Toch stelt de regering in deze belastingwetten geen hogere tarieven voor. Wat is hiervoor de reden?

De leden van de PvdA-fractie hebben al gerefereerd aan het feit dat de maatregelen rondom het kindgebonden budget en de zorgtoeslag niet in deze wetsvoorstellen zitten. Waarom zitten deze voorstellen niet bij het pakket en wanneer zullen de wetsvoorstellen rond deze onderwerpen naar de Kamer worden gestuurd?

De leden van de PVV-fractie lezen dat de opbrengsten in de jaren 2012 en 2013 deels worden ingezet voor verbetering van het EMU-saldo en deels voor maatregelen in de IB/LB, het kindgebonden budget en de zorgtoeslag. De maatregelen rondom het kindgebonden budget en de zorgtoeslag zullen in separate wet- en regelgeving geregeld worden. De leden van de PVV-fractie zijn er nieuwsgierig naar waarom dat niet in dit wetsvoorstel meegenomen kon worden. Deze leden achten samen met vooraanstaande economen, deze zogenaamde btw-schuif in een tijd van recessie zeer onverstandig. Deze belastingverhoging betreft niet alleen luxegoederen, zoals de Kunduz-coalitie zegt, maar ook noodzakelijke dingen zoals kleding en energie. Gelukkig kunnen we weer wel voor 6% naar het concert en de houseparty, of een schilderij kopen, dat zijn de echte primaire levensbehoeften voor Kunduz.

In de jaren 2014 en 2015 zal het restant van de opbrengst worden teruggesluisd via tarieven in de IB en de LB. Voornemen is om dit in het Belastingplan 2014 te regelen. De leden van de PVV-fractie zijn er nieuwsgierig naar waarom dit niet al in dit wetsvoorstel is opgenomen. Met het voorstel vindt een schuif van directe naar indirecte belastingen plaats. Hierover is gesproken bij de behandeling van de Fiscale Agenda. Volgens de toelichting is er ruimte voor een btw-tariefsverhoging omdat de tarieven in onze buurlanden hoger liggen. De btw-tarieven van Duitsland en België bedragen 19% respectievelijk 21%. Door de tariefsverhoging zitten we op een gelijk niveau met België, die wel lagere directe belastingen hebben. Gelukkig kunnen we weer voordelig inkopen gaan doen in Duitsland. De benzinepomphouders in Duitsland zijn er blij mee, de verkopen van benzine en sigaretten gaan «sky high». Graag een reactie van de regering op dit punt.

De leden van de CDA-fractie zijn tevreden dat er overgangsrecht gekomen is voor de betaalde termijnen van nieuwbouwhuizen die reeds gekocht zijn, maar na 1 oktober 2012 worden opgeleverd. Kan de regering aangeven hoe de heffing van btw over de resterende termijnen na 1 oktober 2012 zich verhoudt tot de uitzondering in het eerste lid voor leveringen en diensten die zijn verricht voor 1 oktober 2012? De leden van de CDA-fractie vrezen dat een deel van de mensen die voor 1 oktober 2012 een huis gekocht hebben nog voordat de btw-verhoging bekend was, nu in de problemen kan komen met de financiering nu zij nog twee procent extra gefinancierd moeten zien te krijgen. Graag een reactie van de regering op dit probleem.

De leden van de CDA-fractie vragen of de regering duidelijkheid kan bieden aan de kopers van een nieuwbouwwoningen die al contracten hebben gesloten voor het plaatsen van de keuken, badkamer, vloer etc. in hun woning? Onder welk tarief vallen de reeds gedane aanbetalingen voor een keuken, badkamer of vloer in de nog op te leveren nieuwbouwwoning, met andere woorden, zijn deze leveringen aan te merken als een werk in onroerende staat? Zijn zij gebonden aan een gesloten contract dat na 1 oktober 2012 zal worden uitgevoerd, waarin uitgegaan wordt van een btw-tarief van 19%? Hoe verloopt de btw-heffing over deze contracten?

De leden van de CDA-fractie vragen of de regering kan aangeven hoe de terugsluis precies wordt vormgegeven? In welk wetsvoorstel zal de terugsluis via het kindgebonden budget en de zorgtoeslag worden geregeld? Kan de regering nader toelichten waarom de terugsluis voor de jaren 2014 en 2015 via een verlaging van de inkomstenbelastingtarieven geregeld zullen worden in het Belastingplan 2014 en niet in het voorliggende wetsvoorstel?

De leden van de SP-fractie vragen waarom is gekozen voor verhoging van het algemene btw-tarief. Wat zijn volgens de regering de effecten van deze verhoging op de vraag naar goederen en diensten waarop dit tarief betrekking heeft? Deelt de regering de conclusie van Q&A Research & Consultancy dat de bestedingen in de non food detailhandel met 7,5% zullen afnemen in het vierde kwartaal? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wat betekent deze ontwikkeling voor de geraamde opbrengst van het onderhavige voorstel om het algemene btw-tarief te verhogen? Is door de regering rekening gehouden met het feit dat consumenten minder zullen besteden wanneer de prijzen stijgen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, in hoeverre zullen de bestedingen dalen door de verhoging van het tarief? Denkt de regering, net als veel Nederlanders, dat winkeliers hun prijzen zullen verhogen na de btw-verhoging en zo ja, met welke gemiddelde prijsstijging is rekening gehouden? Zo nee, waarom niet? De leden van de SP-fractie vragen wat de effecten van de btw-verhoging voor het mkb zijn. Wat zijn de effecten van de btw-verhoging voor de werkgelegenheid?

Kan de regering verder ingaan op de beoogde grenseffecten van deze maatregel? In hoeverre zullen consumenten producten gaan aanschaffen in landen als Duitsland, waar het btw-tarief 19% is? Is het volgens de regering waar dat lagere inkomensgroepen de btw-verhoging harder gaan voelen dan hogere inkomensgroepen? Zo nee, kan de regering dat onderbouwen met een berekening? Heeft de regering kennisgenomen van het artikel van prof. mr. Flip de Kam, waarin wordt gesteld dat het stelsel van collectieve lasten niet progressief uitpakt? Vindt de regering het gerechtvaardigd om extra inkomsten voor de Staat te realiseren die vooral worden gevoeld door de lagere inkomensgroepen, zo vragen de leden van de SP-fractie. Wat verstaat de regering onder hoge inkomens? Vanaf welk inkomen wordt het maximum van de arbeidskorting niet verder verhoogd? Waarom kan de btw-verhoging niet wachten tot na de Tweede Kamerverkiezingen in september? Is het verstandig, met het oog op de ondernemer, om kort voor de Tweede Kamerverkiezingen de btw-verhoging door te voeren, met de kennis dat het na de verkiezingen weer teruggedraaid kan worden? Wat doet deze onzekerheid met de vele ondernemers, volgens de regering?

De leden van de fractie van D66 zijn positief over de verschuiving van directe naar indirecte belasting. Deze leden zijn van mening dat het goed is dat consumptie meer wordt belast en werken minder.

De verhoging van de btw gaat in per 1 oktober 2012, zo lezen de leden van de D66-fractie. Geldt dit ook voor verplichtingen die reeds voor die datum zijn aangegaan? Zo zijn er bijvoorbeeld mensen die een nieuwbouwhuis hebben aangeschaft voor 1 oktober 2012, maar de oplevering vindt (gedeeltelijk) plaats na 1 oktober 2012. Geldt het verhoogde btw-tarief voor de gehele aankoopsom, voor die onderdelen die na 1 oktober 2012 worden betaald dan wel opgeleverd of worden deze aankopen en getekende contracten uitgesloten van de btw-verhoging? Graag een toelichting.

De verhoging van de btw wordt de komende jaren teruggegeven in verlaging van de lasten. In 2013 al voor € 1,5 miljard, onder andere door de arbeidskorting aan te passen. Het resterende bedrag wordt in latere jaren teruggegeven via de tarieven van de inkomsten- en loonbelasting. De leden van de fractie van D66 geven er voorkeur aan deze sluis zodanig in te richten dat werken aantrekkelijker wordt gemaakt en de arbeidsparticipatie wordt gestimuleerd. Kan de regering aangeven op welke manier zij voornemens is deze teruggave van lastenverlichting vorm te geven?

