Gepubliceerd: 29 mei 2012
Indiener(s): Paul de Krom (staatssecretaris sociale zaken en werkgelegenheid) (VVD)
Onderwerpen: organisatie en beleid sociale zekerheid
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-33277-2.html
ID: 33277-2

Nr. 2 VOORSTEL VAN WET

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz

Allen die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is de definities van gezin en middelen te herzien met het oog op het recht op bijstand van gehuwden met meerderjarige inwonende kinderen en alleenstaande of alleenstaande ouder met meerderjarige inwonende kinderen;

Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I. WIJZIGING VAN DE WET WERK EN BIJSTAND

De Wet werk en bijstand wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 4 komt te luiden:

Artikel 4 Alleenstaande, alleenstaande ouder en gezin

  • 1. In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

    a. alleenstaande:

    de ongehuwde die geen tot zijn last komende kinderen heeft en geen gezamenlijke huishouding voert met een ander, tenzij het betreft een bloedverwant in de eerste graad of een bloedverwant in de tweede graad indien er bij één van de bloedverwanten in de tweede graad sprake is van zorgbehoefte;

    b. alleenstaande ouder:

    de ongehuwde die de volledige zorg heeft voor een of meer tot zijn last komende kinderen en geen gezamenlijke huishouding voert met een ander, tenzij het betreft een bloedverwant in de eerste graad of een bloedverwant in de tweede graad indien er bij één van de bloedverwanten in de tweede graad sprake is van zorgbehoefte;

    c. gezin:
    • 1°. de gehuwden tezamen;

    • 2°. de gehuwden met de tot hun last komende kinderen;

    • 3°. de alleenstaande ouder met de tot zijn last komende kinderen;

    d. kind:

    het in Nederland woonachtige eigen kind of stiefkind of, voor de toepassing van de artikelen 9, 9a, 25, eerste lid, 26 en 30, tweede lid, het in Nederland woonachtige pleegkind;

    e. ten laste komend kind:

    het kind jonger dan 18 jaar voor wie aan de alleenstaande ouder of de gehuwde op grond van artikel 18 van de Algemene Kinderbijslagwet kinderbijslag wordt betaald, zal worden betaald of zou worden betaald indien artikel 7, tweede lid, van die wet niet van toepassing zou zijn.

  • 2. Onder bloedverwant in de eerste graad als bedoeld in het eerste lid, onderdelen a en b, wordt mede verstaan een meerderjarig stiefkind of een meerderjarig voormalig pleegkind van de ongehuwde.

B

In artikel 5, onderdeel e, wordt «de alleenstaande, de alleenstaande ouder met zijn ten laste komende kinderen of het gezin» vervangen door: de belanghebbende of het gezin.

C

In artikel 7, derde lid, onderdeel b, vervalt: onderdelen a of b,.

D

Artikel 9 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het derde lid komt te luiden:

  • 3. Indien bijstand wordt verleend aan gehuwden gelden de verplichtingen, bedoeld in het eerste lid, voor ieder van hen.

2. Het vijfde lid komt te luiden:

  • 5. De verplichtingen, bedoeld in het eerste lid, onderdelen a en b, zijn niet van toepassing op de persoon die blijkens een indicatiebeschikking of herindicatiebeschikking tot de doelgroep behoort van de Wet sociale werkvoorziening.

3. Het zesde lid vervalt.

E

Artikel 11, vierde lid, komt te luiden:

  • 4. Het recht op bijstand komt de echtgenoten gezamenlijk toe, tenzij een van de echtgenoten geen recht op bijstand heeft.

F

Artikel 13, tweede lid, onderdeel b, komt te luiden:

G

In artikel 18, vierde lid, vervalt: en de ten laste komende kinderen van de alleenstaande ouder.

H

In artikel 19, eerste lid, aanhef, wordt «hebben de alleenstaande, alleenstaande ouder met zijn ten laste komende kinderen of het gezin» vervangen door: heeft de alleenstaande of het gezin.

I

De artikelen 20 tot en met 24 komen te luiden:

Artikel 20 Jongerennormen

  • 1. Voor belanghebbenden jonger dan 21 jaar zonder ten laste komende kinderen is de norm per kalendermaand, indien het betreft:

    • a. een alleenstaande van 18, 19 of 20 jaar: € 230,91;

    • b. gehuwden waarvan beide echtgenoten 18, 19 of 20 jaar zijn: € 461,82;

    • c. gehuwden waarvan een echtgenoot 18, 19 of 20 jaar is en de andere echtgenoot 21 jaar of ouder: € 899,12.

