Gepubliceerd: 21 augustus 2012
Indiener(s): Jan Kees de Jager (minister financiƫn) (CDA)
Onderwerpen: financieel toezicht financiƫn
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-33235-8.html
ID: 33235-8
Origineel: 33235-2

Nr. 8 NOTA VAN WIJZIGING

Ontvangen 21 augustus 2012

Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel I wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel F wordt de aanhef van het voorgestelde artikel 1:14 vervangen door:

Het ingevolge deze wet bepaalde ten aanzien van icbe’s is niet van toepassing op:.

2. Onderdeel V vervalt.

3. In onderdeel BA wordt in het voorgestelde artikel 2:121c, negende lid, onderdeel c, «het vijfde lid» vervangen door: het vijfde, zesde, zevende en achtste lid.

4. Onderdeel BI komt te luiden:

BI

In artikel 3:3 wordt de zinsnede «beheerders, beleggingsinstellingen, beleggingsondernemingen, betaaldienstverleners, bewaarders, elektronischgeldinstellingen» vervangen door: beheerders van een beleggingsinstelling, beheerders van een icbe, beleggingsinstellingen, beleggingsondernemingen, betaaldienstverleners, bewaarders, bewaarders van een icbe, elektronischgeldinstellingen, icbe’s.

5. Onderdeel BJ komt te luiden:

BJ

Artikel 3:17, derde lid, komt te luiden:

3. Onverminderd artikel 4:14 is het tweede lid, aanhef en onderdeel c, van overeenkomstige toepassing op beheerders met zetel in Nederland van een icbe, beleggingsondernemingen met zetel in Nederland die beleggingsdiensten verlenen of beleggingsactiviteiten verrichten in Nederland, bewaarders met zetel in Nederland, bewaarders met zetel in Nederland van een icbe en Nederlandse beheerders van een beleggingsinstelling.

6. In onderdeel BK, in het voorgestelde artikel 3:18b komt het eerste lid te luiden:

1. De Nederlandse beheerder van een beleggingsinstelling toont aan dat de hefboomfinancieringslimieten die hij stelt voor de beleggingsinstellingen die hij beheert redelijk zijn en dat hij zich te allen tijde aan deze limieten houdt. De Nederlandsche Bank stelt bovengrenzen aan de door een Nederlandse beheerder van een beleggingsinstelling toegepaste hefboomfinanciering, of legt de beheerder andere beperkingen op met betrekking tot het beheren van een beleggingsinstelling, indien dit nodig wordt geacht om de stabiliteit van het financiële stelsel te waarborgen.

7. Na onderdeel BK worden twee onderdelen ingevoegd, luidende:

BKa

In artikel 3:22 wordt na de zinsnede «of beleggingsactiviteiten verrichten in Nederland» ingevoegd: en bewaarders met zetel in een staat die geen lidstaat is, die zijn verbonden aan een door een Nederlandse beheerder beheerde niet-Europese beleggingsinstelling.

BKb

Artikel 3:25 vervalt.

8. Onderdeel BL wordt als volgt gewijzigd:

1. In het in het eerste subonderdeel voorgestelde eerste lid, wordt de zinsnede «een bewaarder, een bewaarder van een icbe met zetel in Nederland» vervangen door: een bewaarder met zetel in Nederland, een bewaarder met zetel in Nederland van een icbe.

2. Het tweede subonderdeel komt te luiden:

2. Het vijfde lid komt te luiden:

5. Indien een bewaarder, bewaarder van een icbe of pensioenbewaarder als bedoeld in het eerste lid voorziet of redelijkerwijze kan voorzien dat zijn minimumbedrag aan eigen vermogen niet voldoet of niet zal voldoen aan de regels, bedoeld in het derde lid, geeft hij hiervan onverwijld kennis aan de Nederlandsche Bank.

9. Na onderdeel BL wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:

BLa

Artikel 3:54, eerste lid, komt te luiden:

1. Artikel 3:53, eerste, derde, vierde en zesde lid, is van overeenkomstige toepassing op beleggingsondernemingen met zetel in een staat die geen lidstaat is die beleggingsdiensten verlenen of beleggingsactiviteiten verrichten in Nederland, en banken, levensverzekeraars en schadeverzekeraars met zetel in een staat die geen lidstaat is die hun bedrijf uitoefenen vanuit in Nederland gelegen bijkantoren en bewaarders met zetel in een staat die geen lidstaat is, die zijn verbonden aan een door een Nederlandse beheerder beheerde niet-Europese beleggingsinstelling. Artikel 3:53, vijfde lid, is van overeenkomstige toepassing op bewaarders als bedoeld in de vorige volzin.