De leden van de ChristenUnie-fractie vragen of de regering een indicatie kan geven van de gevolgen die de verschuiving van directe naar indirecte belastingen heeft voor de stimulering van arbeid en ondernemerschap. Deze leden vragen verder aandacht voor de overgangsproblematiek rond de btw-verhoging. Geldt bij de verhoging van de btw het moment van aankoop of het moment van betalen? Wat zijn hierbij de ervaringen met eerdere btw-verhogingen?

Met betrekking tot de aanpassing van de heffingskortingen voor de premie voor volksverzekeringen vragen deze leden zich af hoe deze aanpassing doorwerkt en wat de mogelijke effecten op andere maatregelen zijn.

Structurele verlaging tarief overdrachtsbelasting

De leden van de VVD-fractie zijn zeer verheugd met de structurele verlaging van de overdrachtsbelasting van 6% naar 2%. Deze leden zijn het eens met de regering dat deze maatregel bijdraagt aan het creëren van langdurige zekerheid op de woningmarkt en dat gelijktijdig economische verstoringen op de woningmarkt en financiële risico’s voor de burger worden verminderd.

De leden van de PvdA-fractie steunen deze eerste stap om de woningmarkt weer uit het slop te krijgen. Helaas stopt de regering daar en valt er geen integraal pakket ten aanzien van de woningmarkt te beoordelen. Het voorstel rond de beperking van de hypotheekrenteaftrek uit het Begrotingsakkoord is niet naar de Kamer gestuurd, net zoals de fiscale maatregel die de structurele verlaging van de overdrachtsbelasting moet dekken, namelijk de afschaffing van de onbelaste reiskostenvergoeding voor het woon/werk-verkeer. Op deze wijze is het toch niet mogelijk het effect op de woningmarkt te bepalen? Waarom geeft de regering een blanco cheque uit, door wel de overdrachtsbelasting te verlagen, maar hier niet gelijk een uitgewerkte versobering van de onbelaste reiskostenvergoeding tegenover te plaatsen? Waarom wordt in de brief naar de Kamer gesproken over een «versobering» van het fiscale regime voor de kosten van woon/werk-verkeer, terwijl in het Begrotingsakkoord 2013 nog werd gesproken over een afschaffing? Blijkbaar houdt de regering zich niet aan haar afspraken uit het Begrotingsakkoord 2013, zo constateren de leden van de PvdA-fractie.

Om de woningmarkt te stimuleren was deze maatregel al een eerder genomen tijdelijke maatregel. De woningmarkt blijft echter stagneren, zo constateren de leden van de PVV-fractie. De kosten van de structurele verlaging worden gedekt door de versobering van het fiscale regime voor de kosten van woon/werk-verkeer. Deze aanpassing van de loon- en inkomstenbelasting wordt, verwarrend genoeg, forensenbelasting genoemd. Verwarrend, er is immers al een gemeentelijke forensenbelasting. De kosten woon/werk-verkeer moeten echter aangemerkt worden als verwervingskosten. Het zijn kosten die gemaakt worden om inkomsten te verwerven. Door de fiscale faciliteiten voor verwervingskosten in de sfeer van woon/werk-verkeer te beperken gaan mensen weer verhuizen en komt de woningmarkt op gang, wat en passant ook nog eens gekenmerkt kan worden als een vergroeningsmaatregel, men gaat immers minder reizen. De Kunduz-coalitie kan trots op zichzelf zijn. Het fiscaal instrumentalisme in zijn meest absurde en perverse vorm. Je vraagt je af wie hier in de zweefmolen zit. Graag een reactie van de regering op dit punt. Nu dachten de leden van de PVV-fractie dat voor de tijdelijke verlaging van de overdrachtsbelasting destijds de spaarloonregeling was afgeschaft en dat er een bankenbelasting zou worden ingevoerd. Bij Kunduz betaal je voor een sigaar uit eigen doos twee keer. Dat is groenrechtse belastingpolitiek.

De leden van de CDA-fractie complimenteren de regering met de verlaging van de overdrachtsbelasting. Deze leden vinden het belangrijk dat er rust en zekerheid komt op de woningmarkt. In deze tijden waarin het lastig is om een woning te verkopen, zou het niet verstandig zijn als de overdrachtsbelasting weer omhoog zou gaan naar 6%.

De leden van de SP-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van dit voorstel. Wat is het effect geweest van de verlaging van de verlaging van het overdrachtsbelastingtarief sinds 15 juni 2011? In hoeverre is verhuizen vergemakkelijkt door het verlagen van de overdrachtsbelasting sinds 15 juni 2011? Is het, gezien de huidige situatie op de woningmarkt, aannemelijk dat een ieder die graag dichter bij het werk wil wonen dat ook zal doen? Geldt ook voor mensen wier woning al lange tijd te koop staat dat zij makkelijker dichter bij hun werk kunnen gaan wonen? Is het ook voor huishoudens met twee kostwinners makkelijker om te verhuizen? Geldt dit ook wanneer beide kostwinners in andere plaatsen werk hebben of vinden? Zo ja, wil de regering dit toelichten? Zo nee, hoe verhoudt zich dat tot de uitspraak van de staatssecretaris van Financiën dat de dekking van deze maatregel wordt gevonden in de versobering van het fiscale regime voor de kosten van het woon/werk-verkeer? Waarom wordt niet, tegelijk met deze verlaging van de overdrachtsbelasting, de hypotheekrenteaftrek afgetopt?

Starters zullen als eerste de gevolgen ondervinden van de beperking van de hypotheekrenteaftrek. De leden van de ChristenUnie-fractie vragen hoeveel het zou kosten om starters helemaal vrij te stellen van de overdrachtsbelasting.

Vergroening

De leden van de PvdA-fractie constateren met instemming dat de regering afziet van de afschaffing van de belastingen op frisdranken, leidingwater en zware vrachtwagens. Mag hieruit worden geconcludeerd dat de regering nu alsnog erkent dat dit belastingen zijn die zich onderscheiden door lage uitvoeringskosten en gunstige gedragseffecten en dat de redenen voor afschaffing ondeugdelijk waren?

Afschaffing vrijstelling kolenbelasting elektriciteitsopwekking

Ten aanzien van de afschaffing vrijstelling kolenbelasting, vragen de leden van de VVD-fractie aandacht voor artikel 63 van het Verdrag betreffende de werking van de EU. Dit artikel verbiedt nationale maatregelen die het voor investeerders in andere lidstaten van de Unie onaantrekkelijk maken om in Nederland te investeren. Kan de regering aangeven waarom de afschaffing van de vrijstelling van de kolenbelasting investeerders uit andere lidstaten niet zal beperken in hun investeringen in centrales in Nederland, gezien het feit dat dit leidt tot een dubbele belastingheffing? Kan de regering in de nota naar aanleiding van het verslag aangeven waarom de afschaffing van de vrijstelling van de kolenbelasting geen inbreuk maakt op artikel 63 van het Verdrag betreffende de werking van de EU? Het Europese Hof van Justitie heeft in zaak C-159/01, Nederland/Commissie geoordeeld dat maatregelen waarmee tussen ondernemingen onderscheid wordt gemaakt ten aanzien van de lasten onder het begrip staatssteun kunnen vallen tenzij het onderscheid voortvloeit uit de aard en de opzet van het betrokken lastenstelsel. Volgens het Hof staat het aan de lidstaat die dit onderscheid tussen ondernemingen inzake belastingen heeft gemaakt, te bewijzen dat het daadwerkelijk gerechtvaardigd is door de aard en de opzet van het betrokken stelsel. Kan de regering aangeven waarom het onderscheid tussen het heffen van een belasting op de input van kolencentrales en op de input van andere conventionele centrales gerechtvaardigd is en derhalve niet onder het begrip staatssteun valt? Is de regering voornemens de maatregelen bij de Europese Commissie te melden, zodat de Commissie een oordeel kan uitspreken over de vraag of staatssteun aan de orde is? De Raad van State heeft in het advies gewezen op de noodzaak te voorzien in een mogelijkheid om de afschaffing te laten ingaan op een nader bij koninklijk besluit te bepalen moment, gelet op de onzekerheid over de staatssteunaspecten. Kan de regering aangeven in hoeverre dit advies wordt overgenomen? De leden van de VVD-fractie vragen de regering in de beantwoording van de vragen over de energiebelasting tevens in te gaan op de mogelijke grenseffecten van belastingstijging. Wat zijn de economische gevolgen voor Nederland hierbij?