  • 2. Voor belanghebbenden jonger dan 21 jaar met een of meer ten laste komende kinderen is de norm per kalendermaand, indien het betreft:

    • a. een alleenstaande ouder van 18, 19 of 20 jaar: € 498,19;

    • b. gehuwden waarvan beide echtgenoten 18, 19 of 20 jaar zijn: € 729,10;

    • c. gehuwden waarvan een echtgenoot 18, 19 of 20 jaar is en de andere echtgenoot 21 jaar of ouder: € 1 166,40.

Artikel 21 Normen 21–65 jaar

Voor belanghebbenden van 21 jaar of ouder doch jonger dan 65 jaar is de norm per kalendermaand, indien het betreft:

  • a. een alleenstaande: € 668,21;

  • b. een alleenstaande ouder: € 935,49;

  • c. gehuwden waarvan beide echtgenoten jonger zijn dan 65 jaar: € 1 336,42.

Artikel 22 Normen 65 jaar of ouder

Voor belanghebbenden van 65 jaar of ouder is de norm per kalendermaand, indien het betreft:

  • a. een alleenstaande: € 1 026,35;

  • b. een alleenstaande ouder: € 1 291,60;

  • c. gehuwden waarvan beide echtgenoten 65 jaar of ouder zijn: € 1 412,71;

  • d. gehuwden waarvan een echtgenoot 65 jaar of ouder is en de andere echtgenoot 21 jaar of ouder, doch jonger dan 65 jaar: € 1 412,71.

Artikel 23 Normen in inrichting

  • 1. Bij een verblijf in een inrichting is de norm per kalendermaand, indien het betreft:

    • a. een alleenstaande of een alleenstaande ouder: € 296,26;

    • b. gehuwden: € 460,79.

  • 2. Het bedrag van de norm, bedoeld in het eerste lid, wordt verhoogd met:

    • a. voor een alleenstaande of een alleenstaande ouder € 49,00;

    • b. voor gehuwden € 93,00.

  • 3. Indien een van de gehuwden in een inrichting verblijft, is de norm de som van de normen die voor ieder van hen als alleenstaande of alleenstaande ouder zouden gelden.

Artikel 24 Afwijking norm gehuwden

Indien een van de gehuwden geen recht op algemene bijstand heeft, is voor de rechthebbende echtgenoot de norm gelijk aan de norm die voor hem als alleenstaande of alleenstaande ouder zou gelden.

J

In artikel 25, eerste lid, wordt «de norm, bedoeld in artikel 20, eerste lid, onderdeel b, en tweede lid, onderdeel b» vervangen door: de norm, bedoeld in artikel 21, onderdelen a en b.

K

Artikel 26 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het opschrift wordt «Gezin» vervangen door: Gehuwden.

2. «de norm, bedoeld in artikel 21» wordt vervangen door: de norm, bedoeld in artikel 20, eerste lid, onderdelen b en c, en tweede lid, onderdelen b en c, en artikel 21, onderdeel c.

L

Artikel 31 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt «de alleenstaande, de alleenstaande ouder met zijn ten laste komende kinderen of het gezin» telkens vervangen door: de alleenstaande of het gezin.

2. Het tweede lid wordt als volgt gewijzigd:

a. In onderdeel h vervalt: waarbij voor 16- en 17-jarigen een maximum geldt van € 827,00 per maand,.

b. In onderdeel r vervalt: of alleenstaande ouder met een of meer meerderjarige kinderen.

c. Onder vervanging van de puntkomma aan het slot van onderdeel v door een punt, vervalt onderdeel w.

M

Artikel 32 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het derde en vierde lid komen te luiden:

  • 3. Indien een van de gehuwden geen recht op algemene bijstand heeft, wordt zijn inkomen slechts in aanmerking genomen voor zover het inkomen van de gehuwden tezamen, met inbegrip van de bijstand die zou worden verleend indien zijn inkomen niet in aanmerking wordt genomen, meer zou bedragen dan de bijstandsnorm voor gehuwden. Voor de vaststelling van het inkomen van de niet-rechthebbende echtgenoot is deze paragraaf van overeenkomstige toepassing.

  • 4. In afwijking van het derde lid wordt, indien de gehuwden gescheiden leven, doch niet duurzaam gescheiden, het inkomen van de niet-rechthebbende echtgenoot slechts in aanmerking genomen voor zover het de bijstandsnorm te boven gaat.