10. Onderdeel BM komt te luiden:

BM

Artikel 3:55, eerste lid, komt te luiden:

1. Artikel 3:53, eerste, derde, vierde en zesde lid, is van overeenkomstige toepassing op clearinginstellingen en natura-uitvaartverzekeraars met zetel in een niet-aangewezen staat die hun bedrijf uitoefenen vanuit in Nederland gelegen bijkantoren.

11. Onderdeel BN komt te luiden:

BN

Artikel 3:57 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid komt te luiden:

1. Een bank met zetel in Nederland, een beheerder met zetel in Nederland van een icbe, een beleggingsonderneming met zetel in Nederland die beleggingsdiensten verleent of beleggingsactiviteiten verricht in Nederland, een betaalinstelling, een clearinginstelling, elektronischgeldinstelling met zetel in Nederland, een Nederlandse beheerder van een beleggingsinstelling, een premiepensioeninstelling of verzekeraar met zetel in Nederland beschikt over voldoende solvabiliteit.

2. Het vijfde lid komt te luiden:

5. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld met betrekking tot het aanhouden van balansposten of posten buiten de balanstelling door beheerders, beleggingsondernemingen, clearinginstellingen en banken, bedoeld in het eerste lid, maatschappijen voor collectieve belegging in effecten met zetel in Nederland, bewaarders met zetel in Nederland en bewaarders met zetel in Nederland van icbe’s.

3. In het zesde lid wordt de zinsnede «aan een beheerder, beleggingsonderneming» vervangen door: aan een beleggingsonderneming.

12. In onderdeel BQ, tweede subonderdeel, wordt de zinsnede «Staten, verstrekt door een bank, beheerder, clearinginstelling of verzekeraar,» vervangen door: Staten, verstrekt door een bank, beheerder, clearinginstelling, premiepensioeninstelling of verzekeraar.

13. Onderdeel BU komt te luiden:

BU

Artikel 3:258, eerste lid, onderdeel b, komt te luiden:

b. beheerders van een icbe die een vergunning hebben als bedoeld in artikel 2:69b, eerste lid, aanhef en onderdeel a, voor zover het betreft het beheren van individuele vermogens en Nederlandse beheerders met een vergunning als bedoeld in artikel 2:65, aanhef en onderdeel a, voor zover het betreft het verrichten van de activiteiten of het verlenen van de diensten, bedoeld in artikel 2:67a, tweede lid;.

14. Onderdeel CQ wordt als volgt gewijzigd:

a. In het voorgestelde artikel 4:37f, derde lid, wordt na «met betrekking tot» ingevoegd: de taken van de bewaarder en.

b. In het voorgestelde artikel 4:37g, tweede lid, wordt onderdeel a vervangen door:

a. de aansprakelijkheid van de bewaarder voor verlies van in bewaring gegeven financiële instrumenten en de aansprakelijkheid van de bewaarder voor verlies van in bewaring gegeven financiële instrumenten indien op grond van wetgeving van een staat die geen lidstaat is bepaalde financiële instrumenten door een entiteit in die staat in bewaring moeten worden genomen;.

c. In het voorgestelde artikel 4:37p wordt na «informatie aan toezichthoudende instanties» ingevoegd:, bevoegdheden van toezichthoudende instanties.

15. Onderdeel CR wordt als volgt gewijzigd:

a. In het voorgestelde artikel 4:37v, derde en vierde lid, wordt na «verkrijging van eigen aandelen» telkens ingevoegd: als bedoeld in het eerste en tweede lid.

b. In het voorgestelde artikel 4:37y, eerste lid, onderdeel c, vervalt telkens «niet-beursgenoteerde».

c. In artikel 4:37z, derde en vierde lid, wordt na «verkrijging van eigen aandelen» telkens ingevoegd: als bedoeld in het eerste en tweede lid.

B

Artikel II wordt als volgt gewijzigd:

1. Voor onderdeel A wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:

0A

In artikel 359a, eerste lid, wordt na «een beleggingsmaatschappij» ingevoegd: of maatschappij voor collectieve belegging in effecten,.

