Kamerstuk 33240-V-5

Lijst van vragen en antwoorden inzake het jaarverslag van het ministerie van Buitenlandse Zaken over 2011

Dossier: Jaarverslag en slotwet Ministerie van Buitenlandse Zaken 2011

Gepubliceerd: 8 juni 2012
Indiener(s): Nebahat Albayrak (PvdA)
Onderwerpen: begroting financiƫn
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-33240-V-5.html
ID: 33240-V-5

Nr. 5 LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN

Vastgesteld 11 juni 2012

De vaste commissie voor Buitenlandse Zaken heeft een aantal vragen voorgelegd aan de minister en de staatssecretaris van Buitenlandse Zaken over het Jaarverslag van het Ministerie van Buitenlandse Zaken 2011 (Kamerstuk 33 240 V, nr. 1).

De minister en de staatssecretaris hebben deze vragen beantwoord bij brief van 8 juni 2012. Vragen en antwoorden zijn hierna afgedrukt.

De voorzitter van de commissie, Albayrak

De griffier van de commissie, Van Toor

1

In hoeveel landen werkt Nederland nu met andere landen samen voor consulaire dienstverlening en in hoeveel landen levert Nederland zelfstandig consulaire dienstverlening en op basis van welke criteria wordt er gekozen voor samenwerking dan wel zelfstandige dienstverlening?

In het Benelux/Balten overleg wordt besproken en onderzocht op in welke consulaire terreinen de betrokken landen kunnen samenwerken. Het gaat hier voornamelijk om consulaire hulpverlening aan onderdanen indien men geen vertegenwoordiging heeft, legalisaties, uitgeven European Travel Documents.

V.w.b. maatschappelijke hulpverlening is in EU-verband afgesproken dat indien een land geen eigen vertegenwoordiging heeft – ook geen HC – er een beroep gedaan kan worden op een vertegenwoordiging van een andere EU-lidstaat. Dit komt jaarlijks enkele malen voor. Voorbeeld: Duitsland behartigt de belangen van Nederlanders in Birma en het VK doet dat voor Nederlanders in Laos. Andersom heeft Nederland onlangs consulaire bijstand gegeven aan een Britse vrouw in Iran.

In EU verband wordt – indien noodzakelijk – samengewerkt. Dit betreft hoofdzakelijk landen waar Nederland respectievelijk de Schengenpartner geen eigen diplomatieke post hebben, ook geen Honorair Consulaat.

Bijvoorbeeld voor visumverlening: in 73 landen doet een Schengenpartner de visumverlening (kortverblijf) voor Nederland, in 38 landen doet Nederland de visumverlening (kort verblijf) voor een Schengenpartner.

2

Welke verbetering in de dienstverlening hebben burgers gemerkt van de gemelde modernisering van werkprocessen en digitale dienstverlening?

De aandacht op de verdere digitalisering was in de eerste helft van dit jaar vooral gericht op de verbetering van de interne processen. Hieronder vallen het visumproces en consulaire bijstand/informatie. In de tweede helft van dit jaar zullen een consulaire app en de registratietool worden gelanceerd waardoor Nederlanders in het buitenland een verbeterde dienstverlening zullen genieten op het gebied van registratie in het buitenland en informatie over de situatie in een land.

3

Welke non-ODA-uitgaven van het ministerie van Buitenlandse Zaken vallen wel onder de ODA-criteria?

Na afloop van elk kalenderjaar worden alle uitgaven die voldeden aan de officiële ODA- criteria gerapporteerd aan de OESO. Ook over het jaar 2011 is een dergelijke rapportage ingediend. De aard en omvang van activiteiten die als ODA worden aangemerkt kunnen van jaar tot jaar verschillen. Niet alleen dient voor nieuwe of inhoudelijk herziene activiteiten (denk bv. aan de Wereldomroep) te worden vastgesteld in hoeverre deze onder de ODA-criteria vallen. Nederland volgt daarbij actief alle activiteiten en uitgaven, om te bepalen of die kunnen voldoen aan de ODA-criteria en betrokken kunnen worden in de rapportage aan de OESO.

4

Welke resultaten zijn er geboekt op het gebied van de bestrijding en terugdringing van internationaal terrorisme en internationale criminaliteit?

De effectiviteit van inspanningen ten behoeve van de bestrijding van internationale georganiseerde misdaad en terrorisme op «macroniveau» is moeilijk meetbaar of causaal toe te kennen aan specifieke interventies. Wel wordt op projectniveau beoordeeld of de interventie conform plan is uitgevoerd en beoogde resultaten zijn behaald. Die resultaten zijn aanzienlijk. Zo zijn met Nederlandse steun uitgebreide trainingsprogramma’s in Oost- en West-Afrika verzorgd voor rechercheurs, rechters en openbare aanklagers gericht op terrorismebestrijding. Ook wordt een samenwerkingsproject tussen het Nederlandse Korps Landelijke Politiediensten en hun Nigeriaanse counterparts gericht op het bestrijden van mensenhandel gefinancierd. Daarnaast wordt – onder meer via de ontwikkeling van onderwijscurricula en bevordering van televisie- en radioprogramma’s – ingezet op het tegengaan van radicalisering (Indonesië, Jemen, Somalië). Uitvoerende organisaties werken met focusgroepen en kwalitatieve analyses om te beoordelen of er sprake is van meer gematigde percepties onder de doelgroep, die vaak uit jongeren bestaat. Weliswaar kan dit niet één op één worden vertaald naar een afname van aanslagen of criminele activiteit, maar de inschatting is dat de activiteiten, zeker in samenhang met de bredere inspanningen van de internationale gemeenschap, een substantiële bijdrage daaraan leveren.

5

Hoeveel subsidie is besteed aan het Platform Duurzame Terugkeer? Hoeveel vertrekken werden beoogd en hoeveel vertrekken zijn gerealiseerd?

De subsidie bedroeg EUR 3 876 733,50. Hiermee werden niet enkel «vertrekken» gerealiseerd. Doel van het project was het bieden van ondersteuning in natura bij terugkeer en herintegratie, en daarnaast het opzetten van de Stichting Duurzame Terugkeer (STD), een samenwerkingsverband van negen organisaties (de stichting kwam voort uit het reeds bestaande Platform Duurzame Terugkeer).

Het beoogde aantal terugkeerders was 266 in het eerste jaar.

Het feitelijk aantal terugkeerders kon niet exact worden bepaald omdat de registratie van de SDT onvoldoende op orde was en de gegevensverstrekking door de SDT aan de Dienst Terugkeer en Vertrek (DT&V) niet altijd volledig was. In de externe evaluatie van de SDT werd aangegeven, op basis van cijfers van de SDT, dat na negen maanden 78 mensen waren teruggekeerd, gelijk aan 29 % van de doelstelling voor het eerste jaar. Volgens de eindrapportage van SDT stond de teller na een jaar en een afrondingsperiode van drie maanden op 188 (71 %).

6

Kunt u aangeven waar de op 22 november 2011 toegezegde 35 mln euro voor het Global Fund en de Global Alliance for Vaccines and Immunisation (GAVI) terug te vinden zijn in het HGIS jaarverslag 2011 en het Jaarverslag en de Slotwet van het ministerie van Buitenlandse Zaken 2011? Hoeveel van deze 35 miljoen is aan GAVI betaald en hoeveel aan Global Fund? Wat is de overgebleven verplichting aan respectievelijk GAVI en Global Fund voor 2012.

De mutaties voor Global Fund en GAVI zijn terug te vinden op geaggregeerd niveau in de mutaties binnen het HGIS jaarverslag en het Jaarverslag van het ministerie van Buitenlandse Zaken 2011 op artikel 5.4 en 5.5. In de Slotwet is dit niet terug te vinden. De mutatie op Global Fund en GAVI is verwerkt bij de tweede suppletoire begroting.

Zoals aangegeven in antwoorden op vragen over de tweede suppletoire begroting (december 2011) met betrekking tot GAVI en het Global Fund heeft in 2011 een additionele betaling plaatsgevonden van EUR 35 miljoen. Het aandeel van GAVI hierin is op basis van liquiditeitsbehoefte uitgekomen op EUR 11 miljoen en aan Global Fund is EUR 24 miljoen extra uitgegeven. De bijdrage aan het Global Fund in 2012 wordt hierdoor verlaagd naar EUR 31 miljoen. De bijdrage aan GAVI in 2012 wordt door de verschuiving verlaagd naar EUR 14 miljoen.

7

Kunt u een gedetailleerd overzicht geven van de organisaties en de specifieke programma’s die gefinancierd zijn onder respectievelijk het artikel 5.4 HIV/Aids en het artikel 5.5 Reproductieve gezondheid?

Zie bijlage 1 en 2.1

8

Kunt u het verschil van 18,3 miljoen euro toelichten dat is ontstaan tussen de stand ontwerpbegroting 2011 en de stand 2e suppletoire begroting 2011 op beleidsartikel 5, artikel 5.5 gezondheid?

Het verschil tussen de stand van de ontwerpbegroting 2011 en de 2e suppletoire begroting 2011 is EUR 7,2 mln. Het verschil tussen de stand van de incidentele suppletoire begroting en de 2e suppletoire begroting bedraagt EUR 18,3 mln.

Ten eerste heeft deze mutatie te maken met het budgetneutraal verplaatsen van MFS-activiteiten naar artikel 5.6 (zie toelichting eerste suppletoire begroting). Ten tweede heeft de mutatie te maken met de verhoging van de bijdrage aan GAVI in 2011 en verhogingen op het landenprogramma Gezondheid, waaronder in Bangladesh en Tanzania.

9

Kunt u de ontwikkeling toelichten op beleidsartikel 5.4 HIV/Aids van 264 604 000 (stand ontwerpbegroting 2011) naar 258 880 000 (stand 2e suppletoire begroting 2011) naar 259 2666 000 (stand slotwet 2011)

Stand van de incidentele suppletoire begroting was EUR 264,6 mln (niet de stand van de ontwerpbegroting). De mutatie ten opzichte van de incidentele suppletoire begroting van EUR 12,2 mln is grotendeels te verklaren door de extra betaling die gedaan is aan het Global Fund en een verlaging van het landenprogramma op het terrein van HIV/aids. De mutatie tussen de 2e suppletoire begroting en de slotwet is EUR 386 000 en is te verklaren door onder meer een lagere uitgave aan een MFS-I programma.

10

Kunt u aangeven welke landen goede vorderingen hebben gemaakt richting democratisering en welke landen een evolutionair proces ondergaan en tot welke inzet van de Nederlandse regering dit leidt?

Landen die vorderingen hebben gemaakt in de richting van democratisering zijn Tunesië en Egypte, al houdt de regering zorgen over de democratische transitie in Egypte. In Marokko, Jordanië en Oman is sprake van een evolutionair proces zonder grote omwentelingen.

Nederland ondersteunt de democratische transitie in de Arabische regio via internationale organisaties zoals de VN en internationale financiële instellingen, via de EU en via bilaterale steun. Nadruk daarbij ligt op Egypte, Tunesië, Libië, Marokko, Jordanië en (OS-partnerland) Jemen. Beginselen als conditionaliteit en vraaggestuurdheid zijn daarbij leidend. In vergelijking met nulmeting is daarbij al vooruitgang merkbaar. In het geval van Egypte leidt die conditionaliteit ertoe dat samenwerking met de overheid pas zal worden overwogen na het op democratische wijze tot stand komen van een burgerregering. Nederland zet zich met name in voor:

  • economische groei, mede door opbouw van de economische infrastructuur inclusief bevordering van werkgelegenheid en maatschappelijke hervormingen;

  • democratisering, in het bijzonder eerlijke en vrije verkiezingen;

  • opbouw van de rechtsstaat en bescherming van de mensenrechten, met bijzondere aandacht voor gendergelijkheid, vrijheid van de media (inclusief internet), religieuze vrijheid, bescherming van minderheden en LHBT-rechten.

Voor een uitgebreidere toelichting verwijzen wij naar de brief over de actuele situatie in Noord-Afrika en het Midden-Oosten (2011–2012, 32 623, nr. 58), die ik op 3 februari jl. aan uw Kamer stuurde.

11

Aan welke voorwaarden moet Egypte voldoen om voor bilaterale samenwerking in aanmerking te komen?

In antwoord op de gebrekkige voortgang in het transitieproces en het achterblijven van verbeteringen in de mensenrechtensituatie in Egypte, heeft de Nederlandse regering de overheidssamenwerking met Egypte in het kader van Matra-Zuid aangehouden. Zodra er in Egypte sprake is van een democratisch tot stand gekomen regering zal worden bezien of deze samenwerking kan worden gestart.

12

Hoe staat het met de onafhankelijke onderzoeken naar het geweld tegen de Kopten?

De onderzoeken naar geweldsincidenten tegen Kopten hebben in vrijwel alle gevallen -met uitzondering van de brandstichting in Marinab in september 2011- tot arrestaties geleid. Slechts twee rechtszaken hebben tot nu toe tot veroordelingen geleid (Abu-Qurgas april 2011, Minya januari 2011); één rechtszaak (Imbaba wijk Cairo, mei 2011) is voorlopig geschorst in afwachting van het oordeel van het Constitutioneel Hof over de bevoegdheid van de behandelende veiligheidsrechtbank (State Security Emergency Court); een andere zaak loopt nog (Maspero, oktober 2011).

Het baart ons zorgen dat het merendeel van deze rechtszaken eindigt in vrijspraak en dat daarbij de religieuze achtergrond van verdachten mogelijk een rol speelt. In contacten met de Egyptische autoriteiten is het belang van het tegengaan van straffeloosheid onderstreept.

13

Welke stappen zijn gezet naar aanleiding van de gepresenteerde grondstoffenstrategie?

In het kader van de grondstoffenstrategie verkent het ministerie het ontwikkelen van partnerschappen binnen en buiten de EU, het bevorderen van standaarden, het bevorderen en beschermen van de vrije handel in grondstoffen, de opbouw van instituties in bronlanden en het vergroten van kennis en bewustwording over dit onderwerp.

Nederland zoekt actief de dialoog over grondstoffenzekerheid binnen de EU, zowel in Brussel als met individuele lidstaten. Buiten de EU zijn contacten gelegd met potentiële partnerlanden en organisaties, zoals China, Indonesië, Zuid Afrika, Mongolië, de VS, de VN, IMF, Wereldbank en OESO.

Met het Nederlandse bedrijfsleven wordt intensief samengewerkt om een oplossing te vinden voor de conflictmineralen (belangrijk voor de high tech industrie) uit de Grote Merenregio in Afrika, voornamelijk uit oost-DRC. Het recent gestarte initiatief richt zich op een traceringsmechanisme voor conflictvrije tin. Nederland (overheid en bedrijfsleven) trekt in dit initiatief op met de VS en Duitsland.

Met Duitsland wordt ook gewerkt aan de invulling van grondstofrotondes om de grondstofafhankelijkheid te verminderen. Recent is ook het ketenakkoord fosfaat gesloten, waardoor Nederland op termijn zelfvoorzienend en zelfs netto exporteur kan worden.

14, 15, 16, 17 en 18

Kan een logboek worden overgelegd van alle formele contacten die er in 2011 zijn geweest tussen enerzijds Nederlandse regeringsfunctionarissen en ambtenaren en anderzijds Indonesische autoriteiten/ambtenaren betreffende de mensenrechten van Papoea’s, Molukkers en christenen?

Kan een logboek worden overgelegd van alle formele contacten die er in 2011 zijn geweest tussen enerzijds Nederlandse regeringsfunctionarissen en ambtenaren en anderzijds Chinese autoriteiten/ambtenaren inzake de vrijheid van meningsuiting, de vrijheid van pers, mensenrechten, de Tibetaanse kwestie en kinderarbeid?

Kan een logboek worden overgelegd van alle formele contacten die er in 2011 zijn geweest tussen enerzijds Nederlandse regeringsfunctionarissen en ambtenaren en anderzijds de Saoedische autoriteiten inzake de mensenrechtensituatie van christenen en vrouwen en de vrijheid van meningsuiting?

Kan een logboek worden overgelegd van alle formele contacten die er in 2011 zijn geweest tussen enerzijds Nederlandse regeringsfunctionarissen en ambtenaren en anderzijds de Pakistaanse autoriteiten/ambtenaren inzake de blasfemiewetgeving, de mensenrechtensituatie van christenen en vrouwen en de vrijheid van meningsuiting?

Kan een logboek worden overgelegd van alle formele contacten die er in 2011 zijn geweest tussen enerzijds Nederlandse regeringsfunctionarissen en ambtenaren en anderzijds Turkse autoriteiten/ambtenaren inzake de mensenrechtensituatie van christenen en Koerden, de vrijheid van pers, de vrijheid van meningsuiting, alsmede de confronterende Turkse houding ten aanzien van Cyprus en Israel in het algemeen en ten aanzien van de exploitatie van olie en gas in de exclusieve maritieme economische zones van die twee landen in het bijzonder?

Er vindt met de genoemde landen op verschillende momenten en op verschillende niveaus overleg plaats, zowel in Nederland als in de desbetreffende landen, alsmede en marge van multilaterale bijeenkomsten (in EU, VN en NAVO kader). De onderwerpen zoals die worden genoemd in de vragen maken doorgaans deel uit van de agenda bij deze bijeenkomsten. In de mensenrechtenrapportage die de Kamer op 9 maart jl. toeging (no. 32 735 nr. 46.), is zoals gebruikelijk eveneens verslag gedaan van door Nederland ondernomen overleg en activiteiten.

19

Waaruit bestaat de Nederlandse inspanning wat betreft rechten voor LHBT’s (Lesbian, Gay, Bisexual en Transgender)?

Nederland zet zich in voor het tegengaan van discriminatie van lesbiennes, homoseksuelen, biseksuelen en transgenders (LHBT), in het bijzonder voor de afschaffing van strafbaarstelling van homoseksualiteit. In bilateraal verband richt Nederland zich met name op bevordering van de rechten van LHBT in Afrika, Oost-Europa en Centraal-Azië. In Afrika ligt de nadruk op het tegengaan van strafbaarstelling van homoseksualiteit. In het kader van politieke dialogen door middel van bilaterale activiteiten stelt Nederland aan de orde dat strafbaarstelling van homoseksualiteit in strijd is met de fundamentele mensenrechten. In Oost-Europa/Centraal-Azië richten ambassades zich op bescherming van het recht van vergadering van LHBT-personen, bijvoorbeeld door het actief ondersteunen van de organisatie van Gay Prides. Vanuit het mensenrechtenfonds financiert Nederland de komende jaren voor ca. EUR 2,4 miljoen aan internationale projecten ten behoeve van bevordering van rechten van LHBT. Ook in multilateraal verband (EU, VN, Raad van Europa) speelt Nederland een belangrijke aanjagende rol op dit thema. Nederland financierde tot eind 2011 de aanstelling van een LHBT-expert bij de Raad van Europa, die de rapportage «Discrimination on Grounds of Sexual Orientation and Gender Identity in Europe» (2011) opstelde. Vanaf het voorjaar van 2012 financiert Nederland de detachering van een LHBT-expert bij het Grondrechten Agentschap van de EU.

20

Welk bedrag is er in 2011 bezuinigd door het sluiten van posten en tot welk bedrag loopt dit structureel op als alle geplande posten worden gesloten?

Het traject voor het sluiten van posten is in 2011 ingezet. Hierdoor is de besparing voor 2011 beperkt gebleven tot EUR 0,5 miljoen. Uiteindelijk zal het sluiten van posten leiden tot een besparing van EUR 14 miljoen.

21

Kan de regering aangeven wat de gemiddelde kosten zijn van het openhouden van een post in Afrika en wat de gemiddelde kosten zijn van het openhouden van een post in Zuid-Amerika?

Op voorhand is niet aan te geven wat de gemiddelde kosten zijn. Dit is afhankelijk van een aantal factoren zoals de bezetting, of er sprake is van een ontwikkelingsrelatie, en beveiliging.

22 en 65

Hoeveel Netherlands Business Support Offices en Netherlands Agro Business Support Offices zijn er in 2011 geopend, hoeveel geplande N(A)BSO’s worden er nog geopend?

Zijn er in 2011 nog andere dan de genoemde NBSO’s operationeel geworden? Zijn er nog andere dan de genoemde NBSO’s in oprichting?

Zoals vermeld in het Jaarverslag over 2011 is er in 2011 één nieuw NBSO geopend, het NBSO te Houston. Er is geen ander NBSO geopend. Het NBSO te Jeddah wacht nog op officiële goedkeuring door de autoriteiten en is daarom nog niet geopend.

Het NBSO Barcelona is, zoals ook vermeld in het jaarverslag over 2011, in maart 2012 geopend. Daarnaast is in april jl. besloten tot het oprichten van een NBSO in Chengdu. Er zijn ook N(A)BSO’s gesloten; het NABSO in Kunming is gesloten per december 2011 en het NBSO te Tianjin zal gesloten worden per juni 2012.

23

Wat is momenteel de stand van zaken met betrekking tot het moderniseren van het postennetwerk inzake het personeelsbeleid en het laten instromen van diplomaten van buiten?

In 2011 is het startsein gegeven voor stages in het bedrijfsleven voor medewerkers van posten in het kader van de economische diplomatie. De eerste stages hebben begin 2012 plaatsgevonden. Tevens is in 2011 de interne opleiding economische diplomatie herzien en is het aantal opleidingsplaatsen uitgebreid. Het aantal beginnende beleidsmedewerkers dat jaarlijks voor Buitenlands Zaken wordt geworven is verhoogd van 15 naar 20. Doordat relevante werkervaring als selectiecriterium is komen te vervallen is hun gemiddelde leeftijd gedaald van 28 naar 26 jaar. Voorts is de interdepartementale uitwisseling geïntensiveerd, in het bijzonder met het ministerie van EL&I en zijn de arbeidsvoorwaarden en regelingen voor de interdepartementale personeelsinzet op de posten gestroomlijnd. Naar verwachting zal de Groep van Wijzen in de loop van 2012 zijn advies uitbrengen over nadere stappen.

24

Waarom blijven de posten in Lusaka, Ouagadougou, Managua, La Paz en Guatemala tot 2014 open en wat levert een jaar eerder sluiten aan besparing op?

Deze posten hebben allemaal een OS programma dat op een verantwoorde wijze afgebouwd moet worden. Hierdoor is sluiting voorzien in 2014. Een jaar eerder sluiten van al deze posten zou in totaal ongeveer EUR 4 miljoen aan besparing opleveren.

25 en 29

Uit wie bestaat de Groep van Wijzen? Door wie zijn zij benoemd? Hebben ze ook specifieke bevoegdheden? Zo ja, welke? Wordt er een budget toegekend aan de Groep van Wijzen?

Wat is de precieze taakopdracht van de Groep van Wijzen en wie hebben er zitting in de Groep?

De leden van de Groep van Wijzen zijn 9 maart jl. per ministerieel besluit van de minister van Buitenlandse Zaken formeel aangesteld, zoals gepubliceerd in de Staatscourant van 8 maart jl. (Besluit tot instelling en bezoldiging van de Adviescommissie Modernisering Diplomatie (Groep van Wijzen)). De leden van de Groep zijn mr. A.W.H. Docters van Leeuwen (voorzitter), mr. P.C. Lodders-Elfferich, prof. dr. J. Colijn en drs. P.J.Th. Marres. In de week van 4 juni 2012 wordt ook drs. V.A. Schoenmakers aangesteld, waarvan publicatie in de Staatscourant plaatsvindt. De Groep is ingesteld als adviescommissie en heeft de daarbij behorende bevoegdheden.

De minister van Buitenlandse Zaken heeft de Groep gevraagd om een nadere analyse waar het ministerie van Buitenlandse Zaken voor komt te staan. De focus ligt daarbij op economische diplomatie; de diplomatie van de toekomst; de veranderprocessen binnen de organisatie van Buitenlandse Zaken.

De Groep van Wijzen zal als klankbord voor de minister een adviserende, activerende en aanjagende rol vervullen. In voorkomende gevallen kan de minister ook vragen om als klankbord op te treden op specifieke onderwerpen.

Met het oog op hun rol is de Groep van Wijzen geen budget toegekend, wel krijgen de leden een maandelijkse vergoeding voor hun inspanningen.

26, 30 en 109

Zijn er al resultaten bekend van de vier projecten op het ministerie?

Welke vorderingen zijn gemaakt bij de hervorming van het departement?

Kunt u een gedetailleerd overzicht geven van de plannen?

Binnen het ministerie hebben de verscheidene hervormingen en bezuinigingen in de afgelopen periode voortgang geboekt. De bundeling van de thema’s veiligheid, stabiliteit en mensenrechten krijgt vorm in twee nieuwe directies die deze zomer van start gaan, de Directie Multilaterale Instellingen en Mensenrechten (DMM) en de Directie Stabiliteit en Humanitaire Hulp (DSH). Deze zomer zal ook de Eenheid Strategische Advisering van start gaan, van waaruit medewerkers met een strategische functie zullen worden aangestuurd. Om uitvoering te geven aan de hervorming van het ontwikkelingsbeleid wordt ingezet op versterking van deskundigheid en bezetting op het terrein van de vier speerpunten, inclusief private sectorontwikkeling en op een kleinere bezetting op niet-prioritaire thema’s, zoals gezondheid en onderwijs. Op de ambassades wordt toegewerkt naar inzet van experts o.g.v. de prioriteiten. Op het gebied van scheiding van beleid en uitvoering heeft het DG Internationale Samenwerking zijn hervormingsdoelstellingen verbreed naar algeheel optimaliseren van processen en toezicht, inclusief focus op de speerpunten binnen het beleid voor ontwikkelingssamenwerking.

De ingezette bezuinigingen op staf en algemene kosten, inclusief versobering, zijn onderdeel van een projectmatige aanpak van de gehele agenda van bezuinigen en hervormen binnen het ministerie van Buitenlandse Zaken. In dat project lopen binnen vier hoofdclusters een groot aantal deeltrajecten die inhoudelijk en financieel de gewenste hervormingen en bezuinigingen realiseren, zoals genoemd in het jaarverslag. Dit betreft onder meer voor het ministerie in Den Haag (cluster I): de Wereldomroep, het hervormen van het ministerie en de bezuiniging op vrijwillige bijdragen.

Voor het postennet (cluster II): openen, wijzigen en sluiten van posten.

Voor bedrijfsvoering (cluster III): hervormingen van de consulaire functie en versobering van de arbeidsvoorwaarden.