2. Het vijfde lid vervalt.

N

Artikel 33, vijfde lid, komt te luiden:

  • 5. Indien de alleenstaande, de alleenstaande ouder of een van de echtgenoten 65 jaar of ouder is, wordt voor de vaststelling van de hoogte van de algemene bijstand een in de vorm van een periodieke uitkering ontvangen particuliere oudedagsvoorziening buiten beschouwing gelaten tot een bedrag van:

    • a. voor een alleenstaande en een alleenstaande ouder: € 18,80 per kalendermaand;

    • b. voor de gehuwden tezamen: € 37,60 per kalendermaand.

O

Artikel 34 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid, onderdeel a, wordt «de alleenstaande, de alleenstaande ouder met zijn ten laste komende kinderen of het gezin» vervangen door: de alleenstaande of het gezin.

2. In het tweede lid, onderdeel a, wordt «de alleenstaande, de alleenstaande ouder met zijn ten laste komende kinderen of het gezin» vervangen door: persoon en gezin.

3. Het derde lid wordt als volgt gewijzigd:

a. In onderdeel b wordt «voor een alleenstaande ouder en zijn ten laste komende kinderen» vervangen door: voor een alleenstaande ouder.

b. In onderdeel c wordt «voor de gezinsleden tezamen» vervangen door: voor de gehuwden tezamen.

P

Artikel 35 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid, wordt «de alleenstaande, de alleenstaande ouder met zijn ten laste komende kinderen of het gezin» vervangen door: de alleenstaande of het gezin.

2. In het negende lid wordt «een alleenstaande, een alleenstaande ouder met zijn ten laste komende kinderen of een gezin» vervangen door: een alleenstaande of een gezin.

Q

In artikel 36, zesde lid, vervalt: , alleenstaande ouder met zijn ten laste komende kinderen.

R

Artikel 38 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid, onderdeel c, vervalt, onder vervanging van de puntkomma aan het slot van onderdeel b door een punt.

2. Het zesde lid vervalt.

S

Artikel 41 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het vierde en vijfde lid komen te luiden:

  • 4. Een aanvraag van algemene bijstand die alleen ziet op alleenstaanden en alleenstaande ouders jonger dan 27 jaar en gehuwden waarvan beide echtgenoten jonger dan 27 jaar zijn wordt niet eerder ingediend dan vier weken na de melding, bedoeld in artikel 44, en wordt niet eerder dan vier weken na die melding door het college in behandeling genomen.

  • 5. Indien tot de personen voor wie bijstand is aangevraagd een of meer personen jonger dan 27 jaar behoren, worden documenten verstrekt die het college kunnen helpen bij de beoordeling of die personen jonger dan 27 jaar nog mogelijkheden hebben binnen het uit ‘s Rijks kas bekostigde onderwijs.

2. In het zesde lid vervalt: , onderdelen a en b.

T

Artikel 43 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het tweede lid komt te luiden:

  • 2. De bijstand wordt door de echtgenoten gezamenlijk aangevraagd dan wel door een van hen met schriftelijke toestemming van de ander.

2. In het derde lid wordt «een of meer van de meerderjarige gezinsleden» vervangen door: een van de echtgenoten.

U

Artikel 44, vierde lid, komt te luiden:

  • 4. Bij een besluit tot toekenning van algemene bijstand voor zover dat ziet op personen van 18 jaar of ouder, doch jonger dan 27 jaar, wordt, in een bijlage, een plan van aanpak opgenomen als bedoeld in artikel 44a.

V

Artikel 45 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het derde lid, aanhef, wordt «de alleenstaande, de alleenstaande ouder met zijn ten laste komende kinderen of het gezin» vervangen door: de alleenstaande of het gezin.

2. Het vierde en het vijfde lid komen te luiden:

  • 4. De algemene bijstand wordt uitbetaald aan ieder van de rechthebbende echtgenoten voor de helft dan wel op hun gezamenlijk verzoek aan een van hen voor het geheel.

  • 5. Ingeval van overlijden van een van de echtgenoten, van de alleenstaande ouder, van het laatste ten laste komende kind van gehuwden waarvan de leeftijd van een echtgenoot of beide echtgenoten 18, 19 of 20 jaar is, of van het laatste ten laste komende kind van de alleenstaande ouder, wordt de algemene bijstand tot en met één maand na de dag van het overlijden, betaald naar de op het moment van overlijden van toepassing zijnde bijstandsnorm aan de andere echtgenoot, de ten laste komende kinderen, onderscheidenlijk de gewezen alleenstaande ouder.