2. In onderdeel A wordt «onderdeel a» vervangen door: onderdeel b.

C

Na artikel II worden twee artikelen ingevoegd, luidende:

ARTIKEL IIA

Bijlage I van de Wet bekostiging financieel toezicht wordt als volgt gewijzigd:

1. In de beschrijving van de eenmalige toezichthandeling met de code Wft.A1.03 vervalt:, eerste lid,.

2. In de beschrijving van de eenmalige toezichthandeling met de code Wft.A1.04 wordt «artikel 2:65, tweede lid» vervangen door: artikel 2:69b.

3. In de beschrijving van de eenmalige toezichthandeling met de code Wft.A2.03 vervalt:, eerste lid,.

4. In de beschrijving van de eenmalige toezichthandeling met de code Wft.A3.03 wordt «artikel 2:65, derde lid» vervangen door: artikel 2:67b, vierde lid.

5. Na de eenmalige toezichthandeling met de code Wft.A6.11 wordt een eenmalige toezichthandeling ingevoegd, luidende:

 

Wft.A6.11a

Een melding als bedoeld in artikel 2:66a, derde lid, aanhef en onderdeel a, van de Wet op het financieel toezicht van een Nederlandse beheerder van een beleggingsinstelling.

€ 1 500

ARTIKEL IIB

In de bijlage bij artikel 1, eerste lid, onderdeel p, van de Wet toezicht accountantsorganisaties wordt na «3:86, tweede lid,» ingevoegd: 4:37o, vierde lid,.

D

Artikel VI komt te luiden:

ARTIKEL VI

De Wet op de dividendbelasting 1965 wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 3, vierde lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. In de eerste volzin wordt «een beleggingsinstelling als bedoeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht» vervangen door «een beleggingsinstelling of instelling voor collectieve beleggingen in effecten als bedoeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht» en wordt «de beleggingsinstelling» vervangen door: de instelling.

2. In de tweede volzin wordt «de beleggingsinstelling» vervangen door: de instelling.

B

Artikel 4d wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt «een beleggingsinstelling als bedoeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht» vervangen door: een beleggingsinstelling of instelling voor collectieve beleggingen in effecten als bedoeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht.

2. In het tweede lid wordt «de beleggingsinstelling» telkens vervangen door: de instelling.

E

Na artikel VII wordt een artikel toegevoegd, luidende:

ARTIKEL VIIA

1. Indien het bij koninklijke boodschap van 24 mei 2012 ingediende voorstel van wet tot wijziging van de Wet op het financieel toezicht en het Burgerlijk Wetboek ter implementatie van de richtlijn solvabiliteit II en invoering van een daarop gebaseerd regime voor bepaalde kleinere verzekeraars (Implementatiewet richtlijn solvabiliteit II, Kamerstukken II 2011/12, 33 273) tot wet is of wordt verheven en artikel I, onderdeel AS, van die wet later in werking treedt dan artikel I, onderdeel BL, van deze wet, komt artikel I, onderdeel BL, van deze wet te luiden:

BL

Artikel 3:53 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid komt te luiden:

1. Een bank met zetel in Nederland, een beheerder met zetel in Nederland van een icbe, een beleggingsonderneming met zetel in Nederland die beleggingsdiensten verleent of beleggingsactiviteiten verricht in Nederland, een betaalinstelling, een bewaarder met zetel in Nederland, een bewaarder met zetel in Nederland van een icbe, een clearinginstelling, elektronischgeldinstelling, pensioenbewaarder, premiepensioeninstelling met zetel in Nederland, een Nederlandse beheerder van een beleggingsinstelling, een entiteit voor risico-acceptatie of verzekeraar met zetel in Nederland beschikt over een minimumbedrag aan eigen vermogen.

2. Het vijfde lid komt te luiden:

5. Indien een bewaarder, bewaarder van een icbe of pensioenbewaarder als bedoeld in het eerste lid voorziet of redelijkerwijze kan voorzien dat zijn minimumbedrag aan eigen vermogen niet voldoet of niet zal voldoen aan de regels, bedoeld in het derde lid, geeft hij hiervan onverwijld kennis aan de Nederlandsche Bank.

3. In het zesde lid wordt de zinsnede «aan een beheerder, beleggingsonderneming, bewaarder, clearinginstelling, bank of premiepensioeninstelling» vervangen door: aan een bank, beleggingsonderneming, clearinginstelling of premiepensioeninstelling.