Voor Ontwikkelingssamenwerking (cluster IV): de inhoudelijke en financiële veranderingen gericht op de nieuwe thema’s en partnerlanden.

Voor de deeltrajecten geldt dat zij op schema lopen voor het tijdig behalen van de bezuinigingsdoelstellingen in 2015.

27

Kunt u ingaan op de conclusies van het «OS-examen» van de OESO over de hervorming van het Nederlandse beleid?

Voor een antwoord op deze vraag verwijzen wij u naar de kamerbrief d.d. 10 november 2011 (kamerstuk 32 605 nr. 58). In deze brief werd u het rapport van dit examen aangeboden en is ingegaan op de conclusies en aanbevelingen. Daarin bleek onder andere dat er tijdens het examen waardering was voor de nieuw ingezette koers van Nederland. Het Ontwikkelingscomité liet zich positief uit over de wijze waarop Nederland met uitdagingen op ontwikkelingsterrein omgaat, de goede kwaliteit van de programma’s die de ambassades uitvoeren, het werk dat is verzet op het terrein van beleidscoherentie voor ontwikkeling en de rol die Nederland speelt bij het versterken van het internationale humanitaire systeem.

28

Kunt u ingaan op het functioneren van de Regional Support Offices (RSO’s) en de manier waarop zij de taken van de posten invullen?

De eerste regionale service organisaties (RSO’s) zijn in 2012 formeel opgericht. Voor de aangesloten posten in de regio gaan zij taken uitvoeren met betrekking tot de administratieve verwerking van het financieel beheer, de bedrijfsvoering en de administratieve verwerking van de paspoort- en visumaanvragen. De overname van taken van de posten is een gefaseerd proces dat tot eind 2014 doorloopt. De regionale service organisaties (RSO’s) zijn dan ook nog in de opbouwfase en zullen pas eind 2014 volledig operationeel zijn. De implementatie van de RSO’s en overname van taken van posten verlopen volgens plan.

31

Waaruit bestaat de Nederlandse betrokkenheid bij het Change Management Team van de VN?

Nederland ondersteunt de 61 hervormingsvoorstellen van het Change Management Team (CMT) en draagt zijn steun actief uit. Het CMT is in het voorjaar van 2011 aangesteld door de SGVN. De leden van het team zijn allen afkomstig uit het VN-secretariaat. Het CMT heeft consultaties gehouden met vele VN-lidstaten. Nederland heeft in verschillende formats, zoals briefings en bijeenkomsten, ook deelgenomen aan die consultaties. Tijdens de Eerste Hervatte Zitting van de Vijfde Commissie van de AVVN heeft Nederland in EU-verband het belang van deze voorstellen onderschreven.

32

Wat waren de belangrijkste aanbevelingen van de Study Group on Governance en hoe is het functioneren van het Internationaal Strafhof (ICC) hierdoor verbeterd?

De door Nederland voorgezeten Study Group on Governance heeft in 2011 verschillende aanbevelingen gedaan die tijdens de jaarlijkse Vergadering van Statenpartijen van het ICC in december 2011 zijn aangenomen. De belangrijkste aanbevelingen betroffen een oproep aan de rechters om een uniform kader voor herstelbetalingen aan slachtoffers op te stellen en een voorstel voor een effectievere indeling van de Kamers van het Hof. Hierop is procedureregel 4 aangepast, zodat de rechterlijke kamers niet langer worden samengesteld door de rechters zelf, maar door de president van het ICC. Naar verwachting leidt dit tot een evenwichtigere en efficiëntere wijze van het samenstellen van de rechterlijke kamers. Ook heeft de Vergadering van het ICC de rechters opgeroepen om van tevoren met richtlijnen te komen voor de toekenning van herstelbetalingen aan slachtoffers. Daarnaast is het mandaat van de Study Group on Governance door de Vergadering van Statenpartijen met een jaar verlengd en is het mandaat uitgebreid tot het opstellen van aanbevelingen ten aanzien van het begrotingsproces.

33

Wat verstaat u onder een forse bijdrage, kunt u dat nader toelichten?

Nederland heeft zich op het brede terrein van de EU ook in 2011 actief opgesteld, zowel in samenwerking met bevriende landen binnen coalities van gelijkgezinden, als in vergaderingen in Brussel. Zo heeft Nederland:

  • Op het gebied van immigratie, bij de onderhandelingen over de verordening tot instelling van een Schengenevaluatiemechanisme zich er voor ingezet dat bij de toepassing van Schengenevaluaties niet alleen wordt gekeken naar technische criteria, maar ook naar rechtsstatelijke aspecten, zoals het integer en corruptievrij functioneren van instanties belast met de uitvoering van het Schengen acquis en het voorkomen van inmenging van georganiseerde misdaad in overheidshandelen.

  • Op het gebied van extern beleid zich ervoor ingezet wederkerigheid en conditionaliteit in het extern beleid van de Unie handen en voeten te geven, onder meer door het uitwerken van het more for more principe in het nabuurschapsbeleid en het introduceren van politieke voorwaarden aan EU-begrotingssteun aan derde landen.

  • Ten aanzien van de eurocrisis heeft Nederland een belangrijke bijdrage geleverd aan het versterken van het bestuur van de eurozone, gericht op het voorkomen van toekomstige crises. In september 2011 presenteerde Nederland voorstellen voor versterking van de begrotingsdiscipline en het strikt handhaven van de regels, onder onafhankelijk toezicht van de Europese Commissie en met meer sanctiemogelijkheden. Deze voorstellen zijn voor een belangrijk deel overgenomen in regels ter aanscherping van het Stabiliteits- en Groeipact en in het intergouvernementele Verdrag inzake Stabiliteit, Coördinatie en Bestuur in de EMU dat de lidstaten op 2 maart 2012 hebben ondertekend en dat op dit moment ter goedkeuring wordt voorgelegd aan de parlementen van 25 EU lidstaten. Ook heeft Nederland zijn stempel gedrukt op de vormgeving van de Europese noodfondsen EFSF en ESM, onder meer door in te zetten op strikte conditionaliteit en betrokkenheid van het IMF.

  • Verder zijn er bijdragen geleverd aan de discussie over groeibevorderende maatregelen, onder andere door de brieven van de Minister President en diverse van zijn collega’s aan de voorzitter van de Europese Raad over het verbeteren van het functioneren van de interne markt. Daarbij lag de focus op het unitair octrooi, het terugdringen van de administratieve lastendruk en het tot stand brengen van de digitale interne markt.

34

Hoe staat het voor met uw voornemen om een internationaal netwerk op te zetten?

Het initiatief voor een internationaal netwerk van focal points voor de Responsibility to Protect is genomen door Costa Rica, Denemarken en Ghana. Op dit moment hebben 13 landen, waaronder Nederland, een officieel focal point ingesteld.  Veel andere landen, en regionale organisaties zoals de EU en de AU, overwegen dit voorbeeld te volgen.

35

Hoeveel projecten in EU-lidstaten zijn in 2011 bekostigd uit het Mensenrechtenfonds, welke projecten zijn dit, wat was het doel van de projecten en zijn de doelstellingen gehaald?

Financiering uit het Mensenrechtenfonds in Europese landen is verdeeld in steun aan NGO’s die wereldwijd werkzaam zijn en bijdragen aan projecten binnen de Europese Unie. Hierover wordt tevens gerapporteerd in de Mensenrechtenrapportage die u op 16 maart jl. heeft ontvangen (kamerstuk 32 735, nr.46).

Steun aan wereldwijd opererende NGO’s

  • Nederland heeft in 2011 het International Dalit Solidarity Network (IDSN) gefinancierd, dat gevestigd is in Denemarken. Het project heeft bestrijding van kastediscriminatie als doelstelling. Het betreft een nog lopend project.

  • Nederland ondersteunt in Ierland de internationale NGO Frontline, gevestigd in Dublin. Frontline heeft bevorderen van de (digitale) veiligheid van mensenrechtenverdedigers als doelstelling en biedt bescherming en opvang voor mensenrechtenverdedigers in nood in de regio en in Ierland. Het betreft een lopend project.

Projecten in EU-lidstaten

Hongarije

Nederland heeft een dertiental nog in 2011 doorlopende projecten in Hongarije ondersteund met een focus op bevordering van gelijkheid en Roma-integratie, bestrijding van mensenhandel en maatschappelijke acceptatie van de LHBT-gemeenschap. De ambassade heeft het «Budapest Pride Festival» gesteund en het grootste LHBT sportevenement van Europa, de Eurogames. Doelstelling is de maatschappelijke acceptatie voor LHBT te vergroten. Ook heeft de ambassade een tweetal trainingen voor hulpverleners, politie en mensen uit het onderwijs gefinancierd over het onderkennen van signalen die wijzen op vrouwenhandel. Een aantal projecten heeft bevordering van gelijke rechten voor Roma, bestrijding van vooroordelen en integratie van Roma als doelstelling.

Italië

In Italië zijn vier projecten uit het mensenrechtenfonds gefinancierd. Het betrof een goed bezochte Anne Frank tentoonstelling (ca. 14 000 bezoekers), een project inzake bevordering van LHBT- acceptatie in het bedrijfsleven (in casu IKEA in Italie, dat nu een LHBT statuut heeft aangenomen) en een lezingencyclus om Italiaanse studenten te informeren over het VN Kinderrechtenverdrag. De ambassade hielp mee het Libische filiaal van de Italiaanse Vluchtelingenraad tijdens de Libische burgeroorlog open te houden met als doel vluchtelingen te kunnen opvangen.

Letland

De ambassade in Letland ondernam acht activiteiten, onder meer gericht op rechtsstaatversterking en het terugdringen van corruptie, onder andere door steun aan de lokale tak van Transparency International. Ook heeft de ambassade zich op het bevorderen van vrouwen- en kinderrechten gericht. Deze projecten hebben bijgedragen aan bevordering van respect voor mensenrechten in Letland. Het terugdringen van corruptie komt ook het ondernemingsklimaat in Letland ten goede.

Litouwen

De ambassade in Litouwen heeft zestien projecten gefinancierd. Deze activiteiten richtten zich voornamelijk op gelijke rechten voor vrouwen en LHBT-rechten. Met de middelen zijn o.a. een initiatief tegen huiselijk geweld, een campagne gericht op het tegengaan van mensenhandel en een LHBT-filmfestival ondersteund. Kleinschaligere projecten hebben onder andere bijgedragen aan de versterking van een zgn. «community centre» voor Roma in Vilnius en de bescherming van de privacy van kinderen. De doelstellingen zijn behaald. In het bijzonder de steun aan het LHBT filmfestival en de campagne tegen mensenhandel zijn voorbeelden van succesvol uitgevoerde projecten die een blijvende impact op de gemeenschap hebben gehad.

Portugal

Nederland heeft twee projecten met een focus op maatschappelijk verantwoord ondernemen (MVO) en vrouwenrechten ondersteund. Het betrof een MVO-mensenrechtenprijs in samenwerking met de Portugese staatssecretaris voor Algemene Zaken. Een vrouwenproject op het gebied van seksuele intimidatie betrof een roadshow door Portugal samen met een lokale NGO en de Portugese staatssecretaris voor Gelijkheid. Doel was bij te dragen aan mentaliteitsverandering, het onderwerp op de politieke agenda te krijgen, en de samenwerking tussen belangenorganisaties, politie en justitie te bevorderen. Het project was succesvol met veel belangstelling bij alle doelgroepen.

Roemenië

Nederland leverde in Roemenië met vijftien projecten een bijdrage aan verdere hervormingen van de justitiële sector in Roemenië. De nauwe politiesamenwerking tussen Roemenië en Nederland droeg bij aan de bestrijding van zware criminaliteit, zoals mensenhandel en illegale prostitutie. Andere projecten richtten zich op de rechtsbescherming van minderjarigen en de bevordering van de rechten van Roma. Doelstellingen van de projecten werden behaald. In het bijzonder de projecten gericht op onderwijs voor kinderen in een Roma-achterstandsbuurt van Boekarest en het creëren van een curriculum voor extra-curriculaire activiteiten op het gebied van mensenrechten en daarmee samenhangende training voor onderwijzers waren zeer succesvol.

Slowakije

Nederland heeft vijf projecten in Slowakije ondersteund met een focus op bevordering van gelijkheid (LHBT, Roma), ondersteuning van mensenrechtenverdedigers en versterking van de rechtsstaat. Het betrof training van Roma vrijwilligers, een gemeenschapscentrum voor Roma, met bijzondere aandacht voor kinderen en jongeren. Het centrum functioneert nog steeds. Middels het Rainbow Pride project is getracht de homofobie in Slowakije te verminderen. Het project was succesvol, maar LHBT-acceptatie is een proces. De LHBT-gemeenschap wordt gerespecteerd in stedelijke gebieden, de plattelandsgebieden zijn conservatiever.

Slovenië

Nederland heeft vier projecten in Slovenië ondersteund met een focus op minderheden, bestrijding van huiselijk geweld en mensenhandel, en vrouwenrechten. Projecten waren onder meer een boek over de Sinti-minderheid om meer begrip bij de bevolking voor deze groep te creëren, hetgeen op bescheiden wijze gelukt is. Een andere campagne over geweld tegen vrouwen op het platteland had tot doel vrouwen en het algemene publiek bewust te maken van de onaanvaardbaarheid van geweld tegen vrouwen. De campagnes waren succesvol en hebbe veel media-aandacht gegenereerd.

Spanje

Nederland heeft twee projecten in Spanje ondersteund vanuit het mensenrechtenfonds. Het betrof een conferentie met als doel kennis te bevorderen onder instituties op de Canarische Eilanden over de mensenrechtensituatie in Afrikaanse landen over LHBT. Een basis is gelegd voor het verder bouwen aan samenwerkingsrelaties tussen Afrikaanse NGO's en Spaanse partners. Een tweede nog lopend project richt zich op het vergroten van de bekendheid van het VN-Verdrag inzake de Rechten van het Kind onder Spaanse kinderen en hun sociale omgeving.

36

Hoeveel projecten zijn er in de Verenigde Staten, Canada en Australië bekostigd vanuit het Mensenrechtenfonds, welke projecten zijn dit, wat kostten deze projecten, welke doelstellingen diende deze projecten en zijn deze doelstellingen gehaald?

Nederland heeft in 2011 voor € 163 902 vijf projecten in de Verenigde Staten ondersteund vanuit het mensenrechtenfonds. Het merendeel daarvan was bestemd voor in de VS gevestigde internationaal opererende organisaties. Projecten:

  • 1. Het in Washington gevestigde Lifeline-fonds is gericht op bescherming van bedreigde mensenrechten-NGO’s wereldwijd, buiten de VS. Het Lifeline-fonds heeft als doelstellingen het wereldwijd verstrekken van noodhulp aan NGO’s en mensenrechtenverdedigers die worden bedreigd in landen met een repressieve en/of falende overheid, en het financieren van campagnes en activiteiten om weerstand te bieden aan overheden die restricties willen opleggen aan NGO’s. Het Lifeline fonds is inmiddels operationeel, functioneert naar wens, en vervult de hierboven genoemde doelstellingen. De bijdrage bedraagt € 103 200.

  • 2. Het Brookings Institute verrichte een studie naar de effectiviteit van de VN speciale rapporteurs. De studie heeft waardevolle inzichten verschaft, die eraan hebben bijgedragen dat tijdens de evaluatie van de speciale rapporteurs hun positie niet is verzwakt. De studie naar de effectiviteit van de VN-speciale rapporteurs werd uitgevoerd om een gedegen weerwoord te kunnen bieden aan landen die deze speciale rapporteurs in hun activiteiten willen beperken of dwarsbomen. De doelstelling werd behaald. De bijdrage bedraagt € 5 010.

  • 3. Ten slotte beoogt een drietal projecten de toepassing van de doodstraf in de VS tegen te gaan. De doelstelling is bij te dragen aan de verminderde toepassing en uiteindelijk de afschaffing van de doodstraf in de VS. Met een bijdrage van € 40 000 in 2011 heeft de National Coalition to Abolish the Death Penalty (NCADP) een door Nederland gefinancierd project afgerond waarbij advocaten die werken met doodstrafzaken zijn getraind en begeleid in de omgang met (mogelijke) geestesziekte en verstandelijke handicaps van cliënten in concrete rechtszaken. Hiermee is een bijdrage geleverd aan het voorkomen van doodvonnissen voor geesteszieken.

  • 4. In 2011 financierde Nederland een nieuw meerjarig project EUR 12 161 in 2011) van NCADP waarbij de trainings- en begeleidingsactiviteiten nader worden toegespitst op jurisdicties in de VS waar de doodstraf veelvuldig wordt toegepast en waar de meeste misstanden worden gesignaleerd. Deze activiteiten worden in 2013 afgerond.

  • 5. Een bijdrage van € 3 530 aan een Europese consultant die zich inzet voor afschaffing van de doodstraf.

Nederland heeft in 2011 éénmalig voor € 9 974 twee activiteiten in Canada ondersteund vanuit het mensenrechtenfonds:

  • 1. In samenwerking met Amnesty International Canada en het Canadian Museum for Human Rights werden meerdere activiteiten georganiseerd op internationale mensenrechtendag (bijdrage € 2 754,46). De doelstelling, het extra aandacht geven aan mensenrechten werd behaald.

  • 2. NGO Jer’s Vision is gericht op het bevorderen van LHBT-rechten. Met de nog tot 2013 doorlopende bijdrage uit het mensenrechtenfonds is aandacht besteed op middelbare scholen aan homofobie (bijdrage van € 7 220 in 2011). Het betreft een lopende aciviteit waarmee aandacht wordt gevraagd voor LHBT als prioritair thema uit de Nederlandse mensenrechtenstrategie.

In Australië werden geen projecten uit het Mensenrechtenfonds gefinancierd.

37

Zijn er concrete afspraken gemaakt met Nederlandse ICT-bedrijven? Zo ja, wat is er afgesproken?

Sinds de Freedom Online conferentie is met diverse bedrijven gesproken over hoe zij hun verantwoordelijkheid voor het garanderen van mensenrechten op internet kunnen nemen. Daarbij motiveert de overheid bedrijven zich aan te sluiten bij gedragscodes zoals het Global Network Initiative (GNI). Op 5 juni jl. is in dat kader op initiatief van het ministerie van Buitenlandse Zaken voor een tiental Nederlandse telecom- en internetbedrijven een informatiebijeenkomst georganiseerd met de voorzitter van het GNI.

Daarnaast heeft op aandringen van Nederland de EU in het sanctieregime voor respectievelijk Syrië (december 2011) en Iran (maart 2012) een verbod opgenomen voor de uitvoer door Europese bedrijven van technologie naar deze landen waarmee mensenrechten kunnen worden geschonden. Nederland blijft zich eveneens inzetten om dergelijke technologie ook in de EU dual use verordening op te nemen. Naar verwachting zal de Europese Commissie in de tweede helft van 2012 met een voorstel komen.

38

In welke landen werken de Verenigde Staten en Nederland samen in het ondersteunen van vrouwen, door trainingen in politiek leiderschap? Hoe krijgt deze samenwerking vorm?

In 2011 heeft Nederland regelmatig op verschillende niveaus met de Verenigde Staten overlegd over het ondersteunen van vrouwen in transitielanden in de MENA-regio, onder andere door trainingen in politiek leiderschap. Tijdens een mijn ontmoeting met Secretary of State Clinton heb ik uitvoerig over dit onderwerp gesproken en een gezamenlijke verklaring ondertekend. Ook in het kader van de Community of Democracies is sprake van regelmatig overleg met de Verenigde Staten over dit onderwerp. In mei woonden de Nederlandse ambassadeur in Tunis en de US Ambassador at Large for Global Women’s Issues een bijeenkomst bij met vrouwen uit de regio over politieke participatie van vrouwen. De Verenigde Staten en Nederland stemmen hun programma’s in de MENA-regio af, waarbij complementariteit centraal staat. Trainingen in politiek leiderschap van vrouwen in de landen Tunesië, Marokko en Egypte worden door de Verenigde Staten en Nederland deels gefinancierd via UN Women. In de Democratische Republiek Congo werken Nederland en het Carter Centre samen met de Noorse regering aan een programma ter ondersteuning van politieke participatie van vrouwen. Nederland ondersteunt voorts het door de Verenigde Staten opgezette Lifeline Fund, dat NGO’s ondersteunt in landen met autoritaire regimes en een speciale focus heeft op vrouwenorganisaties.

39

Heeft Nederland als enige land de tijdelijke huisvesting van het Strafhof in 2011 bekostigd? Zo ja, waren er geen andere landen bereid hieraan bij te dragen?

Ja. Nederland heeft in 1998 aangeboden om de kosten van de huisvesting van het Strafhof de eerste tien jaar op zich te nemen. Nederland heeft aan die afspraak voldaan door de kosten van de tijdelijke huisvesting van het ICC van 1 juli 2002 tot 1 juli 2012 te betalen. Op 31 oktober jl. heeft Nederland aanvullend aangeboden de kosten van de tijdelijke huisvesting van het ICC voor de tweede helft van 2012 (ongeveer 3 miljoen euro) ook voor zijn rekening te nemen

40

Welke andere MVO-activiteiten naast de genoemde pilot voeren de ambassades uit om het MVO-beleid te versterken?

Nederland bevordert MVO en mensenrechten via alle ambassades. De posten spelen een belangrijke rol om het Nederlands bedrijfsleven te assisteren en te informeren over MVO in de lokale context. Om posten hierbij te ondersteunen en de informatie over MVO te stroomlijnen heeft de regering begin 2010 een brochure in de vorm van een «MVO-paspoort» ontwikkeld over MVO en mensenrechten en de OESO-richtlijnen. Het paspoort bevat basisinformatie over het Nederlandse MVO-beleid en internationale MVO-initiatieven. Ook is sinds 2012 een interactief MVO portal beschikbaar waar successen en tips op het gebied van MVO kunnen worden uitgewisseld.

De pilot MVO en mensenrechten die in 2009 is gestart betrof een beleidsintensivering in acht landen. De beleidsintensivering maakte het voor de betreffende posten mogelijk meer landenspecifieke aandacht te geven aan MVO, bijvoorbeeld door het ontwikkelen van een landenspecifieke brochure over MVO ten behoeve van het Nederlands bedrijfsleven.

41

Wanneer gaat u de conclusies van de evaluatie van de pilot godsdienstvrijheid bekendmaken?

De bevindingen van de eerste fase van de pilot vrijheid van godsdienst en levensovertuiging zijn bekend gemaakt in een brief aan de Tweede Kamer op 16 maart jl.

42

Waaruit bestaat de Nederlandse bijdrage aan het «Global Counter-Terrorism Forum» concreet?

Nederland heeft actief bijgedragen aan de bijeenkomsten van de verschillende werkgroepen van het Global Counter-Terrorism Forum (GCTF). Nederland richt zich daarbij met name op de Working Group on the Rule of Law en de Working Group Countering Violent Extremism. De inzet van Nederland is dat deze werkgroepen worden benut voor het coördineren van internationale inspanningen op deze beleidsterreinen en het kwalitatief versterken van deze inzet, o.m. door ervaringen te delen en tot «good practices» te komen. Een voorbeeld daarvan is het Rabat Memorandum Good Practices dat een aantal principes vastlegt over de toepassing van het strafrecht bij terrorismebestrijding. Onlangs was Nederland gastheer van de derde bijeenkomst van de «Rule of Law» werkgroep in mei 2012. In dat kader is onder meer een voorstel gepresenteerd gericht op capaciteitsopbouw in de juridische sector ten behoeve van terrorismestrafzaken (getuigenbescherming, gebruik inlichtingeninformatie).

43

Welke projecten zijn er precies in 2011 gesteund in Afrika en Azië gericht op de versterking van capaciteit ter bestrijding van terrorisme?

In 2011 zijn de volgende projecten gesteund:

  • Indonesië «Pesantrens Project» (partner: Search for Common Ground). Ontwikkeling van media- en onderwijsprogramma’s gericht op jongeren, met het doel religieuze tolerantie te stimuleren en radicalisering tegen te gaan.

  • Somalië «Radio Life Link» (uitvoering door Free Press Unlimited). Stimulering van verantwoordelijke journalistieke berichtgeving door lokale radiostations. Deze berichtgeving vormt een belangrijk tegenwicht in een gepolariseerde samenleving, waar van media vaak juist een radicaliserende werking uitgaat.

  • Via het Zuid-Afrikaanse (non-gouvernementele) Institute for Security Studies wordt een regionaal trainingsprogramma gericht op Oost- en West Afrika gesteund. Belangrijk aandachtsveld in dit programma is het versterken van capaciteit om terroristen via het strafrechtelijk systeem te vervolgen (openbare aanklagers, rechters, opsporing).

  • Workshops in Afrika door de United Nations Counter Terrorism Implementation Task Force (CTITF) en het United Nations Counterterrorism Executive Directorate, die een correcte en adequate uitvoering van VN-resoluties ter bestrijding van terrorisme bevorderen. Inhoudelijk richten de workshops zich op de preventieve aspecten van terrorismebestrijding (grensmanagement, dialoog, strafbaarstelling rekrutering) en het belang van mensenrechten.

  • Met behulp van de inzet van het Centre for Global Counterterrorism Cooperation wordt een kwaliteitsimpuls gegeven aan de inspanningen van VN. Het project draagt er met name toe bij dat de activiteiten van de VN op het gebied van contraterrorisme en de brede ontwikkelingsagenda (sociaal-economische uitsluiting, rechtsstaat, stabiliteit) beter op elkaar worden afgestemd, en synergie wordt versterkt.

  • Het International Centre for Counter-TerrorismThe Hague (ICCT) onderneemt onder meer activiteiten gericht op het tegengaan van radicaliseren en internationaal recht, en draagt ook bij aan de ontwikkeling van een meer gebalanceerde en geïntegreerde aanpak van terrorismebestrijding in Afrika en Azië. Een goed voorbeeld is de bijdrage van ICCT aan het VN (UNICRI) – initiatief Policies to Counter the Appeal of Terrorism, dat zich richt op de inzet van gerehabiliteerde terrorismeveroordeelden bij het tegengaan van radicalisering.

44

Welke definitie van «terrorisme» hanteert het ministerie?

Het ministerie hanteert dezelfde definitie als de Nationale Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid: «Terrorisme is het uit ideologische motieven dreigen met, voorbereiden van of plegen van ernstig op mensen gericht geweld, dan wel daden gericht op het aanrichten van maatschappij-ontwrichtende zaakschade, met als doel maatschappelijke veranderingen te bewerkstelligen, de bevolking ernstige vrees aan te jagen of politieke besluitvorming te beïnvloeden.»

45

Welke projecten die gericht zijn op het tegengaan van mensenhandel heeft Nederland ondersteund en in welke landen? Wat waren de resultaten?

Nederland heeft zich vooral, zij het niet uitsluitend, gericht op de belangrijkste landen van herkomst van slachtoffers die in Nederland worden aangetroffen, waaronder Bulgarije, Roemenië en Nigeria. In Bulgarije zijn trainingen gegeven aan de anti-trafficking unit van de Bulgaarse politie en is een NGO-project bekostigd om een nationaal systeem voor de identificatie en doorverwijzing van slachtoffers uit te werken. Dit systeem is door Bulgarije inmiddels officieel aangenomen en ingevoerd. Voortbouwend op deze succesvolle projecten is een aantal Nederlands-Bulgaarse «joint investigation teams» opgezet om concrete zaken op te lossen. Aan Roemenië, eveneens een belangrijk bronland, zijn de afgelopen jaren diverse trainingen geven, onder andere om de ketensamenwerking in dat land te verbeteren. Ook wordt in Roemenië de inrichting van een hulplijn voor kinderen gesteund. In relatie tot Nigeria loopt een programma voor training van en technische assistentie aan het Nigeriaanse agentschap voor de bestrijding van mensenhandel. Voor meer details over deze en andere projecten ter bestrijding van mensenhandel en ter verbetering van de bescherming en opvang van slachtoffers zij verwezen naar de bijlage bij Kamerstuk 28 638, nr. 55 van 26 augustus 2011 (laatste deel van dit document).

46

Welke extra fabrieken zullen door toedoen van Nederland in 2012 worden geïnspecteerd door de Organization for the Prohibition of Chemical Weapons (OPCW)? Waar zijn deze fabrieken?

Nederland heeft er – als voorzitter van de internationale werkgroep Site-Selection Methodology – voor gezorgd dat de methode waarmee de Organization for the Prohibition of Chemical Weapens (OPCW) chemische fabrieken selecteert voor inspecties is aangepast. Deze aanpassing resulteert niet in een wijziging van het aantal inspecties per land. Wel heeft het tot gevolg dat de inspecties bij voor de Chemische Wapen Conventie relevantere fabrieken plaatsvinden. Welke fabrieken in 2012 geïnspecteerd worden, is vertrouwelijke informatie van de OPCW.

47

Wat wordt bedoeld met de zin: «Elke reductie en/of terugtrekking van kernwapens met een NAVO-taak in Europa ....»

In het NAVO Strategisch Concept en de onlangs in Chicago overeengekomen Deterrence and Defence Posture Review (DDPR) staat dat de NAVO een nucleaire alliantie blijft zolang kernwapens blijven bestaan. De NAVO onderzoekt de opties om te komen tot verdere reductie van het aantal niet-strategische nucleaire wapens met een NAVO-taak in Europa. Hiermee worden de niet-strategische nucleaire wapens bedoeld die in het kader van de NAVO-kernwapentaak in Europa zijn gestationeerd.

Nederland streeft naar een kernwapenvrije wereld. Nucleaire ontwapening vereist echter een behoedzame, realistische en zorgvuldige aanpak die in een breder, multilateraal verband moet plaatsvinden. Eenzijdige ontwapening is geen oplossing; Nederland streeft naar een gefaseerde en stapsgewijze benadering waarbij wederkerigheid met afbouw van het Russische niet-strategische nucleaire arsenaal essentieel is.

48

Waaruit bestond concreet de «outreach» die Nederland tijdens het voorzitterschap van de NSG in 2011 toepaste richting India, Pakistan en Israël om de inbedding van deze landen in het mondiale non-proliferatiestelsel te bevorderen en wat waren de reacties van betreffende landen?

Het Nederlandse voorzitterschap van de Nuclear Suppliers Group (NSG) heeft in NSG trojka-verband (met de vorige en volgende voorzitters van de NSG, respectievelijk Nieuw-Zeeland en de VS) «outreach»-bijeenkomsten georganiseerd met India en Pakistan. Deze bijeenkomsten waren bedoeld om met de twee landen informatie uit te wisselen over de laatste ontwikkelingen binnen de NSG en in India en Pakistan op het gebied van exportcontrole van nucleair gerelateerde goederen. Beide landen stelden de bijeenkomsten op prijs en stelden zich constructief op door uitvoerig in te gaan op hun controlelijsten en aanpassingen van wetgeving. Omdat effectieve exportcontrole een praktische invulling geeft aan internationale non-proliferatie inspanningen zorgen deze – jaarlijkse – bijeenkomsten voor de inbedding van de twee landen in het non-proliferatiestelsel.

Ook Israël is meermaals uitgenodigd voor een «outreach»-bijeenkomst, maar heeft laten weten dat op dit moment een grondige herziening van het eigen non-proliferatiebeleid plaatsvindt. De Israëlische autoriteiten meenden het niet opportuun om op dit moment in dialoog te treden met de NSG.

49

Waarop baseert NL de aanname dat nucleair terrorisme één van de grootste en meest actuele bedreigingen van de mondiale veiligheid is?

Een terroristische groepering die de beschikking zou krijgen over een nucleaire wapen of de middelen om zo’n wapen te maken, kan bij inzet ervan onvoorstelbare schade berokkenen aan de samenleving. Hoe klein die kans ook is, Nederland – en dit geldt ook voor de andere landen van de NSS – beschouwt zo’n scenario als één van de ernstigste bedreigingen van de mondiale veiligheid.

Het is vanwege deze overweging dat het verdrag voor de fysieke beveiliging van nucleair materiaal (CPPNM) in 1980 in het leven is geroepen, het «G8 Global Partnership» (ter voorkoming van het in terroristische handen komen van nucleaire technologie) in 2002 is ontstaan en resolutie 1 540 onder hoofdstuk VII van het handvest in 2004 door de Veiligheidsraad is aangenomen waarin het verboden wordt om terroristische groepen de beschikking te geven over massavernietigingswapens. In 2007 is om deze reden de Internationale Conventie ter Voorkoming van Daden van Nucleair Terrorisme (ICSANT) van kracht geworden, in 2006 is het «Wereld Initiatief ter bestrijding van Nucleair Terrorisme» (GICNT) ontstaan en in 2010 heeft de president van de VS het initiatief genomen om een topconferentie over dit onderwerp te beleggen (NSS). De bereidheid van meer dan 50 staats- en regeringsleiders om in 2014 voor de derde maal naar een Nucleaire Beveiligingstop te komen – die dat jaar door Nederland wordt georganiseerd en geleid – is een uitdrukking van de diepe zorg die wereldwijd op het hoogste niveau over deze dreiging bestaat.

50 en 51

Wat is de stand van zaken met betrekking tot de aangehouden vergunningaanvragen voor wapenexport naar Bahrein, Jemen, Saoedi-Arabië, Egypte en Tunesië?

Is het inmiddels wel mogelijk de wapenexport naar Bahrein, Jemen, Saoedi-Arabië, Egypte en Tunesië te toetsen aan de acht criteria van het wapenexportbeleid?

Wapenexportaanvragen voor Bahrein en Jemen worden nog steeds aangehouden. Voor Egypte worden conform de motie Voordewind dd. 23 december 2011 geen vergunningen afgegeven, zolang de situatie in Egypte geen aanleiding geeft om dit te doen. Zoals aangekondigd tijdens het AO wapenexportbeleid dd. 22 december 2011 zijn aanvragen voor Saoedi-Arabië en Tunesië opnieuw in behandeling genomen; toetsing van de vergunningaanvragen op individuele basis aan de acht criteria vindt plaats met grote terughoudendheid. Voor deze landen zijn inmiddels enkele vergunningen afgegeven.

52

Hoeveel euro heeft Nederland in 2011 bijgedragen aan de vernietiging van onontplofte oorlogsresten in Afghanistan? Hoe groot is de financiële behoefte in Afghanistan voor de opruiming van onontplofte oorlogsresten?

Nederland droeg in 2011 aan de vernietiging van onontplofte oorlogsresten in Afghanistan 1,95 miljoen euro bij via «HALO Trust» en 0,3 miljoen euro via de Danish Demining Group (DDG). Volgens de VN-ontmijningsorganisatie UNMAS is de financiële behoefte in Afghanistan voor de opruiming van onontplofte oorlogsresten in 2012 gesteld op 60 miljoen euro.

53

Aan welke projecten en activiteiten heeft Nederland een bijdrage geleverd in de gebieden onder Palestijns bestuur, buiten de bijdragen aan EUPOL COPPS en USSC (United States Security Coordinators Team)? Hoeveel geld is naar deze projecten gevloeid?

Nederland heeft in 2011 projecten en activiteiten ondersteund in de sectoren «rechtsstaatontwikkeling en veiligheid», inclusief mensenrechten en «economische ontwikkeling en wederopbouw». Tevens werden humanitaire hulp programma’s ondersteund t.b.v. Palestijnse vluchtelingen.

Activiteiten onder het Speerpunt economische ontwikkeling en wederopbouw EUR 13 miljoen) richtten zich op duurzame verhoging van de voedselproductie; verbeterde toegang/gebruik van land en water; verbeterde dienstverlening aan de agrarische sector en toegang tot markten (kwaliteitsverbetering landbouwproducten).

Activiteiten onder het speerpunt rechtsstaatontwikkeling en veiligheid (EUR 8 miljoen) richtten zich op de opbouw van het justitieapparaat en de veiligheidssector (m.n. civiele politie) en mensenrechten. Projecten spitsten zich toe op capaciteitsopbouw van de Openbaar Aanklager, de Hoge Raad en het ministerie van Justitie; bouw/renovatie van politiebureaus en bureaus van openbaar aanklagers, bouw van een modelgevangenis volgens internationale normen en bijdragen aan de aanleg van een opleidingscentrum t.b.v. de politie. Tevens ging steun naar Israëlische en Palestijnse NGO’s die mensenrechtenschendingen op de Westelijke Jordaanoever en Gaza in kaart brachten.

Via het humanitaire hulp programma EUR 19 miljoen) heeft Nederland activiteiten van United Nations Relief and Works Agency (UNRWA) en het World Food Programme (WFP) t.b.v. geregistreerde Palestijnse vluchtelingen in de Palestijnse Gebieden, Jordanië, Syrië en Libanon gericht op huisvesting, scholing en gezondheidszorg ondersteund.

54

Welke conclusies trekt u uit het beperkte noodhulpbudget in 2011 en tot welke beleidswijzigingen heeft dit geleid ten aanzien van voorkoming van rampen?

In het nieuwe Beleidskader voor Humanitaire Hulp wordt Disaster Risk Reduction als prioriteit genoemd. Dit voorkomt veel menselijk leed en vormt een kosteneffectieve besteding van middelen. DRR is echter in hoge mate aan de ontwikkelingsagenda gerelateerd, hoewel vaak gemotiveerd vanuit het humanitaire beleidsterrein. In concreto betekent dit dat preventie- en mitigatieactiviteiten binnen het werkterrein van de ontwikkelingssamenwerking vallen, terwijl rampenparaatheid als een humanitaire aangelegenheid wordt gezien.

Dit laat onverlet dat respons op de chronische crises en acute rampen nodig blijft. In 2011 gaf de humanitaire situatie aanleiding tot het beschikbaar stellen van extra middelen. Mocht dat in 2012 het geval zijn, dan zal ik dat opnieuw overwegen.

55

Welke organisaties namen deel aan Common Effort? Kan hiervan een complete lijst worden geleverd?

  • Het Duitse Ministerie van Buitenlandse Zaken

  • Het Nederlandse Ministerie van Buitenlandse Zaken

  • Het Duitse Ministerie van Ontwikkeling

  • Gesellschaft für Internationale Zusammenarbeit (GIZ)

  • De Duitse Federale Politie

  • Het KLPD

  • Technisches Hilfswerk (THW)

  • Johanniter Unfallhilfe

  • German Kinderberg e.V.

  • CORDAID

  • Vereniging Nederlandse Gemeenten

  • UNHCR

  • US European Command (USEUCOM)

  • USAID

  • Universiteit van Münster (studenten en docenten)

  • Universiteit van Regensburg (studenten en docenten)

  • Universiteit van Groningen (studenten)

  • 1e Duits-Nederlandse Legerkorps, met militairen uit 11 verschillende landen.

  • Stiftung Wissenschaft und Politik

  • TNO

  • Instituut Clingendael

  • Zentrum Transformation Bundeswehr

Daarnaast nog zgn «Functional Area Experts» tijdens de oefening uit de volgende organisaties:

  • DPKO SSR Unit

  • UNOCHA

  • UNICEF

  • Robert Koch Institute

  • Politie Nordrhein Westfalen

  • Duitse Rode Kruis

  • European Atlantic Disaster Response Coordination Centre

  • Italiaanse Ambassade in Duitsland

  • Peace Research Institute Frankfurt Institute for European Politics International Office for Migration

56

Wat zijn de belangrijkste doelstellingen van het Nederlandse voorzitterschap in de Global Facility for Disaster Reduction en Recovery? En in hoeverre worden deze bereikt?

Nederland is van november 2011 t/m november 2012 co-voorzitter van de Consulatative Group (CG) van de Global Facility for Disaster Risk and Recovery (GFDRR) van de Wereldbank. Prioritair binnen dit co-voorzitterschap zijn 1) Ondersteuning van GFDRR’s rol om DRR inzet te mainstreamen in ontwikkelingsbeleid; 2) Verder ontwikkelen en versterken van samenwerking tussen GFDRR en maatschappelijk middenveld; 3) Bevorderen van consensus binnen de CG over de richting en prioriteiten van GFDRR voor de periode 2013–2016. Naast deze beleidsinhoudelijke prioriteiten heeft Nederland bijzondere aandacht voor de kwaliteit van de resultaats- en impactweergave van GFDRR’s activiteiten. In mei 2012 heeft GFDRR Nederland toegezegd een aantal Nederlandse aanbevelingen op dit terrein te zullen opnemen in de strategie voor 2013–2016. Verder zijn watergerelateerde rampen een dwarsdoorsnijdend prioritair thema tijdens het Nederlandse co-voorzitterschap. In april 2012 is een werkplan aangenomen ter versterking van de relaties tussen GFDRR en maatschappelijk middenveld. Daarnaast zijn concrete resultaten van GFDRR op veldniveau gewisseld.

57

Welke stappen zijn er gezet om Economic Partnership Agreements (EPA's) af te sluiten met de resterende vijf regio's waar nog geen EPA mee is overeengekomen?

In de zes overgebleven ACS-regio’s (Afrika, Caribisch gebied en Stille Oceaan) werd in 2011 op deelterreinen vooruitgang geboekt.

Op 30 september 2011 publiceerde de Europese Commissie een voorstel om de zogenaamde Market Access Regulation aan te passen. Daarin stelt zij voor om per 1 januari 2014 op basis van deze verordening alleen nog tariefvrije markttoegang tot Europa te bieden aan die landen en regio’s, die aantoonbaar stappen hebben gezet om een (interim) EPA te ratificeren en toe te passen. Sommige landen maken nu gebruik van de geboden markttoegang, zonder verdere implementatie en formalisering van hun EPA. Dit staat op gespannen voet met WTO regels en is niet rechtvaardig tegenover ontwikkelingslanden buiten de ACS-groep en ACS-landen die wel overgaan tot implementatie.

Nederland blijft er bij de Commissie op aandringen dat de onderhandelingen dienen te leiden tot ontwikkelingsvriendelijke en WTO-conforme EPA’s. Hiertoe dienen alle betrokken partijen zich constructief en flexibel op te stellen.

58

Op welke manier wordt er voor gezorgd dat voorstellen voor belastingontduiking van toepassing zijn op alle ondernemingen die actief zijn in ontwikkelingslanden?

De OESO Informal Task Force on Tax and Development onderneemt verschillende activiteiten om belastingontduiking in ontwikkelingslanden tegen te gaan. Het gaat bijvoorbeeld om het versterken van de capaciteit van belastingdiensten in ontwikkelingslanden op het gebied van belastingaudits en verrekenprijzenmethodieken en het bevorderen van de uitwisseling van belastinggegevens tussen landen. De activiteiten richten zich op het tegengaan van belastingontduiking door alle bedrijven en personen. Het is uiteindelijk aan de belastingdiensten in de ontwikkelingslanden zelf om te bepalen op welke (type) bedrijven hun activiteiten zich richten.

59 en 60

Kunt u een nadere toelichting geven op de verantwoorde afbouw van sectoren die niet meer binnen de speerpunten passen?

Kunt u aangeven ten aanzien van welke landen meer tijd nodig is om tot concrete afspraken met andere partners te komen en in hoeverre dit budgettaire consequenties heeft?

Onderwijs:

In 2011 heeft Nederland nog onderwijsactiviteiten gefinancierd in zestien partnerlanden. In de context van afbouw van onderwijs hebben de ambassades in de landen waar Nederland zich terugtrekt uit deze sector, een exit-strategie ontwikkeld. De posten hebben hiervoor overleg gevoerd met de lokale onderwijsgroep, bestaande uit de nationale overheid, de donorgemeenschap en het maatschappelijk middenveld. In de meeste partnerlanden kan de Nederlandse terugtrekking uit onderwijs worden gecompenseerd. Er zijn in deze landen reële kansen op een groter aandeel voor onderwijs in de overheidsbegroting, een stijgend onderwijsbudget bij donoren als het VK en Australië, de inzet van Wereldbank-fondsen voor basisonderwijs en financiering vanuit het Global Partnership for Education.

Eind 2011 bleek dat er slechts drie landen zijn waarvan de uitkomsten van het afstemmingsproces nog niet duidelijk zijn. Dit betreft Bolivia, Burkina Faso en Mali. Nederland volgt de ontwikkelingen in deze drie landen, waarin overname door nationale overheden en andere donoren mogelijk een langere looptijd vergt, nauwgezet. Het is op dit moment nog te vroeg uitspraken te doen over eventuele budgettaire consequenties.

Gezondheid:

De sector Gezondheid wordt vóór het einde van 2013 afgebouwd in 7 landen (Zambia, Tanzania, Burkina Faso, Nicaragua, Suriname, Zuid Afrika en Vietnam). De ambassades hebben in deze landen een exit-strategie ontwikkeld met de nationale overheden en aanwezige ontwikkelingspartners. In de meeste gevallen is er een reële verwachting dat het wegvallen van de Nederlandse bijdrage gecompenseerd kan worden door een verhoogde nationale bijdrage aan gezondheidszorg en verhoogde bijdragen van donoren als het VK, Canada, EU, Wereldbank en mondiale fondsen. Alleen in Nicaragua vergt een verantwoorde afbouw nog meer tijd, mede omdat zich hier meerdere bilaterale partners tegelijkertijd terugtrekken. Ik voorzie echter vooralsnog geen budgettaire consequenties.

61

Kunt aangeven in welke jaren het genoemde bedrag van € 20 miljoen wordt ingevuld? Hoe wordt de voortzetting geborgd?

Het betreft de goedkeuring van 20 projectaanvragen onder de ORIO regeling, onder andere in de water- en gezondheidssector. In totaal gaat het om een bedrag van EUR 192 mln, waarvan eerst EUR 12,56 mln zal worden besteed aan de financiering van de ontwikkelingsfase. Vervolgens zal de bouw van de infrastructuur aanbesteed worden. Infrastructuur projecten hebben een lange ontwikkeltijd. De daadwerkelijke uitgaven voor deze projecten zijn voorzien vanaf 2012.

62

Welke vorderingen zijn gemaakt in de coherentierapportages per partnerland?

Voor de «pilotcoherentierapportages in de partnerlanden» zijn Mali, Ghana en Bangladesh geselecteerd. Omdat de pilot zich in de opstartfase bevindt zijn nog geen inhoudelijke resultaten bekend. De ambassades overleggen momenteel met lokale contactpersonen over de aandachtsgebieden per rapportage. In het AO MJSP is toegezegd dat eind 2012, de eerste resultaten zullen worden gedeeld met de Kamer.

63

Op welke manier wordt de Kamer geïnformeerd over projecten waarin coherentie wordt vormgegeven, zoals gevraagd in de motie Ferrier? ( 32500-V-36 )

De Kamer is met de zogenaamde «Coherentiebrief» (32 605, brief 91), die op 13 april aan de TK werd gestuurd, geïnformeerd over bedoelde projecten.

64

Wat is er concreet bereikt in Busan? Welke ambities heeft de internationale werkgroep voor samenwerking met het bedrijfsleven en welke landen nemen deel?

Over de uitkomsten van het High Level Forum in Busan bent u geïnformeerd in de brief aan uw Kamer d.d. 23 december 2011 (Kamerstuk 31 250 nr. 96). Op dit moment vinden onderhandelingen plaats over de invulling en structuur van het Global Partnership on Effective Development Cooperation en over de wijze waarop de uitvoering van de Parijs/Accra/Busan afspraken op internationaal niveau zal worden gemonitord. Het is de bedoeling dat hierover eind juni overeenstemming wordt bereikt. Ook wordt door ontwikkelingslanden gewerkt aan de invulling van het partnerschap op landenniveau. Het is de verwachting dat dit proces in een stroomversnelling zal raken nadat duidelijk is hoe het Global Partnership op internationaal niveau gestalte krijgt.

De in Busan aangenomen verklaring over Expanding and enhancing public and private co-operation for broad-based, inclusive and sustainable growth» is inmiddels door 43 lidstaten (waaronder Nederland) en bedrijfslevenorganisaties onderschreven. In deze verklaring is afgesproken dat een internationale werkgroep zal onderzoeken op welke wijze de samenwerking met het bedrijfsleven effectiever georganiseerd kan worden. Deze werkgroep – met vertegenwoordigers van het bedrijfsleven (o.a. International Business Leaders Forum, Business and Industry Advisory Committee, European International Contractors, Internationale Kamer van Koophandel), donoren (o.a. VS, Duitsland, Frankrijk, Japan, Nederland), partnerlanden (Mali, Zambia), internationale organisaties (EBRD, OESO, IFC) en andere belanghebbenden – heeft besloten om drie sporen te volgen. Allereerst wordt een inventarisatie van bestaande publiek private samenwerking uitgevoerd. Deze inventarisatie wordt samengevoegd met bestaande inventarisaties van o.a. de Donor Committee on Enterprise Development. Ten tweede wordt, onder leiding van Duitsland en IFC, een aantal indicatoren voor effectieve publiek-private samenwerking ontwikkeld. Deze indicatoren zullen ook onderdeel worden van het M&E-raamwerk van het Global Partnership. Ten slotte zullen in aan aantal landen, in samenwerking met het International Business Leaders Forum, pilots tussen de lokale gemeenschap, het (internationale) bedrijfsleven en de ontwikkelingsgemeenschap worden gestart om op efficiënte en systematische wijze publiek-private samenwerking te stimuleren en te monitoren.

66

Welke lessen zijn er geleerd uit de evaluatie van het UNICEF-programma «Education in Emergencies and Post Conflict Transition» en op welke wijze zijn deze geïmplementeerd?

De belangrijkste lessen van de evaluatie zijn: a. een focus op minder landen levert meer kwaliteit en effect op; b. doel en aard van het programma moeten helderder geformuleerd worden; c. een dergelijk complex programma vereist een sterkere monitorings- en beheerscapaciteit; en d. verbeterde rapportages vergroten de mogelijkheden voor systematische aanpassing en innovatie van de individuele landenprogramma’s.

Deze lessen zijn overgenomen in de volgende fase van het programma. Het vervolgprogramma Peacebuilding and Education, dat begin 2012 van start is gegaan, heeft daardoor een andere opzet gekregen. Nog slechts circa 10 landen zullen nu steun krijgen over een periode van drie tot vier jaar in plaats van ruim 40 landen over een kortere periode. Het programma richt zich duidelijker op onderwijs ter ondersteuning van veiligheid en vredesopbouw; daartoe zal een landenspecifieke benadering gebaseerd op actuele conflictanalyses worden gehanteerd. Het programmamanagement, waaronder de beheers- en monitoringscapaciteit, wordt versterkt. Rapportages worden verbeterd onder meer door de verduidelijking van doel, aard en interventielogica van het programma.

In het nieuwe programma ligt de nadruk meer op onderwijs ter ondersteuning van vredesopbouw. De activiteiten omvatten versterking van lokale instituties die conflict-sensitief onderwijs verzorgen, begeleiding van scholen en gemeenschappen in het omgaan met conflicten, en het bieden van kwalitatief goed onderwijs aan kinderen, vooral meisjes, die vaak jaren onderwijs gemist hebben. Het doel is om via onderwijs de veiligheid, sociale cohesie en veerkracht van gemeenschappen te vergroten.

67

Op welke manier is concreet uitvoering gegeven aan de motie Ferrier (32 500-V-36) waarin wordt gevraagd om duurzame kennis samen te brengen ten behoeve van de lokale economie?

In de Focusbrief is aangegeven dat milieu en klimaat als dwarsdoorsnijdend thema wordt geïntegreerd in de prioritaire sectoren, met nadruk op de productieve sectoren water en voedsel.

In de meerjarenstrategieën (MJSP) van de ambassades is duurzaam beheer van natuurlijke hulpbronnen ten behoeve van voedselzekerheid en als onderdeel van geïntegreerd waterbeheer uitgewerkt. Dit gebeurt op verschillende manieren.

Zo wordt in Kenia en Mozambique ingezet op het versterken van geïntegreerd waterbeheer. Hierbij zijn pilots in ontwikkeling waarin zowel lokale als internationale kennis wordt toegepast en waarin zowel publieke en private partijen samenwerken. Kennis en ervaring op water, ruimtelijke planning en milieu worden gebundeld om een efficiëntere bijdrage aan geïntegreerd waterbeheer te leveren.

In Benin en Mali wordt gekeken hoe water en voedselzekerheid in synergie kunnen worden aangepakt, waarbij vooral irrigatie een belangrijke rol speelt. Verduurzaming van handelsketens staat centraal in Ghana. Hierbij wordt de cacaoketen, die een belangrijke rol speelt in de lokale economie, samengebracht met duurzaam beheer van het waterstroomgebied en de bossen.

Ter versterking van kennisontwikkeling wordt de kennisinstelling Stichting Tropenbos International de komende jaren gefinancierd. Daarnaast wordt overwogen financieel bij te dragen aan de Consultative Group on International Agricultural Research (CGIAR).

Ten slotte is een duurzaamheidseenheid in oprichting in de internationale afdeling van de Commissie voor de Milieu Effect Rapportage (Commissie MER). Deze eenheid zal vraaggericht ondersteuning bieden aan ambassades bij de verduurzaming van de bilaterale programma’s, met nadruk op de productieve sectoren. De duurzaamheidseenheid beheert een rooster van experts, zodat op basis van concrete vragen uit het veld steeds de relevante deskundigen (geografisch, thematisch) kunnen worden ingeschakeld.

68

Wat gebeurt er met de 428 miljoen euro die in 2011 minder is uitgeven dan begroot?

Het saldo van EUR 428 miljoen wordt verklaard door verschillende mutaties. Het grootste deel daarvan komt ten gunste van de generale middelen. De eindejaarsmarge van EUR 181 miljoen binnen de HGIS wordt overgeheveld naar de HGIS-begroting voor de volgende jaren.

69

Was het niet mogelijk om de budgetverhoging van de VN van 5.7 miljoen euro budgetneutraal op te vangen binnen artikel 1.1?

Binnen artikel 1.1 is de bijdrage aan de VN EUR 46,2 miljoen. Gezien het grote aandeel van deze bijdrage binnen dit artikel was het niet mogelijk dit op te vangen.

70

Was het niet mogelijk om de bijdrage aan de Office of the High Commissioner of Human Rights, specifiek voor Tunesië en Egypte, budgetneutraal op te vangen binnen artikel 1.2?

Er is voor gekozen om de verhoging van deze bijdrage te compenseren uit artikel 1.3.

71

Kloppen de berichten dat de Britse regering de bijdrage aan de International Labour Organization (ILO) heeft opgeschort omdat er twijfels bestaan over de bedrijfsvoering van deze organisatie, verwijzend naar het rapport Multilateral Aid Review van het Britse Department for International Development, en heeft dit gevolgen voor de contributiebetaling van Nederland?

De Britse regering heeft de vrijwillige bijdrage aan de International Labour Organization (ILO) opgeschort n.a.v. de Multilateral Aid Review (MAR). De Nederlandse vrijwillige bijdrage voor 2012/2013 is naar beneden bijgesteld op grond van de bezuinigingen op ontwikkelingssamenwerking en de beoordeling van de ILO in de zgn. scorecard 2011 waarvoor onder andere deze MAR is gebruikt.

72

Is de verhoging van het budget voor Mensenrechten en daarmee de extra betaling aan OHCHR eenmalig?

De extra bijdrage aan de OHCHR voor Tunesië en Egypte was in beginsel eenmalig.

73

Worden onder Internationale Rechtsorde en Mensenrechten ook activiteiten ondernomen in verband met «extraordinary rendition» en het gebruik van onbemande bewapende vliegtuigen?

Nee, er worden geen concrete activiteiten ondernomen ten aanzien van deze onderwerpen.

74 en 75

Zijn de verhogingen dan wel verlagingen voor de genoemde verplichtingen structureel? Zo ja, voor welke verplichtingen?

Leidt de constatering dat 23 miljoen euro minder verplichtingen konden worden aangegaan voor noodhulp in verband met doorlopende verplichtingen tot een wijziging van beleid? Zo ja, welke? Zo nee, waarom niet?

Verplichtingen worden aangegaan voor verwachte uitgaven. Deze zijn soms structureel. Sommige verplichtingen zijn moeilijk te voorspellen en onvoorzien, zoals voor VN-crisisbeheersingsoperaties en noodhulp. Dan vindt indien nodig bijstelling plaats.

De constatering dat 23 miljoen euro minder verplichtingen konden worden aangegaan voor noodhulp in verband met doorlopende verplichtingen uit eerdere jaren leidt niet tot een wijziging van beleid. Dit betreft een technische correctie.

76 en 77

Waarom is de contributie aan de Comprehensive Nucleair Test Ban Treaty Organization (CTBTO) en de Organization for the Prohibition of Chemizal Weapons (OPCW) al in 2011 en niet gewoon in 2012 betaald?

Hoe werkt het eerder betalen van de contributie in artikel 2.3 door in de begroting van volgend jaar?

Indien een betalingsverzoek voor een contributie wordt ontvangen is het om redenen van kasmanagement mogelijk om tot een versnelde betaling over te gaan. Deze versnelling is wenselijk om te voorkomen dat de begroting in 2012 wordt belast met vertraagde betalingen uit 2011 (waardoor uitvoering van de beleidsprioriteiten in 2012 in het gedrang zou komen). Voorop staat dat bij de versnellingen de recht- en doelmatigheid van deze betalingen niet in het geding is.

78

Betekent een doorschuiving van de opstart van het Midden-Amerika faciliteit naar 2012 dat er in dat jaar méér kosten gemaakt zullen worden voor dat project? Zo ja, hoe gaat u dit bekostigen? Waar gaat dit ten koste van?

De doorschuiving van het Midden-Amerika Programma betekent niet dat er méér kosten gemaakt zullen worden. In 2012 is voor dit programma EUR 7,5 mln gereserveerd en in 2013–2015 EUR 15 mln per jaar. Dit bedrag was reeds gereserveerd onder artikel 2.5 op de begroting.

79

Waaruit bestaat de restitutie van de Raad van Europa en wat gebeurt er met de 243 duizend euro die hiermee in 2011, onbegroot, is binnengekomen?

Aan de Raad van Europa wordt contributie betaald naar budgetlijnen. In het lopende jaar maakt de RvE een afrekening. De terugstorting vindt plaats op een ontvangsten-budgetlijn. Dit geld vloeit terug naar de schatkist.

80

Welke oorzaak/oorzaken liggen ten grondslag aan de stijging van de begrotingspost «Nederlandse positie in de EU» met 0,8 miljoen euro?

Het betreft de Nederlandse bijdrage aan de Benelux-begroting 2011. De Benelux-begroting is vastgesteld op EUR 7 736 800. Het Nederlandse aandeel hierin bedraagt 48 procent. Dat heeft geleid tot een verhoging van het uitgavenbudget met EUR 715 000.

81

Heeft de lagere financieringsbehoefte van het Europees Ontwikkelingsfonds, dat Nederland in 2011 25.9 miljoen euro opleverde, gevolgen voor de lopende discussie over de voorgestelde verhoging van het EOS?

De lagere financieringsbehoefte van het EOF in 2011 (ad EUR 25,9 miljoen) leidt niet tot een lagere bijdrage van Nederland aan het tiende Europees Ontwikkelingsfonds (2007–2013). Nederland blijft voor eenzelfde bedrag gecommitteerd aan het EOF10. Betalingsafroepen zullen in een later stadium alsnog volgen, zodra vertragingen in de uitvoering zijn ingelopen en/of besloten is de toegezegde middelen anders te besteden. De discussie over de voorgestelde verhoging van het EOF voor de periode 2014–2020 (EOF11) staat hier los van. De Commissie heeft voor EOF11 een bedrag van EUR 34,28 miljard voorgesteld (in lopende prijzen). Het kabinet staat kritisch tegenover deze omvang, omdat deze niet in lijn is met de door Nederland gewenste sobere EU-begroting [referte ook het BNC-fiche over het financieringsvoorstel voor EOF11, kamerstuk 22 112 nr. 1313].

82

Waarom zijn de betaalschema's herzien van het African Development Fund en het Arrears Clearence and Debt Relief Fund in het kader van IDA-16?

Deze verplichting is opgedeeld in een harde en in een zachte component; om de drie jaar wordt een gedeelte van de zachte toezegging omgezet in een harde verplichting. Medio 2011 is via een «Instrument of Commitment» de hoogte van de jaarlijkse Nederlandse bijdrage t/m 2013 overeengekomen. De Nederlandse verplichting ten behoeve van het Arrears Clearance en Debt Relief Fund in het kader van IDA-16 is medio 2011 voor drie jaar aangegaan.

83 en 84

Kunt u toelichten wat de aanpassing van de meerjarenramingen voor 2012 precies inhoudt?

In hoeverre heeft de verhoging van Programma Samenwerking Opkomende Markten/Private Sector Investeringsprogramma (PSOM/PSI) gevolgen voor de begroting van komende jaren?

De aanpassing van de meerjarenramingen heeft betrekking op het verhogen van het subsidieplafond van PSOM/PSI en de uitbreiding van het programma naar de Arabische regio. Dit leidt tot een totale stijging van de uitgavenraming voor PSOM/PSI in de periode 2012–2015 voor PSI regulier/+ van EUR 70 mln naar EUR 80 mln per jaar. Voor het nieuwe PSI Arabische regio (2012–2014) is in totaal EUR 25,6 mln begroot, waarvan 12 mln in 2012.

85

Hoeveel geld was er in 2011 nog beschikbaar voor algemene begrotingssteun na de korting van 342 miljoen euro?

Er was in 2011 EUR 65.5 miljoen beschikbaar voor algemene begrotingssteun.

86 en 90

Wat veroorzaakt de verschillen in betalingsritmes van de betalingen aan de Wereldbank voor het Multilateral Debt Relief Initiative en het Heavily Indepted Poor Countries Initiative, waren deze verschillen in betalingsritmes niet vooraf te voorzien en leidt dit niet tot een structureel hoger budget voor beleidsartikel 4.2?

Welke budgettaire gevolgen hebben de aanpassingen in betalingsritme voor Multilateral Dept Relief Initiative (MDRI) en het Heavily Indebted Poor Countries Inititiative (HIPC) voor de komende begrotingen?

De overeengekomen betaalschema’s met de Wereldbank/IDA voorzien in enige ruimte waarbinnen Nederland het daadwerkelijke betaalmoment kan bepalen. Hierbij wordt gebruik gemaakt van de mogelijkheid om het betalingsritme eventueel te wijzigen in het kader van budgetbewaking van beleidsartikel 4.2. Gebruikmaking van deze mogelijkheid heeft geen gevolgen voor de komende begrotingen voor beleidsartikel 4.2.

87

Hoe is het mogelijk dat er 9.6 miljoen euro meer is uitgegeven aan het thema plattelandsontwikkeling dan voorzien en wordt dit bedrag in korting gebracht op de beschikbare budgetten in 2012?

Het thema plattelandsontwikkeling onder het begrotingsartikel 4.3. is uitgefaseerd. Dit thema is ondergebracht bij voedselzekerheid en sinds 2012 bij begrotingsartikel 4.1. Alleen onze ambassades hadden nog (uitfaserende) plattelandsontwikkelingsprogramma’s. Enkele van de ambassades hebben pro actief ook al de eerste voedselzekerheidsprogramma’s onder dit thema geboekt. Via de jaarplannen wordt beoordeeld of de ambassades programma’s uitvoeren die bijdragen aan het gestelde beleid. Het bedrag dat geboekt is op dit artikel voldoet aan het gestelde nieuwe beleid en wordt niet in mindering gebracht.

88

Heeft het aangaan van een meerjarige verplichting voor het PUM-programma belastende gevolgen voor de begrotingen in de komende jaren? Zo ja, hoe denkt u dit te bekostigen?

De meerjarige verplichtingen voor het PUM-programma zullen de begrotingen in de komende jaren belasten. Dit wordt bekostigd uit het voorziene beschikbare meerjarige budget voor financiering van het bedrijfsleveninstrumentarium.

89

Wat is de oorzaak waardoor de Nederlandse Investeringsbank voor Ontwikkelingslanden (NIO) minder aanspraak gedaan heeft op de garantievoorziening? Heeft u de verwachting dat dit gevolgen zal hebben voor de begroting van komende jaren?

Het bedrag op de garantievoorziening is een stelpost. Indien debiteurenlanden niet voldoen aan aflossings- en/of renteverplichtingen wordt de Nederlandse Investeringsbank voor Ontwikkelingslanden (NIO) uit deze voorziening schadeloos gesteld. In 2011 is er minder uitgekeerd dan de omvang van de stelpost. Het overgebleven budget wordt als eindejaarsmarge meegenomen naar de begroting van latere jaren.

91

Staan de HIV/aids programma’s die een grotere focus op gezondheid krijgen (zoals staat geschreven in de Memorie van toelichting, pagina 8) nog steeds gebudgetteerd onder budgetlijn 5.4? Zo nee, waar dan wel?

Ja.

92 en 93

Welke Hiv/Aids programma’s krijgen een grotere focus op gezondheid en hoe ziet dit er in de praktijk uit?

Onder welke budgetlijn vallen de door u beschreven nieuwe verplichtingen op het thema gezondheid, namelijk de financiering van de Global TB Vaccine Foundation, Drugs for Neglected Diseases (DNDI) en Foundation for Innovative New Diagnostics (FIND)? Wat is de hoogte van het budget voor de aangegane nieuwe verplichtingen? Voor welke periode zijn deze aangegaan en welke prioriteiten binnen het thema gezondheid gaan deze nieuwe verplichtingen invullen?

Het betreft hier de programma’s waaraan gerefereerd wordt in vraag 93, alsmede het Product Development Partnership SABIN (mijnworm). Deze vielen en vallen onder budgetlijn 5.4 (en daarbinnen onder de budgeteenheid gezondheidszorg algemeen). In totaal zijn hiermee verplichtingen van 41,8 miljoen euro aangegaan voor een periode van 2011 tot en met 2014. Deze Product Development Partnerships zijn allemaal gericht op het ontwikkelen van medicijnen dan wel diagnostiek voor veel voorkomende tropische ziekten die niet ontwikkeld worden door de industrie alleen omdat er geen draagkrachtige markt voor is. Via de PDP’s wordt een deel van het risico weggenomen en wordt investeren door de private sector alsnog aantrekkelijk gemaakt. Overigens worden vooral PDPs ondersteund die werken aan tropische ziekten met een sterke link met SRGR. Zo is tuberculose de belangrijkste co-infectie en doodsoorzaak onder HIV-infecteerden en worden zwangere vrouwen disproportioneel getroffen door bepaalde tropische ziekten. Eén op de drie zwangeren in Afrika is geïnfecteerd met mijnworm, wat leidt tot ernstige bloedarmoede en een grotere kans op sterfte van moeder en kind bij de geboorte.

94

Waarom is er tegemoet gekomen aan de wens van de organisaties om de afbouw van MFS-II minder snel te laten verlopen en schept dit een precedentswerking voor andere bezuinigingen?

Er was hier slechts sprake van aanpassingen in het betalingsritme – de afgesproken bezuiniging is in de contracten verwerkt en wordt binnen de subsidieperiode doorgevoerd. Verzoeken om aanpassing van het kasritme binnen de bestaande subsidiebeschikkingen kunnen worden gehonoreerd als het BZ-budget en de eisen t.a.v. recht- en doelmatigheid dat toelaten. Ook in 2011 is dat gebeurd.

95

Over welke centraal gefinancierde activiteiten in Zambia gaat het hier precies? Waardoor is de genoemde vertraging ontstaan? Moet dit geïnterpreteerd worden als een uitstel van betaling? Zo ja, komt dit bedrag bovenop de geplande uitgaven voor 2012? Zo neen, waar is dit bedrag dan aan uitgegeven in 2011?

Nederland droeg in Zambia bij aan een basket fund waarin meerdere donoren gedeeltes van het strategisch plan van het ministerie van Gezondheid steunden. Bij afloop van dat programma waren niet alle activiteiten uitgevoerd, maar is gekozen om die over te hevelen naar een nieuw programma. In het kader van de donorharmonisatie was al in het meerjarenplan 2008–2011 afgesproken dat Nederland aan het einde van het toen lopende programma niet meer door zou gaan in de gezondheidssector. Niet uitgevoerde onderdelen werden overgeheveld naar het nieuwe programma dat door andere donoren wordt gefinancierd.

96 en 99

Welke oorzaak of oorzaken heeft de vertraging van hernieuwbare energieprojecten? Hoe werken deze door in de begroting van de komende jaren?

Welke projecten voor hernieuwbare energie in Indonesië en Rwanda zijn vertraagd en waarom?

Werken in een relatief nieuwe sector zoals hernieuwbare energie blijkt vaak tijdrovender dan gedacht. Oorzaken zijn veelal gerelateerd aan de gebrekkige lokale institutionele structuur alsook aan logistieke problemen. Deze problemen werden in 2011 reeds onderkend en zijn in de uitgavenramingen voor de komende jaren verdisconteerd.

In Indonesië is vertraging opgetreden bij de uitwerking van het partnerschap tussen Nederland en Indonesië ter ondersteuning van twee nieuwe programma’s: het nationale capaciteitsontwikkelingsprogramma op het gebied van geothermie en het biobrandstoffenprogramma. Een van de aspecten die meer tijd in beslag nam dan verwacht was de identificatie van een uitvoeringsorganisatie voor het biobrandstoffenprogramma.

In Rwanda is vertraging opgetreden bij de uitvoering van het Electricity Access Roll Out Program. De redenen zijn divers. Vanwege de Rwandese overheidsprocedures voor aanbestedingen kon de geplande termijn voor de tenderprocedures niet worden gehaald. Bij het programma van Rusumo Falls, een regionaal programma voor hydro-energie in Rwanda, Burundi en Tanzania, werd de totale financiering niet op tijd gerealiseerd. Hierdoor moest de start van de tenderprocedure worden uitgesteld. Het regionale programma van het International Soil Fertility Development Centre (IFDC) in Rwanda en Oost Congo, dat zich onder andere richt op energie uit bio-massa, heeft voornamelijk vanwege de veiligheidssituatie in Oost-Congo de uitvoering niet gerealiseerd conform de planning.

97

Waaruit bestaat het aangepaste betalingsritme? Wat zijn de gevolgen daarvan voor de begroting van volgend jaar?

Na afronding van de onderhandelingen over middelenaanvullingen van de Global Environment Facility (GEF) geeft de Wereldbank, als fondsbeheerder van GEF, donoren de gelegenheid hun financiële verplichting op verschillende manieren te verwezenlijken. Nederland hanteert in principe een betalingsschema van 4 jaar, waardoor een korting op de totale verplichting wordt verkregen. Wegens budgettaire krapte in 2009 moest dit schema in overleg met de Wereldbank worden verlengd tot 5 jaar. Door vertraging elders in het milieuprogramma ontstond echter budgettaire ruimte die gebruikt is om de GEF-betalingen weer terug te brengen naar het oorspronkelijke schema. Dit heeft geen gevolgen voor de begroting van 2012 op milieu.

98

Welke oorzaak of oorzaken heeft de versnelling van uitgaven aan het WASH-programma? Hoe werkt dit door in de komende begrotingen?

De uitgaven op het thema water onder Artikel 6.2 (duurzaam waterbeheer en toegang tot drinkwater en sanitatie) zijn in 2011 hoger dan eerder voorzien door een snellere uitvoering van het UNICEF water- en sanitatieprogramma Water, Sanitation and Hygiene (WASH) in Oostelijk en Zuidelijk Afrika (Mozambique, Zambia, Malawi en Rwanda). Na een aanvankelijk trage start van dit programma komt de uitvoering in de verschillende landen versneld «op stoom». Als gevolg van de succesvolle uitvoering worden de oorspronkelijk geraamde uitgaven voor de jaren 2012 en 2013 naar voren gehaald. De extra uitgaven in 2011 zijn gecompenseerd uit elders ontstane ruimte in het budget voor milieu (art. 6.1) en water (art. 6.2) en hebben geen gevolgen voor het in 2012 en volgende jaren voor water beschikbare budget.

100

Wat zijn de oorzaken van de lagere uitgaven op het integraal waterbeheer programma? Wat betekent dit voor de begroting van volgend jaar?

De uitgaven voor integraal waterbeheer waren in 2011 lager dan begroot omdat de voorbereiding van enkele voorgenomen intensiveringsplannen meer tijd kostte dan eerder was voorzien. Zo wordt het Wereldbank-voorstel voor een programma voor grensoverschrijdend waterbeheer in 2012 afgerond, waarna een eerste bijdrage zal worden overgemaakt. Daarnaast waren de uitgaven van enkele lopende decentrale programma’s lager dan gepland, bijvoorbeeld in Bangladesh. Dit heeft geen gevolgen voor de begroting voor 2012 voor het thema water.

101

Op basis waarvan is de subsidieverplichting voor burgerschap en ontwikkelingssamenwerking gestegen?

In 2011 is een meerjarige subsidieverplichting aangegaan van EUR 27,4 mln in het kader van de subsidiefaciliteit voor burgerschap en ontwikkelingssamenwerking (SBOS). Deze verplichting was niet opgenomen in de begroting.

102

Hoe kan het zijn dat de UNESCO onverwacht eerder een contributie indient, wat is daarvan de juridische basis en waarom betaalt de Nederlandse regering die eerder dan verwachte nota ook eerder dan gepland?

Houdt de vervroegde bijdrage aan UNESCO verband met het Palestijnse lidmaatschap van deze organisatie?

Het betalingsverzoek voor de verdragscontributie voor 2012 is eerder ontvangen van UNESCO vanwege acute liquiditeitsproblemen van de organisatie. Deze waren ontstaan als gevolg van het besluit van de Verenigde Staten om de betalingen aan UNESCO stop te zetten in reactie op het Palestijnse lidmaatschap van de organisatie.

UNESCO mag deze aanslag op ieder moment versturen. Lidstaten hebben de verplichting voor 1 februari te betalen, of, als dat later zou zijn, uiterlijk één maand na ontvangst van de brief met het betalingsverzoek. Nederland was in staat de contributie eerder te betalen en heeft daartoe besloten.

104

Betaalt de Palestijnse Autoriteit ook een bijdrage aan UNESCO?

Ja, alle lidstaten zijn verplicht verdragscontributie te betalen. De verdragscontributie van de Palestijnse Autoriteit is nog niet bekend. Die bijdrage wordt berekend volgens de VN- contributieschalen die door de Algemene Vergadering van de VN in New York worden bepaald. De contributieschalen zijn het resultaat van een complexe berekening. De concrete verdeelsleutel voor de bijdrage van de Palestijnse Autoriteit wordt nog berekend. UNESCO wacht op de aangepaste verdeelsleutel om later de bijdrage van de Palestijnse Autoriteit te bepalen.

105

Wat was de vrijwillige Nederlandse bijdrage voor 2012 aan UNESCO? Heeft Nederland -naast het verzoek tot vervroegd afdragen van de contributie- een verzoek ontvangen om haar vrijwillige bijdrage te verhogen? Zo ja, heeft Nederland gehoor gegeven aan dit verzoek?

De verdragscontributie voor Nederland wordt deels in USD en deels in Euro berekend. In 2012 bedraagt de contributie USD 2 604 327,- en EUR 3 000 003,-. De Nederlandse vrijwillige bijdrage voor 2012 is nog niet vastgesteld. Aan alle lidstaten is gevraagd om een extra vrijwillige bijdrage te doen aan het Working Capital Fund en aan het speciaal voor de huidige situatie opgerichte Emergency Multi Donor Fund. Nederland heeft geen gehoor aan deze verzoeken gegeven.

106

Hoe zal de benoemingsprocedure van de externe leden verlopen?

Op basis van een profielschets worden mogelijke kandidaten geselecteerd om als extern lid zitting te nemen in het Audit Committee. Na goedkeuring worden de externe leden bij ministerieel besluit benoemd. Benoeming en bezoldiging worden in de Staatscourant gepubliceerd.

107

Wat ziet u als belangrijkste oorzaak waardoor evaluaties niet altijd tijdig hebben plaatsgevonden? Wat moet er gedaan worden om dat in de toekomst te voorkomen?

De evaluaties bij huisvestingsprojecten in het buitenland dienen volgens de interne regelgeving binnen drie tot zes maanden na oplevering van een pand te worden opgesteld. Een combinatie van actuele managementinformatie en meer directe sturing zal vanaf 2012 vertraging zoveel mogelijk tegengaan.

108

Kunt u verduidelijken wat de hoofdoorzaken van het niet tijdig betalen van facturen zijn? Heeft u voorstellen om het betalingspercentage te verhogen?

Het ministerie van Buitenlandse Zaken bevindt zich met een tijdig betalingspercentage van 93 procent ruim boven de norm. Niet tijdig betalen van facturen wordt hoofdzakelijk veroorzaakt doordat de procesgang nog niet digitaal wordt ondersteund waardoor sturing en correctie lastig en tijdrovend is.

Het behalen van een percentage van 100 procent is niet realistisch omdat er altijd in de facturen menselijke fouten voorkomen.

110

Waarom is besloten om het dit jaar op de balans van Buitenlandse Zaken te zetten?

In het verleden werd bij een voorkomende rentebetaling een separate verplichting opgehoogd tot het gewenste niveau. Dit gaf echter geen inzicht in de nog te ontvangen rentebetalingen en daarmee een beperkt beeld van de garantstelling. Om een vollediger beeld te krijgen van de uitstaande garantie wordt daarom met ingang van 2011 het rentedeel toegevoegd aan de garantieverplichting van de NIO.

111, 112 en 113

Hoeveel personen verdienen meer dan 100 procent van het ministersalaris?

Kan er een lijst worden gegeven conform de bijlage topinkomens met personen die meer dan 100 procent van het ministersalaris verdienen?

Wat is het totaalbedrag aan uitgaven dat boven de 100 procent van het ministersalaris wordt uitgegeven?

Hierbij wordt verwezen naar pagina 118 van het Jaarverslag BZ. Eén persoon verdiende in 2011 meer dan 100 procent van het ministersalaris. De lijst is gepubliceerd op pagina 118 van het BZ jaarverslag. Het totaalbedrag dat is uitgegeven bedroeg EUR 205 000,-. Dit betreft een nabetaling van salaris over 2,5 jaar op grond van een gerechtelijke uitspraak (herstel dienstverband).

114

Hoeveel externe consultants zijn er in 2011 door het ministerie van Buitenlandse Zaken ingezet? Hoe verhoudt het hieraan uitgegeven bedrag zich tot de afspraak om maximaal 10 procent van het totale budget voor salarissen en vergoedingen uit te geven aan externen?

Hierbij wordt verwezen naar bijlage 2, pagina 130 van het BZ jaarverslag. Het ministerie van Buitenlandse Zaken houdt geen aantallen bij van ingezette consultants. Het totaal aan uitgaven voor externe inhuur bedroeg € 9 074 000,– in 2011. Op het totaal van de personele uitgaven bedroeg het percentage inhuur 3,95%. Dit is ruim onder de norm van maximaal 10% en BZ is daarmee de laagste binnen de Rijksoverheid.