W

Artikel 47a, eerste lid, onderdeel b, komt te luiden:

  • b. gehuwden, van wie beide echtgenoten 65 jaar of ouder zijn dan wel van wie één echtgenoot 65 jaar of ouder is;.

X

In artikel 47c, vijfde lid, vervalt: en de alleenstaande ouder met zijn ten laste komende kinderen.

Y

Artikel 47d, derde lid, komt te luiden:

  • 3. Voor algemene bijstand als aanvullende inkomensvoorziening ouderen heeft de belanghebbende zich gemeld als zijn naam, adres en woonplaats bij de Sociale verzekeringsbank zijn geregistreerd, en:

Z

Artikel 50, eerste lid, komt te luiden:

  • 1. De belanghebbende die eigenaar is van een door hemzelf of zijn gezin bewoonde woning met bijbehorend erf, heeft recht op bijstand voor zover tegeldemaking, bezwaring of verdere bezwaring, van het in de woning met bijbehorend erf gebonden vermogen in redelijkheid niet kan worden verlangd.

AA

Artikel 59, eerste en tweede lid, komen te luiden:

  • 1. Onverminderd artikel 58 kunnen kosten van bijstand, indien de bijstand aan een gezin wordt verleend, van alle gezinsleden worden teruggevorderd.

  • 2. Indien de bijstand als gezinsbijstand aan gehuwden had moeten worden verleend maar zulks achterwege is gebleven, omdat de belanghebbende de verplichtingen, bedoeld in artikel 17, of artikelen 30c, tweede en derde lid, van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen, niet of niet behoorlijk is nagekomen, kunnen de kosten van bijstand mede worden teruggevorderd van de persoon met wiens middelen als bedoeld in paragraaf 3.4, bij de verlening van bijstand rekening had moeten worden gehouden.

AB

Artikel 78m wordt als volgt gewijzigd:

1. «4, vierde lid,» wordt vervangen door: 4, tweede lid,.

2. Na «gezamenlijke huishouding met» wordt ingevoegd: een meerderjarig aangehuwd kind of.

AC

Aan hoofdstuk 7A worden drie artikelen waarvan de nummering aansluit op het laatste artikel van dat hoofdstuk toegevoegd, luidende:

Artikel 78# Overgangsrecht herziening huishoudinkomenstoets

  • 1. Op de persoon die op de dag voor inwerkingtreding van de Wet afschaffing huishoudinkomenstoets recht heeft op algemene bijstand zijn de artikelen 4, 5, onderdeel e, 7, derde lid, onderdeel b, 9, derde, vijfde en zesde lid, 11, vierde lid, 13, tweede lid, onderdeel b, 18, vierde lid, 19, eerste lid, aanhef, 20 tot en met 24, 25, eerste lid, 26, 31, eerste en tweede lid, onderdelen h, r en w, 32, derde tot en met vijfde lid, 33, vijfde lid, 34, eerste lid, onderdeel a, tweede lid, onderdeel a, en derde lid, onderdelen b en c, 35, eerste en negende lid, 36, zesde lid, 38, eerste lid, onderdeel c, en zesde lid, 41, vierde tot en met zesde lid, 43, tweede en derde lid, 44, vierde lid, 45, derde lid, aanhef, vierde en vijfde lid, 47a, eerste lid, onderdeel b, 47c, vijfde lid, 50, eerste lid, 59, eerste en tweede lid, 78m, zoals die luidden op die dag, van toepassing indien die toepassing leidt tot een hogere uitkering. Die toepassing eindigt op het tijdstip waarop het recht op die algemene bijstand eindigt doch ten hoogste met ingang van 1 januari 2013.

  • 2. Bij de toepassing van de artikelen, bedoeld in het eerste lid, wordt met ingang van 1 juli 2012:

    • a. in artikel 4, tweede lid, aanhef, en 32, vijfde lid, onderdeel c, voor «€ 1 059,49» gelezen: € 1 065,79;

    • b. in artikel 20, eerste lid, onderdeel a, voor «€ 230,91» gelezen: € 230,98;

    • c. in artikel 20, eerste lid, onderdeel b, voor € 668,21» gelezen: € 668,44;

    • d. in artikel 20, tweede lid, onderdeel a, voor «€ 498,19» gelezen: € 498,35;

    • e. in artikel 20, tweede lid, onderdel b, voor «€ 935,49» gelezen: € 935,81;

    • f. in artikel 21, eerste lid, voor «€ 1 336,42» gelezen: € 1 336,87;