2. Indien het bij koninklijke boodschap van 24 mei 2012 ingediende voorstel van wet tot wijziging van de Wet op het financieel toezicht en het Burgerlijk Wetboek ter implementatie van de richtlijn solvabiliteit II en invoering van een daarop gebaseerd regime voor bepaalde kleinere verzekeraars (Implementatiewet richtlijn solvabiliteit II, Kamerstukken II 2011/12, 33 273) tot wet is of wordt verheven en artikel I, onderdeel AS, van die wet later in werking treedt dan artikel I, onderdeel BL, van deze wet, komt artikel I, onderdeel AS, van die wet te luiden:

AS

Artikel 3:53 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid komt te luiden

1. Een bank met zetel in Nederland, een beheerder met zetel in Nederland van een icbe, een beleggingsonderneming met zetel in Nederland die beleggingsdiensten verleent of beleggingsactiviteiten verricht in Nederland, een betaalinstelling, een bewaarder met zetel in Nederland, een bewaarder met zetel in Nederland van een icbe, een clearinginstelling, elektronischgeldinstelling, pensioenbewaarder, premiepensioeninstelling met zetel in Nederland, een Nederlandse beheerder van een beleggingsinstelling of een verzekeraar met zetel in Nederland beschikt over een minimumbedrag aan eigen vermogen..

2. In het vierde lid wordt «het minimumbedrag van het garantiefonds» vervangen door: het minimumkapitaalvereiste.

3. Onder vernummering van het zesde lid tot zevende lid wordt na het vijfde lid een lid ingevoegd, luidende:

6. Indien een verzekeraar als bedoeld in het eerste lid constateert dat niet meer wordt voldaan aan het minimumkapitaalvereiste, dan wel voorziet dat er in de drie volgende maanden mogelijk niet aan wordt voldaan, geeft hij hiervan onverwijld kennis aan de Nederlandsche Bank.

3. Indien het bij koninklijke boodschap van 24 mei 2012 ingediende voorstel van wet tot wijziging van de Wet op het financieel toezicht en het Burgerlijk Wetboek ter implementatie van de richtlijn solvabiliteit II en invoering van een daarop gebaseerd regime voor bepaalde kleinere verzekeraars (Implementatiewet richtlijn solvabiliteit II, Kamerstukken II 2011/12, 33 273) tot wet is of wordt verheven en artikel I, onderdeel AX, van die wet later in werking treedt dan artikel I, onderdeel BN, van deze wet, komt artikel I, onderdeel BN van deze wet te luiden:

BN

Artikel 3:57 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid komt te luiden:

1. Een bank met zetel in Nederland, een beheerder met zetel in Nederland van een icbe, een beleggingsonderneming met zetel in Nederland die beleggingsdiensten verleent of beleggingsactiviteiten verricht in Nederland, een betaalinstelling, een clearinginstelling, elektronischgeldinstelling met zetel in Nederland, een Nederlandse beheerder van een beleggingsinstelling, een entiteit voor risico-acceptatie, premiepensioeninstelling of verzekeraar met zetel in Nederland beschikt over voldoende solvabiliteit.

2. Het zesde lid komt te luiden:

6. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld met betrekking tot het aanhouden van balansposten of posten buiten de balanstelling door beheerders, beleggingsondernemingen, clearinginstellingen en banken, bedoeld in het eerste lid, maatschappijen voor collectieve belegging in effecten met zetel in Nederland, bewaarders met zetel in Nederland en bewaarders met zetel in Nederland van icbe’s.

3. In het zevende lid wordt de zinsnede «aan een beheerder, beleggingsonderneming» vervangen door: aan een beleggingsonderneming.

4. Indien het bij koninklijke boodschap van 24 mei 2012 ingediende voorstel van wet tot wijziging van de Wet op het financieel toezicht en het Burgerlijk Wetboek ter implementatie van de richtlijn solvabiliteit II en invoering van een daarop gebaseerd regime voor bepaalde kleinere verzekeraars (Implementatiewet richtlijn solvabiliteit II, Kamerstukken II 2011/12, 33 273) tot wet is of wordt verheven en artikel I, onderdeel AX, van die wet later in werking treedt dan artikel I, onderdeel BN, van deze wet, komt artikel I, onderdeel AX van die wet te luiden:

AX

Artikel 3:57 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid komt te luiden:

1. Een bank met zetel in Nederland, een beheerder met zetel in Nederland van een icbe, een beleggingsonderneming met zetel in Nederland die beleggingsdiensten verleent of beleggingsactiviteiten verricht in Nederland, een betaalinstelling, een clearinginstelling, elektronischgeldinstelling met zetel in Nederland, een Nederlandse beheerder van een beleggingsinstelling, een premiepensioeninstelling of verzekeraar met zetel in Nederland beschikt over voldoende solvabiliteit.

2. In het tweede lid vervallen de twee laatste volzinnen.

3. In het derde lid, tweede volzin, wordt «solvabiliteitsmarge» vervangen door «solvabiliteitskapitaalvereiste» en vervalt: entiteit voor risico-acceptatie of.

4. Het vierde lid vervalt.

5. Onder vernummering van het vijfde tot en met zevende lid tot vierde tot en met zesde lid, komt het vierde tot en met zesde lid als volgt te luiden:

4. Indien een financiële onderneming als bedoeld in het eerste lid voorziet of redelijkerwijze kan voorzien dat haar solvabiliteit niet voldoet of niet zal voldoen aan de regels, bedoeld in het tweede lid, geeft zij hiervan onverwijld kennis aan de Nederlandsche Bank. Indien het een verzekeraar betreft die constateert dat niet meer wordt voldaan aan het solvabiliteitskapitaalvereiste, dan wel voorziet dat in drie maanden mogelijk niet aan dat vereiste wordt voldaan, geeft hij hiervan onverwijld kennis aan de Nederlandsche Bank.

5. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld met betrekking tot het aanhouden van balansposten of posten buiten de balanstelling door beheerders, beleggingsondernemingen, clearinginstellingen en banken, bedoeld in het eerste lid, maatschappijen voor collectieve belegging in effecten met zetel in Nederland, bewaarders met zetel in Nederland en bewaarders met zetel in Nederland van icbe’s.

6. De Nederlandsche Bank kan op aanvraag geheel of gedeeltelijk, al dan niet voor bepaalde tijd, aan een beleggingsonderneming, clearinginstelling, premiepensioeninstelling of bank als bedoeld in het eerste lid ontheffing verlenen van ingevolge het eerste, tweede of zesde lid bepaalde, indien de aanvrager aantoont dat daaraan redelijkerwijs niet kan worden voldaan en dat de doeleinden die dit artikel beoogt te bereiken anderszins worden bereikt.

5. Indien het bij koninklijke boodschap van 24 mei 2012 ingediende voorstel van wet tot wijziging van de Wet op het financieel toezicht en het Burgerlijk Wetboek ter implementatie van de richtlijn solvabiliteit II en invoering van een daarop gebaseerd regime voor bepaalde kleinere verzekeraars (Implementatiewet richtlijn solvabiliteit II, Kamerstukken II 2011/12, 33 273) tot wet is of wordt verheven en artikel I, onderdeel BM, van die wet later in werking treedt dan artikel I, onderdeel BQ, van deze wet, komt artikel I, onderdeel BQ, subonderdeel 2, van deze wet te luiden:

2. Het zevende lid komt te luiden:

7. Staten, verstrekt door een bank, beheerder, clearinginstelling, entiteit voor risico-acceptatie, premiepensioeninstelling of verzekeraar zijn periodiek voorzien van een verklaring omtrent de getrouwheid, afgegeven door een accountant. De Nederlandsche Bank kan bepalen dat staten, verstrekt door een beleggingsonderneming, voorzien zijn van een verklaring als bedoeld in de eerste volzin. De accountant waarmerkt de betrokken staten. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld met betrekking tot het onderzoek en de waarmerking van de staten.

Toelichting

A

Subonderdeel 1

In de aanhef van artikel 1:14 van de Wet op het financieel toezicht (Wft) was per abuis het woord «niet» vervallen. In deze bepaling wordt de aanhef hersteld.

Subonderdeel 2

Artikel 1:71 van de Wft vervalt per 1 januari 2013. De technische wijziging die werd voorgesteld in artikel 1:71 van de Wft is daarmee overbodig geworden.

Subonderdeel 3

Artikel 2:121c, negende lid, onderdeel c, van de Wft strekt ter implementatie van artikel 31, vijfde lid, onderdeel b van de richtlijn beheerders van alternatieve beleggingsinstellingen, waarin is aangegeven dat er nadere regels kunnen komen met betrekking tot de in het vierde lid van artikel 31 van de richtlijn bedoelde kennisgeving. In het vierde lid van artikel 31 van de richtlijn worden eisen gesteld aan de melding van wijzigingen in de verstrekte gegevens. Deze eisen zijn uitgewerkt in het vijfde tot en met achtste lid van artikel 2:121c van de Wft (het zevende lid vormt overigens de implementatie van een onderdeel van artikel 32). Aangezien de eisen zijn uitgewerkt in verschillende leden worden al deze leden toegevoegd aan artikel 2:121c, negende lid, onderdeel c, van de Wft zodat voor alle meldingen bij of krachtens algemene maatregel van bestuur regels kunnen worden gesteld met betrekking tot de vorm van de meldingen in verband met wijzigingen in de verstrekte gegevens.

Subonderdelen 4, 5 en 8

De wijzigingen in de artikelen 3:3, 3:17 en 3:53 van de Wft zijn technische wijzigingen in verband met de wijziging van de definitie van bewaarder die reeds was opgenomen in het voorstel van wet. Voortaan bestaan zowel bewaarders (van beleggingsinstellingen) als bewaarders van icbe’s. De vrijstellingsmogelijkheid van artikel 3:3 van de Wft geldt zowel voor bewaarders als voor bewaarders van een icbe.

Subonderdeel 6

Aan artikel 3:18b, eerste lid, van de Wft wordt een volzin toegevoegd. De toegevoegde volzin strekt tot implementatie van artikel 25, derde lid, eerste volzin van de richtlijn. Deze volzin was in het wetsvoorstel weggelaten op grond van de veronderstelling dat het passender zou zijn om deze verplichting voor de beheerder op te nemen in het Besluit prudentiële regels Wft in het kader van de verplichtingen met betrekking tot het risicobeheer. Omdat de mogelijkheid voor de Nederlandsche Bank (DNB) om bovengrenzen te stellen aan de toegepaste hefboomfinanciering echter nauw samenhangt met het hefboombeleid dat beheerders voeren en verantwoord achten is besloten om deze verplichting alsnog in artikel 3:18b van de Wft op te nemen.

Subonderdeel 7

De artikelen 3:22 en 3:25 van de Wft worden gewijzigd in verband met de prudentiële eisen voor bewaarders. De prudentiële eisen voor bewaarders (van een beleggingsinstelling) worden gelijkgesteld met de prudentiële eisen voor bewaarders van een icbe. Omdat bewaarders in tegenstelling tot bewaarders van een icbe in een niet-lidstaat gevestigd kunnen zijn ingevolge artikel 4:37i, tweede lid, van de Wft worden alleen bewaarders met zetel in een staat die geen lidstaat is en niet bewaarders van een icbe in artikel 3:22 van de Wft opgenomen.

Artikel 3:25 vervalt in verband met de wijziging van enkele definities. Daarbij is van belang om op te merken dat beheerders van icbe’s, icbe’s, bewaarders van icbe’s op grond van de richtlijn instellingen voor collectieve belegging in effecten niet buiten EU gevestigd kunnen zijn en dus ook niet in dit artikel genoemd hoeven te worden. Voor beheerder van beleggingsinstellingen en beleggingsinstellingen volgt uit de definitie van Nederlandse beheerder van een beleggingsinstelling en de definitie van Nederlandse beleggingsinstelling dat deze entiteiten niet in dit artikel opgenomen hoeven te worden. De bewaarders (van een beleggingsinstelling) worden opgenomen in artikel 3:22 omdat het criterium is of een bewaarder in een niet-lidstaat is gevestigd in plaats van de vraag of de bewaarder is gevestigd in een niet-aangewezen staat.

Subonderdeel 9

Dit onderdeel wijzigt artikel 3:54 van de Wft. De prudentiële eisen voor bewaarders (van een beleggingsinstelling) worden gelijkgesteld met de prudentiële eisen voor bewaarders van een icbe. Omdat bewaarders in tegenstelling tot bewaarders van icbe’s in een niet-lidstaat gevestigd kunnen zijn worden alleen de bewaarders in artikel 3:54 Wft opgenomen.

Subonderdeel 10

De laatste volzin van artikel 3:55, eerste lid, van de Wft vervalt aangezien de eerste volzin van artikel 3:55, eerste lid, na de wijziging niet langer ziet op beheerders en bewaarders. In dit wijzigingsonderdeel was abusievelijk de laatste volzin van artikel 3:55 van de Wft gehandhaafd.

Subonderdeel 11

De wijziging van eerste subonderdeel ziet op een correctie van de alfabetische opsomming van de financiële ondernemingen in het eerste lid van artikel 3:57 van de Wft. De wijziging in het tweede subonderdeel betreft technische wijzigingen in artikel 3:57 van de Wft in verband met de wijziging van de definitie van bewaarder. De wijziging van het derde subonderdeel hangt samen met het vervallen van het vierde lid in het Wetsvoorstel implementatie Solvabiliteit II en de vernummering die daarvan het gevolg is (zie ook samenloopbepalingen).

Subonderdeel 12

In het tweede subonderdeel van onderdeel BQ (dat artikel 3:72 van de Wft wijzigt) was per abuis de premiepensioeninstelling weggelaten. In deze nota van wijziging wordt dit hersteld.

Subonderdeel 13

In artikel 3:258, eerste lid, van de Wft werd een onderdeel ingevoegd en een onderdeel gewijzigd, tevens werden de onderdelen verletterd. Aangezien in artikel 3:159m van de Wft wordt verwezen naar artikel 3:258, eerste lid, onderdelen a en c, van de Wft wordt voorgesteld om het in eerste instantie opgenomen nieuwe onderdeel, alsnog op te nemen in onderdeel b van artikel 3:258, eerste lid, van de Wft

Subonderdeel 14

In dit subonderdeel worden wijzigingen aangebracht in de artikelen 4:37f, 4:37g en 4:37p van de Wft. In artikel 4:37f, derde lid, van de Wft wordt de delegatiegrondslag uitgebreid zodat ook nadere regels gesteld kunnen worden met betrekking tot de taken van de bewaarder.

In artikel 4:37g, tweede lid, onderdeel a, van de Wft was de delegatiegrondslag per abuis beperkt tot gevallen waarin op grond van de wetgeving van een staat die geen lidstaat is bepaalde financiële instrumenten door een entiteit in die staat in bewaring moeten worden genomen. De delegatiegrondslag wordt door de wijziging uitgebreid naar andere gevallen waarin sprake is van verlies van in bewaring gegeven financiële instrumenten.

In artikel 4:37p van de Wft zijn reeds verschillende onderwerpen aangegeven waarover bij algemene maatregel van bestuur nadere regels kunnen worden gesteld voor het aanbieden van rechten van deelneming in een beleggingsinstelling aan niet-professionele beleggers. Hieraan wordt toegevoegd dat ook regels gesteld kunnen worden ten aanzien van de bevoegdheden van toezichthouders. Hierbij kan bijvoorbeeld gedacht worden aan de mogelijkheid voor de toezichthouder om te verlangen dat een door een beleggingsinstelling gevoerde naam wordt gewijzigd indien gevaar voor verwarring of misleiding is te duchten.

Subonderdeel 15

In dit subonderdeel worden wijzigingen aangebracht in de artikelen 4:37v, 4:37y en 4:37z van de Wft. Door de toevoeging van de verwijzing naar het eerste en tweede lid van de artikelen 4:37v en 4:37z wordt bepaald dat de in het derde en vierde lid van die artikelen beschreven handelingen dezelfde zijn als de in het eerste en tweede lid beschreven handelingen. Hiermee wordt aangesloten bij een gelijksoortige koppeling die in artikel 30, eerste lid, van de richtlijn wordt gelegd.

Door het vervallen van het woord «niet-beursgenoteerd» heeft artikel 4:37y, eerste lid, onderdeel c, betrekking op uitgevende instellingen (waarvan de aandelen zijn toegelaten tot de handel op een gereglementeerde markt). Ten onrechte werd in dit onderdeel verwezen naar »niet-beursgenoteerde uitgevende instellingen».

B

Subonderdeel 1

Dit subonderdeel wijzigt artikel 359a van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek (BW). Maatschappijen voor collectieve belegging in effecten vallen na de inwerkingtreding van dit wetsvoorstel niet langer onder de definitie van «beleggingsmaatschappij» die in 1:1 van de Wft wordt opgenomen. Aangezien in artikel 359a van Boek 2 van het BW uit wordt gegaan van de oude reikwijdte van het begrip «beleggingsmaatschappij» dient thans dus te worden bepaald dat deze bepaling op beleggingsmaatschappijen en maatschappijen voor collectieve belegging in effecten van toepassing is.

Subonderdeel 2

Met deze wijziging wordt een foutieve verwijzing in het onderdeel van het wetsvoorstel dat artikel 398 van Boek 2 van het BW aanpast, hersteld.

C

Artikel IIA

In deze nota van wijziging wordt in het wetsvoorstel (in artikel IIA) ook een wijziging van de Wet bekostiging financieel toezicht opgenomen, opdat ook de toezichtkosten die verband houden met de uitvoering van de richtlijn beheerders van alternatieve beleggingsinstellingen volgens de systematiek van die wet kunnen worden doorberekend. In het wetsvoorstel zoals aan Uw Kamer aangeboden, was de daartoe benodigde wijziging van de Wet bekostiging financieel toezicht abusievelijk niet opgenomen.

Artikel IIA wijzigt bijlage I van de Wet bekostiging financieel toezicht. Die bijlage bevat een opgave van eenmalige toezichthandelingen met de bijbehorende tarieven. De eenmalige toezichthandelingen zijn aangeduid onder verwijzing naar hun wettelijke grondslag. Voor een aantal handelingen zal de wettelijke grondslag als gevolg van het wetsvoorstel wijzigen. Via de eerste vier leden van artikel IIA wordt bijlage I van de Wet bekostiging financieel toezicht hierop aangepast.

Het wetsvoorstel leidt tevens tot een nieuwe eenmalige toezichthandeling. Het gaat daarbij om een melding van een Nederlandse beheerder van een beleggingsinstelling, waaronder tevens wordt verstaan een beleggingsmaatschappij met interne beheerder, als bedoeld in artikel 2:66a van de Wet op het financieel toezicht (vijfde lid van artikel IIA). Voorgesteld wordt om hiervoor een tarief van € 1 500 te hanteren tenzij gelijktijdig met de melding een reeds eerder verleende vergunning voor het aanbieden van rechten van deelneming in beleggingsinstellingen wordt ingetrokken. In dat geval kan een beoordeling achterwege blijven en zal de toezichthouder ook geen kosten in rekening brengen.

Artikel IIB

Met deze wijziging van de Wet toezicht accountantsorganisaties (Wta) in artikel IIB wordt de controle van de jaarrekening van een beleggingsinstelling aangemerkt als een wettelijke controle. Hiermee wordt voldaan aan de in artikel 22, derde lid, van de richtlijn gestelde eis dat deze controle wordt uitgevoerd door een wettelijke auditor (in de Wta «externe accountant» genoemd) in de zin van Richtlijn 2006/43/EG.

D

In artikel 3, vierde lid, van de Wet op de dividendbelasting 1965 (Wet DB 1965) is geregeld dat de inkoop van aandelen door een beleggingsinstelling als bedoeld in artikel 1:1 van de Wft onder omstandigheden wordt aangemerkt als een tijdelijke belegging. In artikel 4d, eerste lid, van de Wet DB 1965 is vervolgens geregeld dat in dat geval de inhouding van dividendbelasting achterwege mag blijven. Uit de wijzigingen in het onderhavige wetsvoorstel volgt dat een instelling voor collectieve beleggingen in effecten (icbe) niet langer onder de definitie van beleggingsinstelling in de zin van artikel 1:1 van de Wft zal vallen. Daarom wordt voorgesteld om in artikel 3, vierde lid, en in artikel 4d, eerste lid, van de Wet DB 1965 te verwijzen naar zowel «beleggingsinstelling» als «instelling voor collectieve belegging in effecten» (in de zin van artikel 1:1 van de Wft). Zo blijft gewaarborgd dat de bepalingen in de dividendbelasting met betrekking tot de inkoop van aandelen zowel voor icbe’s als voor (alternatieve) beleggingsinstellingen (abi’s in de definities in Richtlijn 2011/61/EU ) van toepassing blijven. Omdat de genoemde artikelen van toepassing kunnen zijn op zowel (alternatieve) beleggingsinstellingen als op icbe’s, wordt tevens in deze artikelen «de beleggingsinstelling» vervangen door: de instelling.

E

Artikel VIIA

Dit artikel bevat samenloopbepalingen. In het wetsvoorstel ter implementatie van de richtlijn Solvabiliteit II en het wetsvoorstel ter implementatie van de richtlijn beheerders van alternatieve beleggingsinstellingen is er vanuit gegaan dat het wetsvoorstel ter implementatie van de richtlijn Solvabiliteit II eerder in werking zou treden dan het wetsvoorstel ter implementatie van de richtlijn beheerders van alternatieve beleggingsinstellingen (conform de in de richtlijnen genoemde implementatiedata). Door Europese ontwikkelingen is de daadwerkelijke datum van inwerkingtreding van de richtlijn Solvabiliteit II echter onzeker geworden. Met het oog hierop wordt een samenloopbepaling opgenomen. In deze samenloopbepaling wordt technisch geregeld dat de wijzigingen in artikel 3:53, 3:57 en 3:72 van de Wft in beide wetsvoorstellen, kunnen worden doorgevoerd ongeacht in welke volgorde de wetsvoorstel in werking treden.

De minister van Financiën, J. C. de Jager