De toepasselijke Energiebelastingrichtlijn biedt lidstaten de mogelijkheid om bepaalde producten uit milieuoverwegeingen aan belasting te onderwerpen, zo lezen de leden van de PVV-fractie. Kunduz maakt hiervan gebruik door de vrijstelling met ingang van 1 januari 2013 af te schaffen, het betreft de vrijstelling van kolenbelasting die wordt verleend voor de uitslag en de invoer van kolen die worden gebruikt als brandstof voor het opwekken van elektriciteit in bepaalde installaties. De stroomrekening wordt nu hoger om klimaatfetisj in stand te houden. Misschien kan er nog een vrijstelling worden opgenomen voor de elektriciteit die wordt opgewekt voor elektrische auto’s. Immers koop je een elektrische auto, ben je groen, moet je nog meer voor elektriciteit voor die auto gaan betalen. In het kader van de belastingvereenvoudiging lijkt de leden van de PVV-vractie een vrijstelling kolenbelasting die wordt verleend voor de uitslag en de invoer van kolen die worden gebruikt als brandstof voor het opwekken van elektriciteit in bepaalde installaties die gebruikt wordt voor elektrische auto’s een geweldig idee.

De leden van de CDA-fractie vragen de regering of en hoe bedrijven die kolen gebruiken voor hun proces, zoals hoogovens, maar niet direct energie opwekken, ook geraakt worden door deze maatregelen.

Kan de regering toelichten hoe het afschaffen van de vrijstelling kolenbelasting bij elektricitietsopwekking zich verhoudt met het alternatief om een CO2-belasting in te voeren, zo vragen de leden van de D66-fractie. Wat zijn de belangrijkste verschillen in budgettaire opbrengst en milieueffecten?

Aanpassing tarief energiebelasting aardgas

De leden van de PVV-fractie constateren het volgende. De tarieven worden verhoogd en de structuur vereenvoudigd. De eerste twee schijven worden samengevoegd en in de hoogste schijf komt het onderscheid zakelijk/niet-zakelijk te vervallen. Dit leidt tot een lastenverzwaring zowel van huishoudens en bedrijven. De lastenverzwaring voor de bedrijven wordt via de prijzen gewoon doorgezet aan de huishoudens, afwenteling noemen we dat, alleen dat begrijpt Kunduz niet. Het tarief van de energiebelasting gaat dus omhoog, de burger gaat meer betalen. Niet een keer maar twee keer, want ook de btw op aardgas gaat naar 21%. Op een gemiddelde energierekening wordt straks 30% aan belasting betaald. Maar ja, energie is natuurlijk een luxegoed, niet zoals de eerste symfonie van Mahler en de house party. Graag een reactie van de regering op dit punt.

Het tarief van de energiebelasting voor aardgas wordt aangepast, zo lezen de leden van de fractie van D66. Wat zijn volgend jaar de verwachte gevolgen voor de aardgasvraag en de daaraan gerelateerde CO2 uitstoot in de non ETS sector?

De leden van de ChristenUnie-fractie vragen welke mogelijkheden er zijn voor energieleverende glastuinbouwbedrijven om gebruik te maken van de regeling groenprojecten (groene beleggingen) als compensatie voor de hogere energiebelasting. Verder willen genoemde leden graag weten hoe hoog de energiebesparing is als gevolg van de hogere energiebelastingen. Neemt de regering in relatie tot de verhoging van de energiebelasting ook maatregelen om energiebesparing te bevorderen?

Afschaffing rode diesel

De leden van de fractie van D66 zien de beperking van rode diesel als een eerste goede tussenstap. De vrijstelling voor scheepvaart blijft echter bestaan. Kan de regering aangeven of en zo ja welke stappen er gezet worden om akte van Mannheim te wijzigen zodat ook rode diesel voor binnenvaart afgeschaft kan worden? Kan de regering toezeggen in toekomstige overleggen met buurlanden en in EU verband in te zetten op het afschaffen van vergelijkbare belastingvoordelen? Is het eerder door de Duitse regering benoemde voorstel, om de binnenvaart meer te laten betalen naar gebruik voor vaarwegen, formeel voorgelegd aan de andere landen van het Rijnverdrag? Wat is de budgettaire derving van het behoud van de vrijstelling voor scheepvaart?

Niet afschaffen leidingwaterbelasting

Deze maatregel was al opgenomen in het Belastingplan 2012. Geregeld wordt nu dat de afschaffing op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip zal plaatsvinden in plaats van met ingang van 1 januari 2013. De leden van de PVV-fractie hadden deze afschaffing graag doorgevoerd gezien.

Niet afschaffen Eurovignet

Gewoon afschaffen, zo vinden de leden van de PVV-fractie, kost handenvol geld aan uitvoeringskosten, levert slechts € 34 miljoen op.

De leden van de CDA-fractie zijn zeer positief over het terugdraaien van de afschaffing van het Eurovignet. Deze leden hebben er meermaals op gewezen dat het nodig is dat er een heffing blijft bestaan voor buitenlandse zware motorvoertuigen die gebruik maken van de Nederlandse weg.

Het eurovignet wordt niet afgeschaft. Wat levert dit volgend jaar op qua milieueffecten onder andere luchtvervuiling en brandstoffenverbruik/CO2-uitstoot, zo vragen de leden van de D66-fractie.

Pakket heffingskorting groene beleggingen

De regeling groenprojecten wordt blijvend fiscaal gestimuleerd, zo lezen de leden van de PVV-fractie. De heffingskortingen voor sociaal-ethisch beleggen, cultureel beleggen en durfkapitaal worden geschrapt. Dit komt de eenvoud ten goede. Opeens blijkt sociaal-ethisch beleggen, cultureel beleggen en beleggen in durfkapitaal niet zo verschrikkelijk van belang meer. Als er maar groen belegd kan worden. Fijn, dan kunnen de windmolens mede met hulp van de groenrechtse VVD-fractie op subsidie blijven draaien. Wat de leden van de PVV-fractie betreft brengen we het groen beleggen in zijn geheel naar de milieustraat.

Kan de regering nader toelichten waarom ervoor gekozen is om de vrijstelling voor groene beleggingen in box 3 te behouden, maar de vrijstellingen voor sociaal-ethische beleggingen, beleggingen in durfkapitaal en culturele beleggingen geheel te schrappen, zo vragen de leden van de CDA-fractie Welke overwegingen liggen hieraan ten grondslag? Hoe beoordeelt de regering de effectiviteit van de huidige vrijstelling voor sociaal-ethische beleggingen, die beperkt is tot projecten in ontwikkelingslanden?

In welke mate wordt momenteel gebruik gemaakt van de faciliteiten voor sociaal-ethische beleggingen, beleggingen in durfkapitaal en culturele beleggingen? De leden van de CDA-fractie vragen waarom de regering er niet voor heeft gekozen om in het wetsvoorstel te voorzien in overgangsrecht, zoals dat wel het geval was bij het Belastingplan 2011.

Groen beleggen en investeren wordt gestimuleerd met een heffingskorting. De leden van de D66-fractie vragen wat voor volgend jaar het verwachte effect hiervan is voor directe en indirecte investeringen.

De leden van de ChristenUnie-fractie zijn verheugd met het behoud van de heffingskorting voor groen beleggen en groen financieren, een belangrijk punt voor deze leden. Deze leden vragen hoe de afbouw van de overige drie heffingskortingen (voor sociaal-ethisch beleggen, cultureel beleggen en durfkapitaal) zal plaatsvinden. Daarnaast de vraag wat de mogelijkheden zijn om beleggingen in deze drie categorieën over te zetten naar groen beleggen.

Overige maatregelen

Geen inflatiecorrectie IB/LB in 2013

In de IB en de LB vindt in 2013 geen inflatiecorrectie plaats, zo lezen de leden van de PVV-fractie. Dit zorgt voor een structureel hogere belastingopbrengst. Dit geeft echter wel een koopkrachtdaling die niet tot economisch herstel zal leiden. Graag een reactie van de regering op dit punt.

De leden van de CDA-fractie vinden het eerlijk dat de inflatiecorrectie in de inkomstenbelasting voor 2013 niet wordt uitgevoerd. Hierdoor leidt een salarisstijging niet tot een extra fiscaal voordeel. Dit achten deze leden consequent gezien de nullijn voor ambtenaren die onderdeel uitmaakt van het Lenteakkoord.

Werkgeversheffingen hoge lonen en excessieve vertrekvergoedingen

Ten aanzien van de eenmalige werkgeversheffing van 16% boven € 150 000 schrijft de regering aan de Raad van State dat deze heffing wordt ingevoerd omdat anders een nieuwe vijfde schijf in de inkomstenbelasting moet worden ingevoerd. De leden van de PvdA-fractie vragen wat het probleem hiermee zou zijn. Waarom wordt de opbrengst van het tegengaan van excessieve vergoedingen per 2014 op nihil geschat? Is de regering voornemens deze slechts één jaar in te voeren?

De leden van de CDA-fractie achten het positief dat personen met een hoger loon om een evenredige bijdrage wordt gevraagd. Toch hebben deze leden enkele vragen over deze maatregel. Waarom is alleen sprake van een werkgeversheffing? Wat betekent deze maatregel voor de verhouding tussen een werknemer en een zzp’er? Deelt de regering de vrees dat werknemers en werkgevers de heffing zullen proberen te ontlopen door de werknemer als zzp’er in dienst te nemen? Waarom geldt de werkgeversheffing niet tevens voor zelfstandig ondernemers en belastingplichtigen die resultaat uit overige werkzaamheden genieten?

Is de werkgeversheffing ook verschuldigd als een werknemer in een jaar meerdere banen heeft gehad waarvan het gezamenlijke salaris meer dan € 150 000 bedraagt en zo ja, door welke werkgever? Tellen incidentele loonbestanddelen, zoals ontslagvergoedingen en bonussen, mee bij het berekenen van de grens van € 150 000? Wat zijn de gevolgen van de werkgeversheffing voor bedrijven in de publieke sector? Kan de regering bijvoorbeeld aangeven welke gevolgen deze werkgeversheffing heeft voor academische ziekenhuizen, waar een fors aantal mensen meer dan € 150 000 verdient?

De leden van de CDA-fractie vragen een reactie van de regering op de mening van het Register Belastingadviseurs dat een enigszins rommelig systeem ontstaat, doordat wordt afgeweken van de systematiek dat een loonbestanddeel ofwel loon van de werknemer is ofwel een eindheffingsbestanddeel. Kan de regering ingaan op de samenloop tussen de werkgeversheffing en de gebruikelijkloonregeling?

De leden van de SP-fractie zouden graag nadere uitleg willen over de werkgeversheffing over hoge lonen. Wat zou de opbrengst jaarlijks en structureel zijn, wanneer de werkgeversheffing structureel zou worden ingevoerd? Waarom is er niet voor gekozen om deze werkgeversheffing structureel te maken? Wat is het doel van de werkgeversheffing over hoge lonen? Als deze maatregel erop is gericht om verstrekkers van hoge lonen een bijdrage te laten leveren aan het bestrijden van het overheidstekort, waarom is deze dan slechts eenmalig? Is het na 2013 niet meer gerechtvaardigd om de verstrekkers van hoge lonen een extra bijdrage te laten leveren aan het bestrijden van het overheidstekort? Betreft het hier een afzonderlijke heffing? Betreft het hier een opcent of een andere heffing? In het geval een het een andere heffing betreft; om wat voor heffing gaat het? Klopt de opvatting van de leden van de SP-fractie dat de werkgever 16% moet afdragen aan het bedrag dat deze aan een werknemer uitbetaalt, voor het deel dat dat uitkomt boven de € 150 000? Zo nee, hoe moet het voorstel dan worden opgevat? Kan de regering een overzicht geven van hoeveel de werkgever dient af te dragen, wanneer de beloning van een werknemer € 150 000 overschrijdt? Behoren door de werkgever verstrekte vergoedingen ook tot het loon waarover deze heffing wordt berekend? Waartoe behoren deze dan wel? Geldt deze werkgeversheffing ook voor het Rijk? Zo nee, wat is de ratio daarachter? Kan de regering in een uitvoerig voorbeeld aangeven hoe deze werkgeversheffing precies wordt toegepast? Zijn er mogelijkheden om de werkgeversheffing te ontwijken? Zo ja, welke?

De leden van de ChristenUnie-fractie vragen wat leidend is bij de bepaling van de grondslag voor de werkgeversheffing. Moet de werknemer een minimum aantal maanden in dienst zijn geweest in 2012? Deze leden vragen hoe de regering de ontwijkmogelijkheden voor werkgevers wil voorkomen?

Aanpassing aftrek deelnemingsrente

Ten aanzien van de aanpassing van de aftrek deelnemingsrente (Bosal-gat) geeft de regering met betrekking tot de huidige renteaftrekbeperkingen aan voorstander te zijn van afschaffing van de thincapregeling, zo lezen de leden van de VVD-fractie, maar dat dit leidt tot een budgettaire derving van € 30 miljoen waarvoor op dit moment geen dekking is. Welke alternatieve dekking acht de regering in dit kader mogelijk, bijvoorbeeld door middel van een verlaging van de drempel van € 1 miljoen? Wordt deze drempel jaarlijks geïndexeerd?

Met betrekking tot de uitbreiding van operationele activiteiten vragen de leden van de VVD-fractie de regering nader toe te lichten waarom is gekozen voor de term «operationele activiteiten» en bijvoorbeeld niet voor de term «ondernemingsactiviteiten» waarmee mogelijk beter wordt aangesloten bij zowel in de rechtspraak als in de literatuur reeds nader ingevulde begrippen. Kan de regering eveneens nader toelichten waarom de 12-maandsperiode in de uitbreidingstoets als voldoende wordt geacht?

De leden van de VVD-fractie vragen of de voorgestelde regeling niet tot overkill kan leiden. Stel een belastingplichtige drijft een onderneming die geheel is gefinancierd met schuld waarop de rente onder de bestaande wetgeving aftrekbaar is: het eigen vermogen bedraagt nihil en de belastingplichtige houdt geen deelnemingen. De kostprijs van de desbetreffende activa is 500. Vervolgens verkrijgt deze belastingplichtige door een kapitaalstorting de aandelen in een groepsvennootschap met een waarde van 200, het eigen vermogen van belastingplichtige wordt dan ook 200. Enige tijd later daalt als gevolg van de economische crisis de waarde van de gehele onderneming tot 300. De activa worden afgewaardeerd tot dit bedrag hetgeen leidt tot een daling van het eigen vermogen tot nihil. Op grond van de voorgestelde wettekst heeft de afwaardering van activa tot gevolg dat de deelnemingsschuld als bedoeld in artikel 13, derde lid, van de Wet Vpb toeneemt van nihil tot 200, zodat de rente over de schuld tot dit bedrag niet aftrekbaar is. De schuld is echter niet aangegaan voor de deelneming maar voor de overige ondernemingsactiviteiten. Kan de regering bevestigen dat toepassing van het voorgestelde artikel 13l hiertoe inderdaad leidt en, zo ja, wordt dit wenselijk geacht in het huidige economische klimaat?

De leden van de VVD-fractie vragen de regering nader toe te lichten wat de reden is dat 13l ook voor overname van derden aanvullende voorwaarden stelt, inclusief de vraag of er ergens in de target groep beleggingen aanwezig zijn, en dat aanzuivering van verliezen niet als zakelijke uitbreiding wordt aangemerkt. Klopt het dat bij artikel 13l een vermindering van het fiscale vermogen optreedt als een binnenlandse deelneming na aanschaf in de fiscale eenheid wordt opgenomen (het zogeheten «goodwill-gat)? Acht de regering dit wenselijk?De leden van de VVD-fractie willen weten waarom geen overgangstermijn is opgenomen. Het nu ontbreken hiervan kan in het bijzonder negatief uitwerken voor langdurig aangegane externe financieringsverplichtingen. Is de regering bereid hier alsnog een voorziening voor op te nemen? Kan de regering aangeven wat de mogelijkheden zijn voor het opnemen van een regeling op grond waarvan de belastingplichtige die vooraf zekerheid wil hebben over het bedrag van de verkrijgingsprijs van een deelneming, dat buiten aanmerking blijft op grond van het vijfde lid, een verzoek kan indienen bij de inspecteur die daarop bij voor bezwaar vatbare beschikking wordt beslist.

De leden van de PvdA-fractie hebben vragen bij de beperking van de aftrek deelnemingsrente, het dichten van het Bosalgat. De motie Bashir/Van Vliet1 had als doel de rente op een schuld die samenhangt met een buitenlandse deelneming niet langer aftrekbaar te maken. De uitvoering van de regering is niet in lijn met deze gedachte. Met de voorgestelde aanpassing zijn deelnemingen in het buitenland nog steeds aftrekbaar, zolang ze niet de drempelwaarde van € 1 miljoen overschrijden. Waarom worden met schuld gefinancierde deelnemingen in het buitenland door de Nederlandse staat gesubsideerd? Wat is de reden een drempel van € 1 miljoen aan te houden, dit lijkt willekeurig?

Met een drempel van € 1 miljoen levert de maatregel € 150 mln. structureel op. Wat zou de budgettaire opbrengst zijn indien de drempel wordt verlaagd naar € 0,5 miljoen, zo vragen de leden van de PvdA-fractie. In het openbare stuk Opties Budgettaire Consolidatie die een overzicht van opties voor het Catshuisoverleg geeft, wordt gesteld dat een generieke aanpak € 700 mln. zou kunnen opleveren. Wat houdt deze generieke aanpak precies in? Wat zijn de dubbelingen met bestaande wetgeving? Waarom kiest de regering er niet voor de deelnemingsrente generiek te beperken? De regering schrijft over het tegengaan van onbedoeld gebruik, waar in Catshuisstuk werd gesproken over oneigenlijk gebruik. Wat zijn de budgettaire consequenties van het tegengaan van respectievelijk onbedoeld gebruik en oneigenlijk gebruik?

De Raad van State is van mening dat de aftrek van de deelnemingsrente in een apart wetsvoorstel moet worden opgenomen, aangezien het complexe wetgeving betreft. De leden van de fractie van de PvdA ondersteunen deze visie. Deze leden vragen de regering de aanpassing van de aftrek in een apart wetsvoorstel op te nemen en deze naar de Kamer te sturen op het moment dat het wetsvoorstel met voorstellen omtrent aanpassing van regels rondom hypotheekrenteaftrek en de afschaffing van de onbelaste reiskostenvergoeding naar de Kamer worden gezonden. Tevens de vraag van de leden van de PvdA-fractie in dit voorstel de afschaffing van de thincapregeling op te nemen en te onderbouwen met argumenten die verdergaan dan een verwijzing naar de budgettaire ruimte, zoals de Raad van State ook aangeeft.

De leden van de PvdA-fractie vragen of de regering kan reageren op het alternatief voor de beperking van de renteaftrek op vreemd vermogen zoals dat is aangedragen door de NOB. Kan de regering daarbij tevens ingaan op de vraag waarom in dit wetsvoorstel bestaande gevallen ook onder aftrekbeperking vallen, terwijl in eerdere wetgeving ten aanzien van de vennootschapsbelasting juist het belang werd benadrukt dat wetgeving met terugwerkende kracht fnuikend is voor het vestigingsklimaat?

De bedoeling van het repareren van het Bosal-gat was om evident misbruik aan te pakken, zo stellen de leden van de CDA-fractie vast. Kan de regering aangeven in welke mate het huidige wetsvoorstel meer doet dan alleen misbruik en onbedoeld gebruik aanpakken? In hoeverre is het de bedoeling van de regering om ook in de financieringswijze van bedrijven te willen ingrijpen? In dat kader vragen de leden van de CDA-fractie waarom, in tegenstelling tot de overnameholdingmaatregel in het Belastingplan 2012, het wetsvoorstel geen eerbiedigende werking kent. Waarom acht de regering materieel terugwerkende kracht in deze situatie gerechtvaardigd? Kan de regering tevens nader toelichten waarom in artikel 13l Wet Vpb geen rekening wordt gehouden met het goodwill-gat?

Hoe kijkt de regering aan tegen de vraag van de Raad van State of een meer gelijke behandeling van eigen en vreemd vermogen niet de enige structurele oplossing voor het probleem met deelnemingsrente is, zo vragen de leden van de CDA-fractie.

En hoe beoordeelt de regering in dat licht de stelling van onder andere de redactie van de Vakstudie-Nieuws en J.W. Bellinghout dat er geen Bosal-gat is omdat dit een bewuste keuze is geweest van de toenmalige wetgever en dat als er een Bosal-gat is, dit niet komt door het arrest maar door de wetgeving uit 2004?

Wat zijn de gevolgen van de aftrekbeperking voor groepsfinancieringsmaatschappijen die in Nederland gevestigd zijn en die een totaalbedrag aan vreemd vermogen aantrekken en dit geld onder dezelfde voorwaarden en met dezelfde rente doorgeven aan de verschillende dochtermaatschappijen van de groep? Om welke redenen heeft de regering besloten om geen saldering toe te staan in dit geval?

De leden van de CDA-fractie zijn van mening dat er twee belangrijke aspecten zijn bij het aanpassen van de aftrek deelnemingsrente. Allereerst is het voor de leden van de CDA-fractie van groot belang dat het tegengaan van misbruik met de aftrek van rente zo efficiënt mogelijk wordt tegengegaan. Momenteel zijn er in de vennootschapsbelasting al vijf verschillende anti-misbruikbepalingen die allemaal weer eigen voorwaarden en gevolgen kennen. Met het nieuwe artikel 13l komt er opnieuw een anti-misbruikbepaling bij zonder dat er een andere bepaling verdwijnt. Is de regering van mening dat er geen efficiëntere manier is om misbruik van renteaftrek tegen te gaan? Waarom heeft de regering er niet voor gekozen om anti-misbruikbepalingen samen te voegen tot een overzichtelijke bepaling? Wat vindt de regering van de suggestie van de redactie van de Vakstudie-Nieuws om de franchise te verlagen om zo de afschaffing van artikel 10d te bekostigen? Zo hoeft er geen wetgeving te komen om de samenloop van de twee artikelen te regelen en heeft het bedrijfsleven zekerheid. Kan de regering ook antwoord geven op de vraag van deze redactie waarom er geen aandacht is voor de samenloop tussen artikel 10d en artikel 13l? En om welke reden heeft de regering besloten om de aftrekbeperking voor houdsterverliezen, ook een reparatie van het Bosal-gat, in stand te laten na de introductie van artikel 13l? Ten tweede is het noodzakelijk dat er rust komt op het gebied van de aftrek van de kosten van vreemd vermogen binnen de vennootschapsbelasting. Buitenlandse bedrijven die in Nederland willen investeren worden bijna jaarlijks geconfronteerd met nieuwe beperkende maatregelen. Dit heeft een zeer negatieve invloed op het vestigingsklimaat van Nederland. Kan de regering aangeven of het Nederlandse systeem van renteaftrek nu definitief vaststaat en er rust komt op dit gebied?

De leden van de CDA-fractie constateren dat bij de vormgeving van de nieuwe aftrekbeperking de regering zich sterk lijkt te hebben laten inspireren door box 3, alleen voorlopig werkt artikel 13l nog met twee peildata. Een verwerving van een deelneming aan het eind van het jaar pakt zeer ongunstig uit voor de onderneming, terwijl een verwerving aan het begin van het jaar relatief gunstig uitpakt voor de aftrek van rente. Hoe verhoudt de vormgeving van het voorgestelde artikel 13l zich met de eenvoudigere regeling uit het Consultatiedocument?

Doordat de maximaal in aftrek te brengen rente gekoppeld is aan het eigen vermogen heeft een onderneming in voorspoedige economische tijden een hogere maximale renteaftrek dan voor dezelfde deelneming in crisistijd, waarbij het eigen vermogen door conjuncturele verliezen wordt aangetast. Heeft de regering rekening gehouden met dit gevolg? Acht de regering dit gevolg rechtvaardig? Hoe beoordeelt de regering het gevolg dat een onderneming bij het aangaan van de financiering voor de aankoop van de deelneming geen zekerheid heeft over de aftrekbaarheid van de rente, omdat deze mede afhankelijk is van de hoogte van de latere winst?

De omvang van de deelnemingsschuld hangt af van de verkrijgingsprijs. De leden van de CDA-fractie vragen of de regering nader kan toelichten waarom gekozen is voor het begrip «verkrijgingsprijs» en niet voor het in de vennootschapsbelasting gebruikelijke begrip «opgeofferd bedrag», al dan niet zoals bedoeld in de aanhef van artikel 13d, tweede lid?

De leden van de CDA-fractie vragen een reactie op de volgende vijf suggesties van de redactie van de Vakstudie-Nieuws ter vereenvoudiging van de regeling van artikel 13l:

  • 1. Op een punt kan de bepaling vrij makkelijk worden vereenvoudigd, namelijk door in de eerste volzin vóór de komma de woorden «de verkrijgingsprijs van de deelnemingen» te vervangen door «de boekwaarde van de deelnemingen». Daarmee kan namelijk het voorgestelde lid 4, dat weer voorziet in correcties van de boekwaarde van het eigen vermogen, worden geschrapt (zie ook onze aantekening onder lid 4 hierna). Bovendien kan dan in een aantal gevallen de bepaling van de verkrijgingsprijs achterwege blijven, omdat dit dan toch niet meer relevant is. Dit scheelt lange zoektochten in een grijs verleden naar de ooit voor de deelneming betaalde historische verkrijgingsprijs.

  • 2. Wij zouden ervoor willen pleiten om schulden waarop art. 10a Wet VPB 1969 van toepassing is voor doeleinden van het nieuwe art. 13l Wet VPB 1969 als eigen vermogen aan te merken. Daarmee wordt recht gedaan aan het karakter van art. 10a Wet VPB 1969, namelijk het fiscaal niet volgen van het omzetten van eigen vermogen in schuld. Bovendien wordt de toepassing van art. 13l Wet VPB 1969 naar onze mening aanzienlijk vereenvoudigd. … Wij staan dezelfde oplossing voor als bij de samenloop met art. 10a Wet VPB 1969, namelijk aanmerken van de art. 10b-schuld als eigen vermogen voor de toepassing van het voorgestelde art. 13l Wet VPB 1969. Nog eenvoudiger zou zijn om art. 10b Wet VPB 1969 te schrappen.

  • 3. Verder zou de praktische toepassing aanzienlijk kunnen worden vereenvoudigd als niet op elk beleggingsslakje zout hoefde te worden gelegd en het doorrekenen en uitsplitsen achterwege mocht blijven, indien de bezittingen hoofdzakelijk (70% of meer) (of zo men strenger wil zijn: uitsluitend of nagenoeg uitsluitend, dat wil zeggen 90% of meer) bestaan uit andere bezittingen dan vrije beleggingen. Vergelijk in dit verband de zogenoemde rotte-appelbenadering van art. 13 lid 11 onderdeel b Wet VPB 1969.

  • 4. De noodzaak tot handhaving van artikel 10a Wet VPB 1969 op het onderhavige punt zou zich bijvoorbeeld niet voordoen als bij artikel 13l Wet VPB 1969 was gekozen voor een toerekening van de lening aan de deelneming (zoals tot 2004 bij artikel 13 lid 1 (oud) Wet VPB 1969 deed) in plaats van een toerekening van het vermogen (met inachtneming vanzelfsprekend van de kwalificatie aan de hand van het begrip uitbreidingsinvestering).

  • 5. De enige bepaling die zich wel echt tegen het door de staatssecretaris geconstateerde misbruik richt, is art. 10a Wet VPB 1969. Deze bepaling biedt echter nog steeds veel ruimte, bijvoorbeeld doordat samenwerkende groepen van aandeelhouders niet goed geëcarteerd worden. Bij de totstandkoming van art. 15ad Wet VPB 1969 hebben wij daarop al gewezen en gepleit voor aanpassing van art. 10a Wet VPB 1969 in plaats van invoering van nog weer een extra renteaftrekbeperking in art. 15ad Wet VPB 1969. Dat pleidooi zouden wij hier nogmaals willen herhalen. Nu is het enerzijds zo dat als men er in slaagt buiten de grenzen van art. 10a Wet VPB 1969 te blijven, het binnen de grenzen van de maxima gesteld in art. 15ad Wet VPB 1969 mogelijk is te arbitreren met groepsschuld. Anderzijds kunnen volstrekt reële derdenleningen buiten aftrek blijven, hetgeen een rem kan zetten op overnames en daarmee economisch verstorend werkt.

De leden van de SP-fractie zijn verheugd over het feit dat de aftrek van de deelnemingsrente wordt ingeperkt. Waarom wordt de aangenomen motie Bashir/Van Vliet1 niet in zijn geheel uitgevoerd? Hoeveel zou het opleveren wanneer het Bosal-gat in zijn geheel zou worden gedicht? Waarom is er gekozen voor een drempel van € 1 000 000? Waarom is de drempel niet hoger of juist lager gekozen? Waarom wordt met deze maatregel slechts een opbrengst van € 150 miljoen beoogd? Zijn er mogelijkheden deze opbrengst te vergroten? Zo nee, waarom niet? Zo ja, waarom wordt daar niet voor gekozen? Is de regering bereid het voorstel van dr. J. Vleggeert in het weekblad Fiscaal Recht, waarin een andere suggestie wordt gedaan voor aftrekbeperking, te onderzoeken? Zo nee, waarom niet? Deelt de regering de mening dat Nederland een gunstig vestigingsklimaat heeft, zo vragen de leden van de SP-fractie. Zo nee, waarom niet? Zou het vestigingsklimaat dramatisch verslechteren wanneer de renteaftrek verder wordt beperkt dan in het onderhavige wetsvoorstel? Zo ja, kan de regering dat toelichten en onderbouwen?

Waarom is de aftrekbeperking slechts van toepassing voor zover de bovenmatige deelnemingsrente hoger is dan € 1 000 000, zo vragen de leden van de SP-fractie. Wat is de achterliggende gedachte bij het invoeren van een drempel bij dit bedrag? Wat zouden de budgettaire en niet-budgettaire gevolgen zijn van het verlagen van deze drempel tot € 500 000. De leden van de ChristenUnie-fractie vragen tevens naar de gevolgen van een dergelijke verlaging.

De leden van de fractie van D66 hebben met interesse kennisgenomen van de voorstellen omtrent de aanpassing van de aftrek deelnemingsrente. Deze leden hebben enkele vragen ter verduidelijking.

Het «Topteam Hoofdkantoren» heeft in een advies van 17 juni 2011 aangegeven dat de huidige wet op de vennootschapsbelasting voldoende ruimte biedt om «onzakelijke constructies» te bestrijden. Bovendien wordt in deze brief opgemerkt dat er geen aanwijzingen zijn dat deze instrumenten structureel tekortschieten. Waarom is er niet voor gekozen om, in lijn met het advies van het Topteam Hoofdkantoren, de huidige wetgeving scherper te handhaven? Waarom heeft de regering gekozen voor nieuwe, aanvullende wetgeving? Kan de regering hier een toelichting geven?

De leden van de fractie van D66 hebben aan de hand van twee voorbeelden vragen over de gevolgen van het voorstel voor het vestigingsklimaat.

Voorbeeld 1: Een buitenlandse multinational overweegt het hoofdkantoor van een van haar divisies in Nederland te vestigen en draagt in dat kader een groot aantal deelnemingen over aan een nieuw opgerichte Nederlandse vennootschap die de verwerving van deze deelnemingen deels middels een schuld financiert. De verworven deelnemingen kwalificeren niet als uitbreidingsinvestering omdat zij al langer dan twaalf maanden door de buitenlandse multinational worden gehouden. De rente over de schuld van de Nederlandse vennootschap is als gevolg niet aftrekbaar op grond van artikel 13l Wet Vpb terwijl de over deze schuld betaalde rente bij de buitenlandse multinational wel wordt belast. Kan de regering toelichten welke ruimte er is voor tegemoetkoming in dergelijke gevallen?

Voorbeeld 2: Twee multinationals willen de activiteiten van twee van hun divisies in een 50/50 joint venture onderbrengen. De joint venture overweegt om haar hoofdkantoor in Nederland te vestigen. De twee multinationals richten daartoe een gezamenlijke Nederlandse vennootschap op en dragen een groot aantal deelnemingen aan deze vennootschap over die de verwerving van deze deelnemingen deels middels een schuld financiert. De verworven deelnemingen kwalificeren niet als uitbreidingsinvestering omdat zij al langer dan twaalf maanden door de multinationals worden gehouden. De rente over de schuld van de Nederlandse vennootschap is niet aftrekbaar op grond van artikel 13l Wet Vpb. Kan de regering toelichten welke ruimte er is voor tegemoetkoming in dergelijke gevallen?

In het kader van artikel 13l hoeft bij de berekening van de deelnemingsschuld geen rekening gehouden te worden met de verkrijgingsprijs van een deelneming welke verband houdt met de uitbreiding van de operationele activiteiten op dat moment dan wel in de daaraan voorafgaande of daarop volgende periode van twaalf maanden. De leden van de fractie van D66 begrijpen dat deze bepaling geen eerbiedigende werking kent waardoor belastingplichtigen soms jaren terugmoeten om vast te stellen of een verkregen deelneming verband hield met de uitbreiding van de operationele activiteiten. Deze leden vragen in hoeverre er op dit punt eerbiedigende werking aan deze bepaling gegeven kan worden en wat daar de consequenties van zijn. Bijvoorbeeld door een verwerving of uitbreiding van een deelneming van voor de inwerkingtreding van artikel 13l bij fictie als een uitbreiding van de operationele activiteiten aan te merken.

De leden van de fractie van D66 begrijpen dat de bepaling in artikel 13l, zesde lid, onderdeel a, ziet op gevallen waarin in feite de rente twee keer wordt afgetrokken. Eén keer door de belastingplichtige en één keer door een met de belastingplichtige verbonden lichaam. Is deze bepaling ook van toepassing op situaties waarin de rente door dezelfde belastingplichtige tweemaal kan worden afgetrokken, dus zonder dat er sprake is van een belastingplichtige die in het buitenland als transparant wordt behandeld en in Nederland niet? Hoe werkt voorbeeld 9 uit de memorie van toelichting uit, indien C niet een coöperatie is, maar bijvoorbeeld een vaste inrichting van M in Nederland?

Kan de regering in het kader van artikel 13l, zesde lid, letter b, ingaan op de term «per saldo»? Waarom moet in dat kader ook worden gekeken naar het lichaam dat de vergoeding in aftrek brengt?

In voorbeeld 10 uit de memorie van toelichting wordt gesteld dat de over de hybride lening door A BV ontvangen rente aan een naar Nederlandse maatstaven redelijke belastingheffing moet zijn onderworpen. De door A BV over de hybride lening ontvangen rente valt volgens de Nederlandse jurisprudentie onder de deelnemingsvrijstelling. Is dat dan niet de naar Nederlandse maatstaven redelijke belastingheffing?

De leden van de fractie van D66 vragen wat in artikel 13l, zesde lid, onderdeel c, dient te worden verstaan onder «aansturende functie». In hoeverre is artikel 13l, zesde lid, onderdeel c, ook van toepassing op een externe verwerving?

Wordt de verkrijgingsprijs en de kwalificatie van een deelneming als uitbreidingsinvestering bij een voor bezwaar vatbare beschikking worden vastgesteld, zo vragen de leden van de fractie van D66.

De leden van de ChristenUnie-fractie vragen hoe de drempel van € 1 000 000 bepaald is. Om hoeveel ondernemingen gaat het indien deze grens wordt gehanteerd? Wat zou de opbrengst van de maatregel zijn in het geval er een drempel van bijvoorbeeld € 750 000 wordt gehanteerd?

Verlaagd btw-tarief podiumkunsten en kunstvoorwerpen

De leden van de fractie van het CDA hebben twijfels over de effectiviteit van de voorgestelde overgangsregeling. Deze leden zijn verheugd dat de regering gezorgd heeft voor overgangsrecht, maar dit overgangsrecht geldt slechts vanaf 25 mei 2012. Kan de regering bevestigen dat het mogelijk is voor mensen die voor 25 mei 2012 een kaartje gekocht hebben met 19% btw om het kaartje terug te brengen en opnieuw af te rekenen tegen 6% btw? Deelt de regering de mening van de leden van de fractie van het CDA dat dit omslachtig is en dat het ook mogelijk zou moeten zijn dat deze personen direct 13% btw terug kunnen krijgen?

De leden van de SP-fractie zijn verheugd over het feit dat podiumkunsten en kunstvoorwerpen weer onder het verlaagde btw-tarief gaan vallen. Voor welke kunsten geldt dat ze onder het algemene btw-tarief blijven vallen? Wordt dit voor alle kunsten teruggedraaid? Kan de regering aangeven wat het nut is geweest van het verhogen van het btw-tarief voor deze kunsten? Zijn hier extra inkomsten voor de Staat mee gegenereerd? Zo ja, hoeveel? Wat is het effect geweest van de btw-verhoging op de sector zelf? Is de sector inkomsten misgelopen door de btw-verhoging? Kan de regering aangeven om hoeveel inkomsten het gaat? Kijkt de regering met tevredenheid terug op de afgelopen jaren, waarin eerst de btw op kunstvoorwerpen en podiumkunsten werd verhoogd naar 19%, en nu weer wordt verlaagd? Is dit de betrouwbare overheid die de regering voor ogen heeft?

De leden van de fractie van D66 zijn zeer verheugd dat de verhoging van het btw-tarief op podiumkunsten en kunstvoorwerpen wordt teruggedraaid. Kunstvoorwerpen zijn vaak gebruikte voorwerpen die zonder btw worden gekocht. De margeregeling wordt dan toegepast. Geldt voor deze regeling ook het verlaagde btw-tarief?

De leden van de ChristenUnie-fractie vragen hoe de lagere opbrengsten als gevolg van de btw-verlaging verdeeld zijn tussen de sectoren podiumkunsten en kunstvoorwerpen.

Aanpassing btw-vrijstelling medische diensten

De vrijstelling in de btw voor het verlenen van medische diensten wordt teruggebracht tot de medische diensten van BIG-opgeleiden die behoren tot de uitoefening van dat BIG-beroep, zo lezen de leden van de PVV-fractie. Dit heeft tot gevolg dat bepaalde diensten niet langer onder de vrijstelling vallen. Dit betreft bijvoorbeeld CAM-artsen, fysiotherapeuten die complementaire diensten verrichten zoals acupunctuur of osteopathie, pedagogen en chiropractoren. Voorts vallen na deze wijziging alleen nog gezondheidszorgpsychologen onder de vrijstelling.

De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van het voornemen om de btw-vrijstelling voor gezondheidskundige verzorging van de mens door zorgverleners met de vereiste beroepskwalificaties te beperken tot die gezondheidskundige diensten die worden uitgevoerd door een BIG-beroepsbeoefenaar en ook behoren tot de uitoefening van dat BIG-beroep. Voor complementair werkende artsen betekent dit een fiscaal onderscheid tussen reguliere en alternatieve behandelingen. Deelt de regering de mening van de leden van de D66-fractie dat dit onderscheid verder dient te worden doorgevoerd en dat zorgverzekeraars alternatieve geneeswijzen duidelijk in apart modules zouden moeten aanbieden ten einde verwarrende signalen aan verzekerden te voorkomen?

De leden van de ChristenUnie-fractie vragen welk type psychologen precies wel en niet onder de btw-vrijstelling gaan vallen.

Niet afschaffen belasting op alcoholvrije dranken

In het Belastingplan 2012 was geregeld dat deze belasting zou verdwijnen. Thans wordt voorgesteld de belasting in ieder geval in 2013 te laten bestaan. De afschaffing in het Belastingplan 2012 werd gemotiveerd met een beroep op de eenvoud (terugbrengen van het aantal kleine belastingen), de lastige controles en de (afbakenings)discussies in de uitvoering die deze belasting met zich meebrengt. De leden van de PVV-fractie betreuren het dat deze belasting in stand blijft. Blijkbaar heeft Kunduz meer problemen met frisdrank dan met drugsgebruik.

Aanpassing alcoholaccijns

Met betrekking tot de voorstellen voor verhoging van de accijnstarieven willen de leden van de VVD-fractie weten hoe het zit met de grenseffecten, ook in het licht van de opmerkingen die zijn gemaakt door de Raad van State. Kan de regering een kwantitatieve inschatting kunnen maken van deze effecten? Zou de geraamde opbrengst door deze grenseffecten kunnen tegenvallen en, zo ja, wat is dan het gevolg voor de opbrengst? Is hierover met de branche contact? Wat betreft de accijnzen willen de leden van de VVD-fractie ook graag weten in hoeverre illegale handel de opbrengst beïnvloedt, ook in het licht van het op 5 juni 2012 gepubliceerde rapport over dit onderwerp van de Algemene Rekenkamer3.

De leden van de PvdA-fractie lezen dat de regering stelt dat de accijnsverhoging op gedistilleerd relatief bescheiden is vergeleken met bier en tabak. Echter, ervan uitgaande dat een liter gedistilleerd ongeveer evenveel alcohol bevat als vier flessen wijn en dat een fles wijn 8 cent duurder wordt en een fles gedistilleerd 32 cent, dan moet toch de conclusie worden getrokken dat er sprake is van een gelijke verhoging van de accijns?

De voorgenomen verhoging zal naar verwachting leiden tot enige toename van aankopen over de grens. De leden van de PVV-fractie hopen dat onze Zuider- en Oosterburen op de hoogte worden gebracht van de komende invasie. Thans scheelt het niet een slok op een borrel maar een halve fles. Heinz en Albert zijn er blij. Graag een reactie van de regering op dit punt.

De leden van de CDA-fractie vragen of de regering een overzicht kan geven van het effect van de accijnsverhoging op de volgende producten:

  • een fles wijs (0,7 liter, 12% alc);

  • een fles champagne (0,7 liter, 12% alc);

  • een kratje bier (5%, 24 flesjes);

  • een fles frisdrank (1,5 liter).

Kan de regering een nadere toelichting geven op de gevolgen van het verhogen van de alcohol- en tabaksaccijns in grensregio’s? Kan de regering hierbij tevens ingaan op het oordeel van de Algemene Rekenkamer en de Raad van State? Welke maatregelen zet de regering in om illegale inkoop van alcohol en tabak in het buitenland te voorkomen? Is de regering bereid deze maatregel bij het Belastingplan 2015 te evalueren en dan ook aan te geven of de meeropbrengst gehaald is?

Het wetsvoorstel voorziet niet alleen in het verhogen van de alcoholaccijnzen, maar ook in het afschaffen van de bubbeltjesbelasting op champagne. De leden van de CDA-fractie vragen of de regering kan aangeven wat de te verwachten gevolgen zijn van deze maatregel voor de gemiddelde prijs van een fles champagne. Is het de bedoeling van de regering om in economisch moeilijke tijden de prijs van champagne fors te verlagen? Wat kost deze verlaging de schatkist? Waarom is er niet voor gekozen om de bubbeltjesbelasting af te schaffen door de accijnzen voor wijn en bier op termijn te laten toegroeien naar de hoogte van de champagneaccijns?

Deelt de regering de mening dat het huidige verschil in accijns tussen bier en wijn net zo onrechtvaardig is als het verschil in accijns tussen wijn en champagne? De leden van de CDA-fractie vragen hoe de regering aankijkt tegen een accijnssysteem waarbij de te betalen accijns alleen afhankelijk is van het alcoholpercentage en niet van de soort alcoholische drank. Ziet de regering, gezien de behoorlijke grenseffecten die zich voordoen bij de alcoholaccijns, mogelijkheden om het systeem van de alcoholaccijns op Europees niveau (Richtlijn betreffende de harmonisatie van de structuur van de accijnzen) op deze wijze te moderniseren?

De leden van de ChristenUnie-fractie vragen welke accijnzen precies gaan gelden voor mousserende wijnen (met minder of meer dan 8,5% alcohol).

Aanpassing tabaksaccijns

Wat betreft de tabaksbranche, vragen de leden van de VVD-fractie aandacht voor het feit dat de detailhandel de btw moet voorfinancieren, anders dan in een aantal andere EU-landen. Ontstaat er door de combinatie van de voorgestelde accijnsverhoging en de btw-verhoging, die moet worden voorgefinancierd, niet een onnodig extra hoge druk op deze branche? Is de regering bereid hierin verandering aan te brengen?

De leden van de PvdA-fractie vragen de regering te reageren op de uitspraken vanuit de tabaksbranche dat de opbrengsten van de hogere tabaksaccijns schromelijk worden overschat. Zijn de ramingen bij eerdere verhogingen van de tabaksaccijns inderdaad nooit uitgekomen, zoals de branche stelt? Op welke veronderstellingen ten aanzien van weglek naar het buitenland en gedragseffecten is de raming gebaseerd?

Het specifieke deel van de tabaksaccijns wordt verhoogd en het ad valoremdeel wordt verlaagd. Het verschil in accijns op rooktabak en sigaretten wordt verkleind door de accijns op rooktabak meer te verhogen dan de accijns op een pakje sigaretten. De leden van de PVV-fractie constateren dat voor de housegangers van Kuduz dit geen probleem zal zijn, dat gaat toch tegen 6% en de wietpas doet de rest, 0% btw, dankzij Europa. De leden van de PVV-fractie hopen dat onze Zuider- en Oosterburen op de hoogte worden gebracht van de komende invasie. Heinz en Albert zijn er blij. Het Kunduz-reisbureau doet zo nog wat aan het EU-toerisme.

Overig

De leden van de SP-fractie vragen de regering aan te geven wat de ratio is achter het niet belasten van roerende zaken voor eigen gebruik. Waarom worden auto’s en boten niet op dezelfde wijze belast? Wat is het totaal vermogen aan boten in privé-eigendom? Hoe worden boten in de ons omringende landen belast? Waarom worden boten niet belast met de vermogensrendementsheffing? Hoeveel zou het budgettair opleveren wanneer boten wel worden belast? Waarom wordt er geen vaarbelasting op boten geheven? Vallen natuurterreinen nog steeds niet onder box 3 wanneer deze worden gebruikt voor commerciële doeleinden? Zo nee, waarom niet?

De voorzitter van de vaste commissie voor Financiën, Aptroot

De adjunct-griffier van de commissie, Giezen