    • g. in artikel 21, tweede lid, onderdeel a, onder 1°, voor «€ 461,82» gelezen: € 461,96;

    • h. in artikel 21, tweede lid, onderdeel a, onder 2° voor «€ 729,10» gelezen: € 729,33;

    • i. in artikel 21, tweede lid, onderdeel b, onder 1°, voor «€ 899,12» gelezen: € 899,42;

    • j. in artikel 21, tweede lid, onderdeel b, onder 2° voor «€ 1 166,40»gelezen: € 1 166,79;

    • k. in artikel 21, tweede lid, onderdeel c, voor «€ 1 130,03» gelezen: € 1 130,40;

    • l. in artikel 22, onderdeel a, voor «€ 1 026,35» gelezen: € 1 026,66;

    • m. in artikel 22, onderdeel b, voor «€ 1 291,60» gelezen: € 1 291,99;

    • n. in artikel 22, onderdeel c, voor «€ 1 412,71» gelezen: € 1 413,13;

    • o. in artikel 23, eerste lid, onderdeel a, voor «€ 296,26» gelezen: € 296,35;

    • p. in artikel 23, eerste lid, onderdeel b, voor € 460,79» gelezen: € 460,93;

    • q. in artikel 31, tweede lid, onderdeel r, wordt voor «120,00» gelezen: € 120,23.

  • 3. Dit artikel vervalt met ingang van 1 januari 2013.

Artikel 78# Recht op bijstand voor datum melding

  • 1. Aan een persoon:

    • a. die zich tussen 26 april 2012 en 2 maanden na publicatie van de Wet afschaffing huishoudinkomenstoets in het Staatsblad heeft gemeld om bijstand aan te vragen; en

    • b. van wie het college heeft vastgesteld dat hij als gevolg van de inwerkingtreding van de Wet afschaffing huishoudinkomenstoets recht heeft op algemene bijstand,

    wordt die bijstand toegekend vanaf de dag waarop dit recht is ontstaan en kan deze dag, in afwijking van artikel 44, eerste lid, liggen voor de dag waarop belanghebbende zich heeft gemeld doch niet voor 1 januari 2012.

  • 2. Op de persoon, bedoeld in het eerste lid, is artikel 41, vierde lid, niet van toepassing.

Artikel 78# Uitbetaling door Sociale verzekeringsbank aan het college

Indien als gevolg van inwerkingtreding van de Wet afschaffing huishoudinkomenstoets het college ten aanzien van belanghebbende over een periode een vordering heeft met betrekking tot kosten van algemene bijstand en als gevolg van inwerkingtreding van die wet die belanghebbende over diezelfde periode recht op algemene bijstand heeft jegens de Sociale verzekeringsbank, betaalt de Sociale Verzekeringsbank, zonder dat daarvoor machtiging nodig is van de belanghebbende, op verzoek van het college uit die bijstand het bedrag van die vordering uit aan het college.

ARTIKEL II. WIJZIGING VAN DE WET WERK EN BIJSTAND

De Wet werk en bijstand, zoals die komt te luiden na inwerkingtreding van artikel I, wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 20 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid wordt als volgt gewijzigd:

a. In onderdeel a wordt «€ 230,91» vervangen door: € 230,98.

b. In onderdeel b wordt «€ 461,82» vervangen door: € 461,96.

c. In onderdeel c wordt «€ 899,12» vervangen door: € 899,42.

2. Het tweede lid wordt als volgt gewijzigd:

a. In onderdeel a wordt «€ 498,19» vervangen door: € 498,35.

b. In onderdeel b wordt «€ 729,10» vervangen door: € 729,33.

c. In onderdeel c wordt «€ 1 166,40» vervangen door: € 1 166,79.

B

Artikel 21 wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel a wordt «€ 668,21» vervangen door: € 668,44.

2. In onderdeel b wordt «€ 935,49» vervangen door: € 935,81.

3. In onderdeel c wordt «€ 1 336,42» vervangen door: € 1 336,87.

C

Artikel 22 wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel a wordt «€ 1 026,35» vervangen door: € 1 026,66.

2. In onderdeel b wordt «€ 1 291,60» vervangen door: € 1 291,99.

3. In de onderdelen c en d wordt «€ 1 412,71» Vervangen door: € 1 413,13.

D

Artikel 23, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:

a. In onderdeel a wordt «€ 296,26» vervangen door: € 296,35.

b. In onderdeel b wordt «€ 460,79» vervangen door: € 460,93.

ARTIKEL III. WIJZIGING VAN DE WET OP HET CONSUMENTENKREDIET

Artikel 5, onderdeel a, onder 1°, van de Wet op het consumentenkrediet komt te luiden:

  • 1°. echtgenoten of geregistreerde partners als bedoeld in artikel 3 van de Wet werk en bijstand, van wie het gezamenlijk netto maandinkomen niet hoger is dan de norm genoemd in artikel 21, onderdeel c, van die wet;.

ARTIKEL IV. WIJZIGING VAN HET WETBOEK VAN BURGERLIJKE RECHTSVORDERING

Artikel 475d, eerste tot en met derde lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering komt te luiden:

  • 1. De beslagvrije voet bedraagt voor schuldenaren die kunnen worden aangemerkt als:

    • a. echtgenoten of geregistreerde partners als bedoeld in artikel 3 van Wet werk en bijstand die beiden 21 jaar of ouder zijn: negentig procent van de norm genoemd in artikel 21, onderdeel c, respectievelijk artikel 22, onderdeel c en d, van die wet;

    • b. een alleenstaande en een alleenstaande ouder als bedoeld in artikel 4, onderdeel a en b, van de Wet werk en bijstand die 21 jaar of ouder, doch jonger dan 65 jaar zijn:

      • 1°. indien het periodieke inkomen bij de beslaglegger bekend is: 90 procent van dat inkomen inclusief de vakantie-aanspraak, doch ten minste 90 procent van de norm genoemd in artikel 21, onderdeel a en b, van de Wet werk en bijstand en ten hoogste 90 procent van die norm nadat deze eerst is verhoogd met het bedrag genoemd in artikel 25, tweede lid, van die wet;

      • 2°. indien het periodieke inkomen niet bij de beslaglegger bekend is: 90 procent van de norm genoemd in artikel 21, onderdeel a en b, van de Wet werk en bijstand;

    • c. een alleenstaande van 65 jaar of ouder en een alleenstaande ouder van 65 jaar of ouder: negentig procent van de norm genoemd in artikel 22, onderdeel a en b, van die wet.

  • 2. De beslagvrije voet bedraagt voor schuldenaren die kunnen worden aangemerkt als:

    • a. echtgenoten of geregistreerde partners zonder ten laste komende kinderen die beiden jonger zijn dan 21 jaar: 90 procent van de norm genoemd in artikel 20, eerste lid, onderdeel b, van de Wet werk en bijstand;

    • b. echtgenoten of geregistreerde partners zonder ten laste komende kinderen waarvan een van hen jonger is dan 21 jaar: 90 procent van de norm genoemd in artikel 20, eerste lid, onderdeel c, van de Wet werk en bijstand;

    • c. een alleenstaande jonger dan 21 jaar: 90 procent van de norm genoemd in artikel 20, eerste lid, onderdeel a, van de Wet werk en bijstand;

    • d. een alleenstaande ouder jonger dan 21 jaar: 90 procent van de norm genoemd in artikel 20, tweede lid, onderdeel a, van de Wet werk en bijstand;

    • e. echtgenoten of geregistreerde partners die beiden jonger zijn dan 21 jaar met een of meer ten laste komende kinderen: 90 procent van de norm genoemd in artikel 20, tweede lid, onderdeel b, van de Wet werk en bijstand;

    • f. echtgenoten of geregistreerde partners waarvan een van hen jonger is dan 21 jaar met een of meer ten laste komende kinderen: 90 procent van de norm genoemd in artikel 20, tweede lid, onderdeel c, van de Wet werk en bijstand.

  • 3. Voor zover het echtgenoten of geregistreerde partners betreft, wordt de beslagvrije voet voor ten hoogste de helft verminderd met het eigen, niet onder beslag liggende periodieke inkomen inclusief vakantie-aanspraak van degene aan wie de bijstand samen met de schuldenaar zou kunnen toekomen.

ARTIKEL V. WIJZIGING VAN DE WET OP DE HUURTOESLAG

In artikel 27, vierde lid, van de Wet op de huurtoeslag wordt «artikel 21, eerste lid,» vervangen door: artikel 21, onderdeel c,.

ARTIKEL VI. INWERKINGTREDING

De artikelen van deze wet treden in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst, waarbij:

  • a. de artikelen I, III, IV en V terugwerken tot en met 1 januari 2012; en

  • b. artikel II terugwerkt tot en met 1 juli 2012.

ARTIKEL VII. CITEERTITEL

Deze wet wordt aangehaald als: Wet afschaffing huishoudinkomenstoets.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,