Gepubliceerd: 21 augustus 2012
Indiener(s): Jan Kees de Jager (minister financiƫn) (CDA)
Onderwerpen: financieel toezicht financiƫn
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-33237-5.html
ID: 33237-5

Nr. 5 NOTA NAAR AANLEIDING VAN HET VERSLAG

Ontvangen 21 augustus 2012

Algemeen

De regering is de vaste commissie voor Financiën erkentelijk voor de aandacht die zij aan het onderhavige wetsvoorstel heeft geschonken en voor de door haar daarover gestelde vragen. Deze vragen worden hierna beantwoord, in de volgorde van het door de commissie uitgebrachte verslag.

Inleiding

De leden van de PvdA-fractie vragen op welke manier in het wetsvoorstel is geborgd dat banken het burgerservicenummer uitsluitend (mogen) gebruiken voor het DGS?

De leden van de ChristenUnie-fractie vragen hoe geborgd wordt dat banken het burgerservicenummer alleen voor dit specifieke doel kunnen gebruiken? De leden van de ChristenUnie-fractie vragen eveneens welke voorwaarden precies gelden voor de banken in het kader van het DGS. Deze leden willen ook graag weten met wie uitwisseling plaatsvindt van het burgerservicenummer: betreft dit alleen DNB of vindt er ook gegevensuitwisseling plaats tussen banken onderling?

Het burgerservicenummer is een uniek nummer en is strikt persoonlijk. De leden van de VVD-fractie vragen de regering of de privacy van de klant voldoende gewaarborgd blijft wanneer het burgerservicenummer wordt gekoppeld aan het DGS. Welke maatregelen heeft de regering hiervoor getroffen? Welke waarborgen heeft de regering hiervoor in het wetsvoorstel opgenomen? Wie ziet daar op toe? En hoe is dat nu geregeld in de correspondentie tussen banken en de Belastingdienst in verband met de belastingaangiftes?

De Wet algemene bepalingen burgerservicenummer (Wabb) schept een algemene wettelijke grondslag voor het gebruik van het burgerservicenummer (BSN) door overheidsorganen bij het verwerken van persoonsgegevens in het kader van de uitvoering van hun taak1.

In de memorie van toelichting bij de Wabb staat vervolgens dat onder overheidsorganen moet worden begrepen de organen, personen en colleges als bedoeld in artikel 1:1, eerste lid, van de AWB. Volgens een uitspraak van de Raad van State2 is De Nederlandsche Bank (DNB) een bestuursorgaan in de zin van artikel 1:1, eerste lid, van de AWB.

Artikel 10, van de Wabb geeft een algemene bevoegdheid voor overheidsorganen – dus ook voor DNB – om in het kader van de uitvoering van hun publiekrechtelijk taak, gebruik te maken van het BSN.

De bescherming van de privacy bij het gebruik door DNB van het BSN ten behoeve van het depositogarantiestelsel (DGS) wordt dus geregeld door de bepalingen van de Wabb.

Echter, zodra de banken het BSN van hun depositohouders verstrekken aan DNB worden de banken verwerkers van persoonsgegevens in de zin van de Wbp. Op grond van artikel 24, Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp) moet deze verwerking van persoonsgegevens in beginsel wettelijk geregeld worden.

Het onderhavige wetsvoorstel beoogd om op grond van artikel 24, Wbp een wettelijke grondslag te scheppen voor het verstrekken van het BSN van depositohouders door de banken aan DNB. Het wetsvoorstel ziet dan ook uitsluitend toe op de verstrekking van de banken aan DNB. Het is de banken op grond van dit wetsvoorstel dan ook niet toegestaan om het BSN voor andere doeleinden – zoals interne administratie – te gebruiken. En het wetsvoorstel geeft ook geen toestemming voor gegevensuitwisseling plaats tussen banken onderling. Willen de banken het BSN voor andere doeleinden gebruiken dan zal – op grond van artikel 24, Wbp – hiervoor een nieuwe/aparte wettelijke grondslag gecreëerd moeten worden.

Mochten de banken het BSN gebruiken voor andere doeleinden en is daar geen wettelijke grondslag voor dan handelen zij in strijd met de Wbp. Op de naleving van de bepalingen van de Wbp wordt toegezien door het College bescherming persoonsgegevens (Cbp).

Er is door de Belastingdienst niet voorzien in stelselmatige controles op het gebruik van het BSN door de banken ten aanzien van de aan hen toebedeelde wettelijke taken op fiscaal gebied. Echter, indien uit individuele gevallen blijkt dat banken het BSN onrechtmatig gebruiken dan heeft het Cbp een handhavende taak3.

Het gebruik van het burgerservicenummer betreft hier een gebruik voor niet fiscale doeleinden, zo constateren de leden van de PVV-fractie. Als gevolg van dit wetsvoorstel komt er, kort gezegd, een koppeling tussen het deposito en het burgerservicenummer van de gerechtigde tot dat deposito. Nu deze koppeling er eenmaal ligt vragen de leden van de PVV-fractie of deze link ook gebruikt zou kunnen worden bij de vooringevulde aangifte voor de inkomstenbelasting. En op deze wijze hoogte van het deposito en de rente meegenomen in de aangifte. In het verlengde ligt dan ook de vraag of er een dergelijke koppeling gemaakt kan worden tussen verleende kredieten en het burgerservicenummer. Zo kunnen ook deze gegevens over deze kredieten, zoals het bedrag en de rente, meegenomen worden in de vooringevulde aangifte voor de inkomstenbelasting. Ligt het dan ook niet in de lijn om het gehele pakket dat aan financiële producten wordt aangeboden te koppelen aan het burgerservicenummer zodat daar middels «mijn belastingdienst» een helder en duidelijk overzicht voor de houder van het burgerservicenummer ontstaat? Onder financiële producten wordt dan ook verstaan pensioenaanspraken.

Banken leveren nu al op basis van het BSN informatie over bezittingen (bijv. spaartegoeden), schulden (bijv. hypothecaire geldleningen), de waarde van effectenportefeuilles en dividendbelasting aan de Belastingdienst ten behoeve van de vooringevulde aangifte (VIA). Voor het koppelen van het hele pakket dat als financiële producten wordt aangeboden aan het BSN zou – zoals hiervoor al kort beschreven – een nieuwe aparte wettelijke grondslag gecreëerd moeten worden. Op dit moment heeft de regering niet het voornemen om een wetsvoorstel met deze strekking in te dienen.

De leden van de SP-fractie vragen of een maximale uitkeringstermijn van twintig werkdagen het hoogst haalbare is. Is het volgens de regering mogelijk om de uitkeringstermijn nog verder te verkorten? Zo nee, waarom niet? Zo ja, waarom is daar niet voor gekozen?

De maximum uitkeringstermijn van twintig werkdagen onder het DGS vloeit voort uit Europese regelgeving: daar kan op nationaal niveau niet van worden afgeweken. Het lijkt vooralsnog niet opportuun om te streven naar een kortere uitkeringstermijn die al een zeer grote administratieve inspanning van DNB en de banken vergt. En ook omdat er ook internationaal nog nauwelijks ervaring is opgedaan met de (ver)korte uitkeringstermijn. Het eerst opdoen van ervaring lijkt tegen deze achtergrond gewenst; verdere verkorting van de uitkeringstermijn zou nog veel verdergaande eisen stellen aan de administraties van de banken en DNB.

De leden van de SP-fractie lezen dat, in het geval het DGS in werking treedt, DNB voor het merendeel van de depositohouders de aanspraak snel en met zoveel mogelijk zekerheid kan vaststellen. Kan de regering een kwalificatie geven van «zoveel mogelijk zekerheid»?

Alleen indien gebruik wordt gemaakt van het BSN kan DNB de aanspraken onder het DGS per depositohouder snel en met zoveel mogelijk zekerheid vaststellen. Het BSN is een uniek identificerend kenmerk voor depositohouders. Het gebruik van BSN biedt maximale zekerheid dat de saldi van de rekeningen van een betalingsonmachtige of failliete bank aan de juiste persoon worden toegerekend. Met zoveel mogelijk zekerheid bedoelt de regering dat het niet mogelijk is de foutmarge exact te kwantificeren.

De leden van de ChristenUnie-fractie vragen of de verkorting van de uitkeringstermijn daadwerkelijk een grote bijdrage levert aan het vertrouwen in het financiële stelsel en daarmee aan het economisch welzijn. Ervaringen in het nabije verleden hebben geleerd dat depositohouders reeds bij geruchten over betalingsonmacht van een bank hun tegoeden bij de bank weghalen. Dit gebeurt meestal in de eerste dagen. In hoeverre wordt dit voorkomen door de uitkeringstermijn te verkorten naar twintig werkdagen?

Uiteraard kan geen enkele uitkeringstermijn een garantie bieden dat depositohouders bij geruchten over betalingsonmacht van een bank hun geld bij die bank niet weghalen. Wel kan een verkorting van de uitkeringstermijn hieraan een positieve bijdrage leveren doordat depositohouders vrij snel weer over hun tegoeden kunnen beschikken.

Op grond van het Besluit bijzondere prudentiële maatregelen, beleggerscompensatie en depositogarantie Wft (Bbpmbd Wft) moet de administratie van banken zodanig zijn dat DNB op basis van die administratie binnen zeer korte tijd uitvoering kan geven aan het DGS. Genoemde leden willen weten welke eisen worden gesteld aan de banken ten aanzien van hun administratie in relatie tot het DGS?

DNB heeft hiertoe een uitgebreide Handleiding gegevenslevering in het kader van het DGS opgesteld4 en aan de banken verstrekt. In deze Handleiding zijn de eisen ten aanzien van onder meer het dataformat en de wijze van aanlevering van databestanden te vinden, daarnaast wordt er aangegeven hoe DNB zal toezien op de kwaliteit hiervan.

Welke garanties kunnen de banken geven dat deze administratie voldoende op orde is om te kunnen voldoen aan de uitkeringstermijn van twintig werkdagen, indien gebruik kan worden gemaakt van het burgerservicenummer?

Het is de taak van DNB om te voldoen aan de uitkeringstermijn van twintig werkdagen als het DGS in werking is getreden. In dat verband ziet DNB erop toe dat de banken hun administratie inderdaad zodanig hebben ingericht dat binnen de genoemde termijn te zien is wie de depositohouders van de failliete bank zijn en welke deposito’s deze depositohouders aanhouden. Om te zorgen dat de administratie van de banken op orde is, is er in het onderhavige wetsvoorstel toegevoegd dat het BSN ook voor het toezicht daarop kan worden gebruikt. Hiertoe wordt DNB in staat gesteld om steekproefsgewijs te controleren of de administratie bij de banken daadwerkelijk in orde is.

Noodzaak gebruik burgerservicenummer bij de uitvoering van het DGS

De leden van de VVD-fractie lezen dat er in de praktijk ook depositohouders zijn die niet over een BSN beschikken zoals buitenlandse rekeninghouders en niet-natuurlijke personen. Voor deze groep zal het voor DNB wat meer tijd vergen om de aanspraak onder DGS vast te stellen. In deze gevallen wordt er namelijk gewerkt met een combinatie van gegevens zoals nationaliteit, geboortedatum en woonplaats. Waarom kan de DNB niet over vergelijkbare gegevens van buitenlandse rekeninghouders beschikken? Ziet de regering mogelijkheden om hierover in Europees verband afspraken te maken?

Momenteel is het zo dat niet-ingezetenen niet altijd over een BSN beschikken. Op grond van het wetsvoorstel5 «Wet basisregistratie personen» kunnen in de toekomst ook niet-ingezetenen in de basisregistratie – op eigen verzoek dan wel op verzoek van een aangewezen bestuursorgaan – worden ingeschreven en hierdoor zal een niet-ingezetenen/buitenlandse rekeninghouder in de toekomst – indien dit aangevraagd wordt – ook over een BSN kunnen beschikken.

Op dit moment worden er op dit punt geen afspraken in Europees verband gemaakt.

De leden van de SP-fractie vragen hoeveel tijd DNB nodig heeft om de aanspraak vast te stellen in het geval een depositohouder geen BSN heeft.

Hier is op voorhand geen eenduidig antwoord op te geven. Dit hangt namelijk af van de hoeveelheid en volledigheid van de gegevens waarover DNB beschikt om de aanspraak onder het DGS vast te stellen. In deze gevallen zal DNB de aanspraak onder het DGS berekenen met andere gegevens, zoals een relatienummer van een bank of een combinatie van verschillende kenmerken, zoals adres, woonplaats en geboortedatum.

Geldt ook voor personen zonder BSN de maximale uitkeringstermijn van twintig werkdagen, ten hoogste een keer te verlengen met ten hoogste tien werkdagen?

De wijzigingsrichtlijn schrijft voor dat de maximale uitkeringstermijn vanaf 31 december 2010 twintig werkdagen is, in zeer uitzonderlijke omstandigheden ten hoogste een keer te verlengen met ten hoogste tien werkdagen. De Wijzigingsrichtlijn is in het Besluit bijzondere prudentiële maatregelen, beleggerscompensatie en depositogarantie Wft (hierna: Bbpmbd Wft) geïmplementeerd.6 Op grond van het Bbpmbd Wft moet de administratie van banken zodanig zijn dat DNB op basis van die administratie binnen zeer korte tijd kan vaststellen welke deposito’s voor vergoeding in aanmerking komen, wat de omvang van die deposito’s is en wie de depositohouders zijn. DNB stelt aan de hand van de administratie van de (failliete) bank vast wie de depositohouders zijn, welke deposito’s voor vergoeding in aanmerking komen en wat de hoogte van de vergoedingen is. DNB heeft hierbij geen beleidsvrijheid; zij is gebonden aan de bij wet en amvb gestelde regels. De grondslag voor de uitvoering van het DGS door DNB is te vinden in artikel 3:261, tweede lid, van de Wft en betreft een wettelijke verplichting.

De leden van de SP-fractie vragen of er zicht is op het percentage depositohouders bij Nederlandse banken dat niet in het bezit is van een burgerservicenummer. Betreft dit altijd niet-ingezetenen van Nederland?

Op basis van de tot nu toe  bij DNB bekende gegevens beschikt 3 à 4% van de depositohouders niet over een BSN, met dien verstande dat deze data vrijwel uitsluitend de binnenlands georiënteerde banken betreffen die relatief slechts geringe aantallen buitenlandse cliënten hebben. De gegevens bij DNB over buitenlandse rekeninghouders zijn momenteel nog niet volledig, waardoor een totaaloverzicht nog niet beschikbaar is.

Van het eerder genoemde percentage is de helft van niet-ingezetenen. Het niet beschikken over een BSN betreft dus niet enkel niet-ingezetenen. Het betreft bijvoorbeeld ook rekeninghouders waarvan het BSN niet is vastgelegd bij de bank, zoals van niet – natuurlijke personen of rekeningen waarbij vertegenwoordigers optreden.

De leden van de VVD-fractie lezen dat het gebruik van het burgerservicenummer in de financiële sector geen nieuw fenomeen is. De Algemene wet inzake rijksbelastingen schrijft voor dat banken verplicht zijn het burgerservicenummer te gebruiken bij het verstrekken van gegevens aan de Belastingdienst in het kader van saldo- en renterenseignering. In de praktijk van de renterenseignering blijkt dat er bij banken sprake is van een groot aantal mismatches tussen het burgerservicenummer en NAW-gegevens en/of geboortedatum. Het aantal mismatches wordt geschat op 200 000 per jaar. Daardoor kunnen problemen ontstaan bij het vlot vervaardigen van een individueel klantbeeld (IKB). Herkent de minister zich in het geschetste beeld? Deelt de minister deze analyse? Zo nee, waarom niet? Welke oplossing heeft de minister voor ogen om het aantal mismatches te reduceren?

In het verificatieproces dat de Belastingdienst uitvoert op de gegevens van de banken worden BSN en persoonsgegevens vergeleken. Daarbij worden inderdaad mismatches geconstateerd, onder meer als gevolg van onvolledige tenaamstelling van rekeningen die in een verder verleden zijn geopend en verschillen van (buitenlandse) namen. Mede in het licht van aansluiting op basisregistraties en verbreding van hergebruik van gegevens wordt bezien hoe conformiteit van gegevens uit verschillende bronnen verder kan worden verbeterd.

Ook de leden van de fractie van de ChristenUnie hebben vragen op dit punt. Deze leden constateren dat in de toelichting wordt voorbijgegaan aan de verantwoordelijkheid van depositohouders om tijdig wijzigingen in de persoonlijke gegevens door te geven. Deze leden wijzen op de mismatches en de zorgen daarover van de NVB. De leden van de ChristenUnie fractie vragen of het onderhavige wetsvoorstel voldoende tegemoet komt aan de zorgen van de NVB.

De NVB is voorstander van wetgeving waardoor banken gebruik zouden mogen maken van het BSN ten behoeve van hun eigen administratie teneinde mismatches ten aanzien van de persoonlijke gegevens van cliënten te voorkomen. Het onderhavige wetsvoorstel beoogt echter te bewerkstelligen dat DNB met behulp van het BSN kan voldoen aan de uitkeringstermijn van 20 werkdagen onder het DGS. Het wetsvoorstel ziet dus niet toe op de eerdergenoemde wens van de NVB.

De leden van de VVD-fractie vragen of de administratie van banken voldoende afgestemd is op het gebruik van het burgerservicenummer? Hebben de banken toegang via een geautomatiseerde weg tot het burgerservicenummer-stelsel om de juiste combinaties van het burgerservicenummer, NAW en geboortedatum te kunnen vaststellen in geval van uitkering van deposito’s en tussentijdse controle? Zo nee, waarom niet?

In principe is de administratie van de banken voldoende afgestemd op het gebruik van het BSN aangezien het BSN al door de banken wordt gebruikt in het kader van de saldo- en renterenseignering. Het gebruik van het BSN is in dat verband geen nieuw fenomeen voor de banken. Daarnaast heeft DNB heeft een uitgebreide Handleiding gegevenslevering4 in het kader van het DGS opgesteld en aan de banken verstrekt

De banken hebben overigens geen toegang tot het burgerservicenummerstelsel. In het kader van het DGS verstrekken de banken het BSN van hun depositohouders aan DNB.

Ziet de regering andere alternatieven dan het gebruik van het burgerservicenummer om de deposito’s snel uit te keren? Zo ja, wat zijn deze alternatieven dan en zou de regering hier een overzicht van kunnen geven? De leden van de VVD-fractie vragen of deze alternatieven voldoende zijn onderzocht.

De leden van de CDA-fractie en van de ChristenUnie-fractie vragen eveneens in hoeverre er alternatieven zijn overwogen voor gebruik van het burgerservicenummer. De leden van de CDA-fractie vragen in hoeverre die alternatieven eventueel minder ingrijpend zouden zijn voor wat betreft de privacygevoeligheid.

Er lijkt geen alternatief voorhanden als er snel en correct uitgekeerd moet worden onder het DGS: er is afgezien van de invoering van een apart persoonsnummer ten behoeve van het DGS, dit alternatief is vanuit privacy oogpunt net zo ingrijpend als het gebruik van het BSN. Daarnaast zou de invoering van een apart persoonsnummer ten behoeve van het DGS een zeer omslachtige operatie zijn: het BSN van depositohouders wordt namelijk al verwerkt door de banken in het kader van de eerder genoemde saldo- en renterenseignering. Daarom is ervoor gekozen om bij dit bestaande systeem aan te sluiten voor de gegevensaanlevering in het kader van het DGS. Er wordt derhalve, voor zover mogelijk, gebruik gemaakt van de reeds bestaande infrastructuur bij de banken. Verder is een belangrijk pluspunt van het BSN dat het met de nodige waarborgen is omkleed. Zo bevat het nummer zelf geen informatie over de persoon, hoewel het nummer uniek is voor die persoon. Verder wordt de uitgifte van het BSN beheerd door een publieke voorziening waarbij stringente voorwaarden in acht worden genomen.

De leden van de ChristenUnie-fractie constateren dat in de toelichting alleen wordt gesproken over een apart persoonsnummer ten behoeve van het DGS. Genoemde leden vragen zich af of banken niet al zelf een klantnummer hanteren, dat gekoppeld is aan de verschillende deposito’s van een depositohouder indien er sprake is van meer dan één deposito. Biedt een dergelijk klantnummer niet voldoende informatie voor DNB om tot uitkering te kunnen overgaan?

Veel banken hanteren inderdaad klant- of relatienummers, maar deze zijn niet uniek. Een rekeninghouder kan bij een bank meerdere klant- of relatienummers hebben, en omgekeerd blijkt bij sommige banken een nummer aan meerdere cliënten te zijn gekoppeld. Het gevolg hiervan is dat DNB de aanspraak van een depositohouder onder het DGS – kort gezegd de som van de saldi van deposito’s voor zover die onder het DGS gedekt zijn, met een maximum van 100 000 euro – niet eenvoudig en snel kan bepalen. Dit kan de kans op fouten vergroten en daarnaast leidt het tot uitval waardoor de gegevens handmatig verwerkt moeten worden en daarmee ook vertraging geeft.

Ook de leden van de fractie van de ChristenUnie hebben vragen op het punt van de privacy. Het sneller uitbetalen is met name in het belang van de klant. De klant heeft echter ook nog een privacybelang. De leden van de ChristenUnie-fractie vragen welke mogelijkheden de klant krijgt om beide belangen af te wegen. Krijgen depositohouders de mogelijkheid om bezwaar aan te tekenen tegen het gebruik van hun burgerservicenummer ten behoeve van het DGS, onder de voorwaarde dat zij daarmee akkoord gaan met een langere uitbetalingstermijn?

Kunnen banken worden verplicht om toestemming te vragen aan depositohouders voor het gebruik van hun burgerservicenummer?

En hoe gaan banken communiceren over deze wijziging richting hun depositohouders?

De verkorting van de uitkeringstermijn voort uit een Europees rechtelijke verplichting. Teneinde DNB in staat te stellen om deze verplichting – te weten: uitkeren onder het DGS binnen 20 werkdagen – na te komen is het gebruik van het BSN noodzakelijk. Zonder het BSN zou DNB een verplichting krijgen die praktisch niet is na te komen.

Banken kunnen niet worden verplicht om toestemming te vragen voor het gebruik van BSN aangezien de banken deze verplichting al hebben op grond van de AWR. Meer in het algemeen is het uitgangspunt dat iedere depositohouder altijd over z’n eigen tegoeden wil beschikken, tegen deze achtergrond lijkt een verplichting om apart toestemming te vragen voor het gebruik van BSN – teneinde weer snel over die tegoeden te beschikken in het geval de bank failliet is of in betalingsonmacht verkeerd – niet echt nodig.

Eén van de aanbevelingen van de Commissie de Wit is dat communicatie over het DGS en de zekerheid van de deposito’s naar de consument (depositohouders) verbeterd moet worden. Het gebruik van het BSN in het kader van het DGS valt daar ook onder. De regering onderkent het belang van een goede en heldere communicatie over het DGS. Het Ministerie van Financiën zal daarom samen met DNB en de NVB bezien hoe de communicatie rond het DGS verbeterd kan worden.

De leden van de SP-fractie lezen dat, door het gebruik van het burgerservicenummer, DNB in staat is om, bijvoorbeeld binnen enkele dagen, voor het overgrote deel van de depositohouders de aanspraak onder het DGS vast te stellen. Wat bedoelt de regering met «het overgrote deel»? Bij welk percentage wordt gesproken van het overgrote deel? Welke oorzaken kunnen er aan ten grondslag liggen dat DNB niet in staat is de aanspraak voor een depositohouder binnen enkele dagen vast te stellen?

Hoe dient DNB erop toe te zien dat banken hun administratie zodanig hebben ingericht dat met zoveel mogelijk zekerheid te zien is wie hun depositohouders zijn en welke deposito’s deze depositohouders aanhouden? Met welke middelen dient DNB hierop toe te zien? Hoeveel fte heeft DNB jaarlijks ter beschikking om hierop toe te zien?

Met het overgrote deel wordt bedoeld dat deel van de depositohouders waarvoor een BSN beschikbaar is, circa 96 à 97 % van de binnenlandse depositohouders over alle banken gemiddeld. Als het BSN niet beschikbaar is, bijvoorbeeld bij buitenlandse depositohouders, kan de verwerking van de aanspraken fysieke stromen (papier) met zich mee brengen, die tot vertraging in het vaststellen van de aanspraken leiden.

DNB verlangt elk jaar van elke bank een rapportage opgesteld door de accountant. In dit rapport doet de accountant een uitspraak of de bank in staat is om ten aanzien van een beheerst proces van totstandkoming van het DGS-bestand, en ook of de bank in staat is een kwalitatief goed bestand aan DNB aan te leveren. Daarnaast zal DNB periodiek de databestanden van de banken testen. Voor deze taken heeft DNB bijna 1 fte/jaar ingepland.

Geldt enkel voor het verstrekken van gegevens aan de Belastingdienst in het kader van de saldo- en renteseignering dat het burgerservicenummer wordt gebruikt in de financiële sector? Welke stringente voorwaarden worden in acht genomen bij het beheren van het burgerservicenummer door een publieke voorziening, zo vragen de leden van de SP-fractie.

Thans geldt inderdaad alleen voor het verstrekken van gegevens aan de Belastingdienst in het kader van de saldo- en renteseignering dat het BSN wordt gebruikt in de financiële sector. De Wabb is het wettelijk kader voor het gebruik van het BSN, zoals: de juridische vormgeving, expliciete regulering voor het aanmaken, distribueren, toekennen en beheer, passende ondersteuning voor het gebruik van het BSN en het bewerkstelligen van het vertrouwen in het rechtmatig gebruik van BSN.

De leden van de ChristenUnie-fractie zijn kritisch over de argumentatie die wordt gebruikt om de noodzaak van het gebruik van het burgerservicenummer aan te tonen. In de toelichting wordt gesteld dat het gebruik van het burgerservicenummer de uitkeringsprocessen betrouwbaarder en vlotter maakt. Genoemde leden vragen of de mogelijk snellere uitbetaling opweegt tegen het gebruik van het burgerservicenummer Welke afwegingen zijn hierbij gemaakt?

Met het versnellen en betrouwbaarder van het uitkeringsproces wordt beoogd om het vertrouwen in de financiële markten te versterken. Het gebruik van het BSN is onontbeerlijk indien er snel en correct tot uitkering onder het DGS moet worden overgegaan.

De leden van de ChristenUnie-fractie vragen op welke wijze banken de beschikking krijgen over het burgerservicenummer van hun depositohouders.

Vindt er een koppeling met de Gemeentelijke Basisadministratie plaats?

Hoe is dit momenteel geregeld voor de saldo- en renterenseignering?

En voor welk deel van hun depositohouders beschikken banken momenteel over het burgerservicenummer?

Er is geen koppeling met de Gemeentelijke Basisadministratie. Voor de gegevensverstrekking door administratieplichtigen (waaronder banken) aan de Belastingdienst is in artikel 47b, tweede lid, van de Awr bepaald dat degenen op wie deze gegevens betrekking hebben, verplicht zijn hun BSN te verstrekken aan de administratieplichtige. Rekeninghouders zijn bij invoering van deze verplichting door hun bank gevraagd hun BSN op te geven. Op grond van het voorgaande zouden de banken – voor zover mogelijk – over het BSN moeten beschikken van al hun depositohouders.

Overig

De leden van de VVD-fractie vragen hoe andere lidstaten het DGS uitvoeren? Werken zij ook met een vergelijkbaar systeem als Nederland?

Ook de leden van de CDA-fractie vragen op welke wijze dit in andere Europese landen wordt geregeld. De leden van de ChristenUnie-fractie vragen eveneens hoe andere lidstaten invulling geven aan de Wijzigingsrichtlijn DGS en welke maatregelen andere lidstaten nemen om te zorgen dat de betalingstermijn van twintig werkdagen kan worden gehaald. Hoe wordt daarbij rekening gehouden met de verdergaande harmonisatie van het DGS?

Over het algemeen zijn er aanzienlijke verschillen in de uitkeringssystematiek, waarbij deze in een aantal EU-landen nog niet volledig – bijvoorbeeld als gevolg van automatiseringsproblemen – lijkt te zijn ingesteld op een korte uitkeringstermijn. De uitvoeringssystematiek in Nederland is uniek, omdat zij zoveel mogelijk geautomatiseerd is en DNB het zogenoemde Individuele Klant Beeld (IKB) berekent. Het BSN maakt deze geautomatiseerde systematiek mogelijk. Qua automatisering wordt dus een hoge mate van efficiency bereikt. Overigens is van de meeste lidstaten niet in detail bekend hoe zij invulling geven aan de verkorting van de uitkeringstermijn onder het DGS. Nederland is één van de weinige lidstaten die de afgelopen jaren ervaring heeft opgedaan met het uitkeren onder het DGS.

Het is bekend dat andere lidstaten bezig zijn met de invoering van een geautomatiseerd systeem ten behoeve van het DGS. Er zijn echter geen details bekend over de verschillende DGS systemen van de lidstaten.

Verdergaande harmonisatie van het DGS als gevolg van het voorstel van de Europese Commissie tot wijziging van de DGS richtlijn heeft betrekking op de uitkeringstermijn, maar ziet niet op een harmonisatie van de systematiek. De richtlijn verplicht lidstaten een DGS te hebben dat binnen de in de richtlijn vastgestelde uitkeringstermijn de deposito’s die voor vergoeding onder het DGS in aanmerking komen uit te keren. Banken moeten daarbij op elk ogenblik in staat zijn om informatie over de alle deposito’s van een deposant te verstrekken. De richtlijn bepaalt niet op welke wijze er hieraan moet worden voldaan. Zodoende zijn lidstaten vrij in het bepalen van de uitvoeringssystematiek.

Voorts vragen deze leden op welke manier wordt gegarandeerd dat banken alleen in geval van faillissement toegang hebben in de BSN gegevens.

De banken hebben nu al beschikking over het BSN van hun depositohouders ten behoeve van de fiscale saldo- en renterenseignering. Er is hier slechts sprake van een wettelijke grondslag waarbij de bank bevoegd wordt om – in geval van faillissement of betalingsonmacht – het BSN van hun cliënten aan DNB te verstrekken.

De regering hoopt hiermee de vragen en opmerkingen in het verslag afdoende te hebben beantwoord.

De minister van Financiën, J. C. de